NL9000139A

NL9000139A - Inrichting voor het verspreiden van strooibaar materiaal.

Info

Publication number: NL9000139A
Application number: NL9000139A
Authority: NL
Original assignee: Lely Nv C Van Der
Priority date: 1990-01-19
Filing date: 1990-01-19
Publication date: 1991-08-16
Also published as: DE69123758T2; EP0438202B1; DE69101977T2; EP0438202A1; DE69123758D1; DK0438202T3; EP0590737B1; DE69101977D1; DK0590737T3; EP0590737A1

Description

INRICHTING VOOR HET VERSPREIDEN VAN STROOIBAAR MATERIAAL

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op eeninrichting voor het verspreiden van strooibaar materiaal,bijvoorbeeld kunstmest of zaad, voorzien van een reservoirvoor het te verspreiden materiaal, een verspreidorgaan en eendoseersysteem.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van \ middelen om het materiaal beter en nauwkeuriger teverspreiden.

Overeenkomstig de uitvinding wordt dit doelbereikt doordat de inrichting, zoals deze in de aanhef isomschreven, het kenmerk heeft, dat het doseersysteem is voor-zien van een geheugen-eenheid waarin voorgeprogrammeerdedoseringsgegevens zijn opgeslagen en dat het doseersysteemmet behulp van deze voorgeprogrammeerde gegevens en van in degeheugen-eenheid gebrachte extern verkregen parameters,betrekking hebbende op de inrichting voor het verspreiden vanstrooibaar materiaal en/of het functioneren van dezeinrichting, de toevoer van het materiaal naar de verspreid-organen kan regelen. De externe parameters kunnen onder meerde dosering in gewichts-eenheden per oppervlakte-eenheid vanhet te verspreiden materiaal, de strooibreedte en de rij¬snelheid van de trekker waarmede de inrichting verplaatsbaaris, omvatten.

Overeenkomstig de uitvinding kan voorts met devoorgeprogrammeerde doseringsgegevens en met de extern ver¬kregen parameters zowel rechtstreeks de kiepstand in hetdoseersysteem worden ingesteld ten behoeve van het ver¬spreiden van materiaal over een bepaald grondperceel, als eenafdraaiproef worden uitgevoerd. Het uitvoeren van eenafdraaiproef betekent ijking van het doseersysteem. Na eendergelijke ijking kan met gecorrigeerde voorgeprogrammeerdedoseringsgegevens en met de extern verkregen parameters weerrechtstreeks de kiepstand in het doseersysteem worden inge¬steld. Alhoewel bij een te voren bepaalde tijdsinterval de uit te strooien gewichtshoeveelheid kan worden bepaald,verdient het de voorkeur om, overeenkomstig de uitvinding metde voorgeprogrammeerde doseringsgegevens en de externverkregen parameters een afdraaitijd te bepalen. In dezeafdraaitijd wordt beoogd een in de geheugen-eenheid vastge¬legde gewichtshoeveelheid aan strooibaar materiaal af tedraaien. In een bijzondere uitvoeringsvorm bedraagt dezegewichtshoeveelheid 20 a 30 kg, bij voorkeur 25 kg.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding bepalen de voorgeprogrammeerde doseringsgegevens een \ standaardkarakteristiek, waarin de relatie tussen de kiep¬stand in het doseersysteem en de uit het reservoir stromendehoeveelheid materiaal per tijdseenheid is aangegeven. Dezestandaardkarakteristiek kan zijn bepaald uit de voor één ofmeer materiaalsoorten bepaalde overeenkomstige karakteris¬tieken. Verder zijn overeenkomstig de uitvinding correctie¬middelen aanwezig, met behulp waarvan uit de extern verkregenparameters correcties op de standaardkarakteristiek kunnenworden uitgevoerd. In het bijzonder kunnen voorts eerstecomparatormiddelen aanwezig zijn met behulp waarvan eeneerste signaal wordt verkregen dat aangeeft dat, wanneer decorrecties op de standaardkarakteristiek zijn gelegen buiteneen tevoren ingebrachte eerste grenswaarde, een tweedeafdraaiproef kan worden uitgevoerd, omdat de gecorrigeerdestandaardkarakteristiek dan onvoldoende nauwkeurig kan zijn.Deze eerste grenswaarde kan worden bepaald door afwijkingenvan de standaardkarakteristiek van ongeveer 12%. Verderkunnen nog tweede comparatormiddelen aanwezig zijn met behulpwaarvan een tweede signaal wordt verkregen dat aangeeft dat,wanneer de correcties op de standaardkarakteristiek zijngelegen buiten een tevoren ingebrachte tweede grenswaarde,een tweede afdraaiproef dient te worden uitgevoerd, omdat destandaardkarakteristiek dan in het geheel niet gecorrigeerdkan worden. Deze tweede grenswaarde kan worden bepaald doorafwijkingen van de standaardkarakteristiek van ongeveer 40%.

In een bijzondere uitvoeringsvorm kan de externverkregen parameter, die de ingestelde dosering in gewichts¬eenheden per oppervlakte-eenheid representeert, stapsgewijs worden veranderd, waarbij de stappen 1 - 20% en bij voorkeur5% van de ingestelde dosering bedragen.

Volgens een ander aspect van de uitvinding zijnderde comparatormiddelen aanwezig met behulp waarvan hetgemeten toerental van de werpschijf of werpschijven van hetverspreidorgaan wordt vergeleken met het gewenste, in over¬eenstemming met de extern verkregen parameters zijnde toeren¬tal en met behulp waarvan bij afwezigheid van overeenstemmingbinnen bepaalde grenzen een foutindicatie wordt opgewekt.

Hierbij kan het toerental van de werpschijf of werpschijven \ worden gemeten met een zich op een werpschijf bevindendesensor.

Alhoewel het doseersysteem electronisch bestuur¬baar kan zijn, is bij voorkeur een computer aanwezig, welkede geheugen-eenheid en/of de correctiemiddelen en/of één ofmeer van de genoemde comparatormiddelen omvat.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aande hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 toont een diagram waarin voorgeprogram¬meerde gegevens in de vorm van een standaardkarakteristiekzijn weergegeven;

Figuur 2 toont een stroomdiagram aan de hand waar¬van de werking van de inrichting overeenkomstig de uitvindingzal worden toegelicht.

In een inrichting voor het verspreiden van strooi-baar materiaal, bijvoorbeeld kunstmest of zaad, welkeinrichting op de gebruikelijke wijze een reservoir voor hette verspreiden materiaal, een verspreidorgaan en een doseer¬systeem omvat, is overeenkomstig de uitvinding het doseer¬systeem voorzien van een geheugen-eenheid, welke bij voorkeuris uitgevoerd als eprom, en waarin voorgeprogrammeerdedoseringsgegevens zijn opgeslagen. Het doseersysteem kanelectrisch of electronisch worden bestuurd, bij voorkeur metbehulp van een computer, opdat hiermede op grond van externverkregen parameters en de genoemde voorgeprogrammeerdedoseringsgegevens automatisch een dosering kan worden inge¬steld. De extern verkregen parameters worden gevormd door destrooibreedte, de rijsnelheid van de trekker waarmede de inrichting verplaatsbaar is en de dosering in gewichts¬eenheden per oppervlakte-eenheid, hierna te noemen "gift". Devoorgeprogrammeerde doseringsgegevens bepalen onder meer eenstandaardkarakteristiek, welke in figuur 1 door het cijfer 1is aangegeven en waarin de relatie tussen de kiepstand in hetdoseersysteem en de massastroom, dit is de uit het reservoirstromende hoeveelheid materiaal per tijdseenheid, is weerge¬geven. De massastroom wordt hierbij bepaald door het productvan de "gift", de strooibreedte en de rijsnelheid. Uit demassastroom kan met behulp van de standaardkarakteristiek een

N

bijbehorende kiepstand worden bepaald. Bij een bepaalde keuzevan de voornoemde extern verkregen parameters kan op dezewijze een nauwkeurige instelling van het doseersysteem wordenverkregen. Hierdoor kan op nauwkeurige wijze het strooibaarmateriaal worden verspreid.

Aanvankelijk is de standaardkarakteristiek vastge¬steld aan de hand van voor één of meer materiaalsoortenbepaalde overeenkomstige karakteristieken. De standaard¬karakteristiek is derhalve te beschouwen als een soortgemiddelde karakteristiek voor verschillende strooibare mate¬rialen. Dit betekent dat bij een bepaalde kiepstand nietaltijd de volgens de standaardkarakteristiek bepaalde massa¬stroom zal worden verkregen. De standaardkarakteristiek dientderhalve te worden gecorrigeerd voor specifieke materiaal¬soorten. Hiertoe wordt een afdraaiproef uitgevoerd. Eendergelijke afdraaiproef wordt uitgevoerd door onder de uit-stroomopening in het reservoir een daarvoor bestemde afdraai-bak te plaatsen. Vervolgens wordt de uit de extern verkregenparameters afgeleide kiepstand in het doseersysteem inge¬steld, welke kiepstand gedurende een vastgestelde tijd openwordt gehouden. In deze vastgestelde tijd wordt de doorge¬laten gewichtshoeveelheid materiaal uit het reservoir in deafdraaibak opgevangen en gewogen. Wanneer de uit de afdraai¬proef bepaalde massastroom afwijkt van de massastroom zoalsdie zou behoren te zijn op grond van de standaardkarakteris¬tiek, dan wordt de standaardkarakteristiek automatisch aange¬past aan de nieuw verkregen massastroomwaarde, tenzij opgrond van de waargenomen afwijking een correctie zou moeten worden doorgevoerd die is gelegen buiten een tevoren inge¬brachte eerste grenswaarde (zie de curven 2 in figuur 1). Tenbehoeve van het automatisch aanpassen van de standaard¬karakteristiek in het geval de op grond van de afdraaiproefuit te voeren correcties gering zijn, is een speciaal daar¬toe in de computer gebracht aanpassingsprogramma aanwezig. Devoornoemde eerste grenswaarde wordt bepaald door afwijkingenvan de standaardkarakteristiek van ongeveer 12%. Het contro¬leren of de met de afdraaiproef bepaalde massastroom binnen de eerste grenswaarde is gelegen vindt plaats met behulp van \ in de computer aanwezige eerste comparatormiddelen; metbehulp van deze comparatormiddelen wordt een eerste signaalverkregen dat aangeeft dat, wanneer de correcties op destandaardkarakteristiek zijn gelegen buiten de eerste grens¬waarde, een tweede afdraaiproef kan worden uitgevoerd, omdatde gecorrigeerde standaardkarakteristiek dan onvoldoendenauwkeurig kan zijn. Alvorens de beslissing of een dergelijketweede afdraaiproef dient te worden uitgevoerd wordt genomen,wordt eerst met behulp van in de computer aanwezige tweedecomparatormiddelen vastgesteld of de correcties op destandaardkarakteristiek al dan niet zijn gelegen buiten eente voren ingebrachte tweede grenswaarde (zie de curven 3 infiguur 1) De voornoemde tweede grenswaarde wordt bepaald doorafwijkingen van de standaardkarakteristiek van ongeveer 40%.Geeft een tweede door de tweede comparatormiddelen afgegevensignaal aan dat de correcties niet buiten de tweedegrenswaarde zijn gelegen, dan doet zich de vraag voor of hetal dan niet wenselijk wordt geacht een nieuwe afdraaiproefuit te voeren. Staat het vast dat de correcties op destandaardkarakteristiek zijn gelegen buiten de tweedegrenswaarde, dan wordt hiermede aangegeven dat destandaardkarakteristiek niet wordt gecorrigeerd en dat eentweede afdraaiproef dient te worden uitgevoerd, tenzij wordtovergegaan op een handmatige instelling van het doseer-systeem. Met de tweede afdraaiproef wordt in wezen de eersteafdraaiproef gecontroleerd. De resultaten van de beideafdraaiproeven kunnen namelijk verschillen doordat in hetreservoir verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld stukken papier, aanwezig kunnen zijn ofwel doordat het te verspreidenmateriaal klonters bevat, die de uitstroming van hetmateriaal belemmeren. Blijkt na het uitvoeren van de tweedeafdraaiproef dat ongeveer dezelfde resultaten wordenverkregen als bij het uitvoeren van de eerste afdraaiproef,dan wordt automatisch de standaardkarakteristiek aangepastaan de resultaten van de tweede afdraaiproef. Nadat op dezewijze een standaardkarakteristiek is verkregen welke volledigis aangepast aan het specifieke strooimateriaal, kan gestartworden met het eigenlijke strooien van het materiaal. Bij heteigenlijke strooien kan, afhankelijk van de gesteldheid vanhet desbetreffende grondperceel, worden afgeweken van devooraf ingestelde "gift"; deze afwijking kan worden veranderdin stappen van 1 tot 20% en bij voorkeur in stappen van 5%van de ingestelde gift.

Claims

1. Inrichting voor het verspreiden van strooibaarmateriaal, bijvoorbeeld kunstmest of zaad, voorzien van eenreservoir voor het te verspreiden materiaal, een verspreid-orgaan en een doseersysteem, met het kenmerk, dat het doseer-systeem is voorzien van een geheugen-eenheid waarin voorge¬programmeerde doseringsgegevens zijn opgeslagen en dat hetdoseersysteem met behulp van deze voorgeprogrammeerde gegevens en van in de geheugen-eenheid gebrachte extern ver- \ kregen parameters, betrekking hebbende op de inrichting voorhet verspreiden van strooibaar materiaal en/of het functio¬neren van deze inrichting, de toevoer van het materiaal naarde verspreidorganen kan regelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de extern verkregen parameters de dosering in gewichts¬eenheden per oppervlakte-eenheid van het te verspreidenmateriaal, de strooibreedte en de rijsnelheid van de trekkerwaarmede de inrichting verplaatsbaar is, omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat met de voorgeprogrammeerde doseringsgegevens enmet de extern verkregen parameters rechtstreeks de kiepstandin het doseersysteem kan worden ingesteld ten behoeve van hetverspreiden van materiaal over een bepaald grondperceel.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat met de voorgeprogrammeerde doseringsgegevens ende extern verkregen parameters een afdraaiproef uitgevoerdkan worden.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat met de voorgeprogrammeerde doserings¬gegevens en de extern verkregen parameters een afdraaitijdbepaald kan worden.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met hetkenmerk, dat in de geheugen-eenheid een gewenste af tedraaien gewichtshoeveelheid aan strooibaar materiaal isvastgelegd.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk,dat de gewenste af te draaien gewichtshoeveelheid 20 a 30 kg, bij voorkeur 25 kg bedraagt.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de voorgeprogrammeerde doseringsgegevenseen standaardkarakteristiek bepalen, waarin de relatie tussende kiepstand in het doseersysteem en de uit het reservoirstromende hoeveelheid materiaal per tijdseenheid isaangegeven.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk,dat de standaardkarakteristiek is bepaald uit de voor één ofmeer materiaalsoorten bepaalde overeenkomstige karakteris-tieken.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met hetkenmerk, dat er correctiemiddelen aanwezig zijn, met behulpwaarvan uit de extern verkregen parameters correcties op destandaardkarakteristiek kunnen worden uitgevoerd.

11. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 10, methet kenmerk, dat eerste comparatormiddelen aanwezig zijn metbehulp waarvan een eerste signaal wordt verkregen dat aan¬geeft dat, wanneer de correcties op de standaardkarakteris¬tiek zijn gelegen buiten een tevoren ingebrachte eerstegrenswaarde, een tweede afdraaiproef kan worden uitgevoerd,omdat de gecorrigeerde standaardkarakteristiek dan onvol¬doende nauwkeurig kan zijn.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk,dat de eerste grenswaarde wordt bepaald door afwijkingen vande standaardkarakteristiek van ongeveer 12%.

13. Inrichting volgens een der conclusies 8-12, methet kenmerk, dat tweede comparatormiddelen aanwezig zijn metbehulp waarvan een tweede signaal wordt verkregen dat aan¬geeft dat, wanneer de correcties op de standaard¬karakteristiek zijn gelegen buiten een tevoren ingebrachtetweede grenswaarde, een tweede afdraaiproef dient te wordenuitgevoerd, omdat de standaardkarakteristiek dan in hetgeheel niet gecorrigeerd kan worden.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk,dat de tweede grenswaarde wordt bepaald door afwijkingen vande standaardkarakteristiek van ongeveer 40%.

15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de extern verkregen parameter die deingestelde dosering in gewicht s-eenheden per oppervlakte-eenheid representeert, stapsgewijs kan worden veranderd endat de stappen 1 - 20% en bij voorkeur 5% van de ingesteldedosering bedragen.

16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat derde comparatormiddelen aanwezig zijnn.et behulp waarvan het gemeten toerental van de werpschijf ofwerpschijven van het verspreidorgaan wordt vergeleken met hetgewenste, in overeenstemming met de extern verkregen para¬meters zijnde boerental en met behulp waarvan bij afwezigheidvan overeenstemming binnen bepaalde grenzen een foutindicatiewordt opgewekt.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk,dat het toerental van de werpschijf of werpschijven wordtgemeten met een zich op een werpschijf bevindende sensor.

18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een computer aanwezig is, welke degeheugen-eenheid en/of de correctiemiddelen en/of één of meervan de genoemde comparatormiddelen omvat.