NL8800483A - Werkwijze en inrichting voor het periodiek belichten van gewassen, zoals bloemen en planten, in een kas. - Google Patents

Description

- 1 - >

Werkwijze en inrichting voor het periodiek belichten van gewassen, zoals bloemen en planten, in een kas.

De uitvinding heeft allereerst betrekking op een werkwijze voor het periodiek belichten van gewassen, zoals bloemen en planten, in een kas onder gebruikmaking van lampen die op onderlinge afstanden in de kas zijn 5 aangebracht.

Het is algemeen bekend, dat in het donkere jaargetijde de groei en bloei van gewassen kan worden gestimuleerd door de gewassen gedurende een aantal uren van de dag periodiek te belichten. Zo is het bij chrysanten 10 gewenst deze over een periode van een half uur gedurende 7 minuten te belichten.

Bij de tot nu toe bekende werkwijze vindt dit op eenvoudige manier plaats door het gedurende 7 minuten inschakelen van de lampen die in de kas zijn aangebracht.

15 Om geen grote stroompieken te veroorzaken worden niet alle lampen gelijktijdig ingeschakeld maar worden de lampen zo veel mogelijk verdeeld in groepen, zodanig dat er telkens slechts ëên of hooguit twee groepen gelijktijdig branden.

20 Tot voor kort werden slechts de algemeen bekende gloeilampen toegepast, die echter relatief veel energie gebruiken. Bij het overschakelen op de nieuw ontwikkelde bijzondere lampen, die veel minder energie gebruiken, deden zich echter de volgende moeilijkheden voor.

25 1) De betreffende lampen zijn aanmerkelijk duurder dan de algemeen gebruikte gloeilampen; 2) De lampen vereisen een zekere opwarmtijd, tijdens welke nog weinig energie wordt uitgestraald; en 3) De levensduur van de lampen wordt aanmerkelijk 30 bekort door het telkens in- en uitschakelen ervan.

Al deze bezwaren Leidden er toe dat dergelijke energie-zuinige lampen tot nu toe niet of nauwelijks werden toegepast.

De uitvinding beoogt nu al deze bezwaren op te 35 heffen en voorziet er daartoe in, dat de lampen continu branden en langs een baan over het gewas heen worden verplaatst.

> 880 0483 ' - 2 - * /

Op deze wijze kan ten eerste worden bereikt, dat het aantal lampen dat noodzakelijk is aanmerkelijk kan worden verminderd, zodat ook de investeringen laag blijven. Ten tweede gaat geen opwarmtijd van de lampen verloren, 5 terwijl ten derde de levensduur van de lampen aanmerkelijk wordt verlengd.

Op deze wijze kan worden bereikt, dat de totale investeringen nauwelijks hoger of zelfs lager kunnen zijn dan bij toepassing van de bekende werkwijze, terwijl een 10 aanmerkelijke hoeveelheid energie wordt bespaard. Dit laatste brengt met zich mee, dat ook de toevoer- en verdeel-kabels voor elektrische energie en de verdere voorzieningen daarvoor aanmerkelijk lichter en dus goedkoper kunnen worden uitgevoerd.

15 Een inrichting voor toepassing van de bovenbeschreven werkwijze zal in het bijzonder daardoor zijn gekenmerkt, dat elke lamp dan wel de fitting ervan is voorzien van een glij- of rolorgaan dat verplaatsbaar is over een draad, die strak is gespannen tussen twee vast opgestelde steunen, 20 zoals de staanders van de kas-«cons truc tie.

Dit levert een bijzonder eenvoudige ondersteuning op van de lampen, terwijl de ondersteuning slechts een geringe belemmering vormt voor de instraling van daglicht naar het gewas.

25 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uit vinding zijn aan ëën draad een aantal lampen opgehangen, welke lampen dan wel de fittingen ervan, eventueel groepsgewijs, met elkaar zijn verbonden door middel van een koppeldraad waarmee de lampen worden verplaatst.

30 Hierbij kunnen de twee einden van een koppeldraad zijn gewikkeld op een, op een vaste plaats opgestelde, motorisch aan te drijven trommel, zodanig dat bij het draaien van de trommel de totale lengte van het van de trommel aflopende deel van de koppeldraad gelijk blijft, 35 terwijl de koppeldraad loopt over ten minste twee kabel-rollen, die zich bevinden nabij de twee einden van het traject waarover de met de koppeldraad verbonden lampen moeten worden verplaatst.

Op deze wijze wordt weer een bijzonder eenvoudige 40 inrichting verkregen, die nauwelijks enige belemmering .8800483 ♦ - 3 - vormt voor de instraling van daglicht naar het gewas.

Hierbij is ook de mogelijkheid aanwezig, dat de koppeldraad uit ten minste drie opeenvolgende delen bestaat, waarbij het middelste deel zich uitstrekt over ten minste 5 één omkeerrol en de uiteinden van dit middelste deel zijn gekoppeld met kabelrollen door welke de ander twee delen van de koppeldraad over nagenoeg 180° worden afgebogen, terwijl de afgebogen einden van deze delen vast met de kasconstructie zijn verbonden.

10 in principe is het mogelijk de kabel, waarmee stroom aan een aantal lampen wordt toegevoerd, op te hangen aan de draad waaraan ook de lampen hangen, zodanig dat bij het naar het stroomtoevoerpunt bewegen van de lampen de kabel in een aantal lussen komt te hangen.

15 De uitvinding verschaft echter een veel gunstiger ophanging van de kabel, doordat deze zich vanaf een stroom-toevoerplaats via een omkeerrol, waarover de kabel over een hoek van nagenoeg 180° wordt afgebogen, uitstrekt naar een lamp of een punt van de daarmee verbonden koppel-20 draad, terwijl de omkeerrol bij het verplaatsen van de lampen zodanig wordt verplaatst dat de stroomkabel gespannen blijft.

Door het met de lampen mee verplaatsen van de omkeerrol en het gespannen houden van de stroomkabel zal 25 deze niet in lussen naar beneden toe gaan hangen. Door deze lussen zou de straling van daglicht naar het gewas toe aanmerkelijk kunnen worden belemmerd.

Volgens een uitvoeringsvorm kan de omkeerrol zijn verbonden met een tweede omkeerrol waar overheen 30 een kabel of draad loopt, die zich op overeenkomstige wijze maar in tegengestelde richting uitstrekt als de eerstgenoemde kabel.

Daar het in het algemeen gewenst is dat een vanaf een stroomtoevoerplaats lopende kabel dient voor 35 het toevoeren van energie aan een beperkt aantal lampen, kan er in worden voorzien, dat de over de tweede kabelrol lopende draad eveneens een kabel is waar doorheen stroom aan een groep lampen wordt toegevoerd.

Door een dergelijke wijze van aanbrenging van 40 de stroomkabels wordt eveneens bereikt, dat de kabels . 880 0483 a# - 4 - slechts worden vervormd doordat zij elk over een omkeer-rol heen bewegen, terwijl geen verdere vervorming optreedt.

De mogelijkheid bestaat ook dat de draailngsas van de omkeerrol voor de stroomkabel samenvalt met de 5 draailngsas van de kabelrol waardoor het met de kasconstructie verbonden einde van een deel van de koppeldraad wordt af gebogen zoals dit hierboven is beschreven. Ook op deze wijze kan worden bereikt, dat de stroomkabel continu gespannen blijft.

10 De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden, weergegeven in de tekening, waarin: fig. 1 schematisch een bovenaanzicht toont van een inrichting volgens de uitvinding met weglating van 15 de ophangdraden en de constructie-elementen van de kas op zich; fig. 2 een zijaanzicht toont van een deel van de inrichting van fig. 1, met enkele constructie-elementen van de kas; en 20 fig. 3 een bovenaanzicht toont overeenkomstig fig. 1 maar van een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm van de inrichting.

De in de fig. 1 en 2 van de tekening weergegeven inrichting is aangebracht binnen een kas waarvan in fig. 2 25 slechts twee staanders 1 zijn weergegeven, welke staanders zijn verankerd in de bodem 2. Tussen de staanders 1 zijn een aantal draden 3 gespannen, waarbij van bekende spanmiddelen gebruik kan worden gemaakt. Over de draden 3 kunnen zich rollen 4 bewegen, die op niet nader weergegeven 30 wijze zijn verbonden met fittingen 5, waarin lampen 6 zijn geschroefd.

De fittingen 5 zijn met elkaar verbonden door middel van een koppeldraad 7. Zoals in het bij zonder blijkt uit fig. 1 strekt de koppeldraad 7 zich uit over 35 een aantal kabelrollen 8, terwijl de uiteinden 9 van de koppeldraad 7 zijn gewikkeld op een trommel 10, die kan worden aangedreven door middel van een vast opgestelde reductormotor 11. De einden 9 van de koppeldraad 7 zijn zodanig op de trommel 10 gewikkeld, dat wanneer de trommel 40 in een bepaalde richting draait, het ene einde 9 op de ,8800483 V' - 5 - 4 trommel wordt gewikkeld en het andere van de trommel af.

De totale lengte van het van de trommel aflopende deel van de koppeldraad blijft dus steeds gelijk.

Voor het toevoeren van stroom aan een aantal 5 lampen, zoals bijvoorbeeld vier lampen in fig. 1, wordt gebruik gemaakt van een kabel 12, die vanaf een stroom-toevoerplaats 13 over een omkeerrol 14 loopt naar een lamp 6a van een groep van vier lampen. Op overeenkomstige wijze loopt vanaf een lamp 6b van een andere groep lampen 10 een kabel 15 over een kabelrol 16 naar een stroomtoevoer-aansluiting 17. De twee kabelrollen 14 en 16 zijn met elkaar verbonden door middel van een koppelplaat 18.

Wanneer nu door middel van de kabel 7 de lampen 6a en 6b, tezamen met de direkt daarmee verbonden lampen, 15 naar rechts toe worden verplaatst in de richting van de pijl P zullen ook de kabelrollen 14 en 16, tezamen met een koppelplaat 18 naar rechts toe worden verplaatst, maar slechts over de halve verplaatsingslengte. De kabels 12 en 15 zullen daarbij strak blijven staan en niet door 20 gaan hangen.

Uiteraard zullen de lampen op een zodanige afstand van elkaar zijn aangebracht en met een zodanige snelheid worden verplaatst, dat aan de gestelde eisen voor wat betreft de belichtingstijd van het gewas, wordt voldaan.

25 Pig. 3 toont nog een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij twee koppeldraadeinden 19 op de reeds hierboven beschreven wijze zijn gewikkeld op een trommel, die in fig. 3 niet nader is weergegeven.

De koppeldraad bestaat nu uit een met het ene 30 einde 19 verbonden koppeldraad 20, die over de vast opgestelde rollen 21 heen loopt en door middel van de omkeerrol 22 wordt afgebogen en met het einde 23 met een vast constructiedeel is verbonden.

De omkeerrol 22 is verbonden met het koppeldraad-35 deel 24, dat loopt over de rollen 25 en is verbonden met de omkeerrol 26 waar overheen het opvolgende koppeldraad-deel 27 loopt.

Het beschreven stelsel kan zich een aantal malen herhalen totdat het koppeldraaddeel 27 naar het 40 einde 19 ervan toe loopt.

.8800483 « - 6 -

Met de streeplijnen 28 zijn de stroomkabels aangeduid. Elke stroomkabel 28 kan vanaf een vaste plaats 29 waar zich de stroomtoevoerafsluiting bevindt, lopen naar één of meer lampen 6 en strekt zich daarbij uit over een 5 kabelrol waarvan de hartlijn samenvalt met die van de kabelrol 22. Hierdoor blijft de stroomtoevoerkabel steeds gespannen. Uiteraard kan de kabel 28 meervoudig zijn uitgevoerd, zodat vanaf afzonderlijke stroomtoevoeraansluitingen de stroom via gescheiden kabels aan verschillende groepen 10 lampen kan worden toegevoerd.

Het zal duidelijk zijn, dat in de tekening slechts enkele mogelijke uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven en in het bovenstaande besproken en dat vele wijzigingen kunnen 15 worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

_ .. tm._______.4 .8800483

Claims (11)

1. Werkwijze voor het periodiek belichten van gewassen, zoals bloemen en planten, in een kas onder gebruikmaking van lampen die op onderlinge afstanden in de kas zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de 5 lampen (6) continu branden en langs een baan over het gewas heen worden verplaatst.

2. Inrichting voor toepassing van de werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat elke lamp (6) dan wel de fitting (5) ervan is voorzien 10 van een glij- of rolorgaan (4) dat verplaatsbaar is over een draad (3), die strak is gespannen tussen twee vast opgestelde steunen, zoals de staanders (1) van de kas.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat aan één draad (3) een aantal lampen 15 (6) zijn opgehangen, welke lampen (6) dan wel de fittingen (5) ervan, eventueel groepsgewijs, met elkaar zijn verbonden door middel van een koppeldraad (7) waarmee de lampen (6) worden verplaatst.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het 20 kenmerk, dat de twee einden (9,19) van een koppeldraad (7,20,27) zijn gewikkeld op een, op een vaste plaats opgestelde, motorisch aan te drijven trommel (10), zodanig dat bij het draaien van de trommel (10) de totale lengte van het van de trommel (10) aflopende deel 25 van de koppeldraad (7,20,27) gelijk blijft, terwijl de koppeldraad (7,20,27) loopt over ten minste twee kabel-rollen (8,21,22,25), die zich bevinden nabij de twee einden van het traject waarover de met de koppeldraad verbonden lampen (6) moeten worden verplaatst.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met- het kenmerk, dat de koppeldraad uit ten minste drie opeenvolgende delen (20,24,27) bestaat, waarbij het middelste deel (24) zich uitstrekt over ten minste ëén omkeerrol (25) en de uiteinden van dit middelste deel .8B004S3. ï <. - 8 - (24) zijn gekoppeld met kabelrollen (22) door welke de andere twee delen (20,27) van de koppeldraad over nagenoeg 180° worden afgebogen, terwijl de afgebogen einden (23) van deze delen vast met de kasconstructie zijn verbonden.

6. Inrichting volgens één der conclusies 2 tot 5, met het kenmerk, dat de stroomtoevoer naar de lampen (6,6a,6b) plaatsvindt door middel van een kabel (12,15,28) die zich vanaf een stroomtoevoerplaats (13,17,29) via een omkeerrol (14,16,22), waarover de kabel (12,15,28) 10 over een hoek van nagenoeg 180° wordt afgebogen, uitstrekt naar een lamp (6,6a,6b) of een punt van de ermee verbonden koppeldraad (7,20,27) .

7. Inrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat de omkeerrol (14,16,22) bij het ver- 15 plaatsen van de lampen (6,6a,6b) zodanig wordt verplaatst dat de stroomkabel (12,15,28) gespannen blijft.

8. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de omkeerrol (14) is verbonden met een tweede omkeerrol (16) waar overheen een kabel (15) 20 of draad loopt, die zich op overeenkomstige wijze maar in tegengestelde richting uitstrekt als de eerstgenoemde kabel (12).

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de over de tweede kabelrol (16) lopende 25 draad een kabel (15) is waar doorheen stroom aan een groep lampen (6b) wordt toegevoerd.

10. Inrichting volgens de conclusies 5 en 6, met het kenmerk, dat de draaiïngsas van de omkeerrol voor de stroomkabel (28) samenvalt met de draaiïngsas van 30 de kabelrol (22,26) waardoor het met de kasconstructie verbonden einde (23) van een deel van de koppeldraad (20,27) wordt afgebogen.

11. Werkwijze en inrichting als beschreven en/of weergegeven in de tekening. ___ ,8800483