NL8901681A - Werkwijze voor het vervaardigen van een beeldweergave-inrichting, en beeldweergave-inrichting. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van een beeldweergave-inrichting, enbeeldweergave-inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor hetvervaardigen van een beeldweergave-inrichting, waarbij een oppervlak vande beeldweergave-inrichting van poederdeeltjes voorzien wordt.

De uitvinding heeft tevens betrekking op eenbeeldweergave-inrichting vervaardigd volgens de werkwijze.

Een werkwijze van de in de eerste alinea vermelde soorten een beeldweergave-inrichting van de in de tweede alinea vermeldesoort zijn bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 2.032.760.

In deze bekende werkwijze wordt een beeldvenster van eenkathodestraalbuis voorzien van een kleverige laag waarop een mengsel vaneen fosforpoeder en een zink poeder wordt uitgestrooid. Vervolgens wordtde kathodestraalbuis geschud. Hierdoor blijkt op de kleverige laag eenegale laag fosfor gevormd te worden. Als verklaring voor ditverschijnsel wordt vermeld dat alleen fijn fosforpoeder op de kleverigelaag achterblijft en dat grotere fosfordeeltjes door de relatief zwarezink deeltjes (deze zinkdeeltjes hebben een doorsnede van ongeveer600 pm) van de kleverige laag worden losgeslagen. Vervolgens wordt hetovergebleven mengsel uit de kathodestraalbuis verwijderd, en dekathodestraalbuis verwarmd waarna een egale laag fosfor gevormd is. Hetnadeel van deze werkwijze is dat de fijne poederdeeltjes zich tijdenshet schudden van de kathodestraalbuis op andere plaatsen in de buishechten. Deze fijne poederdeeltjes kunnen later weer losraken enbijvoorbeeld kortsluiting veroorzaken. Ook kunnen zij oplichten en eenkleurzweem veroorzaken.

De uitvinding beoogt onder meer een werkwijze teverschaffen die het hierboven vermelde probleem vermindert.

Hiertoe is de werkwijze volgens de uitvinding gekenmerktdoordat de poederdeeltjes bevat zijn in een draagpoeder, waarbij degemiddelde korrelgrootte van de poederdeeltjes kleiner is dan degemiddelde korrelgrootte van het draagpoeder, het draagpoeder deeigenschap bezit dat het bij verhoogde temperatuur vloeit, het genoemdeoppervlak van het draagpoeder wordt voorzien en het draagpoeder tot een zodanige temperatuur verwarmd wordt dat het draagpoeder vloeit.

Tijdens het vloeien van het draagpoeder verdelen depoederdeeltjes zich over het oppervlak en vormen een uniforme laag. Hetvoordeel is dat er geen opstuivende fijne poederdeeltjes ontstaan diezich op niet gewenste plaatsen hechten. Een verder voordeel is dat eenmeer economisch gebruik van de poederdeeltjes mogelijk is.

In het kader van de uitvinding kunnen de poederdeeltjesbijvoorbeeld uit grafietdeeltjes gevormd zijn voor het vormen van eenzwarte matrix in matrixkathodestraalbuis, of fosforpoeder voor hetvormen van een beeldscherm.

In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens deuitvinding wordt een draagpoeder gebruikt met een gemiddeldekorrelgrootte in het gebied van ongeveer 1 tot ongeveer 20 pm. Als dedraagpoederdeeltjes kleiner dan 1 pm zijn dan kunnen zij zich op nietgewenste plaatsen hechten, als zij groter dan 20 pm zijn dan wordt denauwkeurigheid waarmee de poederdeeltjes worden aangebracht, die medeafhankelijk is van de grootte van de draagpoederkorrels, te zeer beperktvoor sommige toepassingen in een beeldweergave-inrichting.

Bij voorkeur wordt een draagpoeder gebruikt met eengemiddelde doorsnede van het draagpoeder in het gebied van 4 tot 14 pm.

De vloeitemperatuur van het draagpoeder is bij voorkeurgelegen in het gebied van ongeveer 50° C tot ongeveer 250° C. Hetkost dan relatief weinig energie om het draagpoeder te laten vloeien.

In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgensuitvinding wordt het draagpoeder gevormd door een polymeer.

In een verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgensde uitvinding is de polymeer een polyacrylaat.

Een kathodestraalbuis wordt in het algemeen aan eenuitstookbehandeling onderworpen. De temperatuur tijdens eenuitstookbehandeling is ongeveer 450° C. Het is gebleken dat eenpolyacrylaat tijdens een dergelijke uitstookbehandeling restloosverdwijnt en daardoor geen nadelige invloeden kan hebben op de kwaliteitvan de beeldweergave.

Een verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze wordtgekenmerkt doordat voordat het genoemde oppervlak van het draagpoederwordt voorzien, op het genoemde oppervlak een laag waarvan hetkleefvermogen door middel van belichten beïnvloedbaar is wordt aangebracht en deze laag wordt belicht, waarna het draagpoeder op degenoemde laag wordt aangebracht.

De genoemde laag kan gevormd zijn door een materiaalwaaraan het kleefvermogen toeneemt naarmate de laag belicht wordt of eenlaag waarvan het kleefvermogen afneemt naarmate de laag belicht wordt.

Dergelijke lagen zijn op zich bekend uit bijvoorbeeld hetDuitse octrooigeschrift DE-OS 2758209.

Enige uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens deuitvinding worden nu bij wijze van voorbeeld nader beschreven aan dehand van de tekening.

Hierin toont:

Figuur 1 in doorsnede een beeldweergave-inrichtingvervaardigd volgens de werkwijze volgens de uitvinding illustreren:

Figuren 2a en 2b schematisch de werkwijze en

Figuur 3 een verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze.

De figuren zijn schematisch, en niet op schaal getekend,waarbij in de verschillende uitvoeringsvormen overeenkomstige delen alsregel met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid.

Figuur 1 toont een beeldweergave-inrichting, in ditvoorbeeld bevattende kathodestraalbuis in doorsnede. In een glazenomhulling 1, welke is samengesteld uit een beeldvenster 2, een konus 3en een hals 4, is in de hals 4 een elektronenkanon 5 aangebracht datdrie elektronenbundels 6, 7 en 8 opwekt. Het beeldvenster 2 is aan debinnenzijde van een beeldscherm 9 voorzien, dat in dit voorbeeld eengroot aantal trio's van fosforelementen bevat. De elementen kunnenbijvoorbeeld uit lijnen of dots bestaan. In het onderhavige voorbeeldbevat het beeldscherm lijn vormige trio's. Elk trio bevat een lijnbevattende een groen oplichtende fosfor, een lijn bevattende een blauwoplichtende fosfor en een lijn bevattende een rood oplichtende fosfor.

De fosforlijnen staan loodrecht op het vlak van tekening. Voor hetbeeldscherm is een schaduwmasker 10 gepositioneerd, waarin een grootaantal langwerpige openingen 11 is aangebracht, waardoor deelektronenbundels 6, 7 en 8 treden. De elektronenbundels worden ingebruik over het beeldscherm 9 afgebogen door een afbuigspoelenstelsel12.

Figuren 2a en 2b illustreren schematisch de werkwijze.

Op het beeldvenster 2 wordt een draagpoeder 21 aangebracht. Dit poeder bevat korrels 22 van een stof die bij verhoogdetemperatuur vloeit die voorzien zijn van poederdeeltjes 23. Nadat hetdraagpoeder 21 op het beeldvenster 2 is aangebracht, wordt detemperatuur verhoogd tot boven de vloeitemperatuur van het het materiaalvan het draagpoeder. Hierdoor smelten de draagpoederkorrels 22 en wordteen laag van de poederdeeltjes 23 gevormd zoals in figuur 2b getoond. Delaag ontstaan uit het materiaal van het draagpoeder is in figuur 2b nietweergegeven. Deze poederdeeltjes kunnen bijvoorbeeld fosfordeeltjes zijnof grafietdeeltjes voor het aanbrengen van een matrix in eenmatrixbuis. De korrels 22 bevatten bij voorkeur een stof met eenvloeitemperatuur gelegen in het gebied tussen 50°C en 250°C.

Relatief weinig energie is dan nodig om de korrels 22 te laten vloeien.De grootte van de korrels 22 is bijvoorbeeld gelegen in het gebied vanongeveer 1 tot 20 pm. Bij voorkeur is de gemiddelde korrelgroottegelegen in het gebied van ongeveer 4 tot 14 pm. Als de korrelgrootterelatief groot is kunnen inhomogeniteiten in de bedekking van hetoppervlak met poederdeeltjes 23 optreden.

De korrels 22 kunnen een polymeer bevatten, bijvoorbeeld eenpolyacrylaat. Een voorbeeld van een geschikte polyacrylaat is PMMA(polymethylmethacrylaat) een polymeer waarvan de vloeitemperatuur doorde polymerisatiegraad beïnvloedbaar is. Polyacrylaten hebben hetvoordeel dat zij als de beeldweergave-inrichting onderworpen wordt aaneen uitstookbehandeling restloos verdwijnen. De poederdeeltjes 23 kunnenzich zowel aan de buitenkant van de korrels bevinden (zoals in figuur 2agetoond) als in de korrels. Essentieel voor de uitvinding is dat depoederdeeltjes 23 zich aan of in de korrels 22 bevinden.

Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van de werkwijzevolgens de uitvinding. Op het beeldvenster 2 is een laag 31 aangebracht,waarvan het kleefvermogen door middel van belichten met licht,bijvoorbeeld ultraviolet licht, beïnvloedbaar is. De laag 31 wordt dooreen masker belicht. Hierdoor onstaan klevende gedeelten 33 en niet-klevende gedeelten 32 in de laag 31. Draagpoeder voorzien vangrafietdeeltjes dat over de laag 31 uitgestrooid wordt kleeft aan degedeelten 33. Na verhitten is aldus zwart pigment op de gedeelten 33aangebracht. De grafietdeeltjes vormen een zwarte matrix in eenmatrixbuis. De grafietdeeltjes hebben bijvoorbeeld een korrelgroottegelegen in het gebied van ongeveer 0.1 tot 1 pm.

Het zal duidelijk zijn dat binnen het raam van deuitvinding voor de vakman vele variaties mogelijk zijn. De werkwijze isbijvoorbeeld niet beperkt door de vorm van de beeldweergave-inrichting.De beeldweergave-inrichting kan een beeldweergave-inrichting zijn waarindoor middel van vloeibare kristallen een beeld wordt weergegeven,waarbij tussen de vloeibare kristallen een zwarte matrix aangebrachtwordt. Evenzo, indien de beeldweergave-inrichting een kathodestraalbuisbevat, is de vorm van de kathodestraalbuis geen beperking voor dewerkwijze volgens de uitvinding. De kathodestraalbuis kan een plattekathodestraalbuis zijn, of bijvoorbeeld meer dan één elektronenkanonbevatten.

Claims (8)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een beeldweergave-inrichting, waarbij een oppervlak van de beeldweergave-inrichting vaneen poederdeeltjes voorzien wordt, met het kenmerk, dat depoederdeeltjes bevat zijn in een draagpoeder, waarbij de gemiddeldekorrelgrootte van de poederdeeltjes kleiner is dan de gemiddeldekorrelgrootte van het draagpoeder, het draagpoeder de eigenschap bezitdat het bij verhoogde temperatuur vloeit, het genoemde oppervlak van hetdraagpoeder wordt voorzien en het draagpoeder tot een zodanigetemperatuur verwarmd wordt dat het draagpoeder vloeit.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat eendraagpoeder gebruikt wordt met een gemiddelde doorsnede van dedraagpoederdeeltjes in het gebied van ongeveer 1 tot ongeveer 20 pm.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat eendraagpoeder gebruikt wordt met een gemiddelde doorsnede van dedraagpoeder in het gebied van ongeveer 4 tot ongeveer 14 pm.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk dat een draagpoeder gebruikt wordt met een vloeitemperatuur gelegen inhet gebied van ongeveer 50°C tot ongeveer 250°C.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 4, met het kenmerk,dat het draagpoeder gevormd wordt door een polymeer.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat depolymeer een polyacrylaat is.

7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voordat het genoemde oppervlak van het draagpoederwordt voorzien, op het genoemde oppervlak een laag waarvan hetkleefvermogen door middel van belichten beïnvloedbaar is wordtaangebracht en deze laag wordt belicht, waarna het draagpoeder op degenoemde laag wordt aangebracht.

8. Beeldweergave-inrichting vervaardigd volgens de werkwijzevolgens één der voorgaande conclusies.