NL8901834A - Werkwijze en inrichting voor het vanaf een wateroppervlak tot op de daaronder gelegen bodem neerlaten van een lichaam. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het vanaf een wateroppervlak tot op dedaaronder gelegen bodem neerlaten van een lichaam.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het, met behulp van drijvendemiddelen, in het bijzonder een vaartuig, tot op een onder water gelegenbodem neerlaten van een lichaam, waarbij dit lichaam aan tenminste éénkabel of takel hangt die door middel van een op het vaartuiggemonteerde lier of soortgelijke inrichting wordt gevierd. In hetbijzonder betreft de uitvinding een werkwijze voor het neerlaten vanéén of meer lichamen van staal en/of beton voor het op een zeebodemopbouwen van de voet van een kunstmatig eiland of onderzeeswerkplatform voor de exploitatie van een zich onder de zeebodembevindend aardolie- of gasveld.

Tot nu toe worden dergelijke lichamen, die een onderwatergewicht vanenkele tot meerdere duizenden tonnen kunnen hebben, tot op de zeebodemneergelaten met behulp van een op een vaartuig gemonteerde hijskraan,welk samenstel een kraanschip wordt genoemd. Daarbij wordt het lichaamdoor middel van de hijskraan van een ponton of dergelijk vaartuigopgehesen en dan hangend aan de hijskabel boven de plaats vanbestemming gebracht en aldaar door het vieren van de hijskabelafgezonken.

Het gebruik van zo'n kraanschip is echter zeer kostbaar. Bovendien moetdaarbij de zee betrekkelijk kalm zijn, aangezien door het betrekkelijkgrote waterdoorsnijdend oppervlak van een kraanschip, reeds bijbetrekkelijk geringe zeebewegingen, het kraanschip te veel gaat rollenen/of stampen en/of deinen om efficiënt te kunnen worden toegepast voorhet uitvoeren van de hierboven genoemde stappen.

Het doel van de uitvinding is een verbeterde werkwijze van hethierboven genoemde type te verschaffen.

Dit doel wordt bereikt doordat bij de werkwijze volgens de uitvindinghet lichaam in drijvende toestand naar het vaartuig wordt gevaren enaldaar onder een, van het vaartuig uitstekende armconstructie wordtgepositioneerd, die aan de ene kant zodanig draaibaar met het vaar¬tuig is verbonden dat hij vrij op en neer kan zwaaien en die aan deandere kant is voorzien van tenminste één op het wateroppervlakrustende drijver, waarna aan de bovenkant van het lichaam het vrije eind van de kabel of takel wordt bevestigd, die van de armconstructienaar beneden hangt en vervolgens het drijfvermogen van het lichaamwordt verminderd en de lier wordt bediend, met als laatste stap hetlaten uitlopen van de kabel of takel voor het tot op de onder watergelegen bodem neerlaten van het lichaam, waarbij op voordelige wijzehet drijfvermogen van de drijver regelbaar is en dit drijfvermogen insamenhang met het verminderen van het drijfvermogen van het lichaamwordt geregeld.

Bij voorkeur is de armconstructie voorzien van twee drijvers waarbijhet neer te laten lichaam tussen deze drijvers wordt gepositioneerd.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding behoeft dus geen duur kraanschipte worden ingezet. In wezen kan elk bestaand vaartuig op eenvoudigewijze worden voorzien van de genoemde armconstructie, die doordat dedrijver(s) een betrekkelijk gering waterdoorsnijdend oppervlak heeft(hebben) slechts in geringe mate zal bewegen in aanspreking op dezeegang, waarbij de meer heftige bewegingen van het vaartuig zelf, alsgevolg van de zeegang, niet worden overgebracht op de armconstructieaangezien deze vrij zwaaibaar met het vaartuig is verbonden. Bovendienkan de plaats van het vaartuig zodanig worden gekozen dat dearmconstructie door het vaartuig wordt beschut en in de luwte ligt.Verder kan de snelheid waarmee het lichaam wordt geplaatst op dezeebodem worden geregeld door de snelheid waarmee het drijfvermogen vande drijver wordt verminderd te regelen.

De werkwijze volgens de uitvinding kan bij elke waterdiepte wordentoegepast, doch is in het bijzonder geschikt voor betrekkelijk grotewaterdieptes bijvoorbeeld van 300 m of meer.

De uitvinding betreft eveneens een inrichting, in het bijzonder eenvaartuig voor het uitvoeren van de werkwijze, welk vaartuig is voorzienvan een lier of soortgelijke inrichting met een hijskabel of takel,waarbij het vaartuig volgens de uitvinding is voorzien van eenarmconstructie die bij één eind daarvan zodanig draaibaar met hetvaartuig is verbonden dat de constructie vrij op en neer kan zwaaien enwaaraan tenminste één drijver is bevestigd, zodat de armconstructie ineen buitenboord stekende, zich in wezen boven het wateroppervlakbevindende toestand, door deze op het wateroppervlak drijvende drijver wordt ondersteund, waarbij de armconstructie de hijskabel of takelondersteunt die van de constructie naar beneden hangt, en waarbij bijvoorkeur het drijfvermogen van de drijver regelbaar is.

Bij een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm omvat de armconstructieeen in het algemeen horizontaal lopende langgerekte balk-constructiewaaraan, nabij beide einden, een drijver is gemonteerd, waarbij aandere balkconstructie ten minste twee uitstekende armen zijn bevestigddie bij hun vrije einden draaibaar met het vaartuig zijn of kunnenworden verbonden.

Op voordelige wijze is daarbij het vaartuig voorzien van middelen doormiddel waarvan de armconstructie vanuit de buiten boord stekendestand,, omhoog en voorbij het dode punt omlaag, naar een bergstand kanworden gezwaaid en omgekeerd, in welke bergstand de armconstructiegeheel op het vaartuig rust.

De uitvinding wordt nader uiteengezet onder verwijzing naar de tekeningwaarin:

Figuur 1 een armconstructie volgens de uitvinding in perspectief toont,die aan een willekeurig vaartuig kan worden bevestigd, en

Figuren 2 t/m 6 schematisch de opeenvolgende stappen bij het uitvoerenvan de werkwijze volgens de uitvinding tonen.

Zoals getoond in figuur 1 omvat de armconstructie een horizontaallopende, langgerekte balk-constructie die is opgebouwd uit twee balken1 en 11. Nabij beide einden van deze balk-constructie is tussen debalken 1 en 1' een drijver of drijflichaam 2, 2' gemonteerd, waarbijdeze drijvers 2, 2' zijn voorzien van niet getoonde middelen waarmeehun drijfvermogen kan worden geregeld, door bijvoorbeeld een bepaaldehoeveelheid water in de hol uitgevoerde drijvers te laten lopen of uitde drijvers te pompen. Verder omvat de armconstructie twee armen 3 en 4en een schor 5 die aan de ene kant met het samenstel van debalkconstructie 1, 1' en drijvers 2, 2' zijn verbonden en aan de anderekant, bij respectievelijk 3', 4' en 5' draaibaar zijn verbonden met een vaartuig 1, zoals schematisch getoond in de figuren 2 t/m 6.

Zoals ook getoond in de figuren 2 t/m 6, ondersteunt de balkconstructie1, 1' een viertal takels 6 met ingeschoren kabels die om dekabeltrommels van een tweetal op het vaartuig 7 gemonteerde lieren 8zijn gewikkeld.

Zoals getoond in figuur 2 kan de in figuur 1 getoonde armconstructieomhoog tot voorbij het dode punt en omlaag worden gezwaaid totdat degehele armconstructie, in een bergstand, op het vaartuig 7 rust.

Het vaartuig 7 met de armconstructie in de bergstand wordt naar eenplaats gevaren alwaar een lichaam tot op de onder water gelegen bodemmoet worden neergelaten. Dit lichaam 9 wordt, bijvoorbeeld door middelvan een ponton 10 in de buurt van het vaartuig 7 gebracht. Dan wordt opde een of andere wijze het lichaam 9, dat een zeker drijfvermogenheeft, van de ponton 10 gelost, zoals getoond in figuur 3. Dearmconstructie is inmiddels buitenboord gezwaaid, zoals ook getoond infiguur 3, zodat deze constructie door de op het water drijvendedrijvers 2, 2' wordt ondersteund en daarbij vrij op en neer kan zwaaienten opzichte van het vaartuig 7.

Vervolgens wordt het lichaam 9 naar het vaartuig 7 toe gevaren entussen de drijvers 2, 2' en onder de armconstructie gepositioneerdzoals getoond in figuur 4. Dan worden de takels 6 bevestigd aan, op debovenkant van het lichaam 9 aangebrachte ogen 11, zoals ook getoond infiguur 4.

Vervolgens wordt het drijfvermogen van het lichaam 9 verminderd,bijvoorbeeld door het inlaten van water in de holle ruimtes binnen hetlichaam 9, het drijfvermogen van de drijvers 2, 2' geregeld en delieren 8 bediend zodat de in figuur 5 getoonde toestand wordt bereikt.

Tenslotte wordt het lichaam 9 tot op de onder water gelegen bodem 12afgezonken, zoals getoond in figuur 6, waarbij het drijfvermogen vanhet lichaam 9 in toenemende mate wordt verminderd.

Andere uitvoeringsvormen dan de in de tekening getoonde zijn vanzelfsprekend mogelijk.

Zo kan de balkconstructie 1, 1' ook de vorm hebben van een drijflichaam. Verder kan aan de getoonde armconstructie een tweede in wezen identieke armconstructie draaibaar worden gekoppeld.

Claims (7)

1. Werkwijze voor het met behulp van drijvende middelen, in hetbijzonder een vaartuig, tot op een onder water gelegen bodem neerlatenvan een lichaam, waarbij dit lichaam aan tenminste één kabel of takelhangt, die door middel van een op het vaartuig gemonteerde lier ofsoortgelijke inrichting wordt gevierd, met het kenmerk, dat het lichaamin drijvende toestand naar het vaartuig wordt gevaren en aldaar ondereen, van het vaartuig uitstekende armconstructie wordt gepositioneerd,die aan de ene kant zodanig draaibaar met het vaartuig is verbonden,dat hij vrij op en neer kan zwaaien en die aan de andere kant isvoorzien van tenminste één op het wateroppervlak rustende drijver,waarna aan de bovenkant van het lichaam het vrije eind van de kabel oftakel wordt bevestigd, die van de armconstructie naar beneden hangt envervolgens het drijfvermogen van het lichaam wordt verminderd en delier wordt bediend, met als laatste stap het laten uitlopen van dekabel of takel voor het tot op de onder water gelegen bodem neerlatenvan het lichaam.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat hetdrijfvermogen van de drijver regelbaar is en dit drijfvermogen insamenhang met het verminderen van het drijfvermogen van het lichaamwordt geregeld.

3. Werkwijze volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat dearmconstructie is voorzien van twee drijvers en het neer te latenlichaam tussen deze drijvers wordt gepositioneerd.

4. Inrichting, in het bijzonder een vaartuig voor het uitvoeren van dewerkwijze volgens conclusies 1-3, waarbij dit vaartuig is voorzien vaneen lier of soortgelijke inrichting met een hijskabel of takel, met hetkenmerk, dat het vaartuig is voorzien van een armconstructie die bijéén eind daarvan zodanig draaibaar met het vaartuig is verbonden, datde constructie vrij op en neer kan zwaaien en waaraan tenminste ééndrijver is bevestigd, zodat de armconstructie in een buiten boordstekende, zich in wezen boven de waterspiegel bevindende toestand doordeze, op het water drijvende drijver wordt ondersteund, waarbij dearmconstructie de kabel of takel ondersteund die van de armconstructie naar beneden hangt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat hetdrijfvermogen van de drijver regelbaar is.

6. Inrichting volgens conclusies 4 of 5, met het kenmerk, dat dearmconstructie een in het algemeen horizontaal lopende, langgerektebalk-constructie omvat waaraan, nabij beide einden, een drijver isgemonteerd, waarbij aan deze balkconstructie tenminste twee uitstekendearmen zijn bevestigd die bij hun vrije einden draaibaar met hetvaartuig zijn of kunnen worden verbonden.

7. Inrichting volgens conclusies 4-6, met het kenmerk, dat het vaartuigis voorzien van middelen door middel waarvan de armconstructie, vanuitde buiten boord stekende stand, omhoog en voorbij het dode punt omlaag,naar een bergstand kan worden gezwaaid en omgekeerd, in welke bergstandde armconstructie geheel op het vaartuig rust.