NL9001462A - Koelsysteem voor het koelen van een bewegende metaalband. - Google Patents

Description

KOELSYSTEEM VOOR HET KOELEN VAN EEN BEWEGENDE METAALBAND

Door aanvraagster worden als uitvinders genoemd:

Ir. Gustaaf Adelbert Johan Marie VAN DITZHUIJZEN te HEEMSTEDE Philip Anthony BOND te HEEMSKERK

De uitvinding heeft betrekking op een koelsysteem voor het koelen van een zich in hoofdzaak horizontaal over een rollenbaan bewegende metaalband, omvattende een aantal tussen opeenvolgende rollen, achter elkaar geplaatste waterkasten welke elk van een veelvoud van naar boven gerichte, onderling evenwijdige en op gelijke afstanden gelegen, afvoerkanalen zijn voorzien.

Een dergelijk koelsysteem is bekend uit het Nederlandse octrooischrift nr. 145782.

j

In dit octrooischrift is in fig. 3 aangegeven dat de afvoerkanalen met een afwijking van de verticaal verlopen. Daar echter in deze publicatie geen bewegingsrichting van de band is aangegeven is | de betekenis van deze schuinstand niet duidelijk. | j

Uit de publicatie van de hand van werknemers van de octrooi- [ houdster in ”Iron and Steel Engineer", bladzijde 84, d.d. Maart, 1971, fig. 6 blijkt echter dat de schuinstand van de afvoerkanalen met de bewegingsrichting van de metaalband méé is bedoeld, zodat het uittredende water ook een bewegingscomponent heeft met de handbeweging mee.

Deze richting van de schuinstand der afvoerkanalen blijkt ook uit alle installaties welke door de octrooihoudster en haar rechtverkrijgenden zijn gerealiseerd, alsmede uit slechts intern beschikbare tekeningen en rapporten van octrooihoudster.

De wenselijkheid van zo’n schuine stand werd aangenomen op grond van de koeling welke daarmede gegeven kan worden aan de achterliggende rol, en voorts dat de in de bewegingsrichting van de band gerichte impuls van de waterstralen zodoende maximaal zou worden benut voor het bewerkstelligen van een intensief contact van de vloeistof met het bandoppervlak. Een optimaal koeleffect zou hiervan het resultaat zijn.

Nieuwe inzichten hebben echter geleid tot een andere configuratie van het koelsysteem. Gebleken is namelijk dat de vloeistofbeweging in de beperkte ruimte tussen rollen, waterkast en bewegende band uiterst complex is, mede door de hoge snelheid van rollen en band, waarbij mogelijk ook de grote temperatuurverschillen tussen band en waterstraal een rol spelen.

Hierdoor ontstaat een moeilijk doordringbare waterfilm met een niet-uniforme dikte op het ondervlak van de band, welke op zichzelf onbeheersbaar is en tot een eveneens niet-uniform en daardoor ongewenst respectievelijk onbeheersbaar koeleffect aanleiding geeft.

Aangenomen moet worden dat, als gevolg van de beschreven complexe waterbeweging, welke tevens deels een verneveling inhoudt, de waterfilm op de onderzijde van de band een geringere dikte heeft na het verlaten door de band van de voorgaande rol dan voor het oplopen ervan op de volgende rol.

Het nieuwe inzicht heeft ertoe geleid en bij experimenten is gebleken dat verrassenderwijs een andere configuratie van de afvoerkanalen tot een beter koeleffect leidt.

De uitvinding bestaat nu daarin dat bij het bekendgestelde koelsysteem de afvoerkanalen een richtingscomponent, tegengesteld aan de bewegingsrichting van de band hebben en dat iedere waterkast nabij de, in de bewegingsrichting van de band gezien, voorgaande rol is geplaatst zodanig dat tijdens bedrijf deze voorgaande rol door de direct daar achter opgestelde waterkast gekoeld wordt. Deze koeling van de voorgaande rol vindt dan tevens plaats in geval geen bandkoeling gewenst wordt en er slechts een minimale uitstroom van koelwater plaatsvindt, voldoende om vervuiling van de uitstroomkanalen tegen te gaan.

Met de volgens de uitvinding gevonden schuinstand der afvoerkanalen kan nu een optimale en vooral beheersbare koeling worden verkregen door een effectieve breking van de door de snelheid van de band opgewekte onregelmatige waterfilm.

Een belangrijk deel van het versproeide water stroomt langs de waterkast en de voorliggende rollen weer naar beneden. Daarbij vindt koeling van deze rollen plaats.

Van belang is het gebleken dat deze rolkoeling over de gehele rollengte gelijkmatig plaatsvindt omdat ongelijkmatig gekoelde rollen anders weer een ongelijkmatigheid in de temperatuurverdeling over de breedte en in de lengte van de metaalband kunnen veroorzaken.

Een aanmerkelijke verbetering in de gelijkmatigheid van de koeling over de breedte van de band blijkt gerealiseerd te kunnen worden door een geschikte vormgeving van het oppervlak van de waterkasten.

Van belang is het daarom volgens de uitvinding gebleken een vormgeving te kiezen waarbij het bovenvlak van de waterkast vlak is en zich hellend uitstrekt tot nabij het oppervlak van de voorgaande rol, boven het midden daarvan, waarbij dat bovenvlak via een druiprand overgaat in het achtervlak van de waterkast. Bij voorkeur is dit achtervlak terugwijkend uitgevoerd.

Vrijwel alle druipwater verzamelt zich zodoende op het bovenvlak van de waterkast en stroomt vandaar naar de druiprand. Door deze druiprand wordt de waterstroom gelijkmatig over de breedte van de voorgaande rol verdeeld.

Het gelijkmatig en gecontroleerd loslaten van het druipwater wordt in het bijzonder bevorderd door de waterkast zo uit te voeren dat de druiprand via een druipgoot overgaat in het achtervlak van de waterkast.

De uitvinding is voorts belichaamd in een losse waterkast geschikt om te worden toegepast in het koelsysteem volgens de uitvinding.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van enige figuren van een niet beperkend uitvoeringsvoorbeeld.

Eig. 1 toont in zijaanzicht een gedeelte van een rollenbaan voorzien van een koelsysteem volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont de waterkast volgens de uitvinding.

In fig. 1 worden als deel van een uitlooprollenbaan slechts drie rollen 1, 2, 3 in zijaanzicht getoond, welke geschikt en bestemd zijn voor het in de met pijl A aangegeven transportrichting voortbewegen van een metaalband welke afkomstig is van een op zichzelf bekende en verder niet getoonde walsinrichting ter linkerzijde en welke in de richting beweegt van een oprolinstallatie ter rechterzijde, eveneens bekend en verder niet getoond. Tussen de rollen 1 en 2, alsmede tussen de rollen 2 en 3, is een waterkast 4 geplaatst. Iedere waterkast 4 is voorzien van een aanstroompijp 5 voor toevoer van koelwater (zie tevens fig. 2). In het gedeelte van de aanstroompijp 5 dat aanwezig is in het inwendige van waterkast 4 zijn gaten voorzien voor uitstroming van het koelwater in de waterkast 4. Waterkast 4 is voorts nog voorzien van afvoerkanalen 6 voor het met een door deze kanalen 6 bepaalde richtingscomponent in de richting van de band spuiten van koelwater. De waterkasten 4 dienen zo tussen de rollen 1, 2, 3 geplaatst te worden dat genoemde richtingscomponent van het koelwater tegengesteld is aan de bewegingsrichting van de band.

Voorts dient iedere waterkast 4 nabij de, in de bewegingsrichting van de band gezien, voorgaande rol 1, 2 of 3 te zijn geplaatst zodanig dat tijdens bedrijf deze voorgaande rol 1, 2 of 3 door de direct daar achter opgestelde waterkast 4 gekoeld wordt.

In fig. 2 is getoond dat het vlakke bovenvlak 7 van de waterkast 4 zich hellend uitstrekt tot nabij het oppervlak van, in de bewegingsrichting van de band gezien de voorgaande rol en boven het midden daarvan. Dit bovenvlak 7 gaat via een druiprand 8 over in achtervlak 9 van de waterkast 4. Het achtervlak 9 is terugwijkend uitgevoerd. Voor het gecontroleerd en gelijkmatig loslaten van het druipwater kan de waterkast 4 nog voorzien zijn van een druip-goot 10.

Claims (5)

1. Koelsysteem voor het koelen van een zich in hoofdzaak horizontaal over een rollenbaan bewegende roetaalband, omvattende een aantal tussen opeenvolgende rollen, achter elkaar geplaatste waterkasten welke elk van een veelvoud van naar boven gerichte, onderling evenwijdige en op gelijke afstanden gelegen, afvoerkanalen zijn voorzien, met het kenmerk, dat de afvoerkanalen een richtingscomponent, tegengesteld aan de bewegingsrichting van de band hebben en dat iedere waterkast nabij de, in de bewegingsrichting van de band gezien, voorgaande rol is geplaatst zodanig dat tijdens bedrijf deze voorgaande rol door de direct daar achter opgestelde waterkast gekoeld wordt.

2. Koelsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bovenvlak van de waterkast vlak is en zich hellend uitstrekt tot nabij het oppervlak van de voorgaande rol, boven het midden daarvan, waarbij dat bovenvlak via een druiprand overgaat in het achtervlak van de waterkast.

3. Koelsysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het achtervlak terugwijkend is uitgevoerd.

4. Koelsysteem volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de druiprand via een druipgoot overgaat in het achtervlak van de waterkast.

5. Waterkast zoals beschreven als deel van het koelsysteem volgens een der voorgaande conclusies.