NL8801920A - Werkwijze voor het door middel van een half-afzinkbaar vaartuig zoals een dokschip transporteren van een zware last, en een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het door middel van een half-afzinkbaar vaartuig zo¬als een dokschip transporteren van een zware last/ en een inrich¬ting voor het uitvoeren van de werkwijze

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijzevoor het door middel van een half-afzinkbaar vaartuig zoals eendokschip transporteren van een zware last, in het bijzonder de bo¬venbouw van een boorplatform, waarbij de last op uithouders wordtgedragen.

Een maritieme installatie voor een dergelijk trans¬port is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8801194. Daar¬mee wordt de te transporteren zware last/ in het bijzonder de ge¬noemde bovenbouw van een boorplatform/ volgens het vorkhefbeginselvan de onderbouw van het boorplatform af geheven en op de uithou¬ders van een vaartuig/ in het bijzonder op de staarteinden, diezich in het verlengde van de dubbele boorden van een dokschip be¬vinden, geladen voor het transport respectievelijk van de uithou¬ders af geheven om op de genoemde onderbouw geïnstalleerd te wor¬den.

Daarbij doet zich het probleem voor dat de lasttelkens goed ten opzichte van de uithouders ingesteld moet worden,en met name moet de te transporteren dan wel te installeren boven¬bouw van een boorplatform zeer nauwkeurig relatief ingesteld wordentussen de uithouders van het vaartuig en de onderbouw van het boor¬platform.

Dit probleem is bij de werkwijze volgens de onder¬havige uitvinding op doeltreffende wijze ondervangen door het nauw¬keurig onder de last instellen van de uithouders onder het aanwen¬den van draagsteunen, en de voorkeursuitvoering van een inrichtingvoor het uitvoeren van deze werkwijze is gekenmerkt door draagsteu¬nen die de last aan weerszijden ophouden, en voorts door een onderde last op de uithouders aan te brengen steunbalkconstructie, meteen door middel van draagkussens instelbare stand, waarbij dedraagkussendruk fluidaal regelbaar is. Bij een voldoende draagkus-sendruk komt de last op enigszins zwevende wijze op de draagkussenste rusten zodat een relatieve instelling ten opzichte van de uit- houders, die de last dragen, kan worden uitgevoerd en, wanneer dejuiste instelling bereikt is, kan door het verminderen van dedraagkussendruk dan een verstarring van de instelling verkregenworden.

Bij het heffen of neerlaten van de bovenbouw vaneen boorplatform op de onderbouw daarvan wordt door verschuiven vande ondersteuningsbalken nu een fijnere positionering van de boven¬bouw ten opzichte van de onderbouw verkregen.

Bovendien worden de cyclische bewegingen tengevolgevan de zeegang gecompenseerd.

Daarbij is voor het in goede banen leiden van derelatieve verplaatsing van de last ten opzichte van de uithoudersgezorgd doordat de draagkussens in langsscheepse rechtgeleidingenop de uithouders instelbaar zijn, waarbij de langsscheepse rechtge¬leidingen zich tot op de gangboorden van het schip uitstrekken zo¬dat de draagkussens met de daardoor gedragen last tussen positiesbuitenboord en binnenboord verplaatsbaar zijn, en voorts ook dooronder de dwarsbalken van de steunbalkconstructie optredende recht¬geleidingen voor zelf-instelling van de draagkussens in dwarsrich-ting. Zodoende wordt een universele instelbaarheid van de last tenopzichte van de uithouders verkregen.

Dit verschuiven van de ondersteuningsbalken ten op¬zichte van de uithouders kan worden bewerkstelligd: - doordat de ondersteuningsbalken actief gestuurd worden door hy¬draulische cilinders die de ondersteuningsbalken sturen aan de handvan de gemeten bewegingen van de uithouders; - door kruisdraden die vanaf lieren aan boord van het schip naar deonderbouw van het boorplatform geleid en daaraan bevestigd zijnen/of - door een zoekend systeem tussen de respectieve boorplatformpotenzoals in het volgende nog nader toegelicht zal worden.

Ook een combinatie van bovengenoemde systemen is mogeli^k.

De keuze welk systeem toepasbaar is, hangt af vande maximaal toelaatbare belastingen op de onderbouw en de te ver- wachten zeetoestand tijdens de installatie of verwijdering.

De onderhavige uitvinding is volgens een ander as¬pect voorts gekenmerkt door draagsteunen bestaande uit voor het on¬dersteunen en stabiliseren van de uithouders dienende steunpoten/en in het bijzonder door aan weerszijden van het schip aan te gor¬den steunpoten in de vorm van door luchtdruk regelbare holle kolom¬men. Een stevige bevestiging is daarbij gerealiseerd doordat desteunpoten in dwarsrichting verbonden zijn door een zich ter plaat¬se van de uithouders uitstrekkende steunbalkconstructie.

Het transport kan ook uitgevoerd worden door steun¬poten, die vanuit een horizontaal drijvende toestand in een inhoofdzaak verticale stand te kantelen zijn, in het bijzonder om danlangs de poten van de onderbouw van een boorplatform gesjord teworden voor het transport daarvan na terugkanteling.

De uitvinding wordt in het volgende nader toege¬licht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoor-beelden daarvan, waaraan echter geen beperkende betekenis gehechtmoet worden, daar zonder buiten het kader van de uitvinding te tre¬den uiteraard nog andere uitvoeringen denkbaar zijn.

Fig. 1 is een schematische overzichtstekening inperspectief van een half-afzinkbaar vaartuig, zoals een dokschip,dat zoals gezien wordt met het laden van de bovenbouw van een boor¬platform of met het van de uithouders daarvan aflichten van dezebovenbouw voor het op de onderbouw van het boorplatform installerendaarvan bezig is; fig. 2 is een schematische afbeelding van eendraagkussenstelsel, dat onder de last op de uithouders wordt aange¬bracht om de goede instelling daarvan mogelijk te maken; fig. 3 toont de compensatie van de met name door dedeining optredende uithouderbewegingen door middel van een hydrau¬lische vijzel; fig. 4A en 4B tonen in langsaanzicht en in achter¬aanzicht meegevende kruisdraden waarmee de waterbeweging gecompen¬seerd kan worden; fig. 5 toont het zoekend instellen van bovenbouwpo- ten op de onderbouwconstructie; fig. 6 toont een half-afzinkbaar vaartuig bestaandeuit een door draagsteunen in de vorm van holle kolommen en caisson-drijvers opgehouden platform; fig. 7 toont een in een horizontaal drijvende toe¬stand dan wel in een verticaal dobberende stand te zetten draag-poot; fig. 8 geeft de constructie van de draagpoot vanfig. 7 meer in detail weer; fig. 9A en 9B geven de werking van de in fig. 7 en8 voorgestelde draagpoot nader weer en in fig. 9C, 9D en 9E zijndoorsneden over de draagpoot volgens C-C/ D-D en E-E in fig. 9Aweergegeven; en fig. 10 geeft een voorstelling van nog verderetransportmogelijkheden waarvoor een draagpoot zoals in fig. 7 t/m 9weergegeven ingezet kan worden.

In fig. 1 is een half-afzinkbaar vaartuig in hetbijzonder een dokschip 1 voor gesteld dat uithouders 2 in de vormvan in het verlengde de dubbele boorden 3 uitstekende staarteindenheeft, waar volgens het vorkhefbeginsel een zware last 4, die uitde bovenbouw van een boorplatform kan bestaan, mee opgetild kanworden van de met 5 aangegeven onderbouw van het boorplatform af,of waar de last 4 van afgelicht kan worden om op de onderbouw 5 vanhet boorplatform geïnstalleerd te worden.

Vermeld wordt dat het in fig. 1 weergegeven dok¬schip 1 een aan weerszijden door de genoemde dubbele boorden 3 be¬grensd groot onbelemmerd ruim 6 heeft, dat door middel van, niet infig. 1 weergegeven, luikdeksels af te sluiten is en dat voor hetladen en lossen van droge lading door de luikopening te bedienen isdoor een algemeen met 7 aangegeven brugkraan die op de gangboorden8 op de dubbele boorden 3 verrijdbaar is, terwijl in dit schip 1natte lading in het ruim gestuwd kan worden door het daartoe teopenen hek 9 waartoe het schip 1 dan half-afgezonken wordt.

De in fig. 1 voor gestelde zware last, die zoalsweergegeven uit de genoemde bovenbouw 4 van een boorplatform be- staan kan, wordt op de uithouders 2 gestuwd op een onder de last 4te plaatsen steunbalkconstructie, die een aantal ondersteuningsbal-ken 10 omvat, onder tussenvoeging van de in fig. 1 met stippellij¬nen aangegeven en in fig. 2 meer in detail weergegeven fluidaledraagkussens 11. Bij een voldoende fluidumdruk in de draagkussens11 komt de last 4 in een als enigszins "zwevend" aan te merken on-dersteuningstoestand te verkeren om zodoende door verschuiven op dedraagkussens 11 op de uithouders 2 ingesteld te kunnen worden voorhet nauwkeurig in een gewenste stand positioneren daarvan, en nainstelling in de gewenste stand kan de fluidumdruk dan afgelaten eneen starre instelling verkregen worden.

Dit betreft het lichten en verwijderen van de last4 voor het transport daarvan. Bij het installeren van de bovenbouw4 wordt omgekeerd te werk gegaan, waarbij enkele verdere voorzie¬ningen getroffen worden voor het op de onderbouw 5 positionerendaarvan zoals hier in het volgende nog beschreven zal worden.

De positionering van het vaartuig 1 ten opzichtevan de last 4 wordt in alle instanties in eerste aanleg verkregendoor het met ballast trimmen van het vaartuig 1.

Voor een universele verplaatsbaarheid van de last 4ten opzichte van het vaartuig 1 kunnen de genoemde draagkussens 11verschuifbaar zijn in langsscheepse rechtgeleidingen 12 op de uit¬houders 2, die zich tot op de gangboorden 8 uitstrekken zodat dedraagkussens 11 met de daarop rustende last 4 tussen posities bui¬tenboord en binnenboord in langsscheepse richtingen glijdend ver¬plaatst kunnen worden, en kunnen de draagkussens 11 ook in dwars¬scheepse rechtgeleidingen 13, die onder de steunbalken 10 aange¬bracht zijn, op glijdende of zoals gezegd enigszins "zwevende" wij¬ze verschuifbaar zijn.

Ook kan een draagkussen in de vorm van een platvijzelkussen, voorzien van een toplaag met geringe wrijving, zoda¬nig groot uitgevoerd worden dat een glijbalk er vrij over kan bewe¬gen in langs- en dwarsrichting.

Als draagsteunen kunnen ook zogenaamde lucht- ofwaterschaatsen gebruikt worden, die niet nader weergegeven zijn.

De in fig. 2 voorgestelde draagkussens 11 kunnenfluidaal onder druk gesteld worden, door tussenkomst van de met 14aangegeven hydraulische toevoerleidingverbinding, en worden af ge¬dekt met een stalen plaat 15, of een composiet-sandwich van staalen rubber, met daarop een glijbekleding van teflon 16 waarop desteunbalken 10 komen te rusten. De in fig. 2 voorgestelde draagkus¬sens 11 zijn derhalve zelf niet verplaatsbaar zoals bij de hiereerder beschreven uitvoering men nemen een vaste plaats in terwijlde last 4 daarover glijden kan voor de instelling op de uithouders2. Daartoe kan een roestvrij stalen glijschoen 17 onder de last 4aangebracht worden.

Om een typerend voorbeeld te noemen kan een uit eenfluidale schaats bestaand glijkussen 11 per oppervlakafmeting van 1een draagvermogen van meer dan 100 ton hebben. Een plat vij-zelkussen met teflon kan een nog vele malen hogere belasting dra¬gen.

Voor de verplaatsing op of over de draag- of glij-kussens 11 kunnen de in fig. 3 weergegeven hydraulische vijzels 18aangewend worden, die tussen de scheepsconstructie en de ondersteu-ningsbalken 10 opgesteld worden, en die tevens berekend zijn opcompensatie van de uithouderbeweging als gevolg van de waterbewe¬ging zoals de deining.

Fig. 4A en 4B tonen in langsaanzicht en in achter¬aanzicht de overname van een zware last 4 in de vorm van de weerge¬geven bovenbouw van een boorplatform tussen de uithouders 2 en deonderbouw 5 van het boorplatform.

Zoals weergegeven zijn daartoe kruisdraden 19 ge¬scheerd vanaf trommels van aan boord van het schip 1 opgesteldelieren 20 naar hun bevestigingen aan de poten 21 van de onderbouw5, welke kruisdraden 19 over leirollen 22 lopen en meegevende orga¬nen 23 omvatten ter compensatie van de waterbeweging die zich aanboord van het schip 1 doet gevoelen.

Wanneer de juiste instelling verkregen is, kunnende poten 24 van de bovenbouw 4 van het boorplatform nauwkeurig inde poten 21 van de onderbouw 5 gestoken worden door middel van de zoekende taatspot 25 die in fig. 5 schematisch voorgesteld is,waarmee de installatie van de door het schip 1 getransporteerde bo¬venbouw 4 van het boorplatform dan voltooid is.

In fig. 1 zijn voorts draagsteunen voorgesteld inde vorm van ter plaatse van de uithouders 2 aan weerszijden van hetschip 1 aan te gorden steunpoten 26 in de vorm van holle kolommen,die door luchtdruk te trimmen zijn. De instelling van de uithouders2 onder de last 4 kan dan door het afstellen van niet weergegeven,in een regelkast 27 aangebrachte ventielen, die de luchttoe- en-afvoer regelen, worden bijgestaan. Om een goede aangording van desteunpoten 26 aan het schip 1 te vergemakkelijken is daartussen eendwarsbalkverbinding 28 aangebracht ter plaatse van het hek van hetschip 1. Ook ter plaatse van het uitgestrekte achtereinde van deuithouderstaarten 2 kan nog een dergelijke steun- of trimpoot 26worden opgesteld, die in fig. 1 echter niet weergegeven is maar diedoor een kruisverband van sporten met de twee weergegeven steunpo¬ten 26 te verbinden is.

Dergelijke draagsteunen kunnen ook het hanteren vande onderbouw 5 van een boorplatform worden ingezet, zoals in hetvolgende zal worden beschreven.

In fig. 6 is een van vaste draagpoten 26 in de vormvan holle kolommen voorzien half-afzinkbaar vaartuig of zogenaamdesemi-submersible 1 voorgesteld, welke door het wateroppervlak 29stekende kolommen 26 onderaan, aan weerszijden van het vaartuig 1,door caissondrijvers 30 verbonden zijn en waartussen de nodigesteunen in de vorm van schoren en sporten zoals 31 aangebrachtzijn. Op deze draagpoten 26 rust een bovenbouw 4 waarvan in fig. 6alleen het werkdek 32 schematisch weergegeven is. Ook dit half-af-zinkbare vaartuig 1 is van uithouders 2 voorzien, waarmee een zwarelast, die hier in deze figuur niet nader weergegeven is, te bedie¬nen is.

Een zich onderwater bevindende last kan ook gehan¬teerd en met name weer tot opdrijven gebracht worden door middelvan als drijftanks uitgevoerde draagpoten.

Met een dergelijke als een drijftank uitgeruste draagpoot kunnen verscheidene soorten van onderbouw, waarop de bo¬venbouw van een boorplatform komt te rusten, gelicht of geïnstal¬leerd worden. De lengte van deze tank moet dan ongeveer gelijk zijnaan de hoogte van de onderbouw. Deze drijftank moet voorzien wordenvan vaste ballast en kan horizontaal versleept worden.

Wanneer de ballastkleppen geopend worden, zal dedrijftank uit de in fig. 7A weergegeven horizontale stand omlaagkantelen en zal deze in een nagenoeg verticaal in het water dobbe¬rende stand terecht komen, zoals in fig. 7b gezien wordt. In deverticale stand zullen de bewegingen van de tank zeer gering zijnals gevolg van het relatief kleine doorsnedeoppervlak waarmee detank door het wateroppervlak 29 breekt. Bovenaan de drijftank 26bevindt zich een machinekamer 33 met compressoraggregaat 34 en deregelkleppen 35 voor het ballaststelsel zijn hier aangebracht, zo¬als in fig. 8 gezien wordt. In fig. 7A is de inlaat 36 voor het in¬nemen van waterballast 37 aangegeven en geven de pijlen 38, 38' en39 het verloop van de kantelbeweging als gevolg van het met waterballasten van de tank 26 aan.

Met 40 is vaste ballast aangegeven, die in de ein¬den van de tank 26 aangebracht wordt voor het stabiliseren daarvan.Na de kanteling van de tank 26 in de verticaal dobberende standdaarvan zoals in fig. 7B weergegeven is, bevindt het waterballast-niveau binnen de tank zich ongeveer op de in fig. 7B met 41 aange¬geven hoogte.

In fig. 8 is nog enige uitrusting weergegeven,waarmee de draagpoot 26 uitgerust is: handrails 42, een bovenstegeleidingsplatform 43, flensverbindingen 44, tussengelegen gelei¬dingen 45, een verwisselbare tussensectie 46, waarmee de tank uit¬gerust wordt met het oog op het aan de lengte van de onderbouw 5aanpassen van de tanklengte, een onderste geleidingsplatform 47 eneen sleephaakbevestiging 48, terwijl de op afstand bediende water-ballastinlaatklep 36 hier ook weer gezien wordt.

Het bovenste geleidingsplatform 43 en het onderstegeleidingsplatform 47, waarvan de te ballasten tank 26 voorzien is,dienen om de tank tegen de onderbouw 5 van het platform te geleiden en te positioneren.

Deze geleidingsplatforms zijn wegneembaar en kunnenop verschillende hoogten ingesteld worden.

De tussensectie 46 van de tank kan ook uit een aan¬tal wegneembare secties bestaan en zodoende kan de totale lengtevan de tank 26 aan de hoogte van de onderbouw 5 en de waterdiepte/waarin gewerkt moet worden/ aangepast worden.

Het onderste geleidingsplatform 47 is voorzien vankleine stuurinrichtingen 49, die stuwkracht in de door de pijlen 50aangegeven richtingen kunnen leveren voor directe positionering vande tank en om de onderste geleiding 47 in positie te wegen. Ooklichten 51 en TV-camera*s 52 kunnen op dit platform 47 geïnstal¬leerd worden zoals in fig. 9D gezien wordt.

Op het bovenste geleidingsplatf orm 43 is een lier53 opgesteld. Fig. 9A toont het vastzetten ter plaatse van hetonderste geleidingsplatform 47 en het met de lier 53 inhalen terplaatse van het bovenste geleidingsplatform 43 in de eerste fase enfig. 9b tot het vastzetten ter plaatse van de tussengelegen gelei¬dingsplatform 45 en het daarna ontballasten als tweede fase· Met 54is in fig. 9B een aanslaginrichting om het wegglijden langs de on-derbouwpoten 21 te verhinderen weergegeven en met 55 zijn vastzet-staven aangegeven. Met 56 is een glijspoor voor de vastzetstaven 55aangegeven en met 57 een glijspoorkeg, waarvoor de links van fig.9E weergegeven kleminrichting 58 echter ook in de plaats gesteldkan worden.

De onderste geleiding 47 is voorzien van een ver¬wisselbare mal welke op die plaats tegen de onderbouw 5 past en de¬ze met de onderbouw 5 samengaande mal is met elastisch materiaalgevoerd.

Wanneer de onderste geleiding 47 zich op zijnplaats bevindt wordt het vastzetstelsel 55 vergrendeld.

De drijftank 46 wordt met de lier 53 ter plaatsevan het bovenste geleidingsplatform 43 ingehaald en de vastzetorga-nen ter plaatse van de tussengelegen geleiding 45 worden dan ver¬grendeld, welke toestand in fig. 9B voorgesteld is.

Fig. 10 toont nog de wijze waarop aan de haak 48,die onderaan de drijftank 26 aangebracht is, het gehele fundatiebed59 van een boorplatform van de zeebedding 60 gelicht of daarop ge•nstalleerd kan worden.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de hier voorgesteldeuitvoeringen louter bij wijze van voorbeeld bedoeld zijn en dathieraan geen beperkende betekenis gehecht moet worden.

Claims (16)

1. Werkwijze voor het door middel van een half-afzinkbaar vaartuig zoals een dokschip transporteren van een zwarelast, in het bijzonder de bovenbouw van een boorplatform, waarbijde last op uithouders wordt gedragen, gekenmerkt door het nauw¬keurig onder de last (4) instellen van de uithouders (2) onder hetaanwenden van draagsteunen (10, 11, 26).

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijzevolgens conclusie 1, gekenmerkt door draagsteunen (10, 11, 26)die de last (4) aan weerszijden ophouden.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerktdoor een onder de last (4) op de uithouders (2) aan te brengensteunbalkconstructie (10), met een door middel van draagkussens(11) instelbare stand.

4. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerktdoordat de draagkussendruk fluidaal regelbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, geken¬merkt doordat de draagkussens (11) in langsscheepse rechtgelei-dingen (12) op de uithouders (2) instelbaar zijn.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerktdoordat de langsscheepse rechtgeleidingen (12) zich tot op de gang¬boorden (8) van het schip (1) uitstrekken zodat de draagkussens(11) met de daardoor gedragen last (4) tussen posities buitenboorden binnenboord verplaatsbaar zijn.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 2 t/m6, gekenmerkt door onder de dwarsbalken van de steunbalkcon¬structie (10) optredende rechtgeleidingen (13) voor zelf-instellingvan de draagkussens (11) in dwarsrichting.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 2 t/m8, gekenmerkt doordat de ondersteuningsbalken (10) actief ge¬stuurd worden door hydraulische cilinders (14) die de ondersteu¬ningsbalken sturen aan de hand van de gemeten bewegingen van deuithouders (2).

9. Inrichting volgens een van de conclusies 2 t/m 8, gekenmerkt door kruisdraden (19) die vanaf lieren (20) aanboord van het schip (1) naar de onderhouw (5) van het boorplatformgeleid en daaraan bevestigd zijn.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 2 t/m 9, gekenmerkt, door een zoekend systeem (25) tussen de respec¬tieve boorplatformpoten (21, 24).

11. Inrichting volgens een van de conclusies 2 t/m 10, gekenmerkt door draagsteunen bestaande uit voor het onder¬steunen en stabiliseren van de uithouders (2) dienende steunpoten(26).

12. Inrichting volgens conclusie 11, gekenmerktdoor aan weerszijden van het schip (1) aan te gorden steunpoten(26) in de vorm van door luchtdruk regelbare holle kolommen.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, geken¬merkt doordat de steunpoten (26) in dwarsrichting verbonden zijndoor een zich ter plaatse van de uithouders (2) uitstrekkendesteunbalkconstructie (28).

14. Inrichting volgens een van de conclusies 2 t/m13/ gekenmerkt door steunpoten (26), die vanuit een horizontaaldrijvende toestand in een in hoofdzaak verticale stand te kantelenzijn, in het bijzonder om dan langs de poten (21) van de onderbouw(5) gesjord te worden voor het transport daarvan na terugkante-ling.

15. Werkwijze, in hoofdzaak zoals voorgesteld in debeschrijving en/of tekeningen.

16. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld inde beschrijving en/of tekeningen.