NL8802607A - Diefstalbeveiliging van motorvoertuigen. - Google Patents

Description

Diefstalbeveiliging van motorvoertuigen.

De vinding betreft een inrichting tegen het gebruik door onbevoegden van motorvoertuigen/ vooral automobielen. Er zijn tal van beveiligingen tegen diefstal en joy-riding van motorvoertuigen/ welke berusten op een of meerdere onderbrekingen van het electracircuit van het voertuig. Ook zijn dergelijke beveiligingen vaak gekoppeld aan een optische en akoestische signalering/ wanneer onbevoegd een motorvoertuig wordt gebruikt. Dergelijke beveiligingen kunnen vaak d.m.v. eenvoudige handelingen ongedaan gemaakt worden teneinde het voertuig weg te nemen. De vinding/ welke hieronder nader word beschreven heeft ten doel het op eigen kracht wegrijden van het voertuig te belemmeren d.m.v. het verlengen van de tijd/ welke een derde/ onbevoegde/ nodig heeft om het voertuig rijklaar te maken. De onderhavige vinding beoogt derhalve het wegrijden op eigen kracht nagenoeg onmogelijk te maken.

Teneinde de verbrandingsmotor van een motorvoertuig te laten functioneren is een electracircuit noodzakelijk, welk electra circuit eveneens vaak functioneert t.b.v. de besturing en rem installatie.

De vinding beoogt het electracircuit te onderbreken in combinatie met het verwijderen van essentiële onderdelen uit dat circuit. Deze onderbreking annex verwijdering zal het starten en wegrijden op eigen kracht onmogelijk maken. De uitvoering van de vinding laat tal van variaties toe. Het principe laat zich als volgt omschrijven. De bedrading van he electracircuit in het motorcompartiment van het voertuig dien zich bij voorkeur te bevinden in metalen ge-leidingskokers, welke bedrading ten dele via de vinding loopt. De vinding bestaat in hoofdzaak uit een cassette met een aantal onderdelen uit het electracircuit van het motorvoertuig, welke cassette bij niet gebruik van het motorvoertuig uit het voertuig wordt meegenomen.

Aan een zijkant van deze cassette bevindt zich een magnetische strip danwel andere informatiedrager. Bij het inbrengen van de cassette in de daarvoor aangegeven plaats neemt een leeskop de informatie op en deze is bij het invoeren van de juiste cassette zodanig geordend, dat de j leeskop bij het in orde bevinden van de informatie een gedeelte van het electracircuit inschakelt. M.a.w: op deze wijze wordt de onderbroken spanning opgeheven. De cassette wordt in het motorvoertuig gebracht op een plaats, waar het contactslot zich kan bevinden. De plaats, waar de cas-i sette dient te worden ingebracht is verdeeld in een drietal - bij voorkeur metalen - compartimenten. Deze compartimenten worden verder sluizen genoemd. Een en ander als aangegeven op de figuren 1,2 en 3.

Sluis c bevat de afleeskop en de door de afleeskop bediende schakelaar. Deze schakelaar zorgt ervoor, dat wanneer deze is doorverbonden er spanning staat op de bedrading, welke zich in sluis b bevindt. Sluis b is in twee delen gesplitst, te weten het gedeelte waar de cassette ingeschoven wordt en het gedeelte, waar de bedrading ligt t.b.v. een aantal aansluitpunten. De cassette wordt op zodanige wijze in de daarvoor bestemde plaats geschoven, dat de op de tussenwand van sluis b bevestigde contactpennen contact maken met de delen in de cassette.

In sluis a bevindt zich het contactslot, welk contactslot in deze opzet niet op de stuurkolom is bevestigd doch in het dashbord. Het contactslot bedient behalve de gebruikelijke zaken eveneens een borgpen, welke ervoor zorgdraagt, dat wanneer de cassette in de daarvoor bestemde plaats is geschoven, deze vast blijft zitten. Naar keuze kan de bewuste borgpen ook functioneren d.m.v. een relais-schakeling, waarbij het contactslot bevestigd blijft in de stuurkolom.

De respectievelijke compartimenten c.q. sluizen zijn uitsluitend bereikbaar vanuit het motorcompartiment. Figuur 6 laat dat zien.

De figuren 5 en 6 geven nader inzicht in de hierboven weergegeven beschrijving.

De cassette en de ruimte, waarin deze geschoven dient te worden dienen d.m.v. geleiders zodanig op elkaar te worden afgestemd, dat de uitstekende contactpennen aan het einde van de ruimte, waarin de cassette geschoven wordt feilloos in de gaatjes schuiven van de cassette waardoor een goed contact tot stand gebracht wordt. Wanneer de cassette is ingeschoven wordt bij het draaien aan het contactslot de borgpen in de cassette geschoven, waardoor de cassette op zijn plaats blijft. In de cassette kunnen zich onderdelen bevinden van het electracircuit van het motorvoertuig, zoals bijvoorbeeld een aantal zekeringen en onderdelen t.b.v. de electronische ontsteking van het motorvoertuig. Het is aan de keuze van de gebruiker van de vinding welk deel van het electracircuit hij door de cassette geleidt. Belangrijk voor de toepassing van deze vinding en onderdeel van deze vinding is, dat wanneer de cassette zich niet in het motorvoertuig bevindt de borgpen zich in de ruimte bevindt waar de cassette wordt ingestoken. Dit betekent, dat zonder sleutels het niet mogelijk is de of enige andere cassette op de bestemde plaats te krijgen. De borgpen verhindert dit. Bij het insteken van de sleutel in het contactslot bevindt de borgpen zich in de ruimte van de cassette. Wanneer de sleutel iets terug- of iets vooruit, richting starten, gedraaid wordt, verdwijnt de pen en kan de cassette worden ingebracht en verwijderd. Wanneer de sleutel daarna wordt teruggedraaid respectievelijk doorgedraaid komt de pen weer in sluis b ter vergrendeling van de cassette of ter vermijding van het inbrengen van een cassette.

De magneetstrip of andere informatiedrager is zodanig van gegevens voorzien, dat deze uniek is en de afleeskop is zodanig ingericht, dat deze alleen dan de schakelaar bedient, wanneer de bewuste unieke informatie wordt afgelezen door de leeskop. Wanneer de cassette wordt verwij derd, schakelt de leeskop de stroomtoevoer naar een gedeelte van het elektracircuit uit. De unieke informatie van iedere strip per cassette verblijft bij voorkeur bij de fabrikant danwel bij een ander, die speciaal is belast met de bewaring van deze gegevens.

Claims (6)

1. Diefstalbeveiliging van motorvoertuigen ter voorkoming van het op eigen kracht wegrijden van motorvoertuigen door onbevoegden# omvattende: a. Een uit het motorvoertuig uitneembare cassette/ voorzien van onderdelen van het electracircuit/ welke onderdelen bij het inbrengen van de cassette worden verbonden met het in het motorvoertuig blijvende electracircuit/ d.m.v. speciale aansluitpunten. De cassette bevat een informatiedrager/ welke via een leeskop/ bevestigd in het chassis van het motorvoertuig/ een schakelaar bedient/ welke de stroomtoevoer naar de aansluitpunten van de cassette regelt. De cassette bevat voorts een gat/ waarin een door de contactsleutel bediende borgpen kan worden geschoven ter vergrendeling van de cassette en welke borgpen ook dient ter voorkoming van het inbrengen van de of een cassette zonder sleutel. b. Een ruimte/ waarin de sub a omschreven cassette kan worden ingebracht en uit kan worden verwijderd met 3 bijruimten/ welke bijruimten niet via het dashbord toegankelijk zijn doch uitsluitend via het compartiment aan de voorzijde van het motorvoertuig/ meestal via de motorkap. De ruimte/ waar de cassette kan worden ingébracht/ is aan de achterzijde voorzien van uitstekende contactpennen. Aan een van de zijkanten is deze ruimte voorzien van een leeskop om een schakelaar te bedienen/ via welke de contactpunten aan de achterzijde van de insteekruimte al dan niet van spanning worden voorzien. Aan de andere zijde bevindt zich een borgpen/ welke de cassette als omschreven sub a vastzet danwel plaatsing van de of een cassette verhindert. c. De 3 bijruimten aan drie zijden rondom de ruimte sub b genoemd/ een links/ een rechts en een achter. In een van de zijruimten bevindt zich de leeskop met een door de leeskop bediende schakelaar/ terwijl zich in de andere ruimte de borgpen met het bedieningsmechaniek zich bevindt. Zowel de leeskop als de borgpen bevinden zich elk hoofdzakelijk in een van de zijruimten. In de aan de achterzijde gelegen bij-ruimte bevindt zich de bedrading t.b.v. de contactpennen als sub b omschreven. Deze bedrading wordt al dan niet geheel of gedeeltelijk van spanning voorzien d.m.v. de door de leeskop gestuurde schakelaar/ welke zich in een zijruim-te bevindt.

2. Diefstalbeveiliging van motorvoertuigen volgens conclusie 1 met het kenmerk/ dat het niet alleen het electra-circuit onderbreekt/ maar ook een deel daarvan tijdelijk verwijdert.

3. Diefstalbeveiliging van motorvoertuigen volgens conclusie 1 met het kenmerk/ dat met behulp van een op iedere cassette uniek aangebrachte informatie een leeskop bediend wordt/ welke de spanning regelt naar de onderdelen van de cassette via de contactpennen wanneer de unieke informatie door de leeskop herkend wordt.

4. Diefstalbeveiliging van motorvoertuigen volgens conclusie 1 met het kenmerk/ dat gebruik wordt gemaakt van een (mechanisch of electrisch) bediende borgpen ter vergrendeling van de cassette en ook ter voorkoming van het insteken van de of een cassette zonder contactsleutels.

5. Diefstalbeveiliging van motorvoertuigen volgens conclusie 1 met het kenmerk/ dat de bedrading van en naar de ruimten als omschreven sub conclusie 1 b zich bevinden in metalen geleiders naar moeilijk toegankelijke compartimenten .

6. Diefstalbeveiliging van motorvoertuigen volgens conclusie 1 met het kenmerk/ dat een aantal op zich bekende technieken (onderbreking electracircuit; wegnemen van een of meer onderdelen uit het electracircuit; informatiedrager b.v. magneetstrip en leeskop; en gewone werking van een grendel) bijeen worden gevoegd en tot de onderhavige vinding leiden.