NL8902808A - Roldeur voor een vrachtwagen of dergelijke. - Google Patents

Description

Roldeur voor een vrachtwagen of dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een roldeur voor een vrachtwagen of dergelijke, met een aantal scharnierbaar met elkaar verbonden deurpanelen, die via een geleiding verplaatsbaar zijn tussen een open-deur positie en een geslotendeur positie en met een door een veerorgaan gebalanceerde aandrijfas, die aangrijpt op ten minste één trekorgaan, dat met een uiteinde is verbonden met het onderste deurgedeelte. In het kader van de uitvinding wordt onder vrachtwagen tevens verstaan een truck met laadbak, oplegger en aanhangwagen met laadbak, bestelwagen etcetera.

Bij een bekende roldeur van het bovengenoemde type is de aandrijfas hol uitgevoerd en voorzien van een uitwendige schroefveer. Wanneer de roldeur zich in de gesloten-deur positie bevindt is de schroefveer ten opzichte van zijn neutrale stand zodanig gewikkeld, dat een balanceringskracht wordt verkregen voor het naar de open-deur positie bewegen van de roldeur. In het algemeen zijn twee trekorganen toegepast, die in de vorm van kabels of dergelijke zijn uitgevoerd. Het ene uiteinde van elk trekorgaan is verbonden met het onderste deurpaneel, terwijl het tegenover gelegen uiteinde is bevestigd aan een op de aandrijfas bevestigde trommel. Voor het vanuit de gesloten-deur positie naar de open-deur positie bewegen van de roldeur wordt door een persoon op het onderste deurgedeelte, bijvoorbeeld het onderste deurpaneel, een omhoog gerichte kracht uitgeoefend. Deze kracht is voldoende om samen met de balanceerkracht van de spiraalveer en de hierdoor veroorzaakte trekkracht in de kabels de roldeur te openen (en in deze geopende stand te houden). Tijdens het openen van de roldeur wordt het trekorgaan op de trommel gewikkeld; bij het sluiten van de roldeur vindt op overeenkomstige wijze een afwikkeling plaats.

Deze bekende roldeur bezit een aantal nadelen. Alhoewel veelal wordt gepoogd een zo nauwkeurig mogelijke balancering te realiseren kan in het algemeen niet worden voorkomen, dat de roldeur slechts in de geheel geopende of in de geheel gesloten positie kan worden gehandhaafd. Het in tussenposities plaatsen van de roldeur is dan niet of nauwe lijks mogelijk. Wanneer kleine voorwerpen uit de vrachtwagen moeten worden genomen is het echter niet telkens vereist om de roldeur geheel te openen. Wanneer de roldeur naar de geheel geopende stand is bewogen vindt gedurende enige tijd een slingerbeweging om de open-deur positie plaats. Deze slingerbeweging is een gevolg van de werking van de balan-ceerveer in combinatie met de trekorganen.

Voor het sluiten van een geheel geopende roldeur moet op het onderste deurgedeelte een omlaag gerichte kracht worden uitgeoefend. Gezien de hoogte van het onderste deurgedeelte in een dergelijke stand wordt vaak aan het onderste deurgedeelte een lus bevestigd, zodat voor het sluiten van de deur met een lange haak aan deze lus kan worden getrokken. In de praktijk blijkt echter, dat een bedienend persoon veelvuldig uit de laadbak van de vrachtwagen of dergelijke springt, waarbij deze lus wordt vastgehouden. Dit kan tot ongevallen leiden. Daarnaast wordt er ook vaak toe overgegaan om de deur, wanneer slechts over een korte afstand moet worden gereden, niet te sluiten. Het spreekt voor zich, dat het diefstalrisico van in de vrachtwagen aanwezige voorwerpen hierdoor aanzienlijk toeneemt. Tevens is dit nadelig bij ladingen die worden gekoeld of dergelijke.

Bij deze bekende deur tenslotte vinden de bewegingen tussen de open-deur positie en de gesloten-deur positie en omgekeerd met vrij grote snelheid plaats. Dit leidt tot een aanzienlijke geluidsoverlast, terwijl tevens een aanzienlijke slijtage optreedt.

De uitvinding beoogt een roldeur van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen niet optreden.

Hiertoe bezit de roldeur volgens de uitvinding het kenmerk, dat het trekorgaan met zijn andere uiteinde is verbonden met het bovenste deurgedeelte en dat de aandrijfas aandrijfbaar is door een motor, waarbij de aandrijfas aangrijpt op het tussen beide uiteinden gelegen trekorgaan-gedeelte.

Doordat de aandrijfas wordt aangedreven door een motor vinden de bewegingen van de roldeur zeer gelijkmatig plaats. Dit leidt tot een lager geluidsniveau tijdens en minder slijtage ten gevolge van de beweging van de roldeur. Teneinde het mogelijk te maken, dat de roldeur met behulp van de door de motor aangedreven aandrijfas vanuit de opendeur positie naar de gesloten-deur positie kan worden bewogen is elk trekorgaan met zijn andere uiteinde verbonden met het bovenste deurgedeelte. Dit bovenste deurgedeelte kan een van de deurpanelen omvatten die zich aan of nabij het bovenste uiteinde van de roldeur bevinden. Een gevolg is, dat dit uiteinde van het trekorgaan tijdens het sluiten van de roldeur op het bovenste deurgedeelte een trekkracht gaat uitoefenen. Tijdens het openen van de roldeur oefent het ene uiteinde een tegengestelde trekkracht uit op het onderste deurgedeelte.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de roldeur geldt, dat het motor-aandrijfassamenstel zelfremmend is. Dit biedt de mogelijkheid om de roldeur niet alleen in een geheel geopende of geheel gesloten positie te brengen, maar tevens in elke willekeurige tussenpositie en, hetgeen van belang is, in een dergelijke tussenpositie te houden. Tevens verschaft de zelfremmendheid een beveiliging tegen een onbevoegd openen van de roldeur.

Voor het door de aandrijfas aandrijven van het trekorgaan is het vanzelfsprekend mogelijk om opnieuw gebruik te maken van de reeds bij de bekende roldeur toegepaste trommels. Een echter technisch minder gecompliceerde, doch niettemin zeer doeltreffende oplossing hiervoor wordt overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de roldeur hierdoor verschaft, dat het trekorgaan bestaat uit een tandriem en dat de aandrijfas een corresponderende tandriemschijf draagt. Tussen de tandriem en de tandriemschijf vindt een uitermate effectieve krachtsoverdracht plaats. Het is hierbij slechts vereist dat maatregelen zijn getroffen om het contact tussen de tandriem en de tandwielschijf voortdurend te handhaven. Hiertoe is het mogelijk om op zichzelf bekende aandrukrollen of dergelijke toe te passen.

Vanzelfsprekend kan het trekorgaan ook op andere wijze zijn uitgevoerd. Als voorbeeld wordt een ketting genoemd, waarbij de tandriemschijven door geschikte bijpassende organen zijn vervangen.

Aangezien tijdens de beweging van de roldeur een geringe lengteverandering kan optreden van de afgewikkelde lengte van het trekorgaan, gemeten tussen de beide uiteinden daarvan, is overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm ervoor gezorgd, dat het trekorgaan een lengte-compensatievoorzlening bezit. Het is bijvoorbeeld mogelijk, dat de lengte-compensatievoorz iening een trekveer omvat. In het algemeen kan elk geschikt veerorgaan als lengte-compensatievoorziening fungeren. De door een dergelijke lengte-compensatievoor-ziening te compenseren lengteveranderingen bevinden zich in het algemeen in de grootte-orde van enige centimeters.

De roldeur volgens de uitvinding kan op geautomatiseerde wijze worden geopend en gesloten. Vereist hiertoe is slechts, dat een geschikte krachtbron voor de motor aanwezig is. Wanneer de motor een elektromotor omvat betekent dit bijvoorbeeld, dat een elektrische voedingsbron aanwezig moet zijn. Dit kan bijvoorbeeld de accu van de vrachtwagen zijn. Wanneer echter (tengevolge van een storing of wanneer de trekker van een oplegger is ontkoppeld en geen voedingsbron aanwezig is) de motor niet kan worden bekrachtigd is het handig, wanneer voorzieningen zijn getroffen om de roldeur alsnog met de hand te openen of te sluiten. Immers, in het algemeen zal het systeem, zoals eerder aangeduid, zelfremmend zijn en is het bewegen van de roldeur zonder bekrachtiging van de motor niet mogelijk. Derhalve is bij een verdere, met voorkeur toe te passen, uitvoeringsvorm van de roldeur volgens de uitvinding de aandrijfas voorzien van een ontkoppel-mechanisme voor het van de motor ontkoppelen van de aandrijfas. In de ontkoppelde stand van de aandrijfas is de zelfrem-mendheid opgeheven en vindt de beweging van de roldeur plaats op een wijze, welke in hoofdzaak overeenkomt met de bediening van een conventionele roldeur, namelijk met de hand.

Overeenkomstig een gunstige uitvoeringsvorm van de roldeur geldt, dat de aandrijfas een coaxiaal eerste koppel-deel bezit, dat draaivast maar axiaal beperkt verschuifbaar is ten opzichte van de aandrijfas en in een koppelstand draaivast in aangrijping is met een op de motor bevestigd tweede koppeldeel en in een ontkoppelstand buiten aangrij-ping met dit tweede koppeldeel is.

In de koppelstand is het tweede koppeldeel in aan-grijping met het eerste koppeldeel. Een rotatie van de motor leidt derhalve tot een rotatie van beide koppeldelen en derhalve tot een rotatie van de aandrijfas. Wanneer evenwel het eerste koppeldeel zodanig wordt verschoven dat het in een ontkoppelstand buiten aangrijping met het tweede koppeldeel komt zal een rotatie van de motor niet leiden tot een rotatie van de aandrijfas. Omgekeerd is het in de ontkoppelstand mogelijk om, wanneer de motor stilstaat, de aandrijfas met de hand te doen roteren. Dit geschiedt bijvoorbeeld, wanneer zich een storing voordoet of geen voedingsbron voor de motor aanwezig is. Door een bedienend persoon kan de roldeur, die dan niet langer zelfremmend is, op conventionele wijze worden geopend of gesloten, namelijk met de hand.

Teneinde een onbedoeld ontkoppelen van de aandrijfas van de motor te verhinderen geniet het de voorkeur, wanneer het eerste koppeldeel veerbelast is in de richting van zijn koppelstand en tegen deze veerbelasting in door een bedieningselement verplaatsbaar is naar de ontkoppelstand. Hierbij is het mogelijk, dat het bedieningselement een trekkabelvoorziening met dode-puntsvergrendeling omvat.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de roldeur volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont schematisch en gedeeltelijk opengewerkt een gedeelte van een vrachtwagen, die is voorzien van een roldeur volgens de uitvinding;

Fig. 2 toont op grotere schaal een detail van de roldeur volgens fig. 1, en

Fig. 3 toont eveneens op grotere schaal een ander detail van de roldeur volgens fig. 1.

De in fig. 1 slechts gedeeltelijk getoonde vrachtwagen 1 of dergelijke bezit een laadruimte 2 welke afsluitbaar is door een roldeur 3. De roldeur 3 bestaat uit een aantal scharnierbaar met elkaar verbonden deurpanelen 4. De uiteinden van de deurpanelen 4 werken op niet nader getoonde wijze samen met geleidingen 5, zodanig, dat de roldeur in zijn geheel verplaatsbaar is tussen een gesloten-deur positie, waarin het onderste deurpaneel aansluit op de laadvloer 6 van de laadruimte 2, en een open-deur positie, waarin het onderste deurpaneel zich op een grote hoogte boven de laadvloer 6 bevindt.

De roldeur is voorzien van een aandrijfas 7, die hol is uitgevoerd en die door een niet nader getoond veer-orgaan, bijvoorbeeld een uitwendige schroefveer, is gebalanceerd. Op de beide uiteinden van de aandrijfas bevindt zich een tandriemschijf 8 (in fig. 1 slechts aan één zijde zichtbaar) welke samenwerkt met een slechts schematisch aangeduide tandriem 9. De tandriem 9 is met zijn ene uiteinde bevestigd aan het onderste deurpaneel, terwijl het tegenover gelegen andere uiteinde aan het bovenste deurpaneel is bevestigd. Natuurlijk is het ook mogelijk om de betreffende tandriemuiteinden aan andere, nabij de roldeuruiteinden gelegen, deurpanelen te bevestigen, bijvoorbeeld het op een na bovenste respectievelijk op een na onderste deurpaneel. Door de samenwerking tussen de tandriem 9 en de tandriemschi jf 8 leidt een rotatie van de aandrijfas 7 tot een verplaatsing van de roldeur naar een willekeurige geopende stand of de gesloten stand. Wanneer vanuit de in fig. 1 getoonde positie de roldeur verder moet worden geopend zal het zich in deze stand verticaal uitstrekkende tandriem-segment als trekorgaan fungeren en een trekkracht uitoefenen op het corresponderende onderste deurpaneel 4. Omgekeerd leidt het vanuit de in fig. 1 getoonde positie naar een gesloten stand bewegen van de roldeur tot het door het zich thans in een horizontale positie bevindende tandriemsegment uitoefenen van een trekkracht op het betreffende bovenste deurpaneel 4. Op deze wijze kan door een geschikte rotatie van de aandrijfas 7 de roldeur geautomatiseerd worden geopend (eventueel gedeeltelijk) en gesloten.

Voor het aandrijven van de aandrijfas is een in fig. 1 slechts schematisch aangeduide motor 10 toegepast. In het meest eenvoudige geval omvat de motor 10 een elektromotor, die wordt gevoed door de accu van de vrachtwagen.

Het door deze motor samen met de aandrijfas gevormde samenstel is bij voorkeur zelfremmend, zodat elke ingenomen positie van de roldeur bij uitgeschakelde motor wordt gehandhaafd.

In de detailweergave volgens fig. 2 is opnieuw de tandriem 9 zichtbaar, alsmede de as 7 en de hierop bevestigde tandriemschijf 8. Teneinde te garanderen, dat de tanden van de tandriem 9 en de tanden van de tandriemschijf 8 op correcte wijze met elkaar samengrijpen zijn een aantal rollen 11, 12 en 13 toegepast, die zijn gemonteerd in montagesteunen 14 en 15. De rollen 11 en 12 zorgen voor een voorspanning van de tandriem 9, terwijl de rol 13 de tandriem 9 tegen de tandriemschijf 8 drukt.

Tijdens de beweging van de roldeur vanuit de geopende stand naar de gesloten stand en omgekeerd varieert de afgewikkelde lengte van de tandriem 9 enigszins. Met afgewikkelde lengte wordt hierbij bedoeld de afstand vanaf het ene uiteinde van de tandriem (het bevestigingspunt met het onderste deurpaneel), om de tandriemschij f 8 naar het andere uiteinde van de tandriem 9 (de bevestiging aan het bovenste deurpaneel). Teneinde deze lengtevariatie, die enige centimeters kan bedragen, op te vangen is de tandriem aan één zijde door middel van een trekveer 16 met het betreffende deurpaneel verbonden. Deze trekveer 16 fungeert derhalve als lengte-compensatievoorziening.

In fig. 3 is een ontkoppelmechanisme getoond dat het mogelijk maakt, dat de aandrijfas 7 wegens de zelf-remmendheid van de motor 10 kan worden ontkoppeld, bijvoorbeeld indien zich een storing voordoet in de stroomvoorziening van de motor 10 of wanneer voor de motor geen voedingsbron aanwezig is. De aandrijfas 7, die hol is uitgevoerd, bezit hiertoe een coaxiaal eerste koppeldeel 17, dat in het inwendige van de aandrijfas 7 beperkt heen en weer verschuifbaar is. Het eerste koppeldeel 17 bezit een uitsparing 18 waarin een pen 19 steekt. Deze pen 19 is op niet nader getoonde wijze vast verbonden met de mantel van de aandrijfas 7. In de getoonde positie ligt één uiteinde van de uitsparing 18 aan tegen de pen 19. Het koppeldeel 17 kan thans zover worden verschoven totdat het tegenover gelegen uiteinde van de uitsparing 18 aanslaat tegen de pen 19. Een dergelijke verschuiving vindt plaats tegen de werking van een veer 20 in, die het eerste koppeldeel in de richting van de in fig., 3 getoonde stand belast.

Het eerste koppeldeel 17 bezit aan de van de veer 20 afgekeerde zijde een uitsparing 21/ welke kan samenwerken met een complementair gevormde nok 22 van een tweede koppeldeel 23. Dit tweede koppeldeel 23 is draaivast bevestigd op een door de motor 10 aangedreven as 24. In de in fig. 3 getoonde stand leidt een rotatie van de as 24 tot een rotatie van het eerste koppeldeel 17 (via de verbinding tussen de uitsparing 21 en de nok 22). De rotatie van het eerste koppeldeel 17 leidt via de pen 19 tenslotte tot een rotatie van de aandrijfas 7.

Wanneer thans het ontkoppelmechanisme moet worden geactiveerd kan met behulp van een trekkabelvoorziening 25 het eerste koppeldeel 17 zodanig axiaal worden verschoven, dat de uitsparing 21 daarvan en de nok 22 van het tweede koppeldeel buiten aangrijping met elkaar komen. In een dergelijke stand is het dan mogelijk, om de aandrijfas 7 met de hand te doen roteren, zonder dat een stilstaande motor (stilstaande as 24 en stilstaand tweede koppeldeel 22) hiertoe een belemmering vormt.

De trekkabelvoorziening 25 kan zijn verbonden met een hefboom, welke is voorzien van een dode-puntsvergren-deling. Op deze wijze is het mogelijk, om het ontkoppelmechanisme te activeren en in deze geactiveerde stand te handhaven zonder dat hiertoe een extra persoon benodigd is.

In een dergelijke ontkoppelde stand kan vervolgens op conventionele wijze met de hand een beweging van de roldeur worden verkregen.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd. Hierbij kan worden opgemerkt, dat in plaats van de elektromotor 10 ook andere aandrijfbronnen voor de aandrijfas 7 denkbaar zijn. Tevens kan elk geschikt ontkoppelmechanisme om een dergelijke aandrijfbron van de aandrijfas 7 te ontkoppelen, worden toegepast.

Claims (11)

1. Roldeur voor een vrachtwagen of dergelijke, met een aantal scharnierbaar met elkaar verbonden deurpanelen, die via een geleiding verplaatsbaar zijn tussen een open-deur positie en een gesloten-deur positie en met een door een veerorgaan gebalanceerde aandrijfas, die aangrijpt op ten minste één trekorgaan, dat met een uiteinde is verbonden met het onderste deurgedeelte, met het kenmerk, dat het trekorgaan met zijn andere uiteinde is verbonden met het bovenste deurgedeelte en dat de aandrijfas aandrijfbaar is door een motor, waarbij de aandrijfas aangrijpt op het tussen beide uiteinden gelegen trekorgaangedeelte.

2. Roldeur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het motor-aandrijfassamenstel zelfremmend is.

3. Roldeur volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het trekorgaan bestaat uit een tandriem en dat de aandrijfas een corresponderende tandriemschijf draagt.

4. Roldeur volgens conclusie 1, 2 of 3, met hetkenmerk, dat het trekorgaan een lengte-compensa-tievoorziening bezit.

5. Roldeur volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de lengte-compensatievoorziening een trekveer omvat.

6. Roldeur volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de aandrijfas is voorzien van een ontkoppelmechanisme voor het van de motor ontkoppelen van de aandrijfas.

7. Roldeur volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de aandrijfas een coaxiaal eerste koppel-deel bezit, dat draaivast maar axiaal beperkt verschuifbaar is ten opzichte van de aandrijfas en in een koppelstand draaivast in aangrijping is met een op de motor bevestigd tweede koppeldeel en in een ontkoppelstand buiten aangrijping met dit tweede koppeldeel is.

8. Roldeur volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eerste koppeldeel veerbelast is in de richting van zijn koppelstand en tegen deze veerbelasting in door een bedieningselement verplaatsbaar is naar de ontkop-pelstand.

9. Roldeur volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het bedieningselement een trekkabelvoor-ziening met dode-puntsvergrendeling omvat.

10. Roldeur volgens één der conclusies 3-9, met het kenmerk, dat deze twee tandriemen bezit, die aan de tegenover elkaar gelegen dwarsuiteinden van de deur zijn aangebracht.

11. Roldeur volgens één der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de de aandrijfas aandrijvende motor een elektromotor omvat.