NL8900613A - Akoestische transducent. - Google Patents

Description

Titel: Akoestische transducent.

De uitvinding heeft betrekking op een akoestische transducent, omvattende: een uit twee behuizingdelen bestaande, doosvormige behuizing, waarbij elk behuizingdeel een rechthoekig grondvlak en vier haaks op de randen van het grondvlak gepositioneerde zijwanden omvat, waarbij de twee grondvlakken in hoofdzaak gelijke oppervlakken hebben; organen om een electrisch signaal om te zetten in een akoestisch signaal, omvattende een membraan dat zich in hoofdzaak uitstrekt over de gehele oppervlakte van een grondvlak van de behuizing, en dat door middel van een flexibel orgaan beweegbaar in de behuizing is bevestigd; en - een bekrachtigingsorgaan om het membraan onder invloed van het electrische signaal in trilling te brengen.

Een dergelijke akoestische transducent, die zowel electrische signalen kan omzetten in akoestische signalen als omgekeerd, is bekend uit het Amerikaanse Octrooischrift 3.573.397, en wordt bij voorbeeld gebruikt in een hoorapparaat. Het membraan wordt daarbij in respons op een electrisch signaal door middel van een bekrachtigingsorgaan in trilling gebracht, teneinde geluidsgolven op te wekken die de behuizing via een daarin aangebrachte opening kunnen verlaten. Het flexibele orgaan dient om het membraan zodanig binnen de behuizing te bevestigen, dat een geluidopwekkende beweging van het membraan mogelijk is. Bij de bekende akoestische transducent is daartoe het flexibele orgaan enerzijds bevestigd aan de omtrek van het membraan, en anderzijds aan een montageplaat, terwijl bovendien een aan een behuizingdeel bevestigd tweede raam aanwezig is waaraan het montageplaat is gelijmd.

Hierdoor bezit de bekende akoestische transducent een nogal ingewikkelde structuur.

De uitvinding beoogt een akoestische transducent te verschaffen die een eenvoudige structuur heeft en daardoor goedkoper kan worden vervaardigd.

De uitvinding voorziet daartoe is een akoestische transduoent van voornoemde soort, waarbij het flexibele orgaan is bevestigd aan de binnenzijden van de vier zijwanden van een van de behuizingdelen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is het flexibele orgaan voorzien van gedeelten, bij voorbeeld haaks omgezette gedeelten, die zich evenwijdig aan corresponderende zijden van het behuizingdeel uitstrekken, waarbij het flexibele orgaan via deze gedeelten is bevestigd tegen deze zijden.

Teneinde voldoende ruimte te verschaffen om deze gedeelten stevig aan de zijwanden te kunnen bevestigen, is de hoogte van de binnenzijden van het behuizingdeel bij voorkeur groter dan de hoogte van deze bevestigingsgedeelten. Dit levert bovendien het voordeel op, dat bij het vormen van het flexibele orgaan uitgegaan kan worden van een op maat gemaakt stuk vlakke folie, waaraan bijvoorbeeld door een warmtebehandeling de bevestigingsgedeelten worden gevormd. Na het vormen kunnen deze gedeelten rafelige randen vertonen, die nu door de overlap van de zijwanden van het behuizingdeel geen nabewerking behoeven.

Volgens de uitvinding wordt eenvoudig bereikt dat de hoogte van de binnenzijden van het behuizingdeel groter is dan de hoogte van deze bevestigingsgedeelten, wanneer de hoogte van het ene behuizingdeel even groot is als de hoogte van het andere behuizingdeel. In dat geval kan bij het vormen van de beide behuizingdelen gebruik gemaakt worden van slechts één gereedschap, waardoor bovendien bereikt wordt dat de beide behuizingdelen altijd nauwkeurig op elkaar passen, ook m geval van slijtage van het gereedschap.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een membraan voorzien van een flexibel bevestigingsorgaan, kennelijk bedoeld om toegepast te worden in een akoestische transducent volgens de uitvinding.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden verduidelijkt door een beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de akoestische transducent volgens de uitvinding onder verwijzing naar de tekening; hierin toont, fig.l een aanzicht in perspectief van een akoestische transducent volgens de uitvinding; fig.2A-B een doorsnede van het anker van de in fig.l getoonde akoestische transducent; fig.3 een langsdoorsnede door de akoestische transducent van fig.l volgens de lijn III-III; en fig.4 een detail van de doorsnede van fig.3.

Fig.l toont een akoestische transducent volgens de üitvinding, die in zijn algemeenheid is aangegeven met het verwijzingscijfer 1. De akoestische transducent 1 omvat een eerste behuizingdeel 2 en een tweede behuizingdeel 3, die elk een grondvlak 2χ respectievelijk 3i en zijwanden 22,23,24,25 respectievelijk 32,33,34,35 omvatten, zoals ook te zien is xn fig.3. Beide behuizingdelen 2,3 hebben de zelfde afmetingen, in de weergegeven uitvoeringsvorm l*b*h = 6,3*4,29*1,48 mm.

Aan het eerste behuizingdeel 2 zijn drie vertinde electrische aansluitingen 4 bevestigd, en aan de beide behuizingdelen 2,3 is een orgaan 5 bevestigd voor het naar buiten voeren van geluid. Teneinde het bevestigen van het orgaan 5 aan het behuizingdeel 3 te vereenvoudigen, is aan het behuizingdeel 3 voorzien in een uitspringende rand 6, Binnen de behuizing 2,3 bevinden zich een membraan 30 en een in zijn algemeenheid met 60 aangegeven bekrachtigingsorgaan. Het membraan 30 is over zijn gehele oppervlak, dat vrijwel even groot is als dat van het grondvlak 3i van behuizingdeel 3, bevestigd aan een flexibele folie 40. De folie 40 steekt uit buiten de oppervlakte van het membraan 30, en is met deze uitstekende delen bevestigd, bijvoorbeeld door lijmen, aan de binnenzijden van de zijwanden 32^3,34,35 van het behuizingdeel 3.

In fig.4 is goed te zien, dat de folie 40 daartoe is voorzien van haaks omgezette foliegedeelten 41,42, die zich uitstrekken evenwijdig aan de corresponderende zijwanden 32/33 van het behuizingdeel 3. Na een vormingsprocedure vertonen deze foliegedeelten 41,42 rafelige randen 43. Omdat de hoogte H3 van de binnenzijde van het behuizingdeel 3 groter is dan de hoogte H40 van de foliegedeelten 41,42, behoeven deze foliegedeelten 41,42 geen nabewerking.

Het bekrachtigingsorgaan 60 omvat twee poolschoenen 10,11, twee permanente magneten 12,13, en een spoel 14 die is verbonden met de aansluitingen 4. Desgewenst kan een van een middenaftakking voorziene spoel worden toegepast. Tussen de permanente magneten bevindt zich een ruimte 15, die uitmondt in een ruimte 16 in de spoel 14. In de ruimten 15,16 is een middenbeen 20 van een anker 21 beweegbaar opgesteld. Het anker 21 is in fig.2 duidelijker weergegeven; hierbij geeft fig.2A een bovenaanzicht van het anker 21, en fig.2B een doorsnede volgens de lijn B-B in fig.2A. Wanneer door de spoel 14 een stroom vloeit, zal als gevolg van de daardoor opgewekte magnetische flux in wisselwerking met de constante flux van de permanente magneten een kracht worden uitgeoefend op het middenbeen 20, dat daardoor in verticale richting zal bewegen. De verticale beweging van het middenbeen 20 wordt door een bewegingsoverdracht-orgaan 22 overgedragen op het membraan 30, dat voor het verhogen van de stijfheid is voorzien van een profilering 31,32. De folie 40 is langs de rand 33 van het membraan 30 die het dichtst bij het bewegingsoverdracht-orgaan 22 is gelegen, en langs de twee daaraan grenzende randen, voorzien van balgachtige vouwen 44: hierdoor kan het membraan 30 onbelemmerd de door het bewegingsoverdracht-orgaan 22 overgedragen bewegingen van het middenbeen 20 van het anker 21 volgen. Langs de rand 34 van het membraan 30 die het verst van het bewegingsoverdracht-orgaan 22 verwijderd is gelegen, gaat de folie 40 zonder balgachtige vouwen over in het haaks omgezette foliegedeelte, teneinde verticale bewegingen van de rand 34 van het membraan 30 te voorkomen, zodat het membraan 30 slechts een scharnierende beweging om de rand 34 kan uitvoeren. Hierdoor worden ongewenste bewegingsmodi van het membraan 30 voorkomen. Om de verticale beweging van de rand 34 nog verder te beperken, is het behuizingdeel 3 voorzien van een naar binnen springend gedeelte 8 (fig.3) waaraan aan de onderzijde de folie 40 is gelijmd.

Bij beweging van het membraan 30 ontstaan drukgolven in de ruimte 50 die begrensd is door het behuizingdeel 3 en het membraan 30, welke drukgolven het behuizingdeel 3 kunnen verlaten via een opening 9, die uitmondt in het orgaan 5.

Claims (6)

1. Akoestische transducent, omvattende: een uit twee behuizingdelen bestaande, doosvormige behuizing, waarbij elk behuizingdeel een rechthoekig grondvlak en vier haaks op de randen van het grondvlak gepositioneerde zijwanden omvat, waarbij de twee grondvlakken in hoofdzaak gelijke oppervlakken hebben; organen om een electrisch signaal om te zetten in een akoestisch signaal, omvattende een membraan dat zich m hoofdzaak uitstrekt over de gehele oppervlakte van een grondvlak van de behuizing, en dat door middel van een flexibel orgaan beweegbaar in de behuizing is bevestigd; en een bekrachtigingsorgaan om het membraan onder invloed van het electrische signaal in trilling te brengen; met het kenmerk dat het flexibele orgaan is bevestigd aan de binnenzijden van de vier zijwanden van een van de behuizingdelen.

2. Akoestische transducent volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het flexibele orgaan is voorzien gedeelten die zich evenwijdig aan corresponderende zijden van het behuizingdeel uitstrekken, en dat het flexibele orgaan via deze gedeelten is bevestigd tegen deze zijden.

3. Akoestische transducent volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het flexibele orgaan is voorzien van haaks omgezette gedeelten.

4. Akoestische transducent volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de hoogte van de binnenzijden van het behuizingdeel groter is dan de hoogte van deze bevestigings gedeelten.

5. Akoestische transducent volgens ten minste één der conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk dat beide behuizing-delen de zelfde hoogte hebben.

6. Membraan voorzien van een flexibel bevestigingsorgaan, kennelijk bedoeld om toegepast te worden in een akoestische transducent volgens één der conclusies 1 t/m 5.