NL8902815A - Buigzaam scheurdoorzettingverhinderend scheidbaar baanvormig verbindingsmateriaal, bestaande uit twee, door een scheidingslaag gescheiden en door verbreekbare bruggen met elkaar verbonden bevestigingslagen, alsmede werkwijze voor het gebruik van dit materiaal en gevormde bekledingslaagopbouw. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Buigzaam scheurdoorzettingverhinderend scheidbaar baanvormig verbindingsmateriaal, bestaande uit twee, door een scheidings-laag gescheiden en door verbreekbare bruggen met elkaar verbonden bevestigings-lagen^alsmede werkwijze voor het gebruik van dit materiaal en gevormde bekledings-laagopbouw.

De uitvinding heeft betrekking op een buigzaam scheurdoorzettingverhinderend scheidbaar baanvormig verbindingsmateriaal voor het verbinden van een draagvlak van een konstruktie, met een daarop aan te brengen stijve bekledingslaag.

In bouwkundige konstrukties waarbij op een draagvlak van een gebouw, bassin, voorraadhouder of brug, een stijve bekledingslaag wordt aangebracht;zoals een sierlaag of tegeloppervlak, bestaat het bezwaar dat bij optreden van scheuren in een draagvlak van bijvoorbeeld beton ook de bekledingslaag meescheurt.

Om dit bezwaar te ondervangen, is bekend om gebruik te maken van bijvoorbeeld geëlastificeerde harssystemen in kombinatie met een vezelvlies.

Bij het scheuren van het draagvlak moet de geëlastificeerde hars dan de scheur kunnen overbruggen, de scheuroverbruggende werking is daarbij echter afhankelijk van de toevallige kwaliteit van de hechting op het draagvlak. Bij een goede hechting zal de scheuroverbruggende werking doorgaans beperkt zijn tot minder dan 1 mm afhankelijk van de dikte van de elastische bekledingslaag, alleen als de hechting slecht is kan men een goede scheuroverbrugging verkrijgen daar het vezelvlies boven de scheur alleen mee kan rekken voorzover deze niet aan het onderliggende draagvlak hecht.

Door het gebruik van bijvoorbeeld geëlastificeerde polyesterharsen bij deze systemen is men echter gebonden aan een bepaald type hars dat de toepassingsmogelijkheden beperkt door zijn specifieke mechanische en chemische eigenschappen. Bovendien bestaat het bezwaar dat deze door een hoge krimp, circa 5%, en geringe alkalibestendigheid bij toepassing op beton ernstige hechtingsproblemengeven, waardoor de bekleding volledig los kan komen te liggen van het draagvlak en zijn mechanische sterkte verliest.

Een dergelijke bekende bevestiging van een draagvlak met een stijve bekledingslaag geeft ook veel moeilijkheden wanneer men een aangebrachte bekledingslaag wil verwijderen, daar de bekende bevestiging moeilijk te verbreken is.

De uitvinding beoogt nu een baanvormig verbindings-materiaal te verschaffen dat voorkomt dat in een draagvlak van bijvoorbeeld beton, metselsteen of hout, zoals een dak, vloer of wand van een bouwkundige konstruktie zoals een gebouw, brug of bassin optredende scheuren zich doorzetten in een daarop aangebrachte en hiermee verbonden stijve bekledingslaag, terwijl bovendien een eenmaal aangebrachte bekledingslaag meer of minder gemakkelijk verwijderd kan worden.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het verbindingsmateriaal tenminste een door een dunne buigzame in hoofdzaak niet-hechtende scheidingslaag gescheiden onderste bevestigingslaag en een bovenste rekbare bevestigingslaag omvat, waarbij zich ter weerszijden van en zich door de scheidingslaag heen uitstrekkende verbreekbare bruggen de onderste en bovenste bevestigingslaag met elkaar verbinden.

Onder een niet hechtende scheidingslaag wordt hier een laag verstaan die zich niet hecht aan de hechtings-middelen die gebruikt worden voor het hechten van de onderste bevestigingslaag aan het draagvlak en van de bovenste bevestigingslaag aan de bekledingslaag.

Doelmatig is de afscheursterkte tussen de bij voorkeur als vezelvlieslaag uitgevoerde onderste bevestigingslaag en bovenste bevestigingslaag geregeld door het aantal verbreekbare bruggen tussen deze lagen. Hierdoor kan men een eenmaal aangebrachte bekledingslaag snel verwijderen bij gebruik van een klein aantal verbreekbare bruggen, terwijl dit bij een groot aantal bruggen veel moeilijker is.

De zich ter weerszijden van de scheidingslaag uitstrekkende verbreekbare bruggen zijn doelmatig gevormd door naaldprikken van de onderste op de bovenste bevestigingslaag door de scheidingslaag heen.

Bij gebruik van het buigzaam scheurdoorzetting-verhinderend baanvormig verbindingsmateriaal volgens de uitvinding kan men een draagvlak goed verbinden met de stijve bekledingslaag doordat men de onderste bevestigingslaag, bij voorkeur een vezelvlieslaag, met een kunsthars hecht op het draagvlak, terwijl anderzijds op de bovenste bevestigingslaag de bekledingslaag wordt aangebracht, bijvoorbeeld een tegeloppervlak of een uit kunsthars en vulstofdeeltjes gevormde bekledingslaag, terwijl scheurvorming in het draagvlak zich toch niet voortzet in de bekledingslaag.

De vulstofdeeltjes kunnen bijvoorbeeld bestaan uit poedervormige deeltjes, zoals kwartspoederdeeltjes of korrelvormige deeltjes of granulaatdeeltjes zoals grind-deeltjes.

Doelmatig is de dikte van het onderste vezelvlies zo klein mogelijk om het verbruik aan hars voor de hechting van dit vezelvlies aan het draagvlak te verminderen.

De bovenste bevestigingslaag kan in plaats van een vezelvlies ook een weefsel zijn of een glasmat waardoor een grotere treksterkte wordt verkregen, en in het bijzonder een hogere modulus, zodat de bekledingslaag zelf minder belast wordt.

In het algemeen wordt voor het hechten van de onderste vezelvlieslaag aan het draagvlak en van de bovenste bevestigingslaag aan de stijve bekledingslaag een kunsthars gekozen waarbij men vrij is in de keuze van dit hars afhankelijk van de verdere toepassingseisen.

Geschikte hechtingsmiddelen zijn onverzadigde polyesterharsen, polyurethanen, polymethylmethacrylaten of epoxyharsen of formuleringen op basis van zulke harsen.

In de verbreekbare bruggen die de onderste vezelvlies-laag verbinden met de bovenste bevestigingslaag ontstaan bij het vormen van scheuren in bijvoorbeeld in beton uitgevoerde draagvlakken afschuifspanningen waardoor de vezelvlieslaag scheurt dat tegelijkertijd tot een trekspanning leidt in de bovenste bevestigingslaag.

Een aantal bruggen zullen onder invloed van de afschuifspanning bezwijken waardoor een plaatselijke delaminatie tot stand komt. Dientengevolge kan het dan vrijliggende gedeelte van de bovenste bevestigingslaag rekken over het gedelamineerde gebied en zo de scheur-breedte in het draagvlak kan opvangen.

De mate van delaminatie kan geregeld worden door geschikte regeling van het aantal verbreekbare bruggen, de treksterkte van de bovenste bevestigingslaag en de elasticiteit daa.rvan.

Bij een gering aantal verbreekbare vezelbruggen zal gemakkelijk een delaminatie worden verkregen wat bijzonder gewenst is bij toepassing van het verbindingsmateriaal volgens de uitvinding voor afstripbare vloer- of wandsystemen.

Bij een groter aantal vezelbruggen zal echter de mechanische sterkte van het systeem aanzienlijk toenemen.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een bekledingslaagopbouw op een draagvlak van een konstruktie met een daarop aangebrachte stijve bekledingslaag en een daartussen aangebracht baanvormig scheidbaar verbindingsmateriaal, die gekenmerkt is doordat tussen bekledingslaag en draagvlak een verbindingsmateriaal aanwezig is, omvattende tenminste een door een dunne buigzame in hoofdzaak niet hechtende scheidingslaag gescheiden onderste bevestigingslaag en een rekbare bovenste bevestigingslaag waarbij zich ter weerszijden van en zich door de scheidingslaag heen uitstrekkende verbreekbare bruggen de onderste enbovenstebevestigingslagen met elkaar verbinden, en onderste respektievelijk bovenste bevestigingslaag met het draagvlak of de bekledingslaag verbonden zijn.

Een dergelijke bekledingslaagopbouw is bijzonder geschikt bij het aanbrengen van bijvoorbeeld een bekledingslaag van door kunsthars gebonden vulstofdeeltjes als beschermende en/of decoratieve laag op vloeren^ daken en wanden van een gebouw.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een stijve bekledingslaag op een draagvlak van een konstruktie onder toepassing van een daartussen aangebracht scheidbaar baanvormig verbindingsmateriaal, die gekenmerkt is doordat dat op het draagvlak een verbindingsmateriaal aangebracht wordt omvattende tenminste een door een dunne buigzame in hoofdzaak niet hechtende scheidingslaag gescheiden onderste bevestigingslaag en een rekbare bovenste bevestigingslaag, waarbij zich ter weerszijden van en zich door de dunne scheidingslaag heen uitstrekkende verbreekbare bruggen de onderste en bovenste bevestigingslaag met elkaar verbinden, een der lagen van het bevestigingsmateriaal met een bindmiddel aan het draagvlak en de andere laag eveneens met een bindmiddel gehecht wordt aan een daarop aangebrachte stijve bekledingslaag.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met behulp van de tekening waarin: Fig. 1 - een doorsnede toont van een baanvormig verbindingsmateriaal volgens de uitvinding en Fig. 2 - een bekledingslaagopbouw op een vloer van een gebouw en een daarop aangebrachte stijve beschermende bekledingslaag van door epoxyhars met elkaar verbonden vulstofdeeltjes, zoals kwartsmeel. In fig. 1 is een buigzaam scheurdoorzettingverhinderend baanvormig verbindingsmateriaal 1 weergegeven omvattende een onderste bevestigingslaag in de vorm van een vezelvlieslaag 5 en een bovenste bevestigingslaag 6 die van elkaar gescheiden zijn door een dunne buigzame niet poreuze scheidingslaag 4 in de vorm van een polyetheen kunststof-foelie. Deze kunststoffolie hecht zich niet aan thermohardende harsen.

In het onderhavige geval is de bovenste bevestigings-laag 6 eveneens een vezelvlies uit kunststofvezels.

Door naaldprikken zijn verbreekbare vezelbruggen 7 gevormd tussen onderste vezelvlieslaag 5 en bovenste bevestigingslaag 6 welke vezelbruggen 7 zich uitstrekken door openingen 9 in de kunststoffoelie.

Doelmatig wordt gewerkt met 5 tot 50 prikgaatjes per 2 cm voor het vormen van de verbreekbare vezelbruggen.

2

Bij toepassing van 10 prikgaatjes per cm ontstaat een goed hanteerbaar produkt, de ontluchting van het onderste vezelvlies 5 kan dan echter soms tijdens het impregneren met bepaalde kunstharsen moeilijk zijn.

2

Bij gebruik van 20-50 prikgaatjes per cm wordt een zeer goede ontluchting van de onderste vezelvlieslaag 5 bij het hechten aan een draagvlak 2 verkregen. De onderlinge hechtsterkte tussen de verschillende lagen 5 en 6 neemt in dat geval echter sterk toe.

Doelmatig bestaat de vezelvlieslaag 5 uit kunststof- 2 vezels met een gewicht van ongeveer 50 g/m , terwijl de vezelvlieslaag 6 een gewicht bezit van ongeveer 50-250 g/cm^.

De vezelvlieslaag 6 bezit doelmatig een dikte van ongeveer 2 mm, terwijl de dikte van vezelvlieslaag 5 zo klein mogelijk gekozen wordt. Deze waarden zijn echter uitsluitend ter toelichting gegeven. In fig. 2 is weergegeven-welke effekten optreden bij scheurvorming in een vloer 2 van een gebouw waarop het verbindingsmateriaal 1 bevestigd is door middel van een kunsthars, welke doorgedrongen is in de onderste vezelvlieslaag 5. Anderzijds is een bekledingslaag 3 vandoor epoxyhars gebonden vulstofdeeltjes zoals kwartsmeeldeeltjes gehecht aan de bovenste bevestigingslaag 6 die eveneens uit een vezelvlies bestaat.

Het aantal vezelbruggen vormende prikgaatjes in het 2 verbindmgsmateriaal bedroeg 20/cm .

Bij vorming van een scheur 8 in de betonnen vloer 2 scheurt de onderste vezelvlieslaag 5 en dientengevolge worden ook vezelbruggen 7a in de buurt van de optredende scheur 8 verbroken.

Door het verbreken van de vezelbruggen 7a zal de bovenste rekbare bevestigingslaag 6 door delaminatie vrij komen te liggen van de onderste vezelvlieslaag 5 en zelf kunnen gaan rekken om doorzetting van de gevormde' scheur 8 in de stijve bekledingslaag 3 te voorkomen.

Ingeval men de bekledingslaag 3 van door epoxyhars gebonden vulstofdeeltjes na verloop van tijd gemakkelijk wil kunnen verwijderen kan men gebruik maken van een verbindingsmateriaal met door 5-10, bij voorkeur 5 2 pnkgaatjes per cm gevormde vezelbruggen.

Claims (14)

1. Buigzaam scheurdoorzettingverhinderend scheidbaar baanvormig verbindingsmateriaal voor het verbinden van tussen een draagvlak van een konstruktie met een daarop aan te brengen stijve bekledingslaag, met het kenmerk, dat het verbindingsmateriaal (1) tenminste een door een dunne buigzame in hoofdzaak niet hechtende scheidingslaag (4) gescheiden onderste bevestigingslaag (5) en een rekbare bovenste bevestigingslaag (6)omvat waarbij zich ter weerszijden van en zich door de scheidingslaag (4) heen uitstrekkende verbreekbare bruggen (7) de onderste (5) en de bovenste bevestigingslaag (6) met elkaar verbinden.

2. Buigzaam scheurdoorzettingverhinderend verbindingsmateriaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afscheursterkte tussen de onderste bevestigingslaag (5) en rekbare bovenste bevestigingslaag (6) geregeld is door het aantal verbreekbare vezelbruggen tussen deze lagen.

3. Buigzaam scheurdoorzettingverhinderend verbindingsmateriaal volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de onderste bevestigingslaag uit een vezelvlies en de bovenste rekbare bevestigingslaag (6) een uit organisch of anorganisch materiaal gevormd weefsel of vezelvlies is.

4. Buigzaam scheurdoorzettingverhinderend baanvormig verbindingsmateriaal volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verbreekbare bruggen bestaan uit vezelbruggen (7) gevormd door naaldprikken van een vezelvlieslaag door de dunne scheidingslaag (4) heen.

5. Bekledingslaagopbouw op een draagvlak van een konstruktie met een daarop aangebrachte stijve bekledingslaag en een daartussen aangebracht scheidbaar baanvormig verbindingsmateriaal, met het kenmerk, dat tussen bekledingslaag (6) en draagvlak (2) een verbindingsmateriaal (1) aanwezig is, omvattende tenminste een door een dunne buigzame in hoofdzaak niet hechtende scheidingslaag (4) gescheiden onderste bevestigingslaag (5) en een rekbare bovenstebevestigingslaag (6) waarbij zich ter weerszijden van en zich door de scheidingslaag (4) heen uitstrekkende verbreekbare bruggen (7) de onderste en bovenste bevestigingslagen met elkaar verbinden, en onderste-respektievelijk bovenste bevestigingslaag met het draagvlak of de bekledingslaag verbonden zijn.

6. Bekledingslaagopbouw volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de als vezelvlies (5) uitgevoerde onderste bevestigingslaag verenigd is met het draagvlak (2) door in deze laag doordringend hechtmiddel.

7. Bekledingslaagopbouw volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de rekbare bovenste bevestigingslaag (6) verenigd is met de bekledingslaag (3) door een in deze laag doordringend hechtmiddel.

8. Bekledingslaagopbouw volgens conclusie 5-7, met het kenmerk, dat de afscheursterkte tussen bovenste (5) en onderste bevestigingslaag (6) geregeld is door het aantal verbreekbare bruggen, bij voorkeur vezelbruggen gevormd uit de onderste vezelvlieslaag (5) door naaldprikken.

9. Bekledingslaagopbouw volgens een of meer der voorgaande conclusies 5-8, met het kenmerk, dat de onderste bevestigingslaag (5) uit een vezelvlies bestaat en de bovenste bevestigingslaag (6) een uit organisch of anorganisch materiaal gevormd weefsel of vezelvlies is.

10. Werkwijze voor het aanbrengen van een stijve bekledingslaag op een draagvlak van een konstruktie onder toepassing van een daartussen aangebracht scheidbaar baanvormig verbindingsmateriaal, met het kenmerk, dat op het draagvlak een verbindingsmateriaal (1) aangebracht wordt omvattende tenminste een door een dunne buigzame in hoofdzaak niet hechtende scheidingslaag (4) gescheiden onderste bevestigingslaag (5) en rekbare bovenste bevestigingslaag (6), waarbij zich ter weerszijden van en zich door de dunne scheidingslaag (4) heen uitstrekkende verbreekbare bruggen(7) de onderste en bovenste bevestigingslaag laag met elkaar verbinden, een der lagen van het scheidingsmateriaal met een bindmiddel gehecht wordt aan het draagvlak en de andere laag eveneens met een bindmiddel gehecht wordt aan een daarop aangebrachte stijve bekledingslaag (3).

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de als vezelvlies (5) uitgevoerde onderste bevestigingslaag gehecht wordt aan het draagvlak (2) door in deze laag doordringend hechtmiddel.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de rekbare bovenste bevestigingslaag (6) gehecht wordt aan de bekledingslaag (3) door een in deze laag doordringend hechtmiddel.

13. Werkwijze volgens een of meer der conclusies 10-12, met het kenmerk, dat de afscheursterkte tussen bovenste (5) en onderste bevestigingslaag (6) geregeld is door het aantal verbreekbare bruggen, bij voorkeur vezelbruggen gevormd uit de onderste vezelvlieslaag (5) door naaldprikken.

14. Werkwijze volgens een of meer der conclusies 10-13, met het kenmerk, dat de onderste bevestigingslaag (5) uit een vezelvlies bestaat en de bovenste bevestigingslaag (6) een uit organisch of anorganisch materiaal gevormd weefsel of vezelvlies is.