NL8301831A - Inrichting voor het lichten en verwijderen van het onderstel van een niet meer gebruikte offshore-constructie. - Google Patents

Inrichting voor het lichten en verwijderen van het onderstel van een niet meer gebruikte offshore-constructie. Download PDF

Info

Publication number
NL8301831A
NL8301831A NL8301831A NL8301831A NL8301831A NL 8301831 A NL8301831 A NL 8301831A NL 8301831 A NL8301831 A NL 8301831A NL 8301831 A NL8301831 A NL 8301831A NL 8301831 A NL8301831 A NL 8301831A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
chassis
undercarriage
floating
floating body
buoy
Prior art date
Application number
NL8301831A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Babcock Anlagen Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Babcock Anlagen Ag filed Critical Babcock Anlagen Ag
Publication of NL8301831A publication Critical patent/NL8301831A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63CLAUNCHING, HAULING-OUT, OR DRY-DOCKING OF VESSELS; LIFE-SAVING IN WATER; EQUIPMENT FOR DWELLING OR WORKING UNDER WATER; MEANS FOR SALVAGING OR SEARCHING FOR UNDERWATER OBJECTS
    • B63C7/00Salvaging of disabled, stranded, or sunken vessels; Salvaging of vessel parts or furnishings, e.g. of safes; Salvaging of other underwater objects
    • B63C7/06Salvaging of disabled, stranded, or sunken vessels; Salvaging of vessel parts or furnishings, e.g. of safes; Salvaging of other underwater objects in which lifting action is generated in or adjacent to vessels or objects
    • B63C7/08Salvaging of disabled, stranded, or sunken vessels; Salvaging of vessel parts or furnishings, e.g. of safes; Salvaging of other underwater objects in which lifting action is generated in or adjacent to vessels or objects using rigid floats
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B17/00Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B17/00Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
    • E02B2017/0052Removal or dismantling of offshore structures from their offshore location

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Revetment (AREA)
  • Load-Engaging Elements For Cranes (AREA)

Description

* * V
T-12 1 INRICHTING VOOR HET LICHTEN EN VERWIJDEREN VAN HET ONDERSTEL VAN NIET MEER GEBRUIKTE OFFSHORE-CONSTRUCTIES.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het lichten en verwijderen van het onderstel van niet meer gebruikte offshore-constructies en op een werkwijze voor het gebruik van de inrichting.
5 Dergelijke offshore-constructies dienen voor de explo ratie en/of de exploitatie van olie- of gasvoorkomens in de zeebodem. Na de beëindiging van de werkzaamheden moeten de offshore-constructies met inbegrip van het op de zeebodem staande onderstel worden verwijderd, om een veilige scheep-10 vaart te waarborgen. Eén van de denkbare mogelijkheden (Offshore-Engineer, juli 1981, blz. 33) bestaat uit het opblazen van de top of het gehele onderstel en het op de zeebodem laten liggen van de materiaalresten. Daarbij zal tussen het oppervlak van de zee en de bovenkant van de materiaalhoop een 15 afstand van 50 m noodzakelijk zijn. Deze werkwijze belast het milieu en is in elk geval alleen bij grote waterdiepte uitvoerbaar.
Het gehele onderstel kan ook na het losmaken van de verankering worden verwijderd. Daarbij zou het onderstel door 20 middel van een drijvende bok stuk voor stuk kunnen worden afgevoerd. Dit is een zeer kostbare werkwijze, vooral omdat de hiervoor noodzakelijke drijvende bokken zeer duur zijn en vanaf 50 m waterdiepte met duikerschepen gewerkt moet worden, welke met helium gevulde drukkamers en sluizen aan boord heb-25 ben.
Aan de uitvinding ligt het doel ten grondslag een inrichting en een werkwijze te ontwikkelen waarmee het mogelijk is om onderstellen van offshore-constructies met minder technische omslag te lichten en uit het offshore-gebied te verwij-30 deren.
Dit doel wordt bij een inrichting van de in de aanhef omschreven soort bereikt door een drijflichaam dat door koppel ings stukken met het onderstel verbonden kan worden, welk 8301831 * 4 r ............. ....... ..........2 drijf lichaam voorzien is van verscheidene luchtkamers die onafhankelijk van elkaar met water gevuld en geledigd kunnen worden en waarvan het bovenste gedeelte steeds boven het zeeoppervlak uitsteekt.
5 Met behulp van het afzonderlijke drijflichaam kunnen het onderstel of door explosie losgemaakte delen daarvan veilig en relatief eenvoudig worden gelicht. Het boven het zeeoppervlak uitstekende gedeelte van het drijflichaam zorgt voor de stabiliteit bij het ophalen. Met de drijflichamen kan 10 het onderstel naar de kust of tot in een haven worden gesleept, waarna de demontage met behulp van havenkranen, die aanzienlijk minder kostbaar dan offshore-kranen zijn, worden uitgevoerd. Aangezien de duikwerkzaamheden hier tot een diepte van 40 m plaatsvinden, zullen eveneens geen kostbare dui-15 kerschepen nodig zijn.
Verscheidene uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn in de tekening weergegeven en worden hierna nader verduidelijkt.
Pig. 1 toont een drijflichaam in langsdoorsnede.
20 Fig. 2 toont de doorsnede volgens lijn II-II in fig.
1.
Fig. 3 toont een zijaanzicht van een ander drijflichaam.
Pig. 4 toont een zijaanzicht van weer een ander drijf-25 lichaam.
Pig. 5 toont een langsdoorsnede door een boei.
Pig. 6 t/m 9 tonen verschillende fasen van vier werkwijzen voor het lichten van een onderstel onder toepassing van een inrichting volgens de uitvinding.
30 Een drijflichaam 1 bestaat volgens fig. 1 uit een ge sloten, bij voorkeur cilindrische mantel 2. De binnenruimte van het drijflichaam 1 is door verticale en horizontale scheidingswanden 3 in verscheidene luchtkamers 4 onderverdeeld.
Elk van deze luchtkamers 4 is voorzien van een eigen wateraan-35 sluiting 5 en een luchtaansluiting 6, zodat de luchtkamers 4 onafhankelijk van elkaar met water gevuld of geledigd kunnen worden.
De mantel 2 van het drijflichaam 1 is aan zijn buitenzijde voorzien van een steun 7, waardoor de door de opwaartse 8301831 .Am 3 druk opgewekte kracht in het drijf lichaam 1 ingeleid kan worden. Aan de mantel 1 zijn verder koppelstukken bevestigd. Via deze koppelstukken kan het drijflichaam 1 met het te lichten onderstel 32 worden verbonden. De koppelstukken kunnen uit 5 een aan zijn bovenzijde open haak 8 en uit een klem 9 met twee zwenkbare armen bestaan. De koppelstukken moeten al naar gelang de uitvoering van het te lichten onderstel 32, bijvoorbeeld met het oog op de omvang en de onderlinge afstand van de balken 10 van het onderstel 32 worden aangepast.
10 Het drijflichaam 1 is voorzien van aandrijvingen 11, waarmee dit onder water kern. worden gemanouvreerd. De werkzaamheden met het drijflichaam 1 worden vanaf een besturingsstand op een begeleidingsboot of een nog nader te beschrijven ver-zorgingsboei uitgevoerd. Ter controle van de werkzaamheden 15 dienen schijnwerpers 12 en TV-camera's 13, die aan de mantel 2 zijn aangebracht.
Het in fig. 3 weergegeven drijflichaam 14 onderscheidt zich van het beschreven drijflichaam 1 volgens fig. 1 en 2 slechts doordat het uit een aantal onderdelen 15 bestaat. De 20 onderdelen 15 hebben een verschillende diameter en verkleinen van beneden naar boven. Het drijflichaam 14 wordt zodanig met het te lichten onderstel 32 verbonden, dat het bovenste gedeelte van het bovenste onderdeel 15 met de kleinste diameter, boven het zee-oppervlak uitsteekt. Op deze wijze wordt 25 tijdens het afzinken en opduiken een stabiliteit van het drijflichaam 14 bereikt.
Volgens fig. 4 bestaat een ander drijflichaam 16 uit verscheidene reservoirs 17 met een diameter van ongeveer 2,5 m. Elk van de reservoirs 17 kan met water gevuld of gele-30 digd worden. De reservoirs 17 zijn demontabel met elkaar verbonden. Daartoe dienen ringen 18, die loodrecht op de langsas van de reservoirs zijn aangebracht en die de reservoirs 17 van buiten omvatten. Aan de reservoirs 17 zijn aan afzonderlijke draagelementen de steunen bevestigd, waarop de in de 35 balken 10 van het onderstel aangrijpende haken 8 zijn aangebracht.
In de richting van de langsas van de reservoirs 17 geschiedt de verbinding door lippen 19 die door een boutverbinding met elkaar zijn verbonden. De aan de bovenste bodem van 8301831 r . * * ------ " -------------------------------- ---------- 4 de reservoirs 17 bevestigde lip heeft een langwerpig gat 20, terwijl de aan de onderste bodem bevestigde lip voorzien is van een rond gat 21. Vanwege deze constructie met langwerpige gaten is de verbinding in de richting van de langsas van de 5 reservoirs instelbaar.
De reservoirs 17 kunnen naar wens tot grotere eenheden worden samengekoppeld. Bij de in fig. 4 getoonde samenstelling zijn in elk vlak drie reeksen reservoirs 17 aangebracht.
Het drijflichaam 1 van fig. 1 en 2 kan volledig wor-10 den afgezonken. Om hier stabiliteit te bereiken bij het duiken, is dit drijflichaam 1 door trekelementen 22 verbonden met een voor de verzorging dienende boei 23. Deze boei 23 drijft tijdens het afzinken en opduiken op het zee-oppervlak 24. De boei 23 is in zijn onderste gedeelte voorzien van 15 luchtkamers 25, die met water gevuld en geledigd kunnen worden. Boven de luchtkëmers 25 zijn in de boei 23 lieren 26 aangebracht. De met. de lieren 26 verbonden trekelementen 22, die kabels of kettingen kunnen zijn, zijn afgedicht door de bodem 27 van de boei 23 geleid en verbonden met het drijflichaam 1. 20 De trekkracht van de lieren 26 is berekend op ongeveer 7 tot 10 % van het gewicht van het onderstel.
De bodem 27 van de boei 23 is aangepast aan het deksel van het drijflichaam 1. De boei 23 en het drijflichaam 1 kunnen daardoor vast tegen elkaar aan worden gedrukt en van bui-25 ten met elkaar worden verbonden, zodat beide als een eenheid werken.
In de boei 23 kunnen een van een aandrijfmotor voorziene generator 28 en compressoren 29 voor het opwekken van de voor het ledigen van de luchtkamers noodzakelijke lucht zijn 30 opgesteld. Toevoerleidingen 30 lopen van de boei 23 naar het drijflichaam 1. Op de boei 23 is een stuurstand 31 aangebracht, waarvanuit de werkzaamheden met het drijflichaam 1 worden bestuurd. De in fig. 5 weergegeven boei 23 kan slechts verticaal drijven. Wanneer deze boei ook horizontaal moet kun-35 nen drijven, dan is deze slechts uitgerust met de lieren 26, terwijl de generator 28, de compressoren 29 en de stuurstand 31 op een begeleidingsboot zijn aangebracht.
Het in fig. 6A getoonde onderstel 32 van een offshore-constructie is met behulp van palen 33 in de zeebodem veran- 8301831 .......5 kerd. Na beëindiging van het gebruik wordt het onderstel 32 op de volgende wijze gelicht en afgevoerd. Verscheidene met elkaar gekoppelde drijflichamen 1 en boeien 23 worden naar het onderstel 32 toe gevaren. Nabij de palen 33 wordt door 5 middel van een zuiger de grond onder het onderstel 32 wegge— spoeld. Aansluitend daaraan wordt ongeveer 90 % van de palen 33 met springladingen losgemaakt. Eveneens is het mogelijk de balken 10 van het onderstel 32 kort boven de verankering in de zeebodem los te snijden. Door het met water vullen en weer 10 leegmaken van de afzonderlijke luchtkamers 4, 25 worden de drijflichamen 1 en de boeien 23 in een verticale stand symmetrisch ten opzichte van het onderstel 32 gebracht (fig. 6B). Het in de linker helft van fig. 6C getoonde drijflichaam is geheel met water gevuld en daardoor afgezonken. Het hangt met 15 de trekelementen 22 aan de boei 23. Oe aan het drijflichaam 1 bevestigde haak 8 grijpt reeds in het onderstel 32, doordat de in de boei 23 aanwezige lieren 26 het drijflichaam 1 naar boverf trekken. Het in de rechter helft van fig. 6C getoonde afgezonken drijflichaam 1 is gedeeltelijk leeggeblazen en met 20 behulp van de klem 9 met het onderstel 32 verbonden. Het onderstel 32 staat nu nog met ongeveer 15 % van zijn eigen gewicht op de bodem.
De aan de linker zijde van fig. 6D getoonde boei 23 wordt voor 15 % van het gewicht van het onderstel 32 met wa-25 ter gevuld en daarna worden de trekelementen 22 vast met de boei 23 verbonden. Deze werkwijze is noodzakelijk, aangezien de lieren 26 slechts ongeveer 7 tot 10 % van het gewicht van het onderstel 32 kunnen heffen. Daarna wordt deze boei 23 weer leeggeblazen en deze werking wordt bij alle boeien 23 en 30 drijflichamen 1 herhaald. De totale opwaartse druk van de drijflichamen 1 en de boeien 23 komt nu overeen met het gewicht van het onderstel 32. Ten slotte worden de resterende palen 33 door springladingen losgemaakt. Het onderstel 32 hangt nu met ongeveer 15 % van zijn eigen gewicht aan de boei-35 en 23. In geval het geschatte gewicht van het onderstel 32 groter is, blijft het onderstel 32 op de zeebodem staan. Wanneer het gewicht kleiner is dan komt de boei 23 omhoog en vereffent door een geringere opwaartse kracht deze fout. Bij een fout in het geschatte gewicht van 10 % hangt het onderstel 32 8301831
F
:.......... .................... 6......
nog altijd met 5 % van zijn eigen gewicht aan de bodem 23·
Na het losmaken van het onderstel 32 worden de drijf-lichamen 1 zover met water gevuld resp. leeggeblazen# dat het onderstel 32 met 7 tot 10 % van zijn eigen gewicht aan de 5 boeien 23 hangt (fig. 6E). Het onderstel 32 wordt nu met de in de boeien 23 aanwezige lieren 26 omhoog getrokken. Zoals in fig. 6F wordt getoond is het onderstel 32 zover omhoog getrokken# dat de drijflichamen 1 en de boeien 23 weer een eenheid vormen. Daarna worden de drijflichamen 1 volkomen leeg 10 geblazen en worden de boeien 23 vast met de drijflichamen 1 verankerd. In deze toestand kan het onderstel 32 naar de kust of een haven worden gesleept (fig* 6G).
Met de drijflichamen 14 van fig. 3 wordt op analoge wijze gewerkt, slechts met het verschil# dat de drijflichamen 15 14 niet geheel worden afgezonken en door boeien worden omhooggetrokken. De drijflichamen 14 worden naar het onderstel gevaren, daarna door leegblazen en met water vullen van afzonderlijke luchtkamers symmetrisch ten opzichte van het onderstel 32 in een verticale stand gebracht en aan het onderstel 32 20 aangesloten. Daarbij steekt het boveneinde van het drijf-lichaam 14 boven het zee-oppervlak 24 uit. De drijflichamen 14 worden zover leeg geblazen, dat de opwaartse kracht ongeveer 10 % groter is dan het eigen gewicht van het onderstel 32 en dat van de drijflichamen 14. Ten slotte wordt het onder-25 stel 32 losgemaakt van de verankering. Na het losmaken komt het onderstel 32 verticaal omhoog. De drijflichamen 14 worden verder leeg geblazen om een grotere bodemvrijheid te verkrijgen. In deze toestand kan het onderstel 32 naar een haven worden gesleept. De toepassing van deze drijflichamen 14 brengt 30 echter nog een extra voordeel met zich mee. In het havenbekken kan het onderstel 32 met behulp van de drijflichamen 14 of 16 drijvend stapsgewijze boven het wateroppervlak worden gedemonteerd. Met elk losgemaakt gedeelte komt het drijvende onderstel verder omhoog# zodat geen duikers nodig zijn.
35 De gedeeltelijk boven water uitstekende drijflichamen 14 of de volledig ondergedompelde drijflichamen 1 in combinatie met de boeien 23 kunnen ook worden gebruikt om afzonderlijke# van het gehele onderstel met springladingen losgemaakte secties te lichten en te verwijderen. De werkwijze komt 830 1 831 7 overeen met die welke voor de drijflichamen. 14 wordt toegepast· Voor secties die op kleine afstand onder het wateroppervlak liggen, kunnen de drijflichamen 1 te zanten met de boeien 23 als een gekoppelde eenheid worden toegepast. Voor de die-5 per liggende secties moeten de boeien 23 en de drijflichamen 1 van elkaar worden gescheiden. Het lichten van deze onderste secties geschiedt op de wijze zoals beschreven is aan de hand van fig. 6A t/m 6G.
Wanneer het losgemaakte onderstel 32 door water ge-10 sleept moet worden met een geringe diepte, dan kan dit ook horizontaal worden getransporteerd. Voor het lichten van het onderstel 23 wordt de in fig. 7 weergegeven werkwijze toegepast· Een drijflichaam 14 wordt naar het onderstel 32 toe gevaren. 90 % van de palen worden door springladingen losge-15 maakt (fig. 7A). Het drijflichaam 14 wordt door leegblazen en vol laten lopen van de afzonderlijke luchtkaraers in een verticale stand gebracht (fig· 7B). De onderste haak 8 van het gedeeltelijk onder water stekende drijflichaam 14 grijpt aan in het onderstel 32 (fig- 7C). Het drijflichaam 14 wordt via een 20 trekkabel 34 tegen het onderstel 32 aan getrokken en met de andere haken 8 vastgeklemd. Het drijflichaam 14 wordt verder leeggeblazen tot ongeveer 30 % van het gewicht .van het onderstel 32 als opwaartse kracht aanwezig is. Een drijflichaam 1 met een boei 23 die voor het kantelen van het onderstel 32 no-25 dig zijn, worden naar het onderstel toe gevaren (fig. 7D).
Het drijflichaam 1 dat een drijfvermogen heeft van meer dan 50 % van het gewicht van het onderstel 32 wordt aan de boei 23 geheel afgezonken en met het onderstel 32 verbonden. Analoog aan fig. 6D wordt de boei 23 met water gevuld, 30 wordt het trekelement 22 vastgezet en wordt daarna de boei 23 weer leeggeblazen. De opwaartse kracht van de boei 23 en het drijflichaam 1 is nu groter dan de helft van het gewicht van het onderstel 32. Aansluitend worden de resterende 10 % van de palen 33 door springladingen losgemaakt resp. wordt het on-35 derstel kort boven de verankering in de zeebodem losgesneden. Het drijflichaam 1 heft met de boei 23 het onderstel 32 aan één zijde op. Door het verder leegblazen van het drijflichaam 1 wordt het onderstel 32 in het water gekanteld. Tegelijkertijd wordt het drijflichaam 14 zover leeg geblazen dat de op- 8301831 ψ ................."8 waartse kracht van de drijflichamen 1 en 14 enigszins groter is dan het gewicht van het onderstel 32 (fig. 7F). De boei 23 heeft zich van het drij.f lichaam 1 losgemaakt, het onderstel 32 drijft in het water. Door verder leegblazen vein de drijf-5 lichamen 14 wordt het onderstel 32 uit het water gelicht. Het drijflichaam 1 blijft op het onderstel 32 achter (fig. 7G). Het onderstel 32 drijft nu op het drijflichaam 14 en kan naar een haven worden gesleept (fig. 7H).
Het kantelen van het onderstel 32 kan in plaats van 10 een volledig afgezonken drijflichaam 1 in combinatie met een boei 23 ook met behulp van een tweede, slechts gedeeltelijk ondergedompeld drijflichaam 14 worden bewerkstelligd. Bepalend is dat het voor het kantelen van het onderstel 32 nodige drijflichaam 14 door het op geschikte wijze leeg pompen daar-15 van een groter drijfvermogen verkrijgt als het aan de andere zijde van het onderstel 32 aangesloten drijflichaam 14. Door het verder leegblazen van het drijflichaam met het grootste drijfvermogen wordt het onderstel 32 in het water in de horizontale stand gebracht.
20 De uit de reservoirs 17 bestaande drijflichamen 16 worden zoals voor de andere drijflichamen 1 en 14 reeds werd beschreven bijvoorbeeld op een lichter naar het te lichten onderstel 32 getransporteerd. Door kabels 29 die met het onderstel 32 en een op het onderstel 32 opgestelde lier zijn ver-25 bonden, worden de reservoirs 17 terwijl men deze met water vol laat lopen naar het onderstel 32 toe getrokken (fig. 8A). Door leegpompen worden de reservoirs 17 zo ver omhoog bewogen, dat de haken 8 onder de balken 10 van het onderstel 32 grijpen. Op de in fig. 4 getoonde wijze is deze werking voor 30 de beide bovenste rijen van de leeggeblazen reservoirs 17 reeds afgesloten. De in de onderste rij aangebrachte reservoirs 17 zijn nog met ballastwater gevuld. Voor deze reservoirs 17 zijn de lippen 19 geheel in de langwerpige gaten 20 uitgetrokken, terwijl de lippen 19 van het bovenste reservoir 35 17 zover naar elkaar toe zijn geschoven als de langwerpige gaten 20 toelaten. Nadat de reservoirs 17 van het drijflichaam 16 geheel met het onderstel 32 zijn verbonden en voor het overnemen van het gewicht zijn leeg gepompt (fig. 8B) geschiedt het verwijderen van het onderstel op analoge wijze 8301831 9 als in fig· 6D t/ra 6G of 7E t/m 7H is weergegeven.
De beschreven boeien 23 kunnen overeenkomstige fig. 9 ook gebruikt worden voor het afzinken en voor het lichten en verwijderen van drijvende onderstellen 36 voor mobiele off-5 shore-constructies, waarbij dit drijvende onderstel 36 op de zeebodem wordt afgezonken. In het drijvende onderstel 36 zijn kamers 37 geïntegreerd die met water gevuld en leeg gepompt kunnen worden, zodat afzonderlijke met het onderstel 36 te verbinden drijflichamen kunnen vervallen. Het drijvende onder-10 stel 36 wordt met de opgezette boeien 23 boven de bestemde locatie in het offshore-gebied gevaren (fig. 9A). De kamers 37 van het onderstel 36 worden met water gevuld zodat het onderstel 36 een neerwaartse kracht ondervindt, die overeenkomt met de draagkracht van de in de boeien 23 aanwezige lieren 26 15 (fig. 9B). Het onderstel 36 wordt met behulp van de lieren 26 op de zeebodem neergelaten (fig. 9C). De kamers 37 van het onderstel 36 worden nu geheel met water gevuld en de trekelemen-ten 22 van de lieren 26 worden ontlast (fig. 9D). Bij een zwaartekracht-onderstel kan nu de offshore-constructie worden 20 aangebracht. In andere gevallen kunnen nu de palen worden geheid (fig. 9E). Het weer opneraen van het onderstel 36 geschiedt in omgekeerde volgorde.
8301831

Claims (13)

1. Inrichting voor het lichten en verwijderen van het onderstel (32) van een niet meer gebruikte offshore-construc-tie, gekenmerkt door een drijflichaam (1, 14) dat door koppelstukken met het onderstel (32) verbonden kan wor-5 den, dat voorzien is van verscheidene luchtkamers (4) die onafhankelijk van elkaar met water gevuld en geledigd kunnen worden en waarvan het bovenste gedeelte steeds boven het zeeoppervlak (24) uitsteekt.
2. Inrichting volgens conclusie l,met het ken-10 merk, dat het drijflichaam uit een geheel afzinkbaar drijf-lichaam (1) en een op het zee-oppervlak (24) drijvende boei (23) bestaat, waarbij het afzinkbare drijflichaam (1) en de boei (23) door trekelementen (22) van een aan de boei (23) aangebrachte lier (26) zijn verbonden.
3. Inrichting volgens conclusie 2,met het ken merk, dat de trekkracht van de lier (26) overeenkomt met ongeveer 7 tot 10 % van het gewicht van het onderstel (32).
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 2 en 3, met het kenmerk, dat de boei (23) voorzien is van lucht- 20 kamers (25) die met water gevuld en geledigd kunnen worden.
5. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 2 t/m 4, m e t. h e t kenmerk, dat op de boei (23) een generator (28) en compressoren (29) zijn aangebracht.
6. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 25 t/m 5, met het kenmerk, dat het drijfvermogen van een bij een onderstel (32) toe te passen drijflichaam (1, 14, 16) overeenkomt, met het gewicht van het onderstel (32).
7. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat het drijflichaam (1, 30 14) uit verscheidene onderdelen (15) met verschillende diame ter bestaat, waarbij het gedeelte (15) met de geringste diameter zo is aangebracht dat dit na de verbinding met het onderstel (32) naar boven wijst.
8. Inrichting volgens conclusie l,met het ken-35 merk, dat het drijflichaam (16) bestaat uit verscheidene 8301831 I r * demontabel met elkaar verbonden reservoirs (17) die met water gevuld en geledigd kunnen worden.
9. Inrichting volgens conclusie 8,met het kenmerk, dat de reservoirs (17) door ringen (18) die de reser- 5 voirs (17) loodrecht op een langsas omvatten, zijn verbonden.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 8 en 9,met het kenmerk, dat de reservoirs (17) door een in de richting van de langsas van de reservoirs meegevende lipver-binding met elkaar zijn verbonden.
11. Werkwijze voor het lichten en verwijderen van het onderstel van een niet meer gebruikte offshore-constructie onder toepassing van een inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 10, met het kenmerk, dat verscheidene drijflichamen zodanig symmetrisch ten opzichte van 15 het onderstel worden afgezonken, dat hun bovenste gedeelte telkens boven het zee-oppervlak uitsteekt, dat de drijflichamen met het onderstel worden verbonden, dat het gewicht van het onderstel door het leegmaken van de drijflichamen wordt opgetild, dat de verbinding van delen van het onderstel of 20 van het onderstel met de verankering wordt losgenomen en dat het onderstel met de geledigde drijflichamen aan land wordt gevaren.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat de volledig afzinkbare dri jflichamen onder 25 het zee-oppervlak met het onderstel worden verbonden terwijl de boeien op het zee-oppervlak drijven, dat het gewicht van het onderstel door ledigen van de afgezonken drijflichamen en de boeien wordt opgenomen, dat de verbinding van het onderstel wordt losgemaakt en dat de afgezonken drijflichamen te zamen 30 met het onderstel door de lieren omhoog worden bewogen.
13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, m e t het kenmerk, dat de met water gevulde en met het onderstel verbonden drijflichamen door leegpompen een drijfvermogen van verschillende grootte wordt gegeven, waarbij het totale drijf-35 vermogen van alle drijflichamen het gewicht van het onderstel opheft, dat de verbinding van het onderstel wordt losgemaakt, dat door sterker leegpompen van de drijflichamen met het grootste drijfvermogen of door het omhoog bewegen van de -afge- 8301831 r ί zonken drijflichamen met behulp van de lieren het onderstel wordt gekanteld en dat na het volledig boven water komen van deze drijflichamen het drijfvermogen van de andere drijflichamen zover wordt vergroot, dat het gewicht van het onderstel 5 is gecompenseerd. 8301831
NL8301831A 1982-05-27 1983-05-24 Inrichting voor het lichten en verwijderen van het onderstel van een niet meer gebruikte offshore-constructie. NL8301831A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19823219968 DE3219968A1 (de) 1982-05-27 1982-05-27 Vorrichtung zum heben und entfernen des geruestes verbrauchter offshore-konstruktionen
DE3219968 1982-05-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8301831A true NL8301831A (nl) 1983-12-16

Family

ID=6164641

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8301831A NL8301831A (nl) 1982-05-27 1983-05-24 Inrichting voor het lichten en verwijderen van het onderstel van een niet meer gebruikte offshore-constructie.

Country Status (4)

Country Link
DE (1) DE3219968A1 (nl)
GB (1) GB2120606A (nl)
NL (1) NL8301831A (nl)
NO (1) NO831371L (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NO169530C (no) * 1988-07-01 1992-07-08 Norwegian Contractors Anordning for enkeltvis transport og installasjon av elementer paa havbunnen
GB8824870D0 (en) * 1988-10-24 1988-11-30 Secr Defence Deployment of mines & other objects at sea
GB8907432D0 (en) * 1989-04-03 1989-05-17 Lee Malcolm Offshore platform recovery and re-use unit
DE4420141A1 (de) * 1994-06-09 1995-12-14 Epple Albrecht Auftriebskörper
GB2348454B (en) * 1996-04-24 2000-11-22 Allseas Group Sa Flotation device for lifting a sea platform from a substructure
NL1002938C2 (nl) * 1996-04-24 1997-10-28 Allseas Group Sa Werkwijze voor het van de onderbouw lichten van een zeeplatform, en drijflichaam geschikt voor die werkwijze.
GB2327911B (en) * 1996-05-16 2000-11-29 Controlled Variable Buoyancy S A buoyancy device
GB9610216D0 (en) * 1996-05-16 1996-07-24 Prosyst Limited Inflatable lifting device
NL1004682C2 (nl) * 1996-12-03 1998-06-15 Allseas Group Sa Inrichting en werkwijze voor het lichten van een zeegaande constructie, bijvoorbeeld boorplatform.
NO306386B1 (no) 1996-12-18 1999-11-01 Offshore Shuttle As Transportör for tunge gjenstander til havs
NO306289B1 (no) 1996-12-18 1999-10-18 Offshore Shuttle As FremgangsmÕte og transportör til bruk ved installasjon eller fjerning av et understell for en offshoreplattform
US6540441B1 (en) 1997-08-01 2003-04-01 Marine Shuttle Operations As Transporter for installation or removal of an offshore platform and a method for removal of an offshore platform
NO318859B1 (no) * 2003-06-02 2005-05-18 Aker Marine Contractors As Fremgangsmate for flytting av offshore-konstruksjon
NO20032485D0 (no) * 2003-06-02 2003-06-02 Aker Kvaerner Offshore Partner Fremgangsmåte for flytting av offshorekonstruksjon
NL1026301C2 (nl) * 2004-06-01 2005-12-05 Heerema Marine Contractors Nl Werkwijze voor het omhoog bewegen van een zich ten minste gedeeltelijk onder water bevindende constructie.
NO326901B1 (no) * 2007-05-25 2009-03-16 Aker Marine Contractors As Fremgangsmate og et flytende oppdriftslegeme for a bevege gjenstander pa sjobunnen
WO2014105004A1 (en) * 2012-12-27 2014-07-03 Daya Arvind A Accurate buoyancy control in pools, lakes and oceans and to maintain frequency to generate clean ac electrical power

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB235429A (en) * 1924-09-04 1925-06-18 Walther Koeniger Improvements in or relating to the raising of sunken ships and other objects

Also Published As

Publication number Publication date
DE3219968A1 (de) 1983-12-01
GB2120606A (en) 1983-12-07
NO831371L (no) 1983-11-28
GB8310789D0 (en) 1983-05-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8301831A (nl) Inrichting voor het lichten en verwijderen van het onderstel van een niet meer gebruikte offshore-constructie.
CA1335413C (en) Method and installation for displacing a jacket of an artificial island in relation to an underwater base
KR101201959B1 (ko) 연장 가능한 반 잠수형 플랫폼
US3605669A (en) Floating self-elevating platform
US5097786A (en) Method and apparatus for erecting and removing offshore structures
CN106132819B (zh) 用于将水下采矿车发射到水体中及将其从水体回收的设备
US2953904A (en) Submersible barge assembly
KR20080102398A (ko) 심해 설치선
US3347052A (en) Method of and apparatus for transporting, erecting, and salvaging off-shore structures
JPH07509419A (ja) 海底から物体を引き揚げる方法
NO136683B (nl)
US2941369A (en) Drilling structures
US3081600A (en) Submergible barge structure for off-shore operations
US3937027A (en) Method and apparatus for transporting and launching an offshore tower
OA10824A (en) Tension-leg platform with flexible tendons and process for installation
US5913278A (en) Floating dock
US2895300A (en) Method and apparatus for stabilizing submersible vessels
EP0749384B1 (fr) Procede de recuperation d'une cargaison a bord d'une epave
US4038830A (en) Modular geometric offshore structures system
US6132143A (en) Method for lifting a sea platform from the substructure
US4360291A (en) Subsea foundation
US4276846A (en) Recovery apparatus
US3500785A (en) System for salvaging submerged objects
GB2024111A (en) Improvements in or relating to the recovery of survival capsules from the sea
GB2222190A (en) Installing large, heavy structures on the sea bottom

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed