NL8902768A - Aanhangwagen en daarvoor bestemde container. - Google Patents

Description

Aanhangwagen en daarvoor bestemde container

De uitvinding ligt op het terrein van het tranport van voorwerpen, die een zodanig gewicht hebben, dat ze zich niet met eenvoudige middelen laten vervoeren.

Bekend is een professionele vrachtwagen voor het vervoer van grote containers. Voor relatief kleine gebruikers, zoals kleine aannemers met meerdere kleine werken, campings, recreatie-terreinen, hotels, bejaardentehuizen, tuincentra enz. is het grote professionele containervervoer niet praktisch.

Aan de voorliggende uitvinding ligt het inzicht ten grondslag, dat de genoemde groep gebruikers, die hier slechts als voorbeeld zijn genoemd, behoefte heeft aan een gemakkelijk transporteerbare container, waarin bijvoorbeeld in totaal een last van bijvoorbeeld maximaal 1000 kg kan worden gestort, welke containerbak eenvoudig kan worden getransporteerd door een relatief goedkoop transportmiddel. Dit kan derhalve geen professionele, speciaal voor containervervoer ingerichte vrachtwagen zijn, maar dient volgens de uitvinding een speciaal voor containervervoer ingerichte aanhangwagen te zijn.

De genoemde combinatie volgens de uitvinding biedt de mogelijkheid aan een gebruiker, een aanhangwagen en desgewenst een aantal containers aan te schaffen. Zo kan men bijvoorbeeld de ene container op een stortplaats neerzetten en inmiddels de aanhangwagen gebruiken om andere containers te vervoeren.

Aan de hand van het bovenstaande zal duidelijk zijn, dat de uitvinding niet alleen gericht is op het transport van grof vuil. Ook andere toepassingen komen in aanmerking, bijvoorbeeld gesorteerd afval, het transport en de distributie van half-fabricaten door industriële bedrijven, het transport van vaten voor de procesindustrie, enz.

In verband met het bovenstaande verschaft de uitvinding een aanhangwagen die is gekenmerkt door hefmiddelen voor het aangrijpen van een te transporteren voorwerp, bijvoorbeeld een container of vloeistofvat, welke hefmiddelen door aandrijfmiddelen kunnen worden verplaatst tussen twee standen, in welke eerste stand een op de grond staand voorwerp kan worden aangegrepen, en in welke tweede stand het aangegrepen voorwerp is opgeheven tot een verhoogde positie, waarin het voorwerp uitsluitend in aangrijping met de aanhangwagen verkeert om daardoor rijdend te worden getransporteerd.

In een praktische uitvoering is de aanhangwagen zodanig uitgevoerd, dat de hefmiddelen rond een gemeenschappelijke horizontale scharnier-hartlijn zwaaibare draagarmen omvatten, die aan hun vrije einden zijn voorzien van eerste koppelmiddelen voor aangrijping van een te transporteren voorwerp aan beide zijden daarvan. In een variant vertoont de aanhangwagen het kenmerk dat de eerste koppelmiddelen van elke draagarm een U-vormige beugel omvatten voor samenwerking met twee aan beide zijden van een te transporteren voorwerp aangebracht uitsteeksel.

De aanhangwagen kan de bijzonderheid vertonen, dat de draagarmen zijn gekoppeld door een algemeen ü-vormige beugel, die in de eerste stand omhoog gericht is en in de tweede stand een in hoofdzaak horizontale positie inneemt, waarbij de aandrijfmiddelen door middel van een trekorgaan aan de vrije eindzone van de beugel aangrijpen.

In een bepaalde uitvoering vertoont de aanhangwagen de bijzonderheid, dat de aandrijfmiddelen een motor omvatten.

De voorkeur wordt echter gegeven aan een uitvoering, waarin de aandrijfmiddelen handbedieningsmiddelen, zoals een lier, omvatten. Een dergelijke uitvoering kan aanzienlijk goedkoper zijn. Duidelijk zal echter zijn, dat het ontwerp van de aanhangwagen dan zodanig moet zijn, dat de hefhoogte van een te transporteren voorwerp beperkt blijft, aangezien anders de voor het uit de eerste naar de tweede stand brengen van een voorwerp vereiste tijd anders onpraktisch lang zou kunnen worden.

In verband met het voorgaande kan ook gebruik worden gemaakt van met de hefmiddelen samenwerkende veermiddelen, waarvan de veerkracht in de hefrichting werkzaam is.

Bijvoorbeeld kunnen de veermiddelen ten minste één gasveer omvatten.

Voor een stabiele positionering wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van ten minste één door middel van tweede koppelmiddelen met een te transporteren voorwerp koppelbaar borgelement.

In deze uitvoering kan de aanhangwagen het kenmerk vertonen, dat het borgelement een scharnierbare borgarm is, die aan het voorwerp aangrijpt op afstand van de hefmiddelen, zodanig dat zwaaien of kantelen van het voorwerp ten opzichte van de hefmiddelen geblokkeerd is.

Ook kunnen de tweede koppelmiddelen een U-vormige beugel omvatten voor samenwerking met een aan het voorwerp aangebracht uitsteeksel.

Een voorkeursuitvoering vertoont het kenmerk, dat de borgarm met de hefmiddelen via een aangegrepen voorwerp zodanig samenwerkt, dat in alle posities van de hefmiddelen zwaaien of kantelen van het voorwerp wordt voorkomen en het voorwerp in de genoemde eerste en tweede stand van de hefmiddelen respectievelijk op de grond staat en zich in zijn transportstand bevindt. Bij het ontkoppelen van de borgarm in elke willekeurige positie van de hefmiddelen, behalve die posities, die in de omgeving van de eerste stand liggen, kan het door de hefmiddelen aangegrepen voorwerp worden gekiept of gekanteld. Bijvoorbeeld in geval van een containerbak kan dan op eenvoudige wijze de inhoud worden uitgestort.

Bij voorkeur gebruikt men op de grond te plaatsen stabilisatiepoten, die aan de aanhangwagen zijn bevestigd aan die zijde, waar zich een voorwerp bevindt in de eerste stand van de hefmiddelen. Deze stabilisatiepoten steunen de aanhangwagen af bij verplaatsing van bijvoorbeeld een beladen container vanuit de tweede naar de eerste stand, in welk geval anders de trekhaak van de auto een relatief zware omhoog gerichte belasting zou ondergaan.

Verder betreft de uitvinding in het algemeen een te transporteren voorwerp voor samenwerking met een aanhangwagen als hiervoor omschreven. In het bijzonder kan dit een container zijn. Een dergelijke container is gekenmerkt door twee op corresponderende posities aan beide zijden aangebrachte hefuitsteeksels.

Teneinde te zorgen, dat deze hefuitsteeksels stabiel samenwerken met de hefmiddelen kunnen ze zijn uitgevoerd als aan hun einden verbrede pennen.

Bij voorkeur voert men de container zodanig uit, dat de hefuitsteeksels zich op afstand van de bovenzijde van de container bevinden, zodanig dat de container met relatief geringe kracht kantelbaar is rond die hefuitsteeksels.

In een bepaalde uitvoering vertoont de container ten minste één borguitsteeksel.

Ook dit borguitsteeksel kan zijn uitgevoerd als een verbrede pen voor stabiele samenwerking met borgmiddelen.

In een voorkeursuitvoering vertoont de container het kenmerk, dat hij een bak met een zodanige vorm is, dat hij nestbaar is met een identieke container.

De container kan bestaan uit bekende constructiematerialen, zoals gegalvaniseerd en gelakt plaatstaal of dergelijke. Teneinde voor de relatief kleinschalige toepassingen, waarop de uitvinding betrekking heeft, het gewicht van de container zoveel mogelijk te beperken, verdient die uitvoering de voorkeur, waarbij de container althans ten dele uit kunststof bestaat.

Bij voorkeur is de kunststof gewapend.

Teneinde de verhouding tussen sterkte en gewicht zo gunstig mogelijk te doen zijn kan de container lokaal door ribben versterkt zijn.

In dit geval kunnen de hefuitsteeksels aan versterkingsribben zijn aangebracht.

Ook een eventueel borguitsteeksel kan aan een versterkingsribbe zijn aangebracht.

In een bepaalde uitvoering vertoont de container een scharnierbare klep. Een dergelijke klep kan één van de opstaande wanden van een container vormen. In het bijzonder in dit geval vertoont de container bij voorkeur het kenmerk, dat de klep in zijn gesloten stand vastzetbaar is. Het vastzetten kan bijvoorbeeld met twee scharnierbare en met koppelogen samenwerkende haken omvatten.

De uitvinding betreft tevens en meer in het bijzonder de combinatie van een aanhangwagen en een container of ander te transporteren voorwerp, als boven gespecificeerd.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van de combinatie van een aanhangwagen en een containerbak in de toestand, waarin de containerbak op de grond staat, en al met de aanhangwagen is gekoppeld; en

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht vanuit een andere hoek van de in figuur 1 getoonde combinatie in de toestand, waarin de containerbak is opgeheven en de combinatie gereed is voor transport.

In beide figuren zijn dezelfde onderdelen steeds met dezelfde verwijzingsgetallen aangegeven.

Een aanhangwagen 1 omvat een gestel 2, dat via ophangmiddelen 3 wordt gedragen door wielen 4. Het gestel omvat verder een dissel 5 en een aan de dissel aangebracht, op algemeen bekende wij ze op en neer beweegbaar hulpwiel 6.

Aan het gestel 2 is aan beide zijden een hulpframe 7 aangebracht, dat een rond een scharnieras 9 scharnierbare draagarm 8 draagt. Aan het vrije einde van elke draagarm 8 bevindt zich een U-vormige beugel voor samenwerking met een paddestoelvormig uitsteeksel ll, dat aan een containerbak 12 is bevestigd.

Aan de draagarmen 8 is een min of meer ü-vormige beugel 13 bevestigd. Als verstijvingsmiddelen zijn tussen de beugel 13 en de armen 8 schoren 14 aangebracht. Tussen deze schoren 14 en het gestel 2 zijn gasveren 15 geplaatst.

Aan de dissel 5 is een handlier 16 aangebracht. Deze lier is van op zichzelf bekende constructie en dient voor het op een trommel opwikkelen van een kabel 17, die met het in figuur 1 getoonde boveneinde van de beugel 13 is verbonden. Door bediening van de lierhandgreep 18 volgens pijl 19 wordt een trekkracht volgens een pijl 20 op de kabel 17 uitgeoefend. Een niet-getekend ratelmechanisme in de handlier 16 zorgt ervoor, dat telkens borging in de bereikte positie verzekerd is.

In de in figuur 1 getoonde situatie zijn de U-vormige beugels 10 tot samenwerking gebracht met de hefuitsteeksels 11. Door middel van een borgpen 21 is de positie van beide relatief geborgd. De containerbak 12 is op deze wijze scharnierbaar gekoppeld met de draagarmen 8. Bij het verder bedienen van de handgreep 18 wordt de beugel 13 in toenemende mate naar voren, in de richting van de dissel 5, omlaag gebracht, totdat de beugel 13 de in figuur 2 getoonde horizontale stand op het gestel 2 heeft bereikt. In deze stand staan de draagarmen 8 in hoofdzaak verticaal en is de containerbak 12 volledig los van de grond, zodat de aanhangwagen 1 rijdbaar is.

Een scharnierbare borgarm 22 met aan zijn einde een U-vormige beugel 23 met veerbelaste grendelpen met bedieningshandgreep 24 werkt voor positieborging van de containerbak 12 samen met een daartoe aan de containerbak 12 aangebracht, min of meer paddestoelvormig borguitsteeksel 25. Aan de hand van de figuren zal duidelijk zijn, dat de borgarm 22 in de in figuur 2 getoonde transportstand een zwaaibeweging rond de hefuitsteeksels 11 van de containerbak 12 blokkeert, zodat een stabiele stand tijdens het rijden van de combinatie 1, 12 is verzekerd.

Vanuit de in figuur 2 getoonde stand, of een verlaagde stand van de containerbak 12, dus tussen in figuur 1 en figuur 2 getoonde stand in, kan desgewenst de borging door de borgarm 22 worden opgeheven. De containerbak 12 is dan zwaaibaar rond de hefuitsteeksels 11. Voor het gemakkelijk uitvoeren van deze kiep-bewerking is de containerbak 12 uitgevoerd met een schuine klep 26, die door middel van een onderste scharnier 27 scharnierbaar is en door scharnierbare haken 28 en ogen 29 in de getoonde gesloten stand blokkeerbaar is.

Teneinde een beladen container 12 te kunnen heffen, zonder dat op de dissel 5 en daarmee op de trekhaak van de auto een ongewenst grote kracht wordt uitgeoefend en de stabiliteit zoveel mogelijk te bevorderen, zijn aan de achterzijde van het gestel 2 stabilisatiepoten 30 aangebracht, die in figuur 1 in een geborgde onderste stand op de grond rusten en in de situatie volgens figuur 2, de transportstand in een geborgde stand zijn ingetrokken.

De kabel 17 wordt in de in figuur 2 getoonde situatie onder spanning gehouden door het ratelmechanisme van de lier 16. Terwille van de veiligheid is niettemin aan het gestel 2 een borgpen 31 die in de in figuur 2 getoonde situatie is ingeschoven in een corresponderend gat 32 in het gestel 2.

De aandacht wordt erop gevestigd, dat de hefuitsteeksels 11 zich op afstand van de bovenzijde van de container 12 bevinden. Hierdoor hebben ze een beperkte afstand tot het zwaartepunt van de container 12, ook in beladen toestand, waardoor het kantelen van de container 12, zoals beschreven, met betrekkelijk geringe krachtinspanning mogelijk is.

De container 12 omvat verticale versterkingsribben 32, waaraan de hefuitsteeksels 12 zijn bevestigd. De bovenrand van de container 12 is eveneens uitgevoerd als versterkingsribbe 33, waaraan het borguitsteeksel 25 is bevestigd.

De aandacht wordt erop gevestigd, dat desgewenst ook gebruik zou kunnen worden gemaakt van een tweetal borguitsteeksels 25 met bijbehorende arm 22. De op de arm 22 uitgeoefende kracht is echter in het algemeen niet zodanig groot, dat het gebruik van twee armen, één aan elke zijde, noodzakelijk is.

Claims (27)

1. Aanhangwagen, gekenmerkt door hefmiddelen voor het aangrijpen van een te transporteren voorwerp, bijvoorbeeld een container of vloeistofvat, welke hefmiddelen door aandrijfmiddelen kunnen worden verplaatst tussen twee standen, in welke eerste stand een op de grond staand voorwerp kan worden aangegrepen, en in welke tweede stand het aangegrepen voorwerp is opgeheven tot een verhoogde positie, waarin het voorwerp uitsluitend in aangrijping met de aanhangwagen verkeert om daardoor rijdend te worden getransporteerd.

2. Aanhangwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hefmiddelen rond een gemeenschappelijke horizontale scharnier-hartlijn zwaaibare draagarmen omvatten, die aan hun vrije einden zijn voorzien van eerste koppelmiddelen voor aangrijping van een te transporteren voorwerp aan beide zijden daarvan.

3. Aanhangwagen volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste koppelmiddelen van elke draagarm een ü-vormige beugel omvatten voor samenwerking met twee aan beide zijden van een te transporteren voorwerp aangebracht uitsteeksel.

4. Aanhangwagen volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draagarmen zijn gekoppeld door een algemeen U-vormige beugel, die in de eerste stand omhoog gericht is en in de tweede stand een in hoofdzaak horizontale positie inneemt, waarbij de aandrijfmiddelen door middel van een trekorgaan aan de vrije eindzone van de beugel aangrijpen.

5. Aanhangwagen volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een motor omvatten.

6. Aanhangwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen handbedieningsmiddelen, zoals een lier, omvatten.

7. Aanhangwagen volgens conclusie 1, gekenmerkt door met de hefmiddelen samenwerkende veermiddelen, waarvan de veerkracht in de hefrichting werkzaam is.

8. Aanhangwagen volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de veermiddelen ten minste één gasveer omvatten.

9. Aanhangwagen volgens conclusie 1, gekenmerkt door ten minste één door middel van tweede koppelmiddelen met een te transporteren voorwerp koppelbaar borgelement.

10. Aanhangwagen volgens conclusies 2 en 7, met het kenmerk, dat het borgelement een scharnierbare borgarm is, die aan het voorwerp aangrijpt op afstand van de hefmiddelen, zodanig dat zwaaien of kantelen van het voorwerp ten opzichte van de hefmiddelen geblokkeerd is.

11. Aanhangwagen volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de tweede koppelmiddelen een u-vormige beugel omvatten voor samenwerking met een aan het voorwerp aangebracht uitsteeksel.

12. Aanhangwagen volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de borgarm met de hefmiddelen via een aangegrepen voorwerp zodanig samenwerkt, dat in alle posities van de hefmiddelen zwaaien of kantelen van het voorwerp wordt voorkomen en het voorwerp in de genoemde eerste en tweede stand van de hefmiddelen respectievelijk op de grond staat en zich in zijn transportstand bevindt.

13. Aanhangwagen volgens conclusie 1, gekenmerkt door op de grond te plaatsen stabilisatiepoten, die aan de aanhangwagen zijn bevestigd aan die zijde, waar zich een voorwerp bevindt in de eerste stand van de hefmiddelen.

14. Container voor een aanhangwagen volgens één der conclusies 1-13, gekenmerkt door twee op corresponderende posities aan beide zijden aangebrachte hefuitsteeksels.

15. Container volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de hefuitsteeksels zijn uitgevoerd als aan hun einden verbrede pennen.

16. Container volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de hefuitsteeksels zich op afstand van de bovenzijde van de container bevinden, zodanig dat de container met relatief geringe kracht kantelbaar is rond die hefuitsteeksels.

17. Container volgens conclusie 14, gekenmerkt door ten minste één borguitsteeksel.

18. Container volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het borguitsteeksel is uitgevoerd als een verbrede pen.

19. Container volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de container een bak met een zodanige vorm is, dat hij nestbaar is met een identieke container.

20. Container volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de container althans ten dele uit kunststof bestaat.

21. Container volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de kunststof gewapend is.

22. Container volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de container lokaal door ribben versterkt is.

23. Container volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de hefuitsteeksels aan versterkingsribben zijn aangebracht.

24. Container volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het borguitsteeksel aan een versterkingsribbe is aangebracht.

25. Container volgens conclusie 14, gekenmerkt door een scharnierbare klep.

26. Container volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de klep in zijn gesloten stand vastzetbaar is.

27. Combinatie van een aanhangwagen en een container volgens respectievelijk één der conclusies 1-13 en één der conclusies 14-26.