NL8902602A - Container, in het bijzonder tankcontainer. - Google Patents

Description

Titel: Container, in het bijzonder tankcontainer.

De uitvinding heeft betrekking op een container, in het bijzonder tankcontainers omvattende ten minste één in een parallellepipedum-vormig frame bevestigde tank of bak.

Voor vervoer van vloeistoffen, pasta's, poeders en korrelmateriaal wordt in de praktijk gebruik gemaakt van vaten, kleine houders, jerrycans en ISO-tankcontainers. Deze verpakkingen hebben hun eigen bezwaren. Vaten zijn moeilijk te hanteren en leiden tot een afvalprobleem, immers is het schoonmaken zeer arbeidsintensief en gaat het vernietigen of recyclen van de niet teruggezonden vaten met relatief hoge kosten en milieuproblemen gepaard. Terugzenden van de lege vaten is vaak te duur. Kleine kunststof houders zijn onvoldoende sterk voor het bevatten van gevaarlijke stoffen, ze lekken vaak en ze zijn niet optimaal te reinigen. Bovendien hebben zij een onhandige vorm en grootte, zodat het laadvermogen van een trailer niet efficiënt kan worden benut. Jerrycans zijn tijdens transport en overslag onveilig. Zowel de achterblijvende resten als de jerrycans zelf leiden tot een afvalprobleem; met het vullen en etiketteren gaat veel tijd verloren.

ISO-tankcontainers met een in een frame aangebrachte tank vertonen ten opzichte van vaten, kleine kunststof containers en jerrycans een aantal voordelen. Weliswaar is de aanschafwaarde vrij hoog, echter de levensduur is nagenoeg onbeperkt en de reinigingskosten per volume-eenheid zijn gering. ISO-tankcontainers worden gereinigd en komen niet ongereinigd in het milieu terecht. Er blijven na ledigen weinig resten achter, zodat de reiniging per volume-eenheid relatief goedkoop en eenvoudig is. Lekkages zijn zeldzaam. Bestaande 10 ft en 20 ft ISO-tankcontainers hebben een lengte van respektievelijk circa 10 ft (3 meter) en circa 20 ft (6 meter) en zowel een breedte als hoogte van circa 8 ft (2.40 meter). Ze zijn zo groot en zwaar dat zij slechts door een kraan met containerjuk van een chassis, schip of treinstel kunnen worden afgenomen of daarop kunnen worden geplaatst. Wel is er in grote delen van de wereld een ISO-container- infrastruktuur aanwezig, d.w.z. dat containerchassis, schepen en treinstellen zijn voorzien van bevestigingspunkten om 10, 20, 30 en 40 ft ISO-containers vast te zetten. Bovendien zijn er bij overslagpunten kranen met containerjuk aanwezig.

Met de uitvinding wordt beoogd een container, in het bijzonder tank-container zodanig compact te kunnen uitvoeren dat deze door betrekkelijk kleine vorkheftrucks en dergelijke apparatuur hanteerbaar is, terwijl op eenvoudige wijze geschikte clusters van tankcontainers tot stand kunnen worden gebracht, die geheel passen in de bestaande ISO-containerinfrastruktuur, d.w.z. dat de clusters op de gebruikelijke bevestigingspunten op chassis, containerschepen en treinstellen kunnen worden vastgezet en dat zij met behulp van de gebruikelijke containerkranen met jukken kunnen worden verplaatst.

Volgens de uitvinding is een tankcontainer hiertoe gekenmerkt, doordat de breedte van het frame een zodanig breukdeel is van de breedte van een volgens ISO-normen gestandaardiseerde container (circa 8 ft) dat door het koppelen van een aantal naast elkaar staande tankcontainers een cluster ontstaat met genoemde ISO normbreedte (circa 8 ft), en dat de lengte van het frame gelijk is aan de lengte van een volgens ISO-normen gestandaardiseerde container (bijvoorbeeld circa 10 ft, circa 20 ft) of een zodanig breukdeel daarvan bedraagt dat door het koppelen van een aantal achter elkaar staande tankcontainers een cluster ontstaat met een lengte van een ISO-normcontainer. De breedte van een volgens ISO-normen gestandaardiseerde container is circa 8 ft; er zijn containers met een breedte van 8' 4'1 waarvan de bevestigingspunten (corner fittings) zich echter op dezelfde plaats bevinden als bij een 8 ft ISO-container. Ook deze vallen onder het begrip ISO-container.

De tankcontainer volgens de uitvinding kan worden aangeduid met de term Compactainer.

Het verdient de voorkeur dat het frame een lengteafmeting van circa 10 ft (3 meter) en een breedteafmeting van circa 4 ft (1.20 meter) heeft en dat door het koppelen van twee naast elkaar opgestelde tankcontainers een cluster ontstaat met de volgens ISO-normen gestandaardiseerde lengte- en breedteafmetingen van een 10 ft container, terwijl door het koppelen van vier in carré opgestelde tankcontainers een cluster ontstaat met de volgens ISO-norm gestandaardiseerde lengte- en breedteafmetingen van een 20 ft container. Bij een andere uitvoering heeft het frame een lengteafmeting van circa 5 ft (1.50 meter) en een breedteafmeting van circa 4 ft (1.20 meter) terwijl door het koppelen van twee achter elkaar opgestelde tankcontainers een cluster ontstaat van een bovenbeschreven 10 ft tankcontainer.

De compacte tankcontainers (compactainers) volgens de uitvinding kunnen op verschillende wijzen aan elkaar worden gekoppeld. Het verdient echter sterk de voorkeur dat aan elk van de hoeken van het frame een hoekstuk is aangebracht met voorzieningen voor het opnemen of doorlaten van koppelmiddelen voor het koppelen van het hoekstuk aan een hoekstuk van een direkt naast of achter die tankcontainer geplaatste tankcontainer.

De maten van een 10 ft compactainer volgens de uitvinding zijn zodanig dat deze in lege toestand gemakkelijk kan worden verplaatst. De lengtemaat 10 ft is vergelijkbaar met de breedtemaat van vrachtauto's, zodat 10 ft containers met hun lengterichting kunnen passeren als vrachtauto's met hun breedte-afmeting. Uiteraard kunnen de vrij lage compactainers volgens de uitvinding gestapeld worden. Ook bestaat de mogelijkheid om twee, elk uit twee 10 ft compactainers bestaande clusters, op elkaar te stapelen en te verbinden, waarbij de aldus verkregen kluster de oppervlakteafmetingen van een 10 ft ÏSO-container heeft en een hoogteafmeting heeft die iets hoger is dan van een 10 ft ISO-container.

Om gestapelde compactainers gemakkelijk met elkaar te kunnen verbinden en de daarvoor geschikte voorzieningen ook te kunnen gebruiken om ISO-norm clusters van compactainers op de gebruikelijke wijze op chassis en dergelijke te kunnen vastzetten, is elk van de hoekstukken voorzien van langwerpige openingen voor het doorlaten van een voor ISO-containers gebruikelijke twistlock ter bevestiging van de tankcontainer op een chassis of op een andere tankcontainer.

Van groot belang is dat de afzonderlijke compactainers met een gewone vorkheftruck of met een aan een chassis bevestigbare meeneemvorkhef-truck vervoerd moeten kunnen worden. Daarom zullen de compactainers twee kokers voor het opnemen van de lepels van een vorkheftruck bezitten. Het heeft grote voordelen, indien de de koker zich binnen de ruimtelijke begrenzing van het frame boven of op de tank of tanks bevinden. Indien een mangat aanwezig is zullen de kokers aan weerszijden van dat mangat zijn bevestigd. Door deze specifieke plaats van de kokers behoeft de compactainer door de aanwezigheid daarvan niet hoger te zijn, terwijl bovendien de voordelen worden gekregen dat de compactainer in een lekbak met vrij hoge opstaande randen kan worden geplaatst en dat de kokers de appendages aan de bovenzijde van de container beschermen.

Indien tussen de kokers een morsbak is geplaatst, wordt weglekken van gevaarlijke vloeistoffen tegengegaan.

Bij een voorkeursconstructie bestaat elk hoekstuk uit drie haaks op elkaar staande platen. De twee vertikale platen van elk hoekstuk zijn voorzien van een in de vrije horizontale rand aangebrachte insnijding, terwijl de horizontale plaat een langwerpige opening heeft voor het doorlaten van een twistlock.

Voor het koppelen van steeds twee zich boven elkaar bevindende paren van vertikale hoekstukplaten wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een koppelstang met aan beide einden een vork, waarbij elk van de vorken over een paar vertikale hoekstukplaten valt en een borgpen zowel door de tanden van de vork als door in register met elkaar liggende insnijdingen in het paar hoekstukplaten steekt.

Een groot voordeel van deze koppeling met behulp van koppelstangen is dat men door één handeling de compactainers zowel boven als onder met elkaar koppelt, bovendien kan een verbinding tot stand worden gebracht op moeilijk of niet bereikbare plaatsen, zoals in het midden van een carré van compactainers en op zeer hoge plaatsen.

Alternatief is voor het koppelen van een paar vertikale hoekstukplaten gebruik gemaakt van een door een moer vastgezette twistlockbout die aan één van de hoekstukplaten is bevestigd, en die door een gat in de andere hoekstukplaat steekt en door 90° draaien in een blinde uitsparing terecht is gekomen.

De compactainer verschilt van de gewone ISO-tankcontainer in de eerste plaats door zijn kleinere breedte (circa 1.20 meter) en hoogte (circa 1.40 meter). Wezenlijk voor de compactainer volgens de uitvinding is dan ook dat deze van een zodanig beperkte grootte is dat hij afzonderlijk gemakkelijk kan worden gehanteerd, terwijl clusters van die compactainers in de bestaande ISO-containerinfrastruktuur passen, zodat ze op dezelfde wijze als ISO-containers behandeld kunnen worden. De tank van een compactainer kan uit één of meer compartimenten bestaan en bovendien kan een 10 ft compactainer een aantal kleinere tanks bevatten.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.

Fig. 1 toont een perspektivisch aanzicht van een tankcontainer volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een perspektivisch aanzicht van de koppeling van hoekstukken van tankcontainers volgens de uitvinding.

Fig. 3 toont een doorsnede door twee gekoppelde hoekstukken.

Fig. 4 toont schematisch op welke plaatsen acht 10 ft tankcontainers volgens de uitvinding met elkaar en met een chassis zijn verbonden.

Fig. 5 toont in zijaanzicht de achterzijde van een chassis met tankcontainers volgens de uitvinding.

Fig. 6 toont een zijaanzicht van een beladen chassis.

Fig. 7 toont een bovenaanzicht van het chassis volgens fig. 6.

Fig. 8 toont een aanzicht op twee hoekstukken3 die met een alternatieve koppelingsconstructie met elkaar zijn verbonden.

Fig. 9 toont een alternatieve uitvoering van de containertank volgens de uitvinding.

De in fig. 1 weergegeven compacte tankcontainer (zgn. compactainer) omvat een parallellepipedumvormig frame 1 en een daarin door opsluitplaten 2 bevestigde tank 3. Aan elk van de hoekpunten van het frame is een hoekstuk 4 bevestigd, bestaande uit drie loodrecht op elkaar staande platen 5, 6 en 7. Elke opsluitplaat 2 is aan een hoekstuk bevestigd. De twee vertikale platen 6 en 7 zijn aan hun vrije horizontale rand van een insnijding 8 voorzien, terwijl de horizontale plaat een langwerpige opening 9 heeft. De funktie van de insnijdingen 8 en de opening 9 zal worden toegelicht.

De tank 3 heeft een mangat 10 evenals de gebruikelijke niet weergegeven afsluiters en de veiligheidsventielen. Aan weerszijden van het mangat zijn in doorsnede rechthoekige kokers 11 aan het frame aangebracht, bestemd voor het opnemen van een lepel van een vorkheftruck. Tussen deze lepels kan een lekbak 12 zijn geplaatst.

Van de in fig. 1 weergegeven compactainer is de lengteafmeting circa 3 meter (10 ft), de breedteafmeting circa 1.20 meter (4 ft) en de hoogteafmeting circa 1.40 meter (4,7 ft).

Door vier van deze tankcontainers in carré te plaatsen en met elkaar te koppelen ontstaat een cluster met een lengteafmeting van 20 ft en een breedteafmeting van 8 ft. Zo een cluster kan bij transport op een chassis en bij verlading door middel van een containerkraan met standaardjuk behandeld worden als een volgens ISO-nomen gestandaardiseerde 20 ft container.

Voor het koppelen van steeds twee tankcontainers wordt gebruik gemaakt van koppelstangen 13. Deze hebben aan beide einden een vork 14. Fig. 2 laat in het midden van een carré van vier tankcontainers een bovenste en onderste viertal hoekstukken 4 zien. Twee aangrenzende platen 6 van het onderste viertal zijn onderling en met twee aangrenzende platen van het bovenste viertal gekoppeld door middel van één enkele koppelstang 13. De onderste vork 14 valt over twee platen 6 ter plaatse van de met elkaar in register liggende insnijdingen 8, waarbij een pen 15 door openingen in de tanden van de vork en door die insnijdingen 8 steekt.

De bovenste vork 14 is op dezelfde wijze met twee aangrenzende platen gekoppeld. Voor het aanbrengen van een koppelstang kan één van de vorken 14 met pen 15 in de in lijn liggende insnijdingen 8 van twee hoekstukplaten worden geduwd, waarna de stang kan worden gescharnierd op de andere vork zonder dat pen 15 over twee hoekstukplaten valt, waarna de pen 15 door de in register liggende insnijdingen 8 van die platen en de openingen in de vork wordt gestoken. In het bijzonder bij moeilijk bereikbare plekken is deze wijze van aanbrengen van voordeel.

De frames 1 kunnen zijn voorzien van bevestigingsmiddelen om een niet gebruikte vork te bevestigen.

Het schema van fig. 4 laat bij de kleine streepjes zien waar de 10 ft tankcontainers met elkaar zijn gekoppeld en laat met de kleine rondjes zien waar de twee aldus gevormde clusters aan een chassis zijn verbonden met behulp van gebruikelijke twistlocks.

De langwerpige opening 9 in de plaat 5 van elk hoekstuk dient voor het doorlaten van zo een twistlock.

De fig. 6 en 7 tonen de belading van een chassis met 10 ft tankcontainersj waarbij één van die 10 ft tankcontainers is samengesteld uit twee 5 ft compactainers 16, die elk weer acht hoekstukken 4 bezitten en bij aangrenzende hoekstukken met behulp van koppelstangen 13 (of andere koppelmiddelen) met elkaar zijn verbonden. Ook elke 5 ft compactainer heeft een frame 1 en een tank 3.

De tank in een 10 ft container kan één enkel compartiment of verscheidene compartimenten hebben. Een 10 ft container met twee. afzonderlijke tanks is ook mogelijk.

Zoals fig. 5 toont is aan het chassis een meeneemheftruck 17 bevestigd, die een 10 ft tankcontainer kan hanteren (fig. 7). De lepels van de heftruck steken dan in de kokers 11 van de container.

Tijdens een transportroute kunnen volle en lege compactainers bij de diverse los- en laadplaatsen op een chassis worden gezet en daarvan afgenomen. Dit zou kunnen resulteren in een onevenwichtige belading van het chassis. Met behulp van de meeneemheftruck kan de chauffeur zelf het geheel weer in een veilige balans brengen.

Het totaalgewicht van een chassis met daarop acht 10 ft compactainers en een meeneemheftruck is circa 40 ton. Er kan dan ook optimaal gebruik worden gemaakt van het wettelijk maximaal toegestane totaalgewicht op de weg. Indien maximaal 50 ton totaalgewicht is toegelaten, kunnen met een aangepast chassis nog enige volle en lege compactainers als tweede laag worden vervoerd. Compactainers kunnen gestapeld worden zowel in lege als volle toestand, zowel tijdens opslag als tijdens transport. Indien op een chassis waarop de compactainers vervoerd worden, niet voor elke compactainer twistlocks aanwezig zijn, kunnen de compactainers onderling worden gekoppeld om een veilig geheel te krijgen.

Clusters kunnen gestapeld worden, waarbij voor de verbinding tussen twee op elkaar gestapelde clusters weer van twistlocks gebruik wordt gemaakt, die door de openingen 9 van de hoekstukplaten 5 steken.

Een cluster van vier 10 ft compactainers kan door een containerkraan met ISO-juk voor 20 ft ISO-containers worden gehanteerd, terwijl een cluster van twee 10 ft compactainers door een containerkraan met ISO-juk voor 10 ft ISO-containers kan worden opgepakt en neergezet.

Het belangrijkste voordeel van de compactainers volgens de uitvinding is dan ook dat zij afzonderlijk met een al of niet meegenomen vorkheftruck kunnen worden opgepakt en neergezet, terwijl een cluster van compactainers geheel past in grote delen van de wereld aanwezige ISO-infrastruktuur voor 10 en 20 ft ISO-containers.

Fig. 8 illustreert een alternatieve koppelingsmethode tussen twee hoekstukken 4 door middel van een bout 20 met langwerpige rechte twistlockkop 21 en een op de bout geschroefde moer 22. Van twee aan elkaar grenzende hoekstukplaten 6 is er één van een opneemdeel 23 voorzien, waarin een doorlopend gat 24a van rechthoekige doorsnede is aangebracht, dat uitmondt in een blinde uitsparing 24b van rechthoekige doorsnede doch over 90° ten opzichte van het gat 24a gedraaid. De andere hoekstukplaat omvat een opneemdeel 25 waardoorheen de bout 20 heen en weer verschuifbaar steekt. Door de houtkop 21 van de ene hoekstukplaat 6 door het gat 24a van het opneemdeel 23 van de andere hoekstukplaat te steken totdat de kop 21 zich voorbij dat opneemdeel 23 uitstrekt, en vervolgens de bout over 90° te draaien, kan de kop in de uitsparing 24b vallen. Een veer 26 trekt de bout 20, indien de vergrendeling niet in gebruik is, binnen het betreffende hoekstuk terug, zodat de bout niet uit het frame uitsteekt.

Indien de houtkop 21 de in fig. 7 weergegeven stand binnen de blinde uitsparing 24b heeft bereikt, wordt de moer 22 aangedraaid. Een scharnierende borgpen 27 valt bij aangedraaide moer in een uitsparing van de moer. Om de moer los te kunnen draaien moet de borgpen opgetild worden.

De platen 7 van de hoekstukken zijn van een soortgelijke constructie voorzien maar op een iets andere plaats.

De compactainer volgens fig. 9 verschilt van die van fig. 1 door een andere uitvoering van het frame, dat in dit geval uitsluitend bestaat uit hoekstukken 4 die door de stevig uitgevoerde opsluitplaten 2 op hun plaats worden gehouden. De kokers zijn aan de tank 3 vastgelast.

Clusters van compactainers kunnen vervoerd worden tesamen met 10 ft, 20 ft en 30 ft ISO-containers of een wissellaadbak.

Voor de bovenbeschreven compactainers is betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen een bruikbare, ingevoerde nationale en internationale wettelijke regelgeving voorhanden. Immers is de regelgeving voor compactainers gelijk aan die voor ISO-tankcontainers. Bij het vastzetten van clusters van compactainers wordt gebruik gemaakt van bestaande vaste voorzieningen, in het bijzonder twistlocks op containerchassis. Bij kalamiteiten is de sterkte en brandveiligheid van compactainers bijzonder goed. Compactainers zullen voor vervoer van gevaarlijke stoffen een zelfde wanddikte hebben als de gewone tankcontainers, zodat de relatieve wanddikte van de compactainer aanzienlijk groter is. De veiligheid is hierdoor vergroot.

Binnen het kader van de hoofdconclusie zijn verschillende wijzigingen van de beschreven en getoonde compactainer en cluster van compactainers mogelijk. De tank of bak kan velerlei vormen hebben.

Claims (13)

1. Container, in het bijzonder tankcontainer omvattende tenminste één in een parallellepipedumvormig frame (1) bevestigde tank (3) of bak met het kenmerk, dat de breedte van het frame (1) een zodanig breukdeel is van de breedte van een volgens ISO-normen gestandaardiseerde container (circa 8 ft) dat door het koppelen van een aantal naast elkaar staande containers een cluster ontstaat met genoemde ISO-normbreedte (8 ft) en dat de lengte van het frame gelijk is aan de lengte van een volgens ISO-normen gestandaardiseerde container (bijvoorbeeld circa 10 ft, circa 20 ft) of een zodanig breukdeel daarvan bedraagt, dat door het koppelen van een aantal achter elkaar staande containers een cluster ontstaat met de lengte van een ISO-normcontainer.

2. Container volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het frame een lengteafmeting van circa 10 ft (3 meter) en een breedteafmeting van circa 4 ft (1.20 meter) heeft en dat door het koppelen van twee naast elkaar opgestelde containers een cluster ontstaat met de volgens ISO-norm gestandaardiseerde lengte- en breedteafmetingen van een 10 ft ISO-container en door het koppelen van vier in carré opgestelde containers een cluster ontstaat met de volgens ISO-norm gestandaardiseerde lengte- en breedteafmetingen van een 20 ft container.

3. Container volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het frame een lengteafmeting van circa 5 ft (1.50 meter) en een breedteafmeting van circa 4 ft (1.20 meter) heeft en dat door het koppelen van twee achter elkaar opgestelde containers een cluster ontstaat met de frameafmetingen van de container volgens conclusie 2.

4. Container volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan elk van de hoeken van het frame een hoekstuk (4) is aangebracht met voorzieningen voor het opnemen of doorlaten van koppelmiddelen voor het koppelen van het hoekstuk aan een hoekstuk van een direkt naast of achter de container geplaatste tankcontainer.

5. Container volgens conclusie 4, met het kenmerk dat, elk van de hoekstukken (4) is voorzien van een langwerpige opening (9) voor het doorlaten van een voor ISO-containers gebruikelijke twistlock ter bevestiging van de container op een chassis of een andere container.

6. Container volgens één van de voorgaande conclusiesj met het kenmerk, dat de container twee kokers (11) voor het opnemen van de lepels van een vorkheftruck heeft.

7. Container volgens conclusie 6, met het kenmerk dat, de kokers (11) zich binnen de ruimtelijke begrenzing van het frame (1) boven of op de tank (3) bevinden.

8. Tankcontainer volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de kokers (11) aan weerszijden van een mangat (10) van de tank (3) zijn bevestigd.

9. Container volgens conclusie 7, met het kenmerk dat, tussen de kokers (11) een morsbak (12) is geplaatst.

10. Container volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk hoekstuk bestaat uit drie haaks op elkaar staande platen (5, 6, 7).

11. Container volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de twee vertikale platen (6, 7) van elk hoekstuk (4) zijn voorzien van een in de vrije horizontale rand aangebrachte insnijding (8), en de horizontale plaat een langwerpige opening (9) heeft voor het doorlaten van een twistlock.

12. Cluster van tenminste twee containers volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat voor het koppelen van steeds twee zich boven elkaar bevindende paren van vertikale hoekstukplaten gebruik is gemaakt van een koppelstang (13) met aan beide einden een vork (14), waarbij elk van de vorken (14) over een paar vertikale hoekstukplaten (6 respektievelijk 7) valt en een borgpen (15) zowel door de tanden van. de vork (14) als door de in register met elkaar liggende insnijdingen (8) in het paar hoekstukplaten steekt.

13. Cluster van tenminste twee containers volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het koppelen van een paar vertikale hoekstukplaten (6 respektievelijk 7) gebruik is gemaakt van een door een moer (22) vastgezette twistlockbout (20) die aan één van de hoekstukplaten is bevestigd, door een gat in de andere hoekstukplaat steekt en door 90° draaien in een blinde uitsparing (24b) van een opneemdeel (23) van die andere hoekstukplaat terecht is gekomen.