NL8801736A - Plankdrager. - Google Patents

Description

Plankdrager.

De uitvinding heeft betrekking op een plankdrager omvattende twee nagenoeg haaks op elkaar staande poten, die zijn gevormd uit een metalen strip voorzien van uit het vlak van de strip stekende verstijvende delen.

Dergelijke plankdragers worden op grote schaal toegepast maar hebben het bezwaar dat het uiterlijk ervan niet zo fraai is. Aanvraagster heeft dan ook een kap uit kunststof ontwikkeld, die op een dergelijke plankdrager kan worden bevestigd en die is beschreven in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 87 02743. Het is duidelijk dat een dergelijke kap extra kosten met zich brengt, hoewel hij eenvoudig kan zijn uitgevoerd.

De uitvinding beoogt nu een plankdrager van het bovenbeschreven type te verschaffen die een veel fraaier uiterlijk bezit en bovendien bijzonder sterk is.

Volgens de uitvinding wordt dit nu bereikt, doordat, gezien in dwarsdoorsnede, een poot wordt gevormd door een middenstrook uit nagenoeg niet vervormd materiaal en zijdelings daarop aansluitende, naar een zelfde zijde toe omgezette zijstroken, die zijn afgericht van de hoek die door de poten wordt ingesloten en van welke zij stroken de breedte vanaf het vrije einde van de poot naar de verbindingsplaats van de poten toeneemt, zodanig dat in zijaanzicht gezien de vrije randen van de zij stroken van de beide poten in twee haaks op elkaar staande vlakken liggen en de vlakken waarin de middenstroken liggen een stompe hoek met elkaar insluiten.

Op deze wijze kan worden bereikt, dat de zijstroken zich uitstrekken tot in de hoek die bijvoorbeeld een plank maakt met een muur waarop de plankdrager is aangebracht, zodat in de hoek niet de opening ontstaat, zoals dit bij de normale plankdragers het geval is.

In dwarsdoorsnede gezien zullen de poten nagenoeg U-vormig zijn, waarbij in het bijzonder de zijstroken een stompe hoek zullen maken met de middenstrook. Hierdoor wordt een fraai uiterlijk verkregen en behoeft het materiaal, dat zich bevindt in de hoek waar de twee poten samen komen, niet te veel te worden vervormd.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van de bovenbeschreven plankdrager, welke werkwijze daardoor is gekenmerkt, dat een dubbel trapeziumvormige strip eerst volgens de gemeenschappelijke basislijn wordt omgevouwen totdat de strip-delen nagenoeg op elkaar liggen, waarna de zij stroken uit het vlak van de stripdelen worden afgebogen onder gelijktijdig stuiken van het zich in de hoek tussen de poten bevindende materiaal en het tegen elkaar aangedrukt houden van de zich in de hoek bevindende delen van de middenstroken.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht toont van een plankdrager volgens de uitvinding; fig. 2 en 3 doorsneden tonen volgens respectievelijk de lijn II-II en III-III van fig. 1; fig. 4 een achteraanzicht toont van de plankdrager ongeveer in de richting van de pijl IV van fig. 1; en fig. 5 een doorsnede toont over de hoek van de plankdrager volgens de lijn V-V van fig. 4.

De in de tekening weergegeven plankdrager omvat de poten 1 en 2, die in de meeste gevallen niet dezelfde lengte hebben. Zoals blijkt uit de fig. 2, 3 en 4 wordt elke poot gevormd door een middenstrook 3 en twee zij stroken 4. In het algemeen zal de middenstrook over de gehele lengte een constante breedte bezitten, terwijl de zij stroken vanaf het vrije einde van de poot in breedte toenemen.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 5 zijn de middenstroken 3 in het punt 5 omgezet, zodat de delen 6 ervan tegen elkaar aan komen te liggen, terwijl deze delen 6 in het hoekpunt 7 met elkaar zijn verbonden.

De plankdrager is verkregen door het vouwen van een dubbel trapeziumvormige strip 8 om de lijn die samenvalt met de verbindingslijn 7. De middenstroken 3 van de beide poten lopen dan nog nagenoeg recht, dus in het verlengde van het deel 6 als aangegeven in fig. 5. Daarna worden de middenstroken teruggebogen met de lijnen 5 als buiglijnen voor het tot stand brengen van de zij stroken 4 door omvouwen langs de buigingslijnen 8, zie fig. 2 en 3 en de buigingslijnen 9, zie fig. 1. Tijdens deze laatste bewerking zal het stuk trapeziumvormig materiaal 10 moeten worden gestuikt, zodat het enigszins golfvormig zal gaarf verlopen, als aangeduid met 11 in fig. 4.

Zoals in het bijzonder blijkt uit de fig. 1 en 5 zullen de vrije randen 12 van de zij stroken 4 van de beide poten 1 en 2 in twee haaks op elkaar staande vlakken liggen en zullen de vlakken waarin de middenstroken 3 liggen een stompe hoek α met elkaar insluiten.

Claims (3)

1. Plankdrager omvattende twee nagenoeg haaks op elkaar staande poten (1,2), die zijn gevormd uit een metalen strip (8) voorzien van uit het vlak van de strip stekende verstijvende delen, met het kenmerk, dat gezien in dwarsdoorsnede een poot (1,2) wordt gevormd door een middenstrook (3) uit nagenoeg niet vervormd materiaal en zijdelings daarop aansluitende, naar een zelfde zijde toe omgezette zijstroken (4), die zijn afgericht van de hoek die door de poten wordt ingesloten ) en van welke zijstroken de breedte vanaf het vrije einde van de poot (1,2) naar de verbindingsplaats (5,7) van de poten toeneemt, zodanig dat in zijaanzicht gezien de vrije randen (12) van de zijstroken (4) van de beide poten (1,2) in twee haaks op elkaar staande vlakken liggen en i de vlakken waarin de middenstroken liggen een stompe hoek (а) met elkaar insluiten.

2. Plankdrager volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de zijstroken (4) een stompe hoek met de middenstrook (3) insluiten.

3. Werkwijze voor het vervaardigen van een plankdrager volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat een dubbel trapeziumvormige strip (8) eerst volgens de gemeenschappelijke basislijn (7) wordt omgevouwen totdat de stripdelen nagenoeg op elkaar liggen, waarna de zijstroken (4) uit het vlak van de stripdelen worden afgebogen onder gelijktijdig stuiken van het zich in de hoek tussen de poten (1,2) bevindende materiaal en het tegen elkaar aangedrukt houden van de zich in de hoek bevindende delen (б) van de middenstroken (3).