NL9000131A - Lees- en/of schrijfinrichting. - Google Patents

Description

N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Lees- en/of schrijfinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een lees- en ofschrijfinrichting voor het optekenen en/of uitlezen van informatiein/uit sporen welke in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar op eenregistratiedrager'zijn gelegen, welke inrichting is voorzien van eenlees- en/of schrijfkop voor het ten behoeve van het lezen en/ofoptekenen aftasten van de registratiedrager, een verplaatsingstelselvoor het verplaatsen van de lees- en/of schrijfkop in een richting dwarsop de sporen, detectiemiddelen voor tijdens de verplaatsing in degenoemde richting uit het afgetaste gedeelte van de registratiedragerafleiden van een periodiek signaal met een frequentie die indicatief isvoor het aantal per tijdseenheid gepasseerde sporen, een telschakelingvoor het door middel van tellen van niveaudoorsnijdingen van hetperiodieke signaal bepalen van de aantallen gepasseerde sporen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit fJS 4.106.058.

Aldaar wordt een uitleesinrichting beschreven voor het uitlezen vanschijfvormige, langs optische weg uitleesbare, registratiedragers.Daarbij wordt tijdens het verplaatsen van een optische leeskop ineen periodiek signaal opgewekt met een frequentie die gelijk i.s aan hetaantal gepasseerde sporen per tijdseenheid. Dit signaal betreft deomhullende van het hoogfrequent leessignaal. Het aantal gepasseerdesporen wordt bepaald door het tellen van het aantal nuldoorgangen vandeze omhullende van het hoogfrequente leessignaal.

Een probleem dat zich bij de bekende inrichting voordoetis dat het getelde aantal gepasseerde sporen vaak niet overeenkomt methet werkelijke aantal gepasseerde sporen, waardoor deze informatieslechts beperkt bruikbaar is voor het besturen van de radiëleverplaatsing van de optische leeskop, bijvoorbeeld tijdens de besturingvan de verplaatsing bij het opzoeken van een gewenst spoorgedeelte.

Een doel van de uitvinding is een inrichting volgens deopeningsparagraaf te verschaffen waarbij een nauwkeurigere bepaling vanhet aantal gepasseerde sporen wordt verkregen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de inrichting is voorzien van blokkeringsmiddelen voor het gedurende eenbepaald blokkeringsinterval, aansluitend op een telling van eenniveaudoorsnijding, verhinderen van het tellen van niveaudoorsnijdingenwelke plaatsvinden in het genoemde blokkeringsinterval. De uitvindingberust mede op het inzicht, dat als gevolg van ruis, eventuele defectenvan de registratiedrager en overspraak van naburige sporen, bij deafleiding van het voor de telling gebruikte periodieke signaal, eenaantal parasitaire nuldoorgangen kunnen voorkomen, waardoor het aantalnuldoorgagen niet meer het aantal gepasseerde sporen aangeeft. Door detelling van nuldoorgangen gedurende het blokkeringstijdinterval teverhinderen wordt de kans dat een parasitaire nuldoorgang ten onrechtewordt geteld aanzienlijk verminderd. Te meer daar deze parasitairenuldoorgangen vooral voorkomen in de buurt van het tijdstip waarbij bijeen ongestoorde periodiek signaal de nuldoorgangen zouden plaatsvinden.

Een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van de inrichtingwordt gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van middelen voor hetaanpassen van de lengte van het blokkeringsinterval in afhankelijkheidvan een signaal dat indicatief is voor de lengte van het tijdsverschiltussen twee getelde niveaudoorsnijdingen.

Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de lengte vanhet blokkeringstijdstip automatisch aangepast wordt aan de snelheidwaarmee de sporen gepasseerd worden, waardoor steeds een optimale lengtevan het blokkeringsinterval ingesteld kan worden. De lengte van hetblokkeringsinterval wordt bij voorkeur begrensd. Dit om te voorkomen datbij lage snelheden van de lees- en/of schrijfkop de lengte van hetblokkeringsinterval zo lang wordt dat bij een versnelling van de lees-en/of schrijfkop de snelheid van de lees/schrijfkop binnen hetblokkeringstijdinterval al zo sterk kan toenemen dat er sporengepasseerd worden voor het einde van het blokkeringstijdinterval. Debepaling van het aantal gepasseerde sporen, waarbij de telling vanniveaudoorgangen gedurende het blokkeringsinterval wordt verhinderdlevert een bijzonder nauwkeurige telling van het aantal gepasseerdesporen op zodat de resultaten van de telling bijzonder geschikt zijnvoor het afleiden van een snelheidsmeetsignaal op basis waarvan desnelheid van lees- en/of schrijfkop kan worden bestuurd.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting waarbij dit isgerealiseerd wordt gekenmerkt doordat de inrichting een regelsysteem omvat voor het regelen van een snelheid van de verplaatsingsinrichting,welk regelsysteem omvat middelen voor het uit de, door de telschakelinggetelde, aantal gepasseerde sporen afleiden van eensnelheidsmeetsignaal, dat indicatief i.s voor de aantallen geteldeniveaudoorsnijdingen in opeenvolgende meetintervallen van konstantelengte en stuurmiddelen voor het sturen van het verplaatsingsstelsel inafhankelijkheid van het snelheidsmeetsignaal.

Een verdere uitvoeringsvorm is gekenmerkt doordat hetregelsysteem is voorzien van een laagdoorlaatfilter voor hetonderdrukken van hoogfrequente signaalcomponenten van hetsnelheidsmeetsignaal. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kan echter alsgevolg van de vrij grove quantisatie van het meetsignaal de meting tochnog aanzienlijke onnauwkeurigheden vertonen. Daar het frequentiespectrumvan deze onnauwkeurigheden overwegend hoogfrequente componenten bevat,die buiten de frequentieband van de regeling liggen, zijn dezeonnauwkeurigheden niet bezwaarlijk. Om echter te voorkomen dat aan destuurschakeling voor het sturen van het verplaatsingsstelsel ongewensteveel signaalvermogen wordt toegevoerd dat niet bijdraagt tot dekwaliteit van de regeling, en dat ongewenste geluidsproductie tot gevolgkan hebben, verdient het de voorkeur om het meetsignaal met behulp vaneen laagdoorlaatfilter te ontdoen van deze hoogfrequentesignaalcomponenten. Het frequentiespectrum van de door de quantisatieveroorzaakte onnauwkeurigheden is een eerste orde spectrum, dat wilzeggen dat de door quantisatie veroorzaakte stoorcomponenten met 6 dBper octaaf toenemen bij toenemende frequentie. Om de invloed van dezesignaalcomponenten op de stuurschakeling te beperken verdient het danook de voorkeur om de orde van het laagdoorlaatfilter tenminste gelijkaan twee te kiezen, dat wil zeggen dat de overdrachtskarakteristiek vanhet filter bij hogere frequentie met ten minste 12 dB per octaafafneemt.

Ondanks het blokkeren van de telling tijdens hetblokkeringsinterval kan het als gevolg van defecten op deregistratiedrager toch indicentieel voorkomen dat het aantal geteldeniveaudoorsnijdingen te groot is in vergelijking met het werkelijkeaantal gepasseerde sporen. Dit betekent dat de door hetsnelheidsmeetsignaal aangegeven snelheid groter is dan de werkelijkesnelheid. Om te voorkomen dat in het geval, als gevolg van een groot verschil tussen de gemeten snelheid en werkelijke snelheid, desnelheidsregeling in ongewenst sterke mate wordt verstoord wordt hetdoor het meetsignaal aangegeven snelheidssignaal bij voorkeur begrensdtot een bepaalde maximum waarde.

Verdere uitvoeringsvormen alsmede de voordelen hiervanzullen hierna in detail worden beschreven onder verwijzing naar defiguren 1 tot en met 11, waarin figuur 1 schematisch een uitvoeringsvorm van een opteken-en/of uitleesinrichting toont, figuur 2 een telschakeling voor toepassing in deinrichting van figuur 1 toont, figuur 3 en 5 een uitvoeringsvormen van eenniveaudoorsnijdingsdetector voor toepassing in een uitvoeringsvorm vaneen inrichting volgens de uitvinding tonen, figuur 4 een aantal in de niveaudoosnijdingsdetectorenvan figuren 3 en 5 voorkomende signalen toont als functie van de tijd t.,figuur 6 een uitvoeringsvorm van een opteken- en /ofuitleesinrichting volgens de uitvinding toont welke is voorzien van eensnelheidsregeling, figuur 7 een uitvoeringsvorm van eensnelheidsmeetschakeling voor toepassing in de inrichting van figuur 6toont, figuur 8 de door de snelheidsmeetschakeling vanfiguur 7 gemeten snelheid en de werkelijke snelheid toont als functievan de tijd, figuur 9 de vermogensverdeling van de quantisatieruis inde gemeten snelheid toont, figuur 10 een overdrachtkarakteristiek van eenlaagdoorlaatfilter voor toepassing in de inrichting van figuur 6 toont,en figuur 11 de vermogensverdeling van de quantisatieruis nafiltering met een laagdoorlaatfilter met de overdrachtskarakteristiekvan figuur 10 toont.

In figuur 1 is met verwijzingscijfer 1 een schijfvormigeoptische registratiedrager 1 aangegeven die roterend om een as 2 wordtaangedreven. De registratiedrager 1 is voorzien van parallel tenopzichte van elkaar gelegen concentrische sporen. In de sporen is informatie opgetekend of kan informatie opgetekend worden. Tegenover deroterende registratiedrager 1 is een optische lees- en/of schrijfkop 3van een gebruikelijke soort opgesteld voor het met behulp van eenstralingsbundel 4 aftasten van de registratiedrager 1. De lees- en/ofschrijfkop 3 is gekoppeld met een (niet weergegeven) lees- en/ofoptekenschakeling van een gebruikelijke soort. De lees- en/of schrijfkop3 kan met behulp van een verplaatsingsstelsel van een gebruikelijkesoort in radiële richting ten opzichte van de registratiedrager 1worden verplaatst. Een dergelijk verplaatsingsstelsel kan bijvoorbeeldbestaan uit een slede 6 waarop de lees- en/of schrijfkop 3 is bevestigden die bijvoorbeeld met een aan de slede bevestigde lineaire motor indoor een pijl 7 aangegeven richtingen langs een geleidingsrail 8 kanworden verplaatst. De lees- en/of schrijfkop 3 omvat eenstralingsgevoelig detectiestelsel bestaande uit een aantaldeeldetectoren voor het detecteren van de door de registratiedrager 1gereflecteerde straling. De deeldetectoren geven signaalstromen I af diein hoofdzaak evenredig zijn met de hoeveelheden gedetekteerde straling.Uit de signaalstromen I wordt door middel van een gebruikelijkedetectieschakeling 10 een tweetal logische signal TL· en RP afgeleid. Hetsignaal TL geeft door zijn logische waarde aan of de stralingsbundel 4grotendeels op een van de sporen 5 of grotendeels op een van de gebiedentussen twee sporen 5 is gericht. Een dergelijk signaal staat bekend alshet spoorverlies signaal (eng.: track lost signal). De logische waardeRP geeft de polariteit aan van de afwijking van het midden van deafgetaste positie op het spoor en het midden van het meestnabijliggende spoor 5. Bij een verplaatsing van de optische lees- en/ofschrijfkop 3 variëren de logische waarden om de signalen RP en TI.periodiek met een frequentie die gelijk is aan het aantal sporen 5 datper tijdseenheid door de lees- en/of schrijfkop 3 wordt gepasseerd. Eenvan de signalen wordt toegevoerd aan een telschakeling 9 voor hetbepalen van het aantal door de lees- en/of schrijfkop 3 gepasseerdesporen 5. Dit signaal zal voortaan spoorovergangssignaal Vsp genoemdworden.

Figuur 2 toont in detail een uitvoeringsvorm van detelschakeling 9 welke een niveaudoorsnijdingsdetektor 20 omvat waarmeeeen verandering van de logische waarde van het signaal Vsp wordtgedetecteerd en welke in reactie op een dergelijke detectie een nuls afgeeft aan een klokingang van een OP/NEER teller 21. Aan de OP/NEERteller 21 wordt een richtingssignaal Vr toegevoerd dat de richtingwaarin de lees- en/of schrijfkop wordt bewogen aangeeft. Een dergelijkrichtingssignaal kan bijvoorbeeld afkomstig zijn van eenbesturingsschakeling voor het versturen van de radiële verplaatsingvan lees- en/of schrijfkop 3. De teller 21 is van een soort die inreactie op een puls op de klokingang zijn telstand afhankelijk van hetontvangen richtingssignaal met één verhoogd dan wel met éénverlaagd. Aangezien de frequentie van het signaal Vsp gelijk is aan hetaantal gepasseerde sporen per tijdseenheid geeft dus de telstand steedshet aantal gepasseerde sporen aan.

Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van deniveaudetectieschakeling 20, welke een tekenwisseldetector 30 omvatwaaraan het signaal Vsp wordt toegevoerd. De tekenwisseldetector 30geeft in reactie op elke referentieniveaudoorsnijding van het signaalVsp een puls 40 af. Het signaal Vsp en de door de tekenwisseldetector 30afgegeven pulsen 40 zijn in figuur 4 als functie van de tijd tweergegeven. Het in figuur 4 weergegeven signaal Vsp vertoont een aantalparasitaire referentieniveaudoorsnijdingen welke bijvoorbeeldveroorzaakt kunnen worden door defecten van de registratiedrager,ruisetc. De parasitaire referentieniveaudoorsnijdingen welke aangegeven zijnmet de verwijzingscijfers 41a, en 41b, resulteren in een opwekking vanpulsen 40a en 40b door de tekenwisseldetector 30. Telling van de pulsen40a en 40b door de telschakeling heeft tot gevolg dat de telstand van deteller 21 niet meer het juiste aantal gepasseeerde sporen aangeeft.Volgens de uitvinding kan een ongewenste telling van de parasitairereferentieniveaudoorsnijdingen worden voorkomen door aansluitend op eenaanpassing van de telstand verdere aanpassingen van de telstand teverhinderen gedurende een blokkeringsinterval tbl. In de in figuur 3weergegeven uitvoeringsvorm van de niveaudoorsnijdingsdetector 20 wordtdit bereikt door middel van een pulsgenerator 31 die in reactie op eenpuls 40 gedurende het blokkeringstijdsinterval tbl een blokkeringspulsVbl afgeeft. De uitgang van de tekenwisseldetector 30 is gekoppeldmet de klokingang van de teller 21, terwijl de uitgang van depulsgenerator 31 verbonden kan worden met een telblokkeringsingang vande teller 21 voor het gedurende de blokkeringspuls onwerkzaam maken vande teller 21.

De snelheid waarmee de lees- en/of schrijfkop 3 wordtverplaatst kan sterk variëren. Het is voor een optimale instelling vanhet blokkeringstijdsinterval tbl dan ook wenselijk o» de lengte van hetblokkeringsinterval aan te passen aan de snelheid waarmee de lees- en/ofschrijfkop 3 wordt verplaatst.

Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van deniveaudoorsnijdingsdetector 20 waarbij het blokkeringsinterval tbl wordtaangepast aan de verplaatst!ngsnelheid. De getoondeniveaudoorsnijdingsdetector 20 omvat een EN-poort 50 waarvan een ingangis gekoppeld met de uitgang van de tekenwisseldetector 30 en waarvan eenandere ingang voor het ontvangen van de blokkeringspuls Vbl is gekoppeldmet een uitgang van een pulsgenerator 31a. De uitgang van de EN-poort 50is gekoppeld met de klokingang van de teller 21. Door middel van de EN-poort 50 wordt de toevoer van de pulsen 40 aan de uitgang van detekenwisseldetector 30 naar de klokingang van de teller 21 gedurende hetblokkeringsinterval tbl geblokkeerd. Ter bepaling van de lengte van hetblokkeringsinterval tbl is de pulsgenerator 31a voorzien van een teller51 voor het bepalen van de lengte van het tijdsinterval tussen tweedoorgegeven pulsen aan de uitgang van de EN-poort 50. Daartoe wordt aaneen klokingang van de teller 51 een hoogfrequent kloksignaal metconstante frequentie toegevoerd en wordt aan een terugstelingang van deteller 51 het uitgangssignaal van de EN-poort 50 toegevoerd. Een getaldat een fraktie K (K bijvoorbeeld gelijk aan 1/2) is van de telstandwordt in reactie op een puls aan de uitgang van EN-poort 50 geladen ineen register 52. Een laadingang van het register 52 is daartoe gekoppeldmet de uitgang van EN-poort 50. De telstand aan de uitgng van de teller51 wordt door middel van een comparator 53 vergeleken met de inhoud vanregister 52. De comparator 53 geeft aan aan zijn uitgang van deblokkeringspuls of zolang de telstand van de teller 51 lager is dan deinhoud van het register 52. Op deze wijze wordt na afgifte van een puls40 van de teller 21 de doorvoer van de pulsen 40 geblokkeerd gedurendeeen blokkeringsinterval tbl waarvan de lengte een constante een fractieK is van het tijdsverschil tussen de laatste en voorlaatste door de EN-poort 50 doorgegeven puls 40.

Opgemerkt wordt dat de schakeling voor de instelling vande lengte van het blokkeringstijd niet tot de getoonde uitvoeringsvormis beperkt. Zo is het bijvoorbeeld in het geval dat een snelheidssignaal beschikbaar is, dat de snelheid van de lees- en/of schrijfkop 3aangeeft, ook mogelijk om de lengte van de blokkeringstijd in te stellenin afhankelijkheid van dit snelheidssignaal. Immers een dergelijksnelheidssignaal is eveneens een maat voor het tijdsverschil tussenopeenvolgende pulsen 40. Ook is het mogelijk om, in plaats van inafhankelijkheid van het tijdsverschil tussen de laatste en voorlaatstedoorgegeven puls, de lengte van het blokkeringsinterval tbl in testellen in afhankelijkheid een gemiddelde van een aantal eerder bepaaldetijdsverschillen tussen opeenvolgende doorgegeven pulsen 40.

Bij de verplaatsing van de lees- en/of schrijfkop 3 kande snelheid zeer lage waarden aannemen, hetgeen zou kunnen betekenen dathet blokkeringstijdinterval zo lang kan worden dat bij een versnellingvan de lees- en/of schrijfkop 3 er reeds een aantal sporen zijngepasseerd binnen het blokkeringstijdi.nterval tbl. Om dit te voorkomenverdient het de voorkeur om de lengte van het blokkeringsinterval tbl tebeperken. In de in figuur 5 getoonde uitvoeringsvorm van deniveaudoornsijdingsdetector kan dit bijvoorbeeld gerealiseerd worden metbehulp van een detectieschakeling 54 waaraan de telstand van de teller51 wordt toegevoerd en die bij het bereiken van een bepaalde maximumtelstand een stuursignaal aan de teller 51 toevoert voor het onwerkzaammaken van de teller 51.

De hiervoor beschreven methode kan worden gebruikt voorde regeling van de snelheid van de verplaatsing. Een uitvoeringsvorm vaneen bijzonder geschikte snelheidsregeling zal hierna worden beschrevenonder verwijzing naar de figuren 6 tot en met 11 waarin figuur 6schematisch een blokschema van de regeling toont. In deze figuur zijn deelementen welke overeenkomen met reeds eerder beschreven elementen metdezelfde verwijzingscijfers weergegeven. In de in figuur 6 getoondeinrichting wordt het spoorovergangssignaal Vsp toegevoerd aan eensnelheidsmeetschakeling 60 voor afleiden van een digitaalsnelheidsmeetsignaal Vs dat de waarde van de snelheid van de lees- en/ofschrijfkop 3 op equidistante tijdstippen aangeeft. Hetsnelheidsmeetsignaal Vs wordt eventueel via een digitaallaagdoorlaatfilter 61, toegevoerd aan een regelschakeling 62. Deregelschakeling 62 kan er een zijn van een gebruikelijke soort die desnelheidswaarden in het ontvangen snelheidsmeetsignaal Vs vergelijkt meteen referentiewaarde Vref, en afhankelijk van het verschil tussen de snelheidswaarden en de referentiewaarde een digitaal stuursignaal Vaafleidt. Het digitale stuursignaal Va wordt toegevoerd aan eenbekrachtigingsschakeling 63 van een gebruikelijke soort welke eenaandrijfmotor 64 voor het verplaatsen van de slede 6 overeenkomstig hetontvangen stuursignaal Va bekrachtigd, zodanig dat het verschil tussende snelheidswaarde en de referentie in hoofdzaak gelijk aan nul gehoudenwordt.

Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm van desnelheidsmeetschakeling 60. De schakeling omvat de telschakeling 9bestaande uit de elementen 20 en 21. Verder is de meetschakeling 60nog voorzien van een parallel-in-parallel-uit register 70 waaraan viaeen bus 71 de telstand van de teller 21 wordt toegevoerd. Eenpulsgenerator 72 geeft pulsen of met een konstante frequentie welke laag.is ten opzichte van de gemiddelde frequentie waarmee tijdens deverplaatsing van de lees- en/of schrijfkop 3 de pulsen 40 wordenopgewekt. De door de pulsgenerator 72 afgegeven pulsen 72 wordentoegevoerd aan een terugstelingang (RESET) van de teller 21 en eenlaadingang van het register 70. Hierdoor wordt bereikt dat in reactie opelke teller 21 weer op nul gesteld wordt, zodat met de teller 21 steedshet aantal pulsen 40 wordt geteld dat tussen twee opeenvolgende pulsenvan de pulsgenerator 72 wordt afgegeven door de niveaudoorsnijdingsdetector 20. Daar de frequentie van het signaal Vsp,en daarmee dus de frequentie van de pulsen 40, evenredig is met desnelheid van de lees- en/of schrijfkop 3 ten opzichte van de sporen, isde telstand van de teller 21 juist voor het moment van op nul stellenvan de teller 21 indicatief voor de genoemde snelheid van de lees- en/ofschrijfkop 3. Deze telstand wordt telkens in het register 70 geladen,zodat de inhoud van register 70 steeds de snelheid van de lees- en/ofschrijfkop 3 aangeeft. Een signaal dat overeenkomt met deze inhoud wordtals het meetsignaal Vs afgegeven door het register 70. In de beschrevenuitvoeringsvorm is de frequentie van het door de pulsgenerator afgegevensignaal laag ten opzichte van de frequentie van pulsen 40. Het zijechter opgemerkt dat in het geval dat het snelheidsmeetsignaal wordtgefilterd door een laagdoorlaatfilter, de frequentie van het signaal vande pulsgenerator ook hoger mag zijn dan de frequentie van de pulsen 40.

In figuur 8 is met verwijzingscijfer 80 het door meetsignaalVs aangegeven snelheidsverloop weergegeven. Bovendien is door verwijzingscijfer 81 het werkelijke verloop van de snelheid van de lees-en/of schrijfkop 3 aangegeven. Zoals uit figuur 8 blijkt vertoont hetsignaal Vs een onnauwkeurigheid, die het gevolg is van een quantisatiedie bij een dergelijke bepaling van de snelheid onvermijdelijk is. Hetsignaalvermogen Pr van deze onnauwkeurigheid, die verder kortwegquantisatieruis genoemd zal worden, is als funktie van de frequentie infiguur 9 weergegeven. De quantisatieruis vertoont een zogeheten eersteorde vermogenspectrum, dat wil zeggen dat de amplitude van de ruis met 6dB per octaaf als funktie van de frequentie toeneemt. Bij een dergelijketype vermogensverdeling is het signaalvermogen dat binnen de bandbreedtevan de snelheidsregeling is gelegen, slechts een kleine fractie van hettotale ruisvermogen. De quantisatieruis heeft dan ook weinig invloed opde kwaliteit van de snelheidsregeling. Een bezwaar kan echter zijn datals gevolg van deze quantisatieruis de regelschakeling 62 en/of debekrachtigingsschakeling 63 in verzadiging gestuurd wordt. Bovendienresulteert de quantisatieruis tot onnodige dissipatie in deaandrijfmotor 61. Ook kan deze quantisatieruis er oorzaak van zijn dathet verplaatsingstelsel ongewenst veel geluid produceert. Dooronderdrukkking van de hoogfrequent componenten in de quantisatieruisdoor middel van het laagdoorlaatfliter 61 kunnen de oorzaken vanhiervoorgenoemde bezwaren grotendeels weggenomen worden. Bij voorkeurwordt een tweede of hogere orde laagdoorlaatfilter gebruikt, dat wilzeggen een filter waarin de overdrachtskarakteristiek voor de hogerefrequenties met ten minste 12 dB per octaaf afvalt. In dat geval neemthet vermogen van de quantisatieruis na filtering voor de hogerefrequentie af tot nagenoeg nul. Ter illustratie is in de figuren 10 deoverdrachtskarakteristiek H van een geschikt tweede ordelaagdoorlaatfilter weergegeven. In figuur 11 is het signaalvermogenspectrum van de quantisatieruis Pr* na filtering door ditfilter weergegeven. Door toepassing van een telschakeling waarbij detelling gedurende een blokkeringstijdinterval tbl na verandering van detelstand wordt verhinderd, wordt de kans dat de gemeten snelheid en dewerkelijke snelheid, als gevolg van parasitaire niveaudoorsnijdingen vanhet signaal Vsp van elkaar afwijken sterk verminderd. Een schakelingvoor het verhinderen van het tellen van parasitaire niveaudoorsnijdingenis dan ook bijzonder geschikt om in een dergelijke snelheidsregelingtoegepast te worden. Het zij echter opgemerkt dat de snelheidsregeling in principe eveneens toepasbaar is bij snelbeidregelsystemen waarbij detelling niet gedurende een blokkeringsinterval wordt verhinderd.

Ondanks de aanzienlijke vermindering van de telling vanparasitaire niveaudoorsnijdingen bij de toepassing van de uitvinding kanals gevolg van defecten op de registratiedrager het incidentieelvoorkomen dat de gemeten snelheid veel groter is dan de werkelijkesnelheid, hetgeen aanleiding tot een aanzienlijke verstoring van desnelheidsregeling kan geven. Een dergelijke aanzienlijke verstoring kanvoorkomen worden door de snelheidswaarden van het meetsignaal Vs tebegrenzen. In de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvorm kan ditbijvoorbeeld gerealiseerd worden met behulp van een detectieschakeling72 waaraan de telstand van de teller 21 wordt toegevoerd en die doormiddel van een aan de teller 21 toegevoerd stuursignaal de teller 21onwerkzaam maakt zodra een bepaalde maximum telstand is bereikt. Echterook andere begrenzingsschakelingen voor het begrenzen van desnelheidswaarden zijn mogelijk.

Bij de hiervoor beschreven snelheidsregeling waarbij alsmeetsignaal een reeks signaalwaarden wordt afgeleid die indicatief zijnvoor de aantallen gepasseerde sporen in opeenvolgende meetintervallen ishet van belang dat de lengte van meetintervallen konstant is. Immers bijbemonsterde regelsystemen zoals de het beschreven snelheidregelsysteemis de overdrachtskarakteristiek een functie van de lengte van detijdverschillen tussen de opeenvolgende tijdstippen van de bemonsterdemeetwaarden. Verder wordt opgemerkt dat het beschrevensnelhe.i.dsrege.1 systeem in hoge mate ongevoelig is voor eventueleonnauwkeurigheden (jitter) in de bepaling van het exacte tijdstip van deniveaudoorsnijding van het spoor TL. Immers een dergelijke jitter geeftaanleiding tot een additioneel hoogfrequent ruiscomponent welke slechtseen geringe invloed op de kwaliteit van de snelheidsregeling hebben.

Deze ongevoeligheid voor jitter maakt de snelheidsmeetmethode dan ook inhoge mate geschikt voor snelheidsregeling.

In de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm wordt hetaantal gepasseerde sporen afgeleid uit een binair signaal.

Opgemerkt wordt echter dat het niet noodzakelijk is dathet signaal Vsp een binair signaal is. De bepaling van het aantalgepasseerde sporen kan evengoed als basis van analoge signalen gebeurenzoals een spoorvolgfoutsignaal dat de grootte van de afwijking tussen het afgetaste gedeelte en de registraitedrager en het meest nabijgelegen spoor aangeeft of een analoog signaal dat de omhullende van eenuitgelezen informatiesignaal aangeeft. De uitvinding is toegelicht aande hand van een optische opteken- en uitleesinrichting. Zij is echterniet beperkt tot optische opteken- en uitleesinrichtingen maar kan inprincipe in elk opteken- en/of uitleesinrichting toegepast wordenwaarbij bij verplaatsing van de opteken- en/of uitleeskop uit hetafgetaste gedeelte van de registratiedrager een periodiek signaal wordtafgeleid waarvan de frequentie evenredig is met het aantal pertijdseenheid gepasseerde sporen.

Claims (7)

1. Lees- en/of schrijfinrichting voor het optekenen en/ofuitlezen van informatie in/uit sporen welke in hoofdzaak parallel tenopzichte van elkaar op een registrat.iedrager zijn gelegen, welkeinrichting is voorzien van een lees- en/of schrijfkop voor het tenbehoeve van het lezen en/of optekenen aftasten van de registratiedrager,een verplaatsingstelsel voor het verplaatsen van de lees- en/ofschrijfkop in een richting dwars op de sporen, detectiemiddelen voortijdens de verplaatsing .in de genoemde richting uit het af getastegedeelte van de registratiedrager afleiden van een periodiek signaalmet een frequentie die indicatief is voor het aantal per tijdseenheidgepasseerde sporen, een telschakeling voor het door middel van tellenvan niveaudoorsnijdingen van het periodieke signaal bepalen van deaantallen gepasseerde sporen (5), gekenmerkt doordat de inrichting isvoorzien van blokkeringsmiddelen voor het gedurende een bepaaldblokkeringsinterval, aansluitend op een telling van eenniveaudoorsnijding, verhinderen van het tellen van niveaudoorsnijdingenwelke plaatsvinden in het genoemde blokkeringsinterval.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deinrichting is voorzien van middelen voor het aanpassen van de lengte vanhet blokkeringsinterval in afhankelijkheid van een signaal datindicatief is voor de lengte van het tijdsverschil tussen twee geteldeniveaudoorsni jdingen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat deblokkeringsmiddelen zijn voorzien van begrenzingsmiddelen voor hetbegrenzen van het blokkeringsinterval tot een bepaalde maximumbovengrens.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk,dat de inrichting een regelsysteem omvat voor het regelen van eensnelheid van de verplaatsingsinrichting, welk regelsysteem omvatmiddelen voor het uit de, door de telschakeling getelde, aantalgepasseerde sporen afleiden van een snelheidsmeetsignaal, dat indicatiefis voor de aantallen getelde niveaudoorsnijdingen in opeenvolgende meetintervallen van konstante lengte en stuurmiddelen voor het sturenvan het verplaatsingsstelsel in afhankelijkheid van hetsnelheidsmeetsignaal.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat hetregelsysteem is voorzien van een laagdoorlaatfilter voor hetonderdrukken van hoogfrequente signaal componenten van hetsnelheidsmeetsignaal.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat hetfilter tenminste van de tweede orde is.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, methet kenmerk, dat de inrichting is voorzien vansignaalbegrenzingsmiddelen voor het begrenzen van het door hetmeetsignaal aangegeven aantal.