NL8900103A - Afdichtingssysteem voor een opslagtank met zgn. drijvend tankdak. - Google Patents

Description

Afdichtingssysteem voor een opslagtank met 2gn. drijvend tankdak.

De uitvinding heeft betrekking op een beweeglijk afdichtingssysteem tussen de vaste opstaande tankwand en een binnen de tankwandomtrek in vertikale richting op de vloeistof drijvend tankdak, mede bestaande uit een op zichzelf gebruikelijke ringvormige kraag van buigzaam doekvormig materiaal waarvan de binnenomtreks-rand op de omtreksrand aan de bovenzijde van het tankdak is bevestigd en de buitenomtreksrand zich nabij de tankwand bevindt, al of niet op een hoger gelegen niveau.

Een dergelijk afdichtingssysteem dat in vertikale richting beweeglijk is uitgevoerd en dat zich daarbij bevindt tussen de omtreksrand van het drijvend dak en de opstaande tankwand is vooral onontbeerlijk bij opslag van gemakkelijk verdampende vloeistoffen, vooral als die bovendien nog een onaangename en/of penetrante geur kunnen verspreiden.

Er is een tankafdichtingssysteem met dubbele afdichting bekend dat bestaat uit een eerste rondom een tankdakomtrek aangebracht eindloos hol met vloeistof gevuld afdichtingselement en een tweede ringvormige kraagafdichting (skirt) welke is aangebracht tussen de buitenomtrek van de tankwand en de binnenomtrek van de drijvende dakconstructie. Enerzijds schuurt dit afdichtingselement of een tussen tankwand en dit element aangebrachte flexibele slab tegen de tankwand en treden op den duur aanmerkelijke beschadigingen op, o.m. tengevolge van het passeren van lasnaden, anderzijds treden in de wand van het afdichtingselement na verloop van tijd lekkages op, hetgeen de doeltreffendheid van de afdichting uiteraard sterk benadeelt.

Ondanks de aanwezigheid van een tweede extra afdichting, b.v. in de vorm van een omhooggerichte en tegen de tankwand afstrijkend flexibel regenwaterwerend en zandwerend profiel blijkt in de praktijk niettemin dat bij de gebruikelijke grote tankdiameters, b.v. tot 80 m, tengevolge van vervormingen, roestvorming, vorst, slijtage en lekkage van het met vloeistof gevulde afdichtingselement, veel regenwater tussen tankwand en dak wordt doorgelaten en in voorkomende gevallen eveneens veel damp- of gasverlies optreedt.

Ook blijft de door het eerste afdichtingselement uitgeoefende aandrukkracht langs de omtrek van de tankwand voortdurend onveranderlijk, d.w.z. past zich niet aan veranderlijke omstandigheden aan en in geval van lekkage is die aandrukkracht vrijwel tot nul gereduceerd, terwijl er tengevolge van een steeds weer optredende ongelijke afstand tussen de omtreksrand van het drijvend tankdak en de tankwand juist sprake zou moeten zijn van een zich voortdurend aanpassende aandrukkracht. Nu zulks niet het geval is veroorzaakt alleen deze laatste omstandigheid al een zeer ongewenste spleet (afwijkingen, vervormingen en overige spanningen) voor de vrije doorlaat van afdruipend regenwater resp. stuivend zand, dat de roestvorming van de tankwand en daarmede van de totaal optredende slijtage, inclusief die van de gesignaleerde lasnaadslijtage, nog meer bevordert.

De uitvinding beoogt eerdergenoemde nadelen bij een gebruikelijk tweevoudig afdichtingssysteem op te heffen waartoe een eindloos afdichtingsprofiel onder een nagenoeg constant blijvende aandrukkracht over de gehele omtrek volgens een horizontale doorsnede over de tank tegen de tankwand wordt aangedrukt gehouden met behulp van een verensysteem dat uit een groot aantal veerelementen bestaat, waarvan telkens het ene uiteinde van een veerelement bevestigd is op of aan de omtreksrand van het tankdak en het tegenovergestelde uiteinde van het veerelement direkt in verbinding staat met het eindloze afdichtingsprofiel dat overal langs de tankwand met een vrijwel gelijke constant blijvende aandrukkracht de beoogde afdichting tussen tankwand en profiel onderhoudt.

Bij een andere voorkeursuitvoering wordt het verensysteem volgens de uitvinding gevormd door een groot aantal langwerpige veren, dit kunnen bladveren zijn maar in het bijzonder leveren draadveren een nog grotere bewegingsvrijheid in meer richtingen op, waarvan telkens elk uiteinde gespannen is tussen een punt op het afdichtingsprofiel dat zich tegen de tankwand aangedrukt bevindt en een tweede punt op de randomtrek van het tankdak.

Teneinde de constant blijvende aandrukkracht te kunnen verkrijgen is het van voordeel indien elk veerelement in radiale zin de direkte afstand tussen de omtreksrand van het tankdak en de tankwand overbrugt en daarbij de totale veerlengte een aantal malen groter is dan de spleetafstand, in het bijzonder b.v. 3 a k maal. Ook wordt dit voordeel bereikt als de veer in gespannen toestand tenminste een lusvormig deel bevat dat eerst in neerwaartse richting vanaf het punt aan de omtreksrand van het tankdak vervolgens evenwijdig langs de wand omhoog verlopend daartegen over een grote lengte ligt aangedrukt.

Terwijl aldus op het afdichtingsprofiel eenzelfde aandrukmoment wordt uitgeoefend kan de buitenste omtreksrand van de ringvormige kraag voorzien zijn van een eindloze randverdikking en kan het afdichtingsprofiel zelf een uitsparing bevatten voor het opnemen van die randverdikking. Indien het afdichtingsprofiel in dwarsdoorsnede C-vormig is kan dit naar boven toe uitmonden in een neusvormig uitsteeksel waarlangs regenwater e.d. gemakkelijk omlaag kan wegstromen, vooral als de uitsparing voor de randverdikking zich op een lager niveau bevindt en dat regenwater gemakkelijk over kan lopen op de kraag.

Verdere voordelen van diverse voorkeursuitvoeringen van b.v. draadveerelementen die bovendien nog op torsie belast kunnen worden, in samenhang met een eindloos afdichtingsprofiel dat van een betrekkelijk lange lip is voorzien, volgen uit de tekening.

Fig. I toont schematisch een dwarsdoorsnede A-A in fig. 3 over een eerste voorkeursuitvoering van het nieuwe afdichtingssysteem volgens de uitvinding tussen een tankwand en een omtreksrand van een drijvend dak;

Fig. 2 toont dezelfde afdichting als in Fig. 1 in een andere positie waarbij de onderlinge afstand tussen de tankwand en de omtreksrand van het drijvend dak vergroot is;

Fig. 3 toont schematisch een gedeeltelijk aanzicht vanaf het tankdak gezien in de richting van de opstaande tankwand;

Fig. k is een dwarsdoorsnede van een eindloos afdichtingsprofiel;

Fig. 5 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede A-A in fig. 6 van een tankwand en een tankdak onder toepassing van veerelementen en een afdichtingsprofiel volgens fig. 4;

Fig. 6 is een gedeeltelijk aanzicht, gezien vanaf het tankdak, van de verbindingen tussen het afdichtingsprofiel en de veerelementen;

Fig. 7 en 8 tonen elk een gedeeltelijke dwarsdoorsnede A-A in fig. 9 bij verschillende afstanden tussen tankdak en tankwand van een dubbele veerconstruc-tie en een dubbele kraagconstructie;

Fig. 9 is een gedeeltelijk aanzicht vanaf het tankdak naar de tankwand van de dubbele veerconstructie in de fig. 7 en 8;

Fig. 10 en 11 tonen in een gedeeltelijke dwarsdoorsnede eveneens een dubbele veerconstructie waarbij ten gebruike voor ruwe olie opslagtanks een schraperele-ment met de onderste draadveer is verbonden;

Fig. 12 toont in vooraanzicht een uitslag in een plat vlak van een drager voor het afdichtingsprofiel waarmee een draadveer is verbonden en

Fig. 13 toont in zijaanzicht de uiteindeiijke vorm waarin de drager volgens fig. 12 geprofileerd wordt.

Het afdichtingssysteem volgens de uitvinding, Fig. 1 en 2, bestaat uit een tegen de vertikale tankwand 1 aangedrukt eindloos flexibel afdichtingsprofiel 2 dat in dwarsdoorsnede voorzien is van een schuin omhoog gerichte neus 3 die afdichtend tegen de tankwand 1 aandrukt, een inspringend deel 4 dat vrij ligt t.o.v. de tankwand 1 en vervolgens een convex deel 5 dat als enkelvoudig afdichtingsprofiel de doeltreffende afdichting tussen tankwand 1 en omtreksrand 6 van het drijvende dak 7 onderhoudt onder gelijktijdige toepassing van een op zichzelf reeds bekend ringvormig flexibel doekorgaan 8 (shirt). Dit afdichtorgaan 8 bestaat b.v. uit een weerbestendig polyvinyldoek waarvan de binnenomtreksrand 10 d.m.v. bevestigings-organen 9 enerzijds mechanisch af dichtend verbonden is met de omtreksrand 6 aan het drijvend dak 7 en anderzijds aan zijn buitenomtreksrand 11 voorzien is van een verdikte rand 12 welke door middel van een elastische inklem mingsholte 13 aan het profiel 2 is bevestigd waardoor deze rand 11 over zijn gehele omtrekslengte daarin stevig en blijvend is ingeklemd.

Het afdichtingsprofiel 2 wordt b.v. gevormd door een geëxtrudeerd polymeer materiaal. De feitelijke aandrukkende werking van het afdichtingsprofiel 2 tegen de tankwand 1 wordt tot stand gebracht door een langwerpige biadveer 14 waarvan het deel 15 over een betrekkelijk grote lengte tegen de tankwand 1 aanligt en aan zijn boveneinde 16 overgaat in een verbinding 17 met het afdichtingsprofiel 2. Naar beneden toe gaat de biadveer 14 via een onder extra veerspanning staande bocht 18 over in een omhoog gericht deel 19 dat d.m.v. een scharnier 20 scharnierend bevestigd is aan de buitenomtreksrand 6 van het drijvend tankdak 7 onder gebruikmaking van een verbindingsplaatje 21 dat vastgekiemd wordt door een bevestigingsorgaan 9, bestaande uit een opgelast bouteinde en een moer. Het boveneinde 16 van de biadveer 14 wordt door een platte sleuf 22 in het onderste been van de C van het afdichtingsprofiel 2 tot in de holte van de C gevoerd en daar b.v. met een popnagel 23 vastgezet op het midden van een in horizontale richting verlopend veerelement 24. De lengte van dit veerelement 24 is zodanig dat de uiteinden van twee aangrenzende veerelementen 24 elkaar juist overlappen zodat ook tussen de beide bladveren 14 ter plaatse van de elkaar overlappende uiteinden een extra aandrukkracht ontstaat, met name indien aan de veerelementen 24 een krommingstraal wordt gegeven welke tegengesteld verloopt aan die van de er tegenovergelegen tankwand 1. De bijzonderheid van de in omtreksrichting vrijwel constant te houden aandrukkracht op het afdichtingsprofiel 2 t.o.v. de tankwand 1 is gelegen in het feit dat bij zich veranderende spleetafstand S tot 5' weliswaar de onderlinge afstand tussen het deel 15 van de bladveer 14 en de rand van het tankdak 7 aan wijziging onderhevig is, echter tengevolge van het door de bladveer 14 uitgeoefende momentenspel, nauwelijks of geen wijziging kan optreden in de via het betrekkelijk lange deel 15 van de bladveer 14 op het afdichtingsprofiel 2 uitgeoefende aandrukkracht. In de tekening is deze werking duidelijk zichtbaar en dientengevolge ontstaan de hierboven al aangegeven bijzondere voordelen. Indien de wens bestaat om het doekorgaan 8 in min of meer gespannen toestand te houden, kan dat bereikt worden door een veerspanner 25 die b.v. aan het ondereinde van het deel 16 is bevestigd. Aan het andere uiteinde van de veerspanner 25 is een verdikking 26 aanwezig teneinde ter plaatse slijtage tégen te gaan. Het doekorgaan 8 wordt in omtreksrichting d.m.v. een aantal platte ringen 27, eventueel ook uit te voeren als omtrekssectoren, in afdichtende verbinding met het tankdak 7 verbonden.

In andere uitvoeringsvormen volgens de fig. 4-11 wordt het eindloze afdichtingsprofiel 102 in uitvoering als langwerpige lip verkozen boven het eerderbesproken convexe profiel 2. De neus 103 van dit lipprofiel 102 drukt tegen de tankwand 101 aan zoals in Fig. 5 is weergegeven waarin een bestaande zgn. Horton afdichting 104 volgens de uitvinding is aangepast. Daartoe is een draadveerelement 105, voorzien van een aantal draadwindingen 106 met zijn ondereinde 107 bevestigd op het bovenste deel 108 aan de tankwandzijde 101 van de Horton-afdichting. Het draadveerelement 105 is aan zijn boveneinde bevestigd aan het afdichtingsprofiel 102 d.m.v. een boutverbinding 109 en onder gebruikmaking van een drager 110 waarvan de uitvoering in fig. 12 en 13 is getoond. Het draadveerelement 105 bezit hier een grotere bewegingsvrijheid dan bij toepassing van een bladveer en het kan torsiekrachten opnemen en bewegen binnen de vrije centrale ruimte 111 van de drager 110.

In de uitvoeringsvorm van fig. 7, 8 en 9 zijn draadveerelementen 205 en 205' in een dubbele constructie voor druk tegen de tankwand 201 naar boven en naar beneden toegepast. De afdichting tegen de tankwand 201 is verder vrijwel gelijk aan die in Fig. 5 met het verschil dat de uiteinden met de draadveerwindingen 206 op het tankdak 207 zijn bevestigd en een uitmuntende afdichting met constant blijvende aandrukkracht tot stand brengen. Naar beneden toe is het tweede draadveerelement 205' met draadwindingen 206' enerzijds aan het tankdak 207 bevestigd, b.v. d.m.v. dezelfde boutverbinding 209 en het ondereinde van de draadveer 205' is bevestigd aan een secundair afdichtingsorgaan dat rondom tegen de tankwand 201 aandrukt. De primaire verbinding wordt verzorgd door het afdichtingsprofiel 202 in samenwerking met de gebruikelijke kraag 208 terwijl naar beneden toe eveneens een kraag 208' de afdichting completeert tussen tankdak 207 en tankwand 201 waardoor verdampingsverliezen resp. geurlekkages tot een minimum beperkt blijven. Eveneens is de stand aangegeven vande veerelementen 205 en 205' in fig. 8 waardoor een betrekkelijk lang deel van elk veerelement vrijwel evenwijdig aan de tankwand 201 loopt en aldus, mede onder gebruikmaking van de veerwindingen 206 en 206' een constante blijvende aandrukkracht in stand houden. Evenals het boveneinde van de draadveer 205 is ook het ondereinde van de draadveer 205' met een loper 212 verbonden die tegen de tankwand 201 op en neer schuift. In de fig. is een ioperconstructie weergegeven welke geen deel uitmaakt van de uitvinding. Deze draadveren kunnen ook op torsiekrachten belast worden hetgeen in de praktijk zeer gunstig blijkt te zijn.

In de Fig. 10 en II is een soortgelijke dubbele veerconstructie getoond als in de fig. 7 en 8 waarbij aan het ondereinde van het draadveerelement 305 ' een schraper 312 bevestigd is. Deze toepassing leent zich b.v. bijzonder goed voor afdichting van opslagtanks met ruwe olie waardoor de hoogviskeuse olie gemakkelijk van de tankwand wordt afgeschraapt.

In de fig. 12 en 13 is de drager 110 voor het eindloze afdichtingsprofiel weergegeven, in uitgeslagen vorm. Het rechthoekige deel 112 uiteindelijk omgebogen zoals fig. 13 toont en is voorzien van een opening 113 voor het doorvoeren van een bevestigingsbout 109 voor de verbinding tussen het afdichtingsprofiei 102 en de draadveer 105 die in de uitgespaarde driehoekige opening 111 van de drager ook nog een zijdelingse en vertikale bewegingsvrijheid heeft in de vorm welke daaraan, zie fig. 13, is gegeven. Tengevolge van de draadwindingen 106, b.v. twee of drie, die in de draadveer 105 zijn aangebracht kan deze laatste tengevolge van tankdakbewegingen ook torsiekrachten opnemen zodat onder alle omstandigheden de constant blijvende aandrukkracht wordt gerealiseerd.

Wanneer de noodzaak daartoe bestaat kan de bevestiging van de beide draadveren ¢05 resp. ¢05* ook geschieden op een horizontale randflens van het tankdak ¢07 waardoor construct!evoordelen ontstaan, b.v. in bouwhoogte en/of spleetafstand.

Claims (21)

1. Beweeglijk tankafdichtingssysteem tussen de vaste opstaande tankwand en een binnen de tankwandomtrek in vertikaie richting op de vioeistof drijvend tankdak mede bestaande uit een op zichzelf gebruikelijke ringvormige kraag van buigzaam doekvormig materiaal waarvan de binnenomtreksrand op de omtreksrand aan de bovenzijde van het tankdak is bevestigd en de buitenomtreksrand zich nabij de tankwand bevindt op een hoger gelegen niveau, met het kenmerk, dat een eindloos afdichtingsprofiel onder een nagenoeg constant blijvende aandrukkracht over de gehele omtrek in horizontale richting in hoofdzaak radiaalvanaf de omtrek van het tankdak in een richting tegen de tankwand aangedrukt wordt gehouden met behulp van een verensysteem dat uit een groot aantal afzonderlijke veerelementen bestaat, waarvan telkens het ene uiteinde van een veerelement bevestigd is op of aan de omtreksrand van het tankdak en het tegenovergestelde uiteinde van het veerelement direkt in verbinding staat met het eindloze afdichtingsprofiel dat overal langs de tankwand met een vrijwel constant blijvende aandrukkracht de afdichting tussen tankwand en profiel onderhoudt.

2. Tankafdichtingssysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verensysteem gevormd wordt door een groot aantal langwerpige veren waarvan telkens elk uiteinde gespannen is tussen een punt op het afdichtingsprofiel dat zich tegen de tankwand aangedrukt bevindt en een punt op de randomtrek van het tankdak.

3. Tankafdichtingssysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat minstens elke veer in vertikaal bovenaanzicht in radiale zin de direkte afstand tussen de omtreksrand en de tankwand overbrugt en voorts de totale lengte van elke bladveer een aantal malen groter is dan eerdergenoemde afstand.

4. Tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de totale lengte van de veer minstens 3 a ^ keer het veelvoud van eerdergenoemde afstand bedraagt.

5. Tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een veer in gespannen toestand tenminste een lusvormige winding bevat en het veerdeel dat met deze winding in verbinding staat bij een geringe spleetafstand S vrijwel evenwijdig langs de tankwand verloopt over een betrekkelijk groot deel van de totale veeriengte.

6. Tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke bladveer ter plaatse van zijn verbinding met het afdichtingsprofiel en/of een toegevoegd schrapereiement bij veranderende spleetafstand en tengevolge van de vrijwel gelijkblijvende hefboomsarm bij ongelijk wordende radiale afstand tussen tankdak en tankwand, een in grootte nagenoeg zelfde aandrukmoment blijft uitoefenen.

7. Tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buitenste omtreksrand van de ringvormige kraag voorzien is van een eindloze randverdikking en het afdichtingsprofiel voorzien is van een uitholling met verende randgedeelten ter opname en inklemming van genoemde randverdikking.

8. Tankafdichtingssysteem volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eindloze afdichtingsprofiel in dwarsdoorsnede C-vormig is en voorts voorzien is van een neusvormig uitsteeksel dat omhooggericht is voor het afvoeren van langs de tankwand omlaagstromend regenwater.

9. Tankafdichtingssysteem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het neusvormig uitsteeksel hoger is gelegen op het bovenste deel van de C dan de lager gelegen uitholling waarin de randverdikking is opgenomen, een en ander zodanig dat zich ophopend regenwater op de bovenzijde van het profiel gemakkelijk overloopt op de ringvormige kraag.

10. Tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de veer en daarmede de iusvormige winding van een aan het tankdak bevestigd uiteinde van deze veer zich minstens tussen twee uiterste gebruiksstan-den kan bewegen waarbij het afdichtingsprofiel met gelijkblijvende kracht tegen de tankwand wordt aangedrukt, te weten ter ene zijde of ter andere zijde van een vertikaal vlak dat dwars staat op het door de as van de bladveer gedachte radiale vertikale vlak.

11. Tankafdichtingssysteem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de ringvormige kraag in gespannen toestand wordt gehouden door middel van een aantal veerspanners welke elk ter hoogte van het afdichtingsprofiel op de veer zijn bevestigd en de kraag in een richting van de tankwand af opspannen bij een zich wijzigende spleetafstand tussen tankwand en tankdak.

12. Tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich aan de binnenkant van de C een veerspanstrip bevindt welke in horizontale richting een horizontale aandrukkracht oplevert en daarbij deze veerspanstrip een zodanige lengte heeft dat veerspanstrippen van elk paar aangrenzende veren waaraan zij bevestigd zijn elkaar telkens voor een deel overlappen.

13. Tankafdichtingssysteem volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de lengte van dat gedeelte van de veer dat met de tankwand in nauwe aanraking komt groter of ten hoogste gelijk is aan het overige gedeelte van de veer dat zich tussen het bevestigingspunt op het tankdak bevindt en zijn onderste aanrakingspunt met de tankwand.

14. Afdichtingsprofiel voor een beweeglijk tankafdichtingssysteem, bestaande uit en gekenmerkt door een massief eindloos te verbinden elastomeer afdichtingsprofiel dat aan de tegen een tankwand aan te drukken zijde tenminste aan de bovenkant voorzien is van een neusvormig uitsteeksel naar beneden toe overgaande in een convex gedeelte dat evenals het uitsteeksel bestemd is om in de bedrijfsstand tegen de tankwand aangedrukt, met de op- en neergaande beweging van het tankdak steeds met een nagenoeg gelijkblijvende kracht tegen die tankwand aangedrukt te blijven.

15. Afdichtingsprofiel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat middelen voorzien zijn om op een groot aantal plaatsen langs de binnenomtrek van dit profiel telkens het ene uiteinde van een langwerpig bladveerelement daarmee te verbinden in een richting loodrecht op het profiel en het andere uiteinde onder vorming van een veerlus aan het tankdak te bevestigen.

16. Kombinatie van een afdichtingsprofiel volgens een der conclusies 14-15, en een op zichzelf bekende ringvormige kraag, met het kenmerk, dat zich in de binnenom-trekszijde van het afdichtingsprofiel een holle opnameruimte bevindt voor inklem-ming van een verdikte kraagrand.

17. Afdichtingsprofiel volgens een der voorgaande conclusies 14-16, met het kenmerk, dat aan de binnenomtrek van het afdichtingsprofiel een aantal elkaar gedeeltelijk in de lengterichting ervan overlappende voorgespannen veerorganen zijn aangebracht welke ieder op een boveneinde van een veer zijn bevestigd.

18. Veerelement ten gebruike voor een tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerk doordat het uitgevoerd is als een langwerpig bladveereiement dat in zijn gebruiksstand onder lusvorming is gemonteerd.

19. Veerelement ten gebruike voor een tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 1-18, gekenmerkt doordat het uitgevoerd is als een langwerpig draadveerelement dat aan minstens één uiteinde voorzien is van een aantal veerwindingen, bij voorkeur twee tot drie.

20. Tankafdichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de veereiementen voor het aandrukken van het afdichtïngsprofiel en het schraperprofiel afwisselend in opwaartse resp. neerwaartse richting t.o.v. de rand van het tankdak verlopen.

21. Werkwijze voor het afdichten van de zich wijzigende spleet tussen een vaste tank wand en een drijvend tankdak mede onder gebruikmaking van een op zichzelf bekende ringvormige kraag van flexibel materiaal, met het kenmerk, dat de kraag opgespannen wordt tussen zijn bevestiging langs de binnenomtrek aan het tankdak en zijn inklemming langs de buitenomtrek in een beweeglijk en langs de tankwand op- en neergaand afdichtingsprofiel en op dit afdichtingsprofiei door middel van het uitoefenen van een moment met een lange hefboomsarm via veren welke voorzien zijn van tenminste één lusvormige winding, zodanig dat in een radiaal naar de tankwand toe gerichte richting een nagenoeg gelijkblijvende krachtsuitoefening op het afdichtingsprofiel een/of een wandschraperprofiel tot stand gebracht wordt die zich ook bij optredende wijziging van de spieetafstand handhaaft.