NL8803018A - Aandrijfmechanisme voor schakelaar. - Google Patents
Aandrijfmechanisme voor schakelaar. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8803018A NL8803018A NL8803018A NL8803018A NL8803018A NL 8803018 A NL8803018 A NL 8803018A NL 8803018 A NL8803018 A NL 8803018A NL 8803018 A NL8803018 A NL 8803018A NL 8803018 A NL8803018 A NL 8803018A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- lever
- locking
- switch
- drive
- shaft
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01H—ELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
- H01H33/00—High-tension or heavy-current switches with arc-extinguishing or arc-preventing means
- H01H33/60—Switches wherein the means for extinguishing or preventing the arc do not include separate means for obtaining or increasing flow of arc-extinguishing fluid
- H01H33/66—Vacuum switches
- H01H33/666—Operating arrangements
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01H—ELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
- H01H3/00—Mechanisms for operating contacts
- H01H3/32—Driving mechanisms, i.e. for transmitting driving force to the contacts
- H01H3/46—Driving mechanisms, i.e. for transmitting driving force to the contacts using rod or lever linkage, e.g. toggle
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01H—ELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
- H01H3/00—Mechanisms for operating contacts
- H01H3/22—Power arrangements internal to the switch for operating the driving mechanism
- H01H3/30—Power arrangements internal to the switch for operating the driving mechanism using spring motor
- H01H3/3005—Charging means
- H01H3/3026—Charging means in which the closing spring charges the opening spring or vice versa
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01H—ELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
- H01H3/00—Mechanisms for operating contacts
- H01H3/22—Power arrangements internal to the switch for operating the driving mechanism
- H01H3/30—Power arrangements internal to the switch for operating the driving mechanism using spring motor
- H01H3/3031—Means for locking the spring in a charged state
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01H—ELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
- H01H31/00—Air-break switches for high tension without arc-extinguishing or arc-preventing means
- H01H31/003—Earthing switches
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01H—ELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
- H01H5/00—Snap-action arrangements, i.e. in which during a single opening operation or a single closing operation energy is first stored and then released to produce or assist the contact movement
- H01H5/04—Energy stored by deformation of elastic members
- H01H5/06—Energy stored by deformation of elastic members by compression or extension of coil springs
Landscapes
- Driving Mechanisms And Operating Circuits Of Arc-Extinguishing High-Tension Switches (AREA)
Description
Aandrijfmechanisme voor schakelaar.
De uitvinding heeft betrekking op een aandrijfmechanisme voor een uit één of meerdere afzonderlijke schakeleenheden bestaande schakelaar, omvattende a) een aandrijfas voor de aandrijving van een b) kantelpunt-mechanisme waarmee een c) bedieningsas naar een gekozen eindstand beweegbaar is, in welke eindstand de schakeleenheden zich in de in- of uitgeschakelde stand bevinden.
Aandrijfmechanismen voor schakelaars voorzien van een kantelpunt-of doorslagmechanisme zijn in velerlei vorm bekend en worden veelal toegepast vanwege het voordeel dat een dergelijk mechanisme twee gedefinieerde standen kent, zodat daarmee ook de in- en uitstand van een schakelaar kan worden bepaald. Verder werkt zo'n mechanisme, zodra het kantel-punt is gepasseerd, altijd met een bekende snelheid.
Wanneer het kantelpuntmechanisme direct inwerkt op een schakelaar waarbij een gedefinieerde constante contactdruk vereist is, treedt het nadeel op dat de contactdruk vermindert wanneer het mechanisme vanuit de bepaalde instand naar de uitstand gebracht wordt. Dit heeft een nadelige invloed op het uitschakelvermogen van de schakelaar.
De uitvinding stelt zich nu tot doel een aandrijfmechanisme te verschaffen waarbij gebruik kan worden gemaakt van een kantelpuntmechanisme zonder dat het daarbij genoemde nadeel van contactdrukvermindering optreedt en waarbij het mechanisme tevens eenvoudig van constructie is.
Daartoe wordt het in de aanhef omschreven aandrijfmechanisme daardoor gekenmerkt, dat - de aandrijf- en bedieningsas als één as zijn uitgevoerd; - het kantelpuntmechanisme indirect middels, respectievelijk een op de aandrijf- en bedieningsas bevestigde arm, een aan zijn ene einde scharnierend ondersteunde hefboom en een koppelende vrijloop op de schakeleenheden inwerkt; - grendelmiddelen aanwezig zijn voor het, tegen de werking van in de uitschakelrichting werkzame veermiddelen in, vasthouden van de schakeleenheden in de ingeschakelde stand zolang het kantelpunt-mechanisme zich in de inschakelstand voor het kantelpunt bevindt.
Omdat bij het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding, het kantelpuntmechanisme naar de uitstand voorbij het kantelpunt verplaatst kan worden zonder dat de schakelaar uitschakelt, zal dus geen contactdruk-vermindering optreden. Bovendien behoeft bij het uitschakelen minder massa verplaatst te worden, hetgeen de uitschakelsnelheid en dus ook het uitschakelvermogen van de schakelaar positief beïnvloedt. Verder is het door dit ontkoppelen van de massa en door de toepassing van diverse schakelveren mogelijk om de in- en uitschakelsnelheden onafhankelijk van elkaar te bepalen zodat een vergaande optimalisering van de benodigde schakelenergie bereikbaar wordt.
De uitvinding stelt zich verder tot doel om, behalve voor een schakelaar waarbij de schakeleenheden met een brug of dergelijke met elkaar zijn verbonden teneinde een gelijktijdig schakelen van de schakeleenheden te bereiken, de uitvinding ook op eenvoudige wijze geschikt te maken voor een schakelaar waarbij de schakeleenheden niet onderling met elkaar zijn verbonden.
De uitvinding wordt daartoe gekenmerkt, doordat - de schakeleenheden op een rij zijn opgesteld en gelegen in een vlak evenwijdig aan de bedieningsas; - de aandrijf- en bedieningsas en het kantelpuntmechanisme voor alle schakeleenheden gemeenschappelijk zijn uitgevoerd; - de grendelmiddelen en bedieningsmiddelen, aanwezig voor het gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig bedienen van de schakeleenheden, voor elke schakeleenheid afzonderlijk zijn uitgevoerd, waarbij de bedieningsmiddelen bestaan uit . op de bedieningsas onder een gelijke hoek aangebrachte schakelkruk-ken; . aan het ene uiteinde scharnierend bevestigde hefbomen; . op de hefbomen, in de richting van uitschakelen werkende schakelveren; . koppelende vrijlopen.
Op deze wijze wordt een verdere reductie van de massa bij uitschakelen bereikt en dus een verdere bijdrage geleverd aan een gunstig uit-schakelvermogen. Bovendien is op simpele en betrouwbare wijze een gelijktijdigheid van schakelen bereikt.
Tevens kan de uitvinding zo ook op eenvoudige wijze geschikt gemaakt worden om ongewenste schakelverschijnselen aan verbruikerszijde te reduceren of zelfs geheel te voorkomen. Daartoe heeft de uitvinding als kenmerk, dat ten minste één van de uitschakelpallen zodanig samenwerkt met de bijbehorende schakelkruk, dat de betreffende schakeleenheid met een vooraf bepaalde tijd eerder opent dan de andere schakeleenheden. Op deze wijze kan bijvoorbeeld het zogenaamde virtuele choppen, dat met name bij toepassing van vacuumschakelaars kan optreden, geheel voorkomen worden. Wanneer ten gevolge van de grote snelheden waarmee de schakel- eenheden uitschakelen het gewenste tijdsverschil niet kan worden bereikt, dan kan met behulp van de maatregelen volgens conclusie 5 en 6 het aandrijfmechanisme daarvoor worden aangepast.
Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding is het aandrijfmechanisme gekenmerkt doordat de op de hefbomen werkende schakelveren bestaan uit ten minste een contactkrachtveer waarbij de contactkracht-veer is aangebracht op de vrijloop en direct is gekoppeld met de hefboom en indirect, via de vrijloop met de koppelstang, een en ander zodanig dat enerzijds de koppelstang direct door de hefboom naar de instand beweegbaar is en anderzijds pas nadat de hefboom een bepaalde weg heeft afgelegd naar de uitstand beweegbaar is. Doordat de schakelveer op deze wijze samenwerkt met de hefboom en de koppelstang, is het mogelijk om de contacten met een bepaalde beginsnelheid, de zogenaamde "hamerslag" te scheiden. Daarmee is meer zekerheid geboden dat de contacten, ook bij onverhoopt vastlassen, van elkaar gescheiden zullen worden. Bovendien zijn op deze wijze onder meer de contactkracht, de slag en dergelijke, op eenvoudige wijze instelbaar en derhalve ongevoelig voor fabrikage- en montagetoleranties, alsmede gedurende de levensduur optredende slijta-ges.
Om het aandrijfmechanisme verder te kunnen optimaliseren, voorziet de uitvinding verder in de mogelijkheid om een compensatieveer volgens de concusies 9, 10 en 11 toe te passen. Met deze compensatieveer kan onder meer de in- en uitschakelsnelheid worden beïnvloed en kan bijvoorbeeld ook bij toepassing van vacuumschakelaars, de invloed van de atmosferische druk worden opgeheven.
Door afzonderlijke schakelveren toe te passen op de wijze zoals bij de uitvinding is gedaan, wordt de grootst mogelijke vrijheid bereikt ten aanzien van hun invloed op het totale schakelgebeuren in het aandrijfmechanisme en kan het aandrijfmechanisme worden geoptimaliseerd.
Alhoewel de bedieningsas uiteraard ook rechtstreeks kan worden aangedreven, voorziet de uitvinding tevens in een bediening haaks op deze bedieningsas waarbij het aandrijfmechanisme geheel onafhankelijk is gemaakt van de snelheid waarmee de schakeleenheden worden bediend. De uitvinding heeft daartoe de kenmerken volgens conclusie 12.
De uitvinding beoogt verder een aandrijfmechanisme dat op eenvoudige doch betrouwbare wijze gekoppeld en/of vergrendeld kan worden met andere schakel- en/of beveiligingscomponenten zoals scheidings- en/of keuzeschakelaars en/of smeltveiligheden en daardoor geschikt is voor toepassing in verdeelstations.
Uit de volgconclusies 13 t/m 16 blijkt op welke eenvoudige wijze met de uitvinding kan worden voldaan aan de eisen om verkeerde schakelingen uit te sluiten en te garanderen dat onderhoudswerkzaamheden aan een verdeelstation met het mechanisme volgens de uitvinding veilig en betrouwbaar kunnen worden uitgevoerd. Ook het samenwerken met een, bij een verdeelstation veelal aanwezige en de transformator beveiligende smeltveiligheid is zeer eenvoudig te realiseren zoals conclusie 17 aangeeft .
Bij het doorsmelten van een dergelijke smeltveiligheid worden op betrouwbare wijze de schakeleenheden afgeschakeld.
Met de uitvinding is aldus een eenvoudig doch betrouwbaar mechanisme verkregen dat op een gemakkelijke wijze voor een groot aantal toepassingen geschikt gemaakt kan worden.
Uit de figuurbeschrijving zal blijken dat verscheidene op zich bekende constructieve oplossingen bij de uitvinding toepasbaar zijn om bepaalde kenmerken te verkrijgen, doch dat deze alle binnen het kader van de uitvinding vallen. Zo kan bijvoorbeeld een excentrische bus aangebracht worden op de tap van een schakelkruk ten einde in tijd verschoven schakelen van verschillende fasen te bewerkstelligen. Ook kunnen de schakelveren op diverse manieren zijn uitgevoerd en op diverse plaatsen zijn aangebracht.
Onderstaand zal aan de hand van de bijgevoegde figuren een voorkeursuitvoeringsvorm van het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding als voorbeeld nader worden toegelicht.
Fig. la en lb tonen, respectievelijk bij geopende schakeleenheid en bij gesloten schakeleenheid, schematisch het principe van het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding.
Fig. 2 toont een ruimtelijke opengewerkte schematische tekening van een driefasige schakelaar waarin een aandrijfmechanisme volgens de uitvinding is opgenomen.
Fig. 3 toont schematisch een vergrendeling welke uitschakelen van twee fasen blokkeert totdat de eerste fase daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Fig. 4 toont de driefasige schakelaar volgens fig. 2 voorzien van verdere schakel- en beveiligingscomponenten en de bijbehorende koppelingen en vergrendelingen.
Fig. 5 toont schematisch een ringleiding met verdeelstations waarin het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding toepasbaar is.
Fig. 6 toont een schema van een verdeelstation zoals toegepast met de ringleiding volgens fig. 5, waarin schakelaars met het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding zijn aangebracht.
Vooraf zij erop gewezen dat het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding enerzijds ontworpen is om aan de eisen te beantwoorden, gesteld door de te schakelen schakeleenheden en anderzijds door de wijze van inbouw in een schakelkast. De opstelling is mede ervoor ingericht om de, bij toepassing in een verdeelstation veelal noodzakelijke verdere schakel- en of beveiligingscomponenten eveneens te herbergen en hun bediening en vergrendelingen ten opzichte van de schakeleenheden op eenvoudige wijze en met eenvoudige middelen te kunnen onderbrengen.
In de fig. la en lb is schematisch het principe van het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding weergegeven. Het betreft de schakeleenheid 106, in de figuren schematisch afgebeeld als een vacuumschake-laar 102 met contacten 104 en 105. Via een balg 103 is het vacuumhuis van de schakelaar gesloten en is een lekvrije doorvoer van de koppelstang 10 mogelijk. Door het in de schakelaar heersende vacuum wordt er door de omgevingsdruk steeds een zekere kracht uitgeoefend op de koppelstang 10 in de richting van sluiten van de contacten, dus inschakelen van de schakelaar. De hoofdcomponenten van het aandrijfmechanisme bestaan verder uit een hefboom 7, welke met zijn ene (rechtereinde) in B scharnierend gelagerd is. Via een koppelende vrijloop 121 is de hefboom 7 verbonden met de koppelstang 10 van de schakeleenheid 106. Via een scharnierende verbinding 092 is de hefboom 7 verbonden met een bus 091 van de veerhouder 9 welke glijdend gemonteerd is om de koppelstang 10. Onder de veerhouder 9 is een schakelveer 12 om de koppelstang 10 aangebracht, welke met het andere einde steunt tegen een veerschotel 101 welke vast bevestigd is aan de koppelstang 10. Het vrije einde van de veerhouderbus 091 rust volgens fig. la tegen een aanslag 11 welke vast bevestigd is aan het einde van de koppelstang 10. De schakelveer 12 is zo dus direct met de hefboom 7 en indirect met de koppelstang 10 verbonden. De hefboom 7 wordt omhooggedrukt naar de uitgeschakelde stand volgens fig. la door een schakelveer 12. Desgewenst kan, zoals in de fig. la en lb is aangegeven, een schakelveer 8 worden toegepast om in de uitschakeling bij te dragen en ingeval van toepassing van vacuumschake-laars, de atmosferische druk te compenseren. Deze schakelveer 8 kan op elke geschikte plaats worden aangebracht en bijvoorbeeld ook als een trekveer, spiraalveer en dergelijke zijn uitgevoerd. In fig. lb is de hefboom 7 afgebeeld in de ingeschakelde positie van de schakeleenheid 106. Zoals uit fig. lb blijkt, is de hefboom 7 verder doorgezwenkt nadat de contacten 104 en 105 in de schakeleenheid 106 elkaar geraakt hebben. Daardoor komt de aanslag 11 vrij van het boveneinde van de veerhouderbus 1 091. Het gevolg hiervan is dat de kracht van de schakelveer 12 de con- tactdruk bepaalt, zodat de schakelveer 12 ook wel de contactkrachtveer genoemd wordt. Bij het uitschakelen beweegt de hefboom 7 omhoog en versnelt onder invloed van de kracht van de schakelveren 12 en 8 en treft de aanslag 11 met een aanzienlijke snelheid, zodat via de koppelstang 10 de contacten 104 en 105 slagsgewijze en snel van elkaar gescheiden worden, zoals niet alleen gewenst is om snel uit te schakelen en het uit-schakelvermogen zoveel mogelijk op te voeren, doch ook om eventueel onverhoopt vastgelaste contacten door middel van de slag toch te kunnen scheiden en uitschakelen. In de ingeschakelde stand volgens fig. lb i wordt de hefboom 7 in de gewenste positie gehouden door de uitschakelpal 13, welke onder invloed van de kracht van de terugstelveer 131 in de vergrendelstand gehouden wordt. De uitschakelpal 13 is scharnierend gelagerd om een vaste as 132. Zoals uit fig. la blijkt en hiervoor reeds is opgemerkt, kan een schakelveer 8 worden toegepast waarmee bij gebruik van vacuumschakelaars ten minste een kracht op de hefboom 7 kan worden uitgeoefend welke de, als gevolg van het vacuum, door de atmosferische druk op de koppelstang 10 uitgeoefende kracht compenseert. Deze schakelveer 8 kan daarom ook wel compensatieveer genoemd worden. De kracht uitgeoefend door deze schakelveer 8 kan tevens worden aangewend om de uit-schakelsnelheid te verhogen en/of de inschakelsnelheid te dempen. De uitvoering en plaats waar deze schakelveer 8 wordt gebruikt is hieraan ondergeschikt.
De bediening van de hefboom 7 vindt bij het inschakelen plaats met behulp van een op zichzelf bekend kantelpunt- of doorslagmechanisme dat werkzaam is op de bedieningsas 1. Deze kruist, zoals weergegeven, de hefboom 7 op enige afstand van zijn scharnierpunt B. Aan de bedieningsas 1 is daartoe een arm 3 bevestigd, aan wiens einde A de schakel-drukveer 5 inwerkt. Om de schakelveer 5 te geleiden is deze gemonteerd op een telescopische stang 4, welke in het punt C scharnierend bevestigd is aan het vaste deel van de schakelkast. Wordt de bedieningsas 1 verdraaid in de richting van de klok, dan zal volgens fig. la de arm 3 omlaagzwenken totdat het punt A op de verbindingslijn X-Y tussen de bedieningsas 1 en het scharnierpunt C terechtkomt, op welk moment de schakelveer 5 maximaal gespannen is, zodat bij verder doordraaien van de bedieningsas 1 de schakelveer 5 in staat is om de bedieningsas 1 met behulp van de arm 3 met kracht en grote snelheid verder door te draaien naar de positie zoals weergegeven in fig. lb. Bij het passeren van de verbindingslijn X-Y door het punt A wordt het kantelpunt- of doorslagpunt van het mechanisme doorlopen. De schakelarm 2 met aan zijn einde de schakelkruk 6 is, verzet over een hoek λ ten opzichte van de arm 3, bevestigd aan de bedieningsas 1. Bij het verdraaien van de bedieningsas 1 zwenkt derhalve de schakelarm 2 met aan zijn einde de schakelkruk 6 mee. Deze nadert daarbij de hefboom 7 en raakt de hefboom 7 nadat het punt A het kantel- of doorslagpunt gepasseerd is. De schakelveer 5 drukt het punt A van de arm 3 dan verder in de richting van de wijzers van de klok, waardoor de schakelkruk 6 de hefboom 7 omlaag doet zwenken naar de positie van fig. lb, waardoor eerst de contacten 104 en 105 elkaar raken, zodat de schakelaar gesloten is, en vervolgens de contactkrachtveer 12 verder ineen-gedrukt wordt totdat de uitschakelpal 13 het einde van de hefboom 7 in die positie vergrendelt.
Voor het uitschakelen wordt de bedieningsas 1 nu tegen de wijzers van de klok in gedraaid, waardoor de arm 3 de schakelveer 5 weer samendrukt tot het kantel- of doorslagpunt bereikt wordt en bij verder draaien de schakelveer 5 de verdraaiing van de bedieningsas ondersteunt en voortzet totdat de meezwenkende schakelkruk 6 een schematisch weergegeven koppelhefboom 133 in het punt 134 raakt. Deze hefboom 133 scharniert om het vaste punt 135 en drukt met zijn andere uiteinde 136 de uitschakelpal 13 tegen de kracht van de veer 131 en tegen de wijzers van de klok in, zodat de hefboom 7 wordt vrijgegeven en onder invloed van de kracht van de schakelveren 12 en 8 de contacten slagsgewijs opent en voortbeweegt tot in de stand van fig. la. (De schematisch weergegeven hefboom 133-136 is slechts in de fig. la en lb afgebeeld ten einde de werking toe te lichten, doch komt bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens fig. 2 niet voor. De schakelkruk 6 werkt daarbij rechtstreeks op de uitschakelpal 13. De werking is echter dezelfde.).
Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat een aantal noodzakelijke aanslagen voor het begrenzen van bewegingen en verdraaiingen voor de duidelijkheid niet zijn weergegeven.
Uit de bovenstaande beschrijving van de schakeleenheid 106 volgt dat met deze eenvoudige inrichting met gedefinieerde snelheid en op reproduceerbare wijze het in- en uitschakelen van de schakeleenheid plaatsvindt. Bovendien zijn, door toepassing van de schakelveren 5, 8 en 12 de in- en uitschakelsnelheid en de contactdruk onafhankelijk van elkaar instelbaar en dus goed te optimaliseren. Het aantal bewegende delen is bijzonder gering en hun massa is eveneens gering, zodat een lange levensduur te verwachten is. De inschakelsnelheid is voorbij het kantelpunt onafhankelijk van de snelheid waarmee de bedieningsas aanvankelijk verdraaid wordt. De uitschakelsnelheid is hoger, omdat de meebewegende massa van het mechanisme gereduceerd is. De contactkracht blijft gedurende het eerste gedeelte van de uitschakelbeweging gehandhaafd, waarna de contactscheiding met een zogenaamde "hamerslag" gebeurt, hetgeen mede van voordeel is in het geval van onverhoopt vastgelaste contacten. Ten slotte kan gemeld worden dat de contactkracht, de slagener-gie en dergelijke, instelbaar zijn en derhalve ongevoelig voor fabri-kagetoleranties en slijtage gedurende de levensduur.
Fig. 2 toont in de vorm van een opengewerkte driedimensionale afbeelding de opbouw van een voorkeursuitvoeringsvorm van het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding zoals toegepast in een driefase-scha-kelaar. De onderlinge positie van de verschillende delen is slechts van belang met het oog op een constructief eenvoudige schakelaar waarbij reeds rekening is gehouden met de mogelijkheid tot samenwerking met andere componenten. Uiteraard zijn binnen het principe andere opstellingen mogelijk. Naast elkaar in eenzelfde vlak bevinden zich de drie hefbomen 7, voor elke fase één. Deze bedienen via de vrijlopen 121 de koppelstangen 10 van de schakeleenheden 106. Voor de drie fasen zijn deze schematisch weergegeven met R, S en T. De hefbomen 7 zijn met hun ene uiteinde scharnierend gelagerd bij B aan niet nader weergegeven vaste punten van het frame van de schakelkast. De bedieningsas 1 strekt zich uit in een vlak evenwijdig aan de hefbomen 7 en loodrecht op deze en is in schematisch weergegeven lagers draaibaar ondersteund in de kast.
Onder de bedieningsas 1 zijn gedeelten van de hefbomen 7 gedetailleerder weergegeven en wel in de vorm van strippen 071 waarin zich telkens een venster 072 bevindt. In deze vensters steken de uitschakelpallen 13, welke door de terugstelveren 131 tegen het van het scharnier B afgekeerde einde van de vensters 072 aangedrukt worden. In de in fig. 2 afge-beelde stand bevinden zich de hefbomen 7 in de ingeschakelde positie en worden vergrendeld door de uitschakelpallen 13. De vrijlopen 121 van de schakeleenheden 106 bevinden zich derhalve in de positie zoals afgebeeld in fig. lb.
Ter plaatse van elke hefboom 7 is een schakelkruk 6 via schakel-armen 2 bevestigd aan de bedieningsas 1. Voor elke fase R, S en T zijn deze schakelkrukken 6 gelijk gericht. Aan de bedieningsas 1 is verder een arm 3 bevestigd, aan wiens uiteinde A de schakelveer 5 van het kantelpunt- of doorslagmechanisme aangrijpt. De schakelveer 5 is gemonteerd om een telescppische stang 4, welke met zijn ene einde scharnierend in het punt A van de arm 3 is bevestigd en met zijn andere einde scharnierend in het punt C is bevestigd aan het frame van de kast. De werking en de positie komen overeen met die zoals afgebeeld in en toegelicht bij de fig. la en lb. Uit fig. 2 blijkt derhalve duidelijk dat voor elke schakeleenheid van iedere fase eigen bedienings- en grendel-middelen worden toegepast. Er is echter slechts één bedieningsas met één kantelpuntmechanisme 3, 4, 5 voor alle fasen toegepast. Het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding is echter ook goed bruikbaar voor een schakelaar waarbij de fasen star aan elkaar zijn gekoppeld. In dat geval zijn dan ook de bedienings- en grendelmiddelen gemeenschappelijk uitgevoerd.
Uit de toelichting bij de fig. la en lb volgt dat na het verdraaien van de bedieningsas 1, aanvankelijk tegen de kracht van de schakelveer 5 in totdat het kantelpunt op de lijn X-Y gepasseerd is, de kracht van de schakelveer 5 het vervolg van de draaiing van de bedieningsas 1 moet overnemen met de gewenste hoge snelheid. Dit betekent dat de aandrijving van de bedieningsas 1 van een vrijloop voorzien moet zijn, welke na het passeren van het kantelpunt toestaat dat de bedieningsas 1 vrij kan bewegen onder invloed van de schakelveer 5. Bij aandrijving direct op de bedieningsas 1 kan deze vrijloop op diverse, op zich bekende manieren zijn uitgevoerd. Wanneer de uiteinden van de bedieningsas 1, bijvoorbeeld door samenbouw, moeilijk toegankelijk zijn, kan de aandrijving gebeuren via een aparte aandrijfas. Daartoe wordt volgens een voorkeurs-uitvoeringsvorm de verbinding tussen de aandrijfas 21 en de bedieningsas 1 door een zeer eenvoudige vrijloop 22, 23 gevormd. De aandrijfas 21 kruist de bedieningsas 1 haaks en op geringe afstand en is verder gelagerd in het frame van de kast. In het gebied nabij het punt waar de aandrijfas 21 en de bedieningsas 1 elkaar kruisen, is de aandrijfas 21 voorzien van een aandrijfkruk 22 met tap. Bij verdraaiing kan deze samenwerken met een overbrengingskruk 23 welke eveneens gemonteerd is aan de bedieningsas 1. Deze overbrengingskruk 23 is voorzien van twee kruktappen welke over een omtrekshoek ten opzichte van elkaar versprongen zijn. Deze omtrekshoek wordt bepaald door de hoek waarover de bedieningsas 1 verdraait nadat het kantelpunt is gepasseerd en dient tenminste zo groot te zijn. Tevens dient deze omtrekshoek zodanig begrensd te zijn dat in de ruststanden steeds één van de kruktappen van de overbrengingskruk 23 door de tap van de aandrijfkruk 22 aandrijfbaar is. De schakelkrukken 6 van de bedieningsas 1 zijn zodanig aan de bedieningsas 1 bevestigd dat ze de hefbomen 7 raken op het moment dat het kantelpunt gepasseerd is. Wordt nu volgens fig. 2 de aandrijfas 21 tegen de wijzers van de klok in verdraaid, dan zal de aandrijfkruktap 22 de bovenste overbrengingskruktap 23 van de bedieningsas 1 omhoog bewegen totdat de schakelveer 5 na het doorlopen van het doorslagpunt de bedieningsas 1 snel verder doet roteren, waardoor de aandrijfkruktap 22 vrij in de ruimte komt tussen de beide overbrengingskruktappen 23. Aldus werkt de overbrenging 22, 23 als vrijloop.
Bij het verdraaien van de aandrijfas 21 met de wijzers van de klok ten einde de bedieningsas 1 in de inschakelrichting te verdraaien, werkt de aandrijfkruktap 22 samen met de andere van de beide overbrengingskruktappen 23 van de bedieningsas 1.
In overeenstemming met hetgeen gezegd is bij de fig. la en lb in verband met de uitschakelpal 13, werkt de schakelkruktap 6 volgens fig.
2 rechtstreeks op het vrije einde van de uitschakelpal 13. Daartoe is de scharnieras van de uitschakelpallen 13 op dezelfde hartlijn gelegen als die van de bedieningsas 1. De werking is overeenkomstig aan die zoals beschreven bij de fig. la en lb. De bij de fig. la en lb schematisch beschreven verbinding 133 is derhalve niet aanwezig.
In fig. 3 is een voorbeeld weergegeven van een wijze waarop met mechanische middelen een reproduceerbaar tijdsverschil bij uitschakelen van verschillende fasen realiseerbaar is, met een vergrendeling om het tijdsverschil te beïnvloeden. Onder verwijzing naar de figuren 1 en 2 zijn als voorbeeld met indices R, S en T de drie fasen aangegeven waarbij de betrokken onderdelen behoren.
De hefboom 7 (r) is voorzien van een aanvullende opening 073 waar doorheen het ene been van een verdere vergrendelpal 13A (R) is aangebracht. Deze vergrendelpal 13A (R) is in hoofdzaak L-vormig en is in het snijpunt van de beide benen scharnierend bevestigd in een vast punt E. Op het uiteinde van het been dat door de opening 073 van de hefboom 7 steekt, werkt een trekveer of dergelijke 131A, zodat de vergrendelpal 13A (r) steeds tegen de klokrichting in wil verdraaien. In de getekende stand wordt dit belet doordat het andere been tegen een aanslag F rust. Wordt nu de schakelaar uitgeschakeld, dan zal de schakelkruk 2, 6 tegen de uitschakelpal 13 (R) aanlopen en de vergrendeling van de betreffende schakeleenheid (R) opheffen. Op dat moment zijn de gestippeld aangegeven uitschakelpallen 13 (S, T) van de andere schakeleenheden (S, T) nog niet door de betreffende schakelkrukken 2, 6 bediend, omdat deze onder een hoek iets tegen de wijzers van de klok (S, T) in zijn verschoven. De bedieningsas 1 met de schakelkrukken 2, 6 (S, T) wordt in die stand tegengehouden doordat de schakelkruk 2, 6 (R) tegen het andere been van de uitschakelpal 13A (R) aanligt, dat tegen verdraaiing in de richting van de klok geblokkeerd is door de hefboom 7 (R) waar doorheen het ene been van de uitschakelpal 13A (R) is aangebracht. Pas nadat de hefboom 7 (r) zo ver omhoog is gekomen dat deze zich bevindt tegenover een inham 132A in de uitschakelpal 13A (R), zal deze met de klokrichting mee kunnen verdraaien en aldus de blokkering van de schakelkrukken 2, 6 (s, T) opheffen, waarna uitschakeling van de bijbehorende schakeleenheden (S,T) pas mogelijk is.
Uiteraard zijn diverse uitvoeringen denkbaar. Hoofdzaak blijft echter dat een tijdsverschil in uitschakelen bij de uitvinding eenvoudig realiseerbaar is.
Ten slotte dient nog vermeld te worden dat de verdraaiing van de aandrijfas 21 plaatsvindt door middel van een niet weergegeven sleutel welke gestoken kan worden op het bedieningszijdige einde 211 van de aandrijfas 21.
Alvorens fig. 4 te bespreken, volgt eerst ter verduidelijking de bespreking van fig. 5 en 6.
In fig. 5 is schematisch een ringleiding R afgebeeld, welke op bekende wijze gevoed wordt uit het net N. In de ringleiding zijn een aantal verdeelstations 40 opgenomen, welke elk een aantal verbruikers V voeden via een tussengeschakelde transformator T. Elk verdeelstation 40 heeft twee kabelaansluitingen K van de ringleiding en een transformator-aansluiting T.
In fig. 6 is schematisch het inwendige van een verdeelstation 40 afgeheeld, waarin met voordeel gebruik kan worden gemaakt van het aandrijfmechanisme volgens de uitvinding. Daarin zijn de drie velden zichtbaar, en wel de twee kabelvelden K en het trafoveld T. Elk veld is voorzien van een schakeleenheid 106 welke bediend wordt door een aandrijfmechanisme 071. De drie velden zijn met elkaar verbonden door een railsysteem 39. In elk veld is tussen het railsysteem en de schakeleenheid een keuzeschakelaar 261 opgenomen, welke het veld hetzij met het railsysteem hetzij met aarde kan verbinden. Het aandrijfmechanisme van de keuzeschakelaars is schematisch weergegeven met 29, 30, 27. Zoals verderop zal worden toegelicht, zijn er onderlinge vergrendelingen noodzakelijk voor veilig bedrijf tussen de keuzeschakelaar en de schakeleenheid, welke met 25, 31, 35 schematisch zijn aangeduid. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat in de fig. 5 en 6 slechts het schema voor één fase is afgebeeld en dat voor een drie-fasennet al het afgebeelde voor elk veld in drievoud aanwezig is en dat de bedieningsinrichtingen van de schakelaars op bekende wijze met elkaar gekoppeld zijn ten einde de drie fasen in hoofdzaak gelijktijdig te kunnen schakelen. Uit de beschrijving bij fig. 2 is de onderlinge positie van de schakelaars voor de verschillende fasen en hun bedienings- en aandrijfinrichtingen af te leiden.
In fig. 4, tezamen met fig. 2, is het mechanisme volgens de uitvinding afgebeeld, waarbij de schakelaar voor gebruik in een verdeelstation verder voorzien is van een keuzeschakelaar 261 voor elke schakeleenheid 106 van de fasen R, S en T. Bij voorkeur worden deze keuzeschakelaars in een rij aangebracht, evenwijdig en achter die waarin zich de schakeleen-heden bevinden. Van de keuzeschakelaars zijn alleen de aandrijfpennen 26 afgebeeld, welke door middel van een brug 27 met elkaar gekoppeld zijn en derhalve volgens dit voorbeeld gelijktijdig bediend worden. Daartoe is een verdere aandrijfas 29 in het frame van de kast gelagerd, welke evenwijdig loopt aan de aandrijfas 21 van de schakeleenheden. Aan het einde van de aandrijfas 29 is een kruk 30 gemonteerd, waarvan de krukpen in een sleuf 28 van de brug 27 kan glijden. Door verdraaiing van de aandrijfas 29 kunnen de aandrijfpennen 26 van de keuzeschakelaars omhoog en omlaag bewogen worden tot in gedefinieerde eindstanden waarbij bijvoorbeeld een verbinding met het railsysteem of met aarde is gemaakt. Net zoals de aandrijfas 21 is de aandrijfas 29 aan de bedieningszijde van de schakelaar voorzien van een einde 291 dat geschikt is voor aangrijping van de losse bedieningssleutel.
Aangezien keuzeschakelaars er niet voor zijn ontworpen om vermogen te schakelen, dienen er vergrendelingen of beveiligingen te zijn inge bouwd, welke het ónmogelijk maken de keuzeschakelaars onder belasting te schakelen. Daartoe is een grendelschuif 31 in niet weergegeven geleidingen heen en weer verschuifbaar, evenwijdig met de bedieningsas 1. De grendelschuif 31 is voorzien van een aantal naar boven toe open sleuven 311, op zodanige afstand van elkaar gelegen, dat de drie hefbomen 7 in het geval van een driefasen-schakelkast, gelijktijdig in de sleuven 311 kunnen vallen wanneer zij zich in de ingeschakelde positie bevinden, zoals afgebeeld in de fig. 2 en 4. De grendelschuif is zodanig uitgevoerd, dat hij alleen heen en weer verschoven kan worden wanneer de hefbomen 7 in de bovenste uitgeschakelde positie staan, omdat zij dan buiten het boveneinde van de sleuven 311 zijn gelegen. Het verschuiven van de grendelschuif vindt plaats doordat in een aanvullende, in de grendelschuif aangebrachte sleuf 312 een kruktap 33 verplaatst kan worden, welke kruktap bevestigd is aan het einde van een as 32, waarop bijvoorbeeld een ronde keuzeschijf 25 met handgreep 251 is bevestigd. De as 32 loopt evenwijdig met de beide aandrijfassen 21 en 29. Door verdraaiing van de keuzeschijf 25 over een hoek van bijvoorbeeld 120°, verplaatst zich de kruktap 33 van de getrokken positie naar de gestippelde positie of omgekeerd. Daarbij wordt de grendelschuif 31 eerst naar links in de figuur en vervolgens wederom naar rechts naar dezelfde positie verplaatst. Zoals boven betoogd, kan deze verschuiving van de grendelschuif 31, en dus de verdraaiing van de keuzeschijf 25, slechts worden uitgevoerd wanneer zich de hefbomen 7 in de uitgeschakelde positie bevinden. Op één bedieningsopening 24 na, is de keuzeschijf 25 geheel gesloten. Daarmee dekt hij telkens één van de bedieningseinden 211 en 291 van de aandrijfassen 21 en 29 af. In de getekende positie is echter een bedieningseinde 211 van de aandrijfas 21 toegankelijk, zodat de bedieningssleutel door de bedieningsopening 24 op de aandrijfas gestoken kan worden. In deze positie van de keuzeschijf bevindt zich de grendelschuif 31 in de afgeheelde positie, zodat via de aandrijfas 21 de bedieningsas 1 verdraaid kan worden om de schakeleenheden in of uit te schakelen. Uitsluitend in de uitgeschakelde stand van de schakeleenheden kan de grendelschuif 31 verschoven worden door verdraaiing van de keuzeschijf 25, zodat de bedieningsopening 24 dan voor het bedieningseinde 291 van de aandrijfas 29 van de keuzeschakelaars 261 gedraaid kan worden. In die keuzepositie, waarbij de schakeleenheden uitgeschakeld zijn en niet kunnen worden ingeschakeld omdat het bedieningseinde 211 van de aandrijfas 21 afgedekt is door de keuzeschijf, kunnen de keuzeschakelaars met behulp van de bedieningssleutel op de aandrijfas 29 geschakeld worden naar aarde of rail. Met de grendelschuif 31 is het derhalve onmogelijk om de keuze-schakelaars te bedienen bij ingeschakelde schakeleenheden.
Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de beschreven roterende keuzeschijf ook door bijvoorbeeld een translerende keuzeschijf vervangen kan worden, mits van de aandrijfassen 21 en 29 slechts de ene of de andere toegankelijk wordt gemaakt.
Het kan echter eveneens gewenst zijn om de schakeleenheden alleen dan te kunnen schakelen wanneer de keuzeschakelaars eenduidig in een gedefinieerde schakelstand zijn geplaatst. Daartoe kan de aandrijfas 29 van de keuzeschakelaars verder eenvoudig worden voorzien van een erop bevestigde grendelschijf 35, welke van ten minste één sleuf 351 is voorzien. Op de grendelschuif 31 is een grendelpal 34 aangebracht, welke in de sleuf 351 van de grendelschijf 35 kan vallen indien de aandrijfas 29 en dus de keuzeschakelaars in de juiste en gewenste schakelstand staan. Alleen dan kan de grendelschuif 31 verschoven worden, omdat dan de grendelpal 34 in de sleuf kan doordringen, zodat de keuzeschijf 25 teruggedraaid kan worden naar de afgebeelde positie voor bediening van de aandrijfas 21 van de lastschakelaars. Indien in de grendelschijf 35 slechts één sleuf 351 aanwezig is, bijvoorbeeld behorende bij de niet-geaarde positie, dus de railpositie van de keuzeschakelaars, kan alleen dan de keuzeschijf 25 naar de afgebeelde positie gedraaid worden, in welke de aandrijfas 21 van de schakeleenheden bedienbaar is. Onder omstandigheden kan het ook gewenst zijn om de keuzeschijf te kunnen verdraaien in beide schakelposities van de keuzeschakelaars. In dat geval zijn er twee sleuven 351 in de grendelschijf 35 noodzakelijk. Het is uiteraard goed mogelijk om andere, niet weergegeven uitvoeringen te bedenken die hetzelfde kunnen bewerkstelligen zonder echter buiten het kader van de uitvinding te vallen.
Ten slotte voorziet de uitvinding in de verdere combinatie van het aandrijfmechanisme met een beveiligingscomponent. Het betreft het automatisch uitschakelen van de schakelaar bij toepassing van een smeltvei-ligheid in een trafoveld van een verdeelstation, voor het geval de veiligheid doorsmelt. In dat geval wordt een veiligheid toegepast waarbij een slagpen uittreedt uit de smeltveiligheid 361 in het geval van doorsmelten ervan. In een dergelijk geval wordt na het inschakelen van de schakelaar door middel van de aandrijfas 21 deze wederom teruggedraaid tot voorbij het doorslagpunt. Normaliter zouden dan onder invloed van de schakelveer 5 alle schakeleenheden meteen worden uitgeschakeld. Bij toepassing van de genoemde smeltveiligheid echter is een extra blokkeer- strip 38 op de bedieningsas 1 aangebracht, welke blokkeerstrip 38 een zodanige positie inneemt ten opzichte van de bedieningsas 1 en ten opzichte van een vergrendelhefboom 37, dat de blokkeerstrip 38 bij de aldus door het doorslagpunt heengedraaide bedieningsas 1 komt te rusten tegen de vergrendelhefboom 37 (zoals gestippeld afgebeeld in fig. 4). Daarbij zijn weliswaar de schakelkrukken 6 reeds zover weggezwenkt dat zij de hefbomen 7 niet meer raken, doch deze worden nog vastgehouden in de ingeschakelde stand door middel van de uitschakelpallen 13. Immers, de schakelkrukken 6 konden nog niet tot die positie doordraaien in welke zij het vrije einde van de schakelpallen 13 zouden raken. Aldus staat de inrichting gereed voor uitschakelen en zal dit ook ogenblikkelijk doen, zodra de vergrendelhefboom 37 de blokkeerstrip 38 vrijgeeft. Dit vindt plaats bij doorsmelten van de smeltveiligheid 361 wanneer de slagpen 36 de vergrendelhefboom 37 uit de grendelpositie wegdraait. Het zal duidelijk zijn dat een niet nader weergegeven extra beveiliging gemakkelijk aan te brengen is, namelijk om in het geval van uitschakeling door het doorsmelten van een smeltveiligheid, een veilige vervanging van de smeltveiligheid te garanderen.
Met de schematisch beschreven inrichting volgens fig. 2 en 4, waarbij de onderlinge posities en standen van de verschillende onderdelen wel in wezen aangegeven zijn, kan een compacte, goed toegankelijke en gemakkelijk bedienbare schakelkast verkregen worden. De toegepaste mechanismen zijn eenvoudig en robuust.
Resumerend wordt met het mechanisme volgens de uitvinding aan de onderstaande oogmerken voldaan: - een simpel doeltreffend mechanisme dat met een gedefinieerde snelheid in- en uitschakelt; - een mechanisme waarbij in- en uitschakelsnelheden en contactdruk onafhankelijk van elkaar regelbaar en instelbaar zijn, zodat optimale scha-kelcondities worden bereikt; - een mechanisme dat eenvoudig is te koppelen en te vergrendelen met verdere schakel- en/of beveiligingscomponenten zoals bijvoorbeeld een keuzeschakelaar, waardoor een goede en veilige werking wordt verkregen; - een mechanisme dat garandeert dat alleen in een juiste stand van de schakelcomponenten in bijvoorbeeld een verdeelstation kan worden geschakeld en zo voorkomt dat met bruut geweld vergrendelingen kunnen worden opgeheven; - een mechanisme dat op eenvoudige en betrouwbare wijze kan samenwerken met een smeltveiligheid; — een mechanisme waarmee de veiligheid van onderhoudswerkzaamheden aan een verdeelstation optimaal verzekerd wordt; - een mechanisme waarbij het op eenvoudige wijze mogelijk is, de fasen enigszins in tijd verschoven ten opzichte van elkaar te schakelen.
Referentielijst 1 - bedieningsas 2 - schakelarm 3 - arm 4 - telescopische stang van kantelpuntmechanisme 5 - schakelveer 6 - schakelkruk 7 - hefboom............................071 - strip 072 - venster 073 - venster 8 - uitschakelveer (compensatie-) 9 - veerhouder.........................091 - (veerhouder)bus 092 - scharnierende verbinding 10 - koppelstang........................101 - veerschotel 102 - vacuumschakelaar 103 - balg 104 - contact 105 - contact 106 - schakeleenheid 12 - contactkrachtveer (schakelveer)....121 - vrijloop 13 - uitschakelpal......................131 - terugstelveer 132 - scharnieras 133 - koppelhefboom 134 - raakpunt 135 - scharnierpunt 136 - einde koppelhefboom 13A - vergrendelpal.....................131A - terugstelveer 132A - inkamering 21 - aandrijfas.........................211 - bedieningseinde aandrijfas 22 - vrijloop aandrijfkruk(tap) 23 - vrijloop overbrugkruk 24 - bedieningsopening 25 - keuzeschijf 26 - aandrijfpen........................261 - keuzeschakelaars 27 - brug 28 - sleuf 29 - aandrijfaskeuzeschakelaars.........291 - bedieningszijde aandrijfas keuzeschakelaars 30 - kruk 31 - grendelschuif......................311 - sleuven 312 - sleuf 32 - as (keuze-as) 33 - kruktap 34 - grendelpal 35 - grendelschijf......................351 - sleuf 36 - slagpen............................361 - smeltveiligheid 37 - vergrendelhefboom 38 - blokkeerstrip
Claims (17)
1. Aandrijfmechanisme voor een uit één of meerdere afzonderlijke schakeleenheden (106) bestaande schakelaar, omvattende a) een aandrijfas voor de aandrijving van een b) kantelpunt-mechanisme (3, 4, 5) waarmee een > c) bedieningsas (1) naar een gekozen eindstand beweegbaar is, in welke eindstand de schakeleenheden zich in de in- of uitgeschakelde stand bevinden, met het kenmerk, dat - de aandrijf- en bedieningsas (1) als één as zijn uitgevoerd; - het kantelpuntmechanisme indirect middels, respectievelijk een op de i aandrijf- en bedieningsas (1) bevestigde arm (2, 6), een aan zijn ene einde scharnierend ondersteunde hefboom (7) en een koppelende vrijloop (121) op de schakeleenheden (106) inwerkt; - grendelmiddelen aanwezig zijn voor het, tegen de werking van in de uitschakelrichting werkzame veermiddelen in, vasthouden van de schakeleenheden (106) in de ingeschakelde stand zolang het kantelpunt-mechanisme zich in de inschakelstand v&ör het kantelpunt bevindt.
2. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 1, vet het kenmerk, dat de grendelmiddelen bestaan uit een, om een as scharnierbare uitschakel-pal (13), op welke voortdurend een terugstelkracht (131) inwerkt in de 1 richting van vergrendelen van de hefboom (7), en welke met het ene einde samenwerkt met deze hefboom (7) waardoor deze in de ingeschakelde stand vergrendelbaar is, en welke met het andere einde samenwerkt met de arm (2, 6) op de bedieningsas (1), om, tijdens verplaatsing van die as na het passeren van het kantelpunt, naar de uitstand zwenkbaar te zijn, waardoor de vergrendeling van de hefboom (7) ophefbaar is.
3. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat - de schakeleenheden (106) op een rij zijn opgesteld en gelegen in een vlak evenwijdig aan de bedieningsas (1); - de aandrijf- en bedieningsas (1) en het kantelpuntmechanisme (3, 4, 5) voor alle schakeleenheden (106) gemeenschappelijk zijn uitgevoerd; - de grendelmiddelen en bedieningsmiddelen, aanwezig voor het gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig bedienen van de schakeleenheden (106), voor elke schakeleenheid afzonderlijk zijn uitgevoerd, waarbij de bedieningsmiddelen bestaan uit . op de bedieningsas (1) onder een gelijke hoek aangebrachte schakel-krukken (2, 6); . aan het ene uiteinde scharnierend bevestigde hefbomen (7); . op de hefbomen (7), in de richting van uitschakelen werkende scha-kelveren (8, 12); . koppelende vrijlopen (121).
4. Aandrijfmechanisme volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één van de uitschakelpallen (13) zodanig samenwerkt met de bijbehorende schakelkruk (2, 6), dat de betreffende schakeleenheid (106) met een vooraf bepaalde tijd eerder opent dan de andere schakeleenheden (106).
5. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 4, eet het kenmerk, dat voorzien is in middelen waarmee het tijdsverschil waarmee de ene schakeleenheid (106) eerder opent dan de andere schakeleenheden (106) verder instelbaar is.
6. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de middelen bestaan uit een verdere vergrendelpal (13A) welke zodanig samenwerkt met enerzijds de hefboom (7) van de betreffende eerder openende schakeleenheid (106) en anderzijds de hefbomen (7) van de andere schakeleenheden (106) dat de vergrendeling van deze andere schakeleenheden (106) pas wordt opgeheven nadat de hefboom (7) van de eerder openende schakeleenheid (106) zich in een vooraf bepaalde stand bevindt, waarbij de betreffende schakeleenheid geopend is.
7. Aandrijfmechanisme volgens conclusies 3 t/m 6, met het kenmerk, dat de hartlijn van de scharnieras van de uitschakelpal (13) samenvalt met de hartlijn van de bedieningsas (1) en dat de hartlijn van de scharnieras van de hefboom (7) evenwijdig loopt aan die van de bedieningsas (l) en in hoofdzaak loodrecht staat op de bewegingsrichting van de aandrijfstang (10).
8. Aandrijfmechanisme volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de op de hefbomen (7) werkende schakel-veren bestaan uit ten minste een contactkrachtveer (12) waarbij de con-tactkrachtveer (12) is aangebracht op de vrijloop (121) en direct is gekoppeld met de hefboom (7) en indirect, via de vrijloop (121) met de koppelstang (10), een en ander zodanig dat enerzijds de koppelstang (10) direct door de hefboom (7) naar de instand beweegbaar is en anderzijds pas nadat de hefboom (7) een bepaalde weg heeft af gelegd naar de uitstand beweegbaar is.
9. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat op de hefboom (7) tevens een compensatieveer (8) aangrijpt en in uit-schakelrichting daarop inwerkt.
10. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 9, eet het kenmerk, dat de compensatieveer (8) direct op de hefboom (7) inwerkt.
11. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de compensatieveer (8) via de vrijloop (121) inwerkt op de hefboom (7).
12. Aandrijfmechanisme volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bediening daarvan gebeurt in een vlak evenwijdig aan en op afstand van de opstelling van de schakeleenheden (106), waartoe het mechanisme is voorzien van een aparte aandrijfas (21), dat de schakelkruk (6) in een vlak door de hartlijn van de bedie-ningsas (l) is gelegen en de hefboom (7) bij het inschakelen pas raakt na het moment dat het kantelpuntmechanisme door het kantelpunt is gegaan, en dat de bedieningsas (1) voorzien is van een afzonderlijke over-brengingskruk (23) met twee kruktappen welke ten opzichte van elkaar versprongen zijn aangebracht onder een hoek welke ten minste even groot is als de hoek waarover de bedieningsas (1) verder verdraait nadat het kantelpuntmechanisme door het kantelpunt is gegaan, en dat de aandrijfas (21) van een aandrijfkruk (22) voorzien is, welke ervoor ingericht is om in zijn ene draairichting de ene kruktap van de overbrengingskruk (23) mee te zwenken en in zijn andere draairichting de andere kruktap van de overbrengingskruk (23), één en ander zodanig dat de ruimte tussen de beide kruktappen een vrijloopruimte vormt voor de aandrijfkruk (22).
13. Aandrijfmechanisme volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakelaar samenwerkt met keuzeschake-laars (261), in het bijzonder voor het maken van een verbinding tussen de schakeleenheden en aarde of rail, en daartoe is voorzien van een volgende aandrijfas (29) welke evenwijdig verloopt aan de aandrijfas (21), en van een brug (27) waarmee de keuzeschakelaars (261) gelijktijdig door de aandrijfas (29) bediend kunnen worden en verder van grendelmiddelen waarmee de bediening van de keuzeschakelaars (261) slechts bij uitgeschakelde schakeleenheden mogelijk is.
14. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de grendelmiddelen bestaan uit - een evenwijdig aan de bedieningsas (1) verschuifbare grendelschuif (31) waarmee de bediening van de aandrijfas (29) is geblokkeerd zolang één van de hefbomen (7) van de schakeleenheden (101) in de ingeschakelde stand staat; - een, in een vlak loodrecht op de aandrijfassen (21, 29) op een as (32) verstelbaar opgestelde keuzeschijf (25) welke is voorzien van één ope-ning (24) waar doorheen steeds slechts één van de aandrijfassen (21, 29) met behulp van een bedieningssleutel bedienbaar is; - een tussen de keuzeschijf (25) en de grendelschuif (31) aangebrachte koppeling, één en ander zodanig dat de keuzeschijf (25) uitsluitend versteld kan worden wanneer de hefbomen (7) in de uitgeschakelde stand staan en de blokkering van de grendelschuif (31) hebben opgeheven.
15. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de tussen de keuzeschijf (25) en de grendelschuif (31) aangebrachte koppeling bestaat uit een aan de as (32) bevestigde kruk (33) welke samenwerkt met een sleuf (312) in de grendelschuif (31) op een zodanig wijze dat voor een verstelling van de keuzeschijf (25) een verschuiving van de grendelschuif (31) noodzakelijk is en de positie van de grendelschuif (31) in de stand van de keuzeschijf (25) waarbij de aandrijfas (21) bedienbaar is, dezelfde is als in de stand van de keuzeschijf (25) waarbij de aandrijfas (29) bedienbaar is.
16. Aandrijfmechanisme volgens conclusies 13, 14 of 15, met het kenmerk, dat op de grendelschijf (31) een grendelpal (34) is aangebracht voor samenwerking met een vast op de aandrijfas (29) aangebrachte grendelschijf (35), waarbij de grendelschijf (35) van één of meer sleuven is voorzien voor de opname van de grendelpal (34), één en ander zodanig dat de grendelpal (34) alleen dan in de sleuf (sleuven) kan vallen wanneer de keuzeschakelaar(s) correct in één van de gedefinieerde scha-kelstanden staat (staan), waardoor alleen dan de grendelschuif (31) met de grendelpal (34) verschuifbaar en de keuzeschijf (25) verdraaibaar is om de aandrijfas (21) van de schakeleenheden bedienbaar te maken.
17. Aandrijfmechanisme volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aandrijfmechanisme samenwerkt met ten minste één smeltveiligheid welke is voorzien van een bij doorsmelten uittredende slagpen (36), waarbij de bedieningsas (1) is voorzien van een blokkeerstrip (28) voor samenwerking met een door de slagpen (36) bedienbare vergrendelhefboom (37), één en ander zodanig dat bij geleidende veiligheid de vergrendelhefboom (37) de blokkeerstrip (38) vasthoudt in een stand van de bedieningsas (1) waarbij deze door verdraaiing van de aandrijfas (21) reeds voorbij het doorslagpunt in de richting van uitschakelen is gedraaid maar de uitschakelpallen (13) de hefbomen (7) nog in de ingeschakelde stand houden, en dat bij doorsmelten de uittredende slagpen (36) de vergrendelhefboom (37) verdraait, zodat de blokkeerstrip (38) vrijgegeven wordt en door de schakelveer (5) de bedieningsas (1) verder wordt verdraaid en de schakeleenheden in de uitstand gebracht kunnen worden.
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8803018A NL8803018A (nl) | 1988-12-08 | 1988-12-08 | Aandrijfmechanisme voor schakelaar. |
EP90200563A EP0450194A1 (en) | 1988-12-08 | 1990-03-08 | Switch drive mechanism |
AU52060/90A AU619666B2 (en) | 1988-12-08 | 1990-03-21 | Switch drive mechanism |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8803018 | 1988-12-08 | ||
NL8803018A NL8803018A (nl) | 1988-12-08 | 1988-12-08 | Aandrijfmechanisme voor schakelaar. |
EP90200563 | 1990-03-08 | ||
EP90200563A EP0450194A1 (en) | 1988-12-08 | 1990-03-08 | Switch drive mechanism |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8803018A true NL8803018A (nl) | 1990-07-02 |
Family
ID=26125787
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8803018A NL8803018A (nl) | 1988-12-08 | 1988-12-08 | Aandrijfmechanisme voor schakelaar. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0450194A1 (nl) |
AU (1) | AU619666B2 (nl) |
NL (1) | NL8803018A (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0521585A1 (en) * | 1991-07-03 | 1993-01-07 | Holec Systemen En Componenten B.V. | An improved drive mechanism for an electric switch, in particular a circuit breaker or power switch |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE4411596C1 (de) * | 1994-03-30 | 1995-06-08 | Holec Schaltgeraete Gmbh | Antriebseinrichtung für Vakuumleistungsschalter, insbesondere in dreipoliger Ausführung |
GB2306602B (en) * | 1995-10-26 | 2000-03-29 | Gec Alsthom Ltd | Motion conversion arrangement |
NL1021286C2 (nl) * | 2002-08-15 | 2004-03-03 | Eaton Electric Nv | Aandrijfmechanisme voor schakelinstallatie en werkwijze voor het bedrijven daarvan. |
FR2932606A1 (fr) * | 2008-06-13 | 2009-12-18 | Schneider Electric Ind Sas | Dispositif de commande et de mise en pression de contact pour un appareil electrique de coupure a au moins deux positions. |
FR2984588B1 (fr) * | 2011-12-15 | 2015-06-12 | Schneider Electric Ind Sas | Dispositif d'actionnement des contacts auxiliaires dans un appareil de coupure electrique |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3400353A (en) * | 1966-06-30 | 1968-09-03 | S & C Electric Co | Metal enclosed switchgear with series connected switch means, circuit interrupter means, current responsive means and operating means mounted on door |
US3594524A (en) * | 1970-02-09 | 1971-07-20 | Gen Electric | Vacuum-type electric circuit breaker |
US3676749A (en) * | 1970-10-28 | 1972-07-11 | Westinghouse Electric Corp | Switch-operating mechanism with particular application thereof to potential-transformer disconnecting assembly |
AU3537271A (en) * | 1970-12-17 | 1973-05-10 | Westinghouse Electric Corporation | Improvements in or relating to circuit interrupter |
US4121268A (en) * | 1977-03-10 | 1978-10-17 | Westinghouse Electric Corp. | Electrolytic cell vacuum switching system |
NZ189264A (en) * | 1978-12-21 | 1984-07-06 | Gordon Anderson Ltd S | High voltage switch operating mechanism |
US4336520A (en) * | 1980-07-25 | 1982-06-22 | Trayer Frank C | Method and apparatus for short circuit protection of high voltage distribution systems |
DE3214935C2 (de) * | 1982-04-19 | 1985-04-04 | Siemens AG, 1000 Berlin und 8000 München | Antriebsvorrichtung für elektrische Schalter |
-
1988
- 1988-12-08 NL NL8803018A patent/NL8803018A/nl not_active Application Discontinuation
-
1990
- 1990-03-08 EP EP90200563A patent/EP0450194A1/en not_active Withdrawn
- 1990-03-21 AU AU52060/90A patent/AU619666B2/en not_active Ceased
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0521585A1 (en) * | 1991-07-03 | 1993-01-07 | Holec Systemen En Componenten B.V. | An improved drive mechanism for an electric switch, in particular a circuit breaker or power switch |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
AU619666B2 (en) | 1992-01-30 |
EP0450194A1 (en) | 1991-10-09 |
AU5206090A (en) | 1991-10-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP4657398B2 (ja) | プラグイン開閉装置 | |
US5334808A (en) | Draw-out molded case circuit breaker | |
US9685283B2 (en) | Interlock for circuit interrupting device | |
US6788172B1 (en) | Device for controlling the closing of a power circuit breaker | |
NL8803018A (nl) | Aandrijfmechanisme voor schakelaar. | |
US7038155B2 (en) | Latching mechanism for locking an actuating shaft and electrical switch with a latching mechanism of this type | |
RU2368972C1 (ru) | Блокировка с геометрическим замыканием для предотвращения включения выключателя | |
AU776940B2 (en) | Mechanical and gate for interlocking electric power switches and distribution system incorporating same | |
CN101714474A (zh) | 开关设备中真空瓶开关装置和选择器装置同步操作的机构 | |
HU223731B1 (hu) | Kisegítő jelzőmodul, kioldó eszközzel ellátott, villamos kapcsolóberendezéshez | |
US20120193201A1 (en) | Spring-operated mechanism having delay circuit | |
US9275807B2 (en) | Interlock system for switchgear | |
NL1021286C2 (nl) | Aandrijfmechanisme voor schakelinstallatie en werkwijze voor het bedrijven daarvan. | |
US6819205B2 (en) | Current limiting low-voltage power circuit breaker | |
RU2340030C2 (ru) | Поворотный блокировочно-сцепной механизм для автоматического предохранителя | |
AU692536B2 (en) | Drive arrangement for vacuum power circuit breakers, in particular in a tri-polar configuration | |
US6075218A (en) | Load-break switch | |
KR100195425B1 (ko) | 연결분리 및 인터럽터 링키지의 조정을 위한 인터럽터 스위치 | |
US2166545A (en) | Electric switch | |
CA2946934C (en) | Interlock for circuit interrupting device | |
RU2237330C2 (ru) | Шкаф комплектного распределительного устройства | |
CN221766578U (zh) | 用于开关设备的操作机构及开关设备组件 | |
RU2237329C2 (ru) | Шкаф комплектного распределительного устройства | |
CN1174458C (zh) | 断路器 | |
NL1027340C2 (nl) | Mechanisme voor beveiligingsschakelaar. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |