NL8801381A - Kaasvormdeel. - Google Patents

Description

¥' dW/RM/P 13.513 -1-

Kaasvormdeel.

De uitvinding heeft betrekking op een kaasvormdeel van kunststof met een binnenoppervlak, waarvan althans een gedeelte terugspringingen heeft en van perforaties is voorzien.

5

Een öergeliik kaasvormdeel, dat bijvoorbeeld een kaasvat, een volger of een plaat voor het vervaardigen van een rechthoekige kaas kan zijn, is onder meer bekend uit het Nederlandse octrooischrift 173 126 en de Nederlandse octrooiaanvrage 10 80 01029, waarmede het Europese octrooischrift EP-B-0 034 861 overeenstemt.

Bij deze bekende techniek is aangegeven, dat afvoer van wei uit de wrongel plaats kan vinden door middel van groeven en 15 perforaties en dat daarbij in het bijzonder volgens de Nederlandse octrooiaanvrage NL-A-80 01029 de toevoer aan deze groeven bevorderd kan worden door het oppervlak te ruwen dan wel van krassen te voorzien.

20 Met deze bekende techniek is een verbetering bereikt ten aanzien van een goede vochtafvoer bij het oppervlak van de kaas en, mede daardoor, een goede korstvorming. Bovendien was in de praktijk het uiterlijk en de gladheid van de kaas, die met een dergelijke kaasvorm was gemaakt, in hoge mate 2 5 bevredigend.

De uitvinding beoogt nu een verdere verbetering te verschaffen in dier voege, dat de gelijkmatigheid van de vochtafvoer en de kwaliteit van de verkregen korst nog verder wordt verbeterd, 30 hetgeen tevens betekent, dat een dergelijk kaasvormdeel voor meer typen van kaas geschikt wordt.

Een verder probleem wordt gevormd door de mogelijkheid een kaasvormdeel na gebruik te reinigen. Vloeibare delen zijn 35 gemakkelijk uit te wassen, maar vaste kaas- of wrongeldeeltjes moeten eveneens met zekerheid verwijderd worden. Ook in dit .6801381 -2-

M

opzicht beoogt de uitvinding een verbetering te verschaffen.

De bovengenoemde doeleinden worden volgens de uitvinding, bereikt door er in te voorzien, dat de terugspringingen 5 messneden zijn met een doorsnedevorm van een langwerpige driehoek of die van een gebruikelijk mes.

Gebleken is, dat messneden de eigenschap hebben voor vocht doorlatend te zijn en te blijven, maar dat vaste kaas- of 10 wrongeldeeltjes er niet in kunnen doordringen. Bovendien zijn de messneden zo smal, dat zij geen bijdrage leveren aan de ruwheid van het korstoppervlak van de kaas.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding wordt er in 15 voorzien, dat de messneden in één of meer patronen van onderling evenwijdige lijnen liggen. Hiermede wordt bereikt, dat een regelmatig patroon of samenstel van patronen aanwezig is, waardoor de vochtafvoer in hoge mate gelijk is.

20 Uit de Nederlandse octrooiaanvrage NL-A-80 01029 is het reeds' bekend groeven aan te brengen, die samenwerken met fijnere uitsparingen in het oppervlak. Deze gedachte blijkt ook bij toepassing van de uitvinding nuttig, waarbij dwars op de messneden groeven zijn aangebracht.

25

Gebleken is, dat een goede blijvende vochtafvoer bevorderd wordt, wanneer er in wordt voorzien, dat de messneden iets dieper dan'de groeven zijn. Gebleken is namelijk dat veelal vaste kaasdeeltjes in de loop van de tijd de groeven binnen 30 dringen, maar niet de mes sneden'.' Daardoor blijven bij de benedenzijde van de messneden open verbindingen voor de afvoer van vocht beschikbaar. In hygiënisch opzicht heeft men daarbij de gunstige situatie, dat de messneden geen vaste stof opnemen en dat de groeven de daarin doorgedrongen 35 vaste stof gemakkelijk loslaten.

Bij voorkeur liggen bij toepassing van de uitvinding de perforaties op de messneden en nog meer bij voorkeur op de snijpunten van de messneden en de groeven.

.8801381 -3- *

Gunstige resultaten zijn verkregen, wanneer er in wordt voorzien, dat er twee groepen van messneden zijn, die elk uit onderling evenwijdige messneden bestaan, waarbij de . messneden uit de ene groep een hoek maken met die uit de 5 andere groep en de snijpunten van de messneden uit beide groepen in de groeven liggen.

Ten aanzien van de diepte van de messneden wordt opgemerkt, dat deze weliswaar niet kritisch is, maar dat een diepte van 10 0,5 tot 1,6 mm en in het bijzonder van ongeveer 1,2 tot 1,3 mm tot zeer goede kaasoppervlakken hebben geleid. Daarbij hebben bij voorkeur de messneden aan de benedenzijde een breedte van praktisch nul en aan de bovenzijde van ongeveer 0,1 mm. Opgemerkt wordt in dit verband, dat een messnede 15 in kunststof na verwijdering van het mes weer terugveert, maar dat toch een opening overblijft. Daarbij wordt er op gewezen, dat bij een messnede geen materiaal verwijderd wordt, maar bij het aanbrengen van groeven (voor zover dat niet door gebruikmaking van een gegroefde vorm gebeurt) wel 20 materiaal wordt weggenomen. Gunstige resultaten zijn bereikt wanneer de groeven een afstand van hart op hart hebben van 1,0 tot 2,0 mm en een diepte van eveneens 1,0 tot 2,0 mm.

De groeven kunnen daarbij direct tegen elkaar aan liggen, maar het is ook mogelijk, dat zich tussen de groeven smalle 25 vlakke stroken bevinden.

De uitvinding omvat eveneens een werkwijze voor het vervaardigen van een kaasvormdeel, die daardoor wordt gekenmerkt, dat met een in doorsnede taps dun mes, dat op de hoogte waar 30 het gedurende de snijbewerking met het oppervlak van het kaasvormdeel in aanraking is een dikte van 0,2' tot 0,6 mm heeft, een patroon van messneden in een oppervlak van een kunststofdeel wordt ingesneden.

35 Daarbij is de doorsnedevorm van het mes in de snijrichting van minder belang en kan bijvoorbeeld rond, schuin naar voren hellend ten opzichte van het te snijden oppervlak dan wel naar achteren hellend of daar loodrecht op staand zijn uitgevoerd.

.8801381 -4-

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding die in het bijzonder voor ronde, dus cilindrische dan wel gedeeltelijk bolvormige kaasvormen geschikt is bestaat daarin, dat de messnede -spiraalvormig wordt aangebracht. Dit kan door de kaasvorm in 5 een draaibank te bevestigen en de messnede een aanzet te geven waardoor een spiraalvormige snede ontstaat, die al dan niet van een schroeflijn voor een cilinder varieert tot een vlakke spiraal in het bodemvlak van de vorm.

10 Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding wordt er bij voorkeur in voorzien, dat de perforaties vanaf de zijde, die de groeven en de messneden heeft, wordt uitgevoerd met enigszins flexibele naalden, die de bodem van de groeven zoeken en die op een onderlinge afstand in de richting loodrecht 15 op de groeven zijn aangebracht, die gelijk is aan de afstand tussen twee opeenvolgende snijpunten van een groef met opeenvolgende messneden, waarbij er op gewezen wordt, dat toepassing van flexibele naalden reeds op zichzelf bekend is uit het Nederlandse octrooischrift 173.126.

20

Volgens nog een nadere uitwerking van de uitvinding wordt er in voorzien, dat in een oppervlak van een kunststofdeel onderling evenwijdige aangrenzende groeven met in doorsnede de vorm van ongeveer een gelijkzijdige driehoek worden 25 aangebracht en dat voor of na het aanbrengen van de messneden en de perforaties het oppervlak wordt weggenomen zodat effen stroken tussen de groeven ontstaan. Gebleken is dat in afhankelijkheid van de soort kaas die men wil vervaardigen op deze wijze nog een verdere variabele wordt verkregen om 30 een zo goed mogelijke korst en zo goed mogelijke ontvochting van de kaas te verkrijgen.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 35

Figuur 1 een detaildoorsnede toont door een wand van een kaasvormdeel volgens de uitvinding;

Figuur 2 een deelaanzicht van een kaasvormdeelwand volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding toont; en 40 Figuur 3 een doorsnede toont van een kaasvorm met opeenvolgend 8801381 -5- > * een cilindrisch, een fingdeeLvormig en een vlak gedeelte.

In fig. 1 is met 1 een in doorsnede weergegeven wand aangeduid, die oorspronkelijk een dikte heeft vanaf de stippellijn 5 a tot aan het buitenoppervlak b.Aan de zijde van het oppervlak a zijn groeven met de doorsnede van een gelijkzijdige driehoek gemaakt, waarbij de zijde gelijk is aan bijvoorbeeld 1,4 mm. Daarbij grenzen de groeven direct aan elkaar, hetgeen met de stippellijnen c is aangegeven. Het bovenoppervlak 10 heeft bijgevolg na de aanbrenging van de groeven en een afvlakking een vorm die bestaat uit trapezium-vormige ribben, waartussen zich driehoekige groeven 2 bevinden.

Aan de bodem van de groeven sluiten perforaties 3 aan, die 15 in verbinding staan met de buitenwand b. Met 4 is een aan de voorzijde rond,smal mes weergegeven, dat ter hoogte van de vlakke delen 4 tussen de groeven 2 een dikte heeft van bijvoorbeeld 0,2 mm. Dit mes snijdt een messnede, waarvan de benedenzijde is aangegeven met de lijn 5. Een dergelijke 20 messnede wordt gemaakt zonder verwijdering van materiaal en heeft een zeer glad oppervlak, dat, naar de ervaring geleerd heeft, er toe leidt, dat zelfs nadat de kunststof van de wand 1 weer enigszins is teruggeveerd vloeistofgeleiding plaats blijft vinden naar de groeven 2 en/of naar de 25 perforaties 3.

In de groeven 2 zullen zich onder invloed van de persdruk vaste deeltjes van de kaas verzamelen, maar de af-voer tussen dé messnêden met benedenzijde 5 en groeven 2 respec-30 tievelijk de perforaties 3 wordt niet verstopt.

Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding is daarbij, zoals getekend, de bodem 5 van de messnede lager gelegen dan de bodem van de groeven. Dit waarborgt onder alle omstan-35 digheden een goede vloeistoftoevoer van de messnede naar de-groeven en van daar naar de perforaties. De mate waarin vlakke delen C tussen de groeven 2 aanwezig zijn kan variëren in afhankelijkheid van de soort te vervaardigen kaas. Daarbij zal het duidelijk zijn, dat een vlakker kaasoppervlak wordt <8801381 '1 -6- verkregen naar mate de groeven minder diep zijn, dus bij dezelfde oorspronkelijke groefdoorsnede bredere dammen C tussen de groeven zijn overgebleven.

5 In de uitvoeringsvorm van fig. 1 staat"de richting van de messnede loodrecht op die van de groeven.

In fig. 2 is een uitvoeringsvorm getekend, waarin de messneden 6 en 7 in twee onderling evenwijdige patronen zijn 10 aangebracht, waarbij de messneden elkaar snijden in de middellijnen van de groeven tussen dammen C in.

Tenslotte is in fig. 3 schematisch een doorsnede getoond door een gedeelte van een kaasvat met een cilindrisch deel 8, 15 een ringdeelvormig deel 9 en een vlak deel 10. Deze vorm is axiaal symmetrisch ten opzichte van de aslijn 11. In het wanddeel 8 zijn aan de binnenzijde vertikale groeven aangebracht, waarvan de bodem met de stippellijnen is aangegeven. Dunne messneden 13 steken in de dammen tussen de groeven en 20 reiken tot een geringe afstand, bijvoorbeeld 0,1 mm beneden de met de stippellijn 12 aangegeven benedenzijde van de groeven. In het gedeelte 8 lopen de groeven evenwijdig aan de hartlijn 11.

In het ringdeelvormig deel 9 liggen de groeven in een vlak 25 door de aslijn 11, waarbij de dammen tussen de groeven smaller worden bij kleinere straal ten opzichte van de aslijn 11. De messneden 13 zijn hier spiraalvormig aangebracht en worden ingesneden door de vorm te laten draaien en het mes dat de inssnijding maakt, bij voorkeur.onder computerbesturing, een 30 geleidelijke baan steeds loodrecht op het oppervlak van de vorm te 'laten beschrijven, waarbij door de draaiing van de vorm een spiraalvormige messnede ontstaat.

Tenslotte is in het vlakke deel 10 een radiaal groeipatroon 35 aangebracht, waarbij de messnede spiraalvormig verloopt.

Met de stippellijn 14 is de ligging van de bodem van de groeven aangegeven.

-8801381 “7“

Het is evenwel ook mogelijk het messnedenpatroon in de verschillende delen van het kaasvormdeel te laten variëren, bijvoorbeeld spiraalvormig in de delen 8 en 9 en een patroon van onderling evenwijdige lijnen in het deel 10.

5

Zoals reeds is opgemerkt is noch de vorm noch de afmetingen van de groeven dan wel het aanwezig zijn van dammen tussen de groeven essentieel voor de uitvinding. Er zijn zeer goede resultaten bereikt met groeven met de doorsnede van een 10 gelijkzijdige driehoek, waarvan een klein gedeelte was afgenomen en waarbij de messneden 0,1 mm lager eindigden dan de groeven. Dit is echter afhankelijk van de soort te vervaardigen kaas.

15 Opgemerkt wordt dat voor het gemakkelijk lossen van de kaas de richting van de messneden op geen enkele wijze hinderlijk is en dat nimmer kaaskorstdelen in de messneden blijven hangen.

20 De doorsnede van da messneden zal door het terugveren van de wanden iets smaller zijn dan die van het mes. waarmede de snede werd gemaakt. Dit mes kan een doorsnedevorm van een langwerpige driehoek hebben, waarbij dicht bij de snijkant een of beide zijden van de driehoek een knik heeft. Ook 25 kunnen de zijwanden van het mes evenwijdig zijn met aan de snijkant één of twee smalle snijvlakken.

.8801381

Claims (15)

1. Kaasvormdeel van kunststof met een binnenoppervlak, waarvan althans een gedeelte terugspringingen heeft en van perforaties is voorzien, met het kenmerk, dat de terugspringingen messneden zijn. 5

2. Kaasvormdeel volgens conclusie 1, m e t h e t kenmerk , dat de messneden in één of meer patronen van onderling evenwijdige lijnen liggen.

3. Kaasvormdeel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk , dat dwars op de messneden groeven zijn aangebracht.

4. Kaasvormdeel volgens conclusie 3, met het 15 kenmerk, dat de messneden iets dieper dan de groeven zi jn.

5. Kaasvormdeel volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk , dat de perforaties op de messneden liggen. 20

6. Kaasvormdeel volgens conclusie 5, m e t het kenmerk , dat de perforaties op de snijpunten van de messneden en de groeven liggen. 2.5

7. Kaasvormdeel volgens één of meer van de voorafgaande conclusies 3'-6, .met het kenmerk, dat er twee groepen van messneden zijn, die elk uit onderling evenwijdige-mes sneden be-staan, waarbij de messneden uit de ene groep een hoek maken met die uit de andere groep 30 en de snijpunten van de messneden uit beide groepen in de groeven liggen.

8. Kaasvormdeel volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 35 messneden een diepte hebben van 0,5 tot 1,6 mm.

9. Kaasvormdeel volgens één of meer van de voorafgaande .8801381 -9- conclusies, met het kenmerk, dat de messneden aan de benedenzijde een breedte van praktisch nul hebben en aan de bovenzijde van ongeveer 0,1 mm.

10. Kaasvormdeel volgens één of meer van de conclusies 3-9, met het kenmerk, dat de groeven een afstand hart op hart hebben van 1,0 tot 2,0 mm en een diepte van eveneens 1,0 tot 2,0 mm.

11. Kaasvormdeel volgens conclusie 10, met het kenmerk , dat tussen opeenvolgende groeven smalle stroken effen wand aanwezig zijn.

12. Werkwijze voor het vervaardigen van een kaasvormdeel 15 volgens één of meer van de conclusies 1-11, met het kenmerk , dat met een in doorsnede taps dun mes, dat op de hoogte waar het gedurende de snijbewerking met het oppervlak van het kaasvormdeel in aanraking is bij voorkeur een dikte van 0,2 tot 0,β mm heeft, een patroon van 20 messneden in een oppervlak /an een kunststofdeel wordt ingesneden.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk , dat het kaasvormdeel axiaal symmetrisch is 25 en dat de messnede spiraalvormig wordt aangebracht.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de perforaties vanaf de zijde, die de groeven en de meseneden -heeft, wordt uitgevoerd met enigszins 30 flexibele haalden, die de bodem van de groeven zoeken.

15. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 12-14, met het kenmerk, dat in een oppervlak van een kunststofdeel onderling evenwijdige aangrenzende groeven met in doorsnede de vorm van ongeveer een gelijkzijdige 35 driehoek worden aangebracht en dat voor of na het aanbrengen van de messneden en de perforaties het oppervlak wordt weggenomen zodat effen stroken tussen de groeven ontstaan. ,8801381 /