NL8901014A - Geleidingsinrichting voor voorwerpen zoals "printed circuit boards". - Google Patents

Description

Geleidingsinrichting voor voorwerpen zoals "printed circuit boards".

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het geleiden van voorwerpen, zoals "printed circuit boards", welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een gestel, twee eindloze kettingtransporteurs waarvan de omkeerassen verticaal staan, en waarvan de werkzame parten naar elkaar toe zijn gekeerd en op afstand van elkaar zijn aangebracht, alsmede met schalmen van de transporteur verbonden bladvormige veerelementen, waarvan het vrije ondereinde de zijrand van het voorwerp aangrijpt.

Dergelijke geleidingsinrichtingen van het in de aanhef beschreven type worden veelal gebruikt bij soldeermachines voor het solderen van componenten op de boards. Deze boards hebben een bepaalde breedte waarop de afstand tussen de werkzame parten van de transportbanden worden ingesteld, welke breedte binnen bepaalde marges echter kan variëren. Daartoe zijn de veerbladen noodzakelijk om deze tolerantieverschillen op te nemen, waarbij nog rekening moet worden gehouden met de warmte-uitzettingen en dergelijke, zoals dit voorkomt bij soldeermachines waarbij de voorwerpen over een warmte uitstralende voordroogzone en een soldeerbad worden geleid.

De uitvinding beoogt de geleidingsinrichting, met name de constructie van de veerbladelementen zodanig te verbeteren dat aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, en dat de constructie, met name de uitwisselbaarheid wordt verbeterd, het aantal onderdelen wordt verminderd en derhalve de kostprijs wordt verlaagd.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat het van het vrije einde afgekeerde eind van het veer-blad is verlengd met een reactiearmdeel, waarbij het veerblad kantelbaar nabij de overgang tussen reactiearm en veerblad is ondersteund op een met de ketting verbonden houder, waarbij middelen aanwezig zijn voor het tegen de houder verend aandrukken van het reactiearmdeel.

Dankzij de toepassing van het reactiearmdeel, kan de montage van het veerelement aanzienlijk worden vereenvoudigd, aangezien gebruik kan worden gemaakt van vormsluitende passingen met de houder.

In een uitvoeringsvorm is de houder in het bovenvlak voorzien van een verdiept gedeelte, waarin het reactiearmdeel passend is opgenomen.

'Volgens een verdere ontwikkeling is het aandrukelement uitgevoerd als een op de houder bevestigde, zich boven het verdiepte deel uitstrekkende veerstrook.

Door de toepassing van deze veerstrook is de flexibiliteit van het bladveerelement ten opzichte van de houder aanzienlijk vergroot. Bovendien kan de keuze van de gewenste materialen, temperatuurbestendig, veerwerking en vorm, aan de verschillende functies worden aangepast, waardoor een optimaal werkend veersysteem ontstaat.

Teneinde de veerstrook ook te gebruiken als bevestigingsmiddel voor het bladveerelement, dient de veerstrook zich volgens de uitvinding uit te strekken over tenminste drie wandvlakken van de houder.

Bovengenoemde en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld.

In de tekening toont:

Figuur 1 een perspectivisch bovenaanzicht van een geleidingsinrichting voor voorwerpen volgens de uitvinding,

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een detail van de geleidingsinrichting voorzien van een bladveerelement volgens de uitvinding op vergrote schaal,

Figuur 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in figuur 2.

De in figuur 1 getoonde geleidingsinrichting volgens de uitvinding bestaat uit een tweetal eindloze transportele-menten I, hier in de vorm van een schalmenketting, welke om een kettingwiel 2 is geslagen en waarbij het andere ketting-wiel niet is getoond, doch op bepaalde afstand ligt.

De omkeerwielen voor de ketting 1 zijn zodanig geplaatst, dat de werkzame parten 3 van elk eindloos ketting-element parallel en op afstand van elkaar liggen. In de getoonde uitvoeringsvorm heeft elke schalm 4 van de ketting verlengde scharnierpennen 5, zodanig dat deze zich ver boven het vlak van het kettingwiel 2 uitstrekken. Het is ook denkbaar dat de pennen 5 zich aan de onderzijde van de ketting uitstrekken. Op deze verlengde scharnierpennen 5 2ijn in een niet-getoonde geleidingsrail opgenomen houders 6 aangebracht, welke dienen voor het monteren van bladvormige vccrclamcntcn 1, wftilfvao het ftnicratc gedeelte 8 vorkvormig is uitgevoerd, waarbij elke tand van de vork V-vormig is gebogen, teneinde geschikt te zijn voor het aanvatten van de zijrand van een voorwerp V, bijvoorbeeld “printed circuit board*, waarop elementen voor een electronische schakeling moeten worden gesoldeerd. Het transport van het "printed circuit board" vindt plaats in de richting van de pijl P1 en kan bijvoorbeeld langs verschillende stations worden gevoerd, welke niet zijn getoond, maar welke bijvoorbeeld een soldeer-station kan zijn. Het is in dergelijke soldeerinrichtingen bekend dat tamelijk grote temperatuurverschillen moeten worden weerstaan, zodat de ketting 1 met daarop of daaronder aangebrachte bladveerelementen 7 tegen die temperatuurverschillen bestand moeten zijn.

Thans volgt een beschrijving van de bladveerelementen volgens de uitvinding aan de hand van de figuren 2 en 3.

Volgens de uitvinding is het bladvormig veerelement 7 aan de van het vrije einde 8 afgekeerde zijde 9 verlengd met een reactiearmdeel 10. Dit reactiearmdeel 10 maakt in de getoonde uitvoeringsvorm een bepaalde hoek, bijvoorbeeld van 90* met het bladveerelement 7, Het reactiearmdeel 10 heeft een bepaalde breedte en bepaalde lengte, welke vormsluitend in een uitsparing 11 in de vorm van een verdiept gedeelte in het bovenvlak van de houder 6 nauwkeurig past. Het bovenvlak van het verdiepte deel 11 verloopt hellend ten opzichte van de verticaal maar het zal duidelijk zijn dat dit ook elke andere stand kan hebben welke passend is voor de gewenste werking van het bladveerelement 7.

Het bladveerelement is bij 12 gedeeltelijk ingesneden, welke insnijding valt om het randdeel 13 van de uitsparing 11 van de houder 6, hetgeen mogelijk wordt door een eveneens aangebrachte insnijding 14 in dat randdeel 13, welke insnijding of uitsparing 14 in het midden van het verdiepte deel 11 ligt. De diepte van de uitsparing 14 is tenminste gelijk aan de dikte van het bladveerelement 7.

Met de getoonde uitvoering zal het duidelijk zijn dat het reactiearmdeel 10 vormsluitend in de uitsparing 11 van de houder 6 is opgenomen, dat wil zeggen dat het in de transportrichting PI niet meer verschuifbaar is ten opzichte van de houder 6, en in opwaartse zin en neerwaartse zin is geborgd door de uitsparing 12 en het bovenvlak van de uitsparing 11.

Voor de bevestiging van het bladveerelement 7 op de houder 6, ter voorkoming dat het bladveer 7 uit de uitsparing 11 kan worden geschoven in de richting van de pijl P3, zie figuur 3, dient een bevestigingselement, dat hier de vorm heeft van een bladveerstrook 15 welke een in hoofdzaak U-vormige gestalte heeft. Het korte been 16 van de bladveerstrook valt in een opening 17 in het reactiearmdeel 10 van het bladveerelement 7, het lijfdeel van de bladveerstrook valt in een met de uitsparing 11 in verbinding staande smalle uitsparing 18 van de houder 6, terwijl het lange been 19 van de bladveerstrook zich uitstrekt langs de achterwand van de houder 6 in een met uitsparing strokende uitsparing 20. Het lange been 19 is bij 21 voorzien van een lip 22 welke valt in een uitsparing 23 van de houder 6.

Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat de montage van het bladvormig veerelement 7 beperkt is tot het inleggen van het reactiearmdeel 10 in de uitsparing 11, het aanbrengen van het korte been 16 in de opening 17 van het reactiearmdeel 10, en het vervolgens vastklikken van de lip 22 in de opening 23 van de houder 6. Met de getoonde bladveerstrook 15 is het mogelijk dat de bladveer 7 in de richting van de pijl P4 elke bewegingsvrijheid heeft, zodat de inrichting volledig is aangepast om het voorwerp V langs de zijrand vast te pakken, hetgeen binnen bepaalde toleranties kan gebeuren, waarbij eventuele dimensieveranderingen ten gevolge van temperatuurwisselingen vrijelijk kunnen worden opgenomen.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierbovenbeschreven uitvoeringsvorm, waarbij vooral gedacht kan worden aan de vorm van de bladveerstrook 15, welke zich op een andere wijze dan getoond boven de uitsparing 11 kan uitstrekken. Hierbij is te denken aan een de zijranden naast de uitsparing 11 overspannende bladveer voor het neerdrukken van het reactiearmdeel 10 in de uitsparing 11.

Claims (5)

1. Inrichting voor het geleiden van voorwerpen, zoals "printed circuit boards", welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een gestel, twee eindloze kettingtransporteurs waarvan de omkeerassen verticaal staan, en waarvan de werkzame parten naar elkaar toe zijn gekeerd en op afstand van elkaar zijn aangebracht, alsmede met schalmen van de transporteur verbonden bladvormige veerelementen, waarvan het vrije ondereinde de zijrand van het voorwerp aangrijpt, met het kenmerk, dat het van het vrije einde afgekeerde eind van het veerblad is verlengd met een reactiearmdeel, waarbij het veerblad kantelbaar nabij de overgang tussen reaetiearm en veerblad is ondersteund op een met de ketting verbonden houder, waarbij middelen aanwezig zijn voor het tegen de houder verend aandrukken van het reactiearmdeel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder in het bovenvlak is voorzien van een verdiept gedeelte, waarin het reactiearmdeel passend is opgenomen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat het aandrukelement bestaat uit een op de houder bevestigde zich boven het verdiepte deel uitstrekkende veerstrook,

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de veerstrook zich over tenminste drie wandvlakken van de houder uitstrekt.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vrije rand van het verdiepte deel van de houder een inspringende uitsparing vertoont, en de veerstrook twee tegenover elkaar liggende insnijdingen.