NL8702903A - Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, alsmede een inrichting voor het uitlezen van de opgetekende informatie. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, alsmede een inrichting voor het uitlezen van de opgetekende informatie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8702903A NL8702903A NL8702903A NL8702903A NL8702903A NL 8702903 A NL8702903 A NL 8702903A NL 8702903 A NL8702903 A NL 8702903A NL 8702903 A NL8702903 A NL 8702903A NL 8702903 A NL8702903 A NL 8702903A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- bits
- code
- logical value
- information
- signal
- Prior art date
Links
- 238000000034 method Methods 0.000 title claims description 27
- 238000001514 detection method Methods 0.000 claims description 78
- 230000004044 response Effects 0.000 claims description 11
- 230000005855 radiation Effects 0.000 description 33
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 8
- 230000003287 optical effect Effects 0.000 description 7
- 238000005070 sampling Methods 0.000 description 7
- 230000008859 change Effects 0.000 description 6
- 238000009795 derivation Methods 0.000 description 6
- 125000004122 cyclic group Chemical group 0.000 description 5
- 238000006243 chemical reaction Methods 0.000 description 4
- 230000001419 dependent effect Effects 0.000 description 4
- 239000000463 material Substances 0.000 description 4
- 238000011084 recovery Methods 0.000 description 4
- 239000000969 carrier Substances 0.000 description 3
- 230000009193 crawling Effects 0.000 description 3
- 230000007423 decrease Effects 0.000 description 3
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 description 3
- 230000004048 modification Effects 0.000 description 3
- 238000012986 modification Methods 0.000 description 3
- 230000007704 transition Effects 0.000 description 3
- 238000012935 Averaging Methods 0.000 description 2
- 230000000052 comparative effect Effects 0.000 description 2
- 230000003247 decreasing effect Effects 0.000 description 2
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 2
- 230000006870 function Effects 0.000 description 2
- 238000010438 heat treatment Methods 0.000 description 2
- 239000000758 substrate Substances 0.000 description 2
- 229910001215 Te alloy Inorganic materials 0.000 description 1
- 238000004883 computer application Methods 0.000 description 1
- 230000002349 favourable effect Effects 0.000 description 1
- 230000005415 magnetization Effects 0.000 description 1
- 230000008929 regeneration Effects 0.000 description 1
- 238000011069 regeneration method Methods 0.000 description 1
- 230000001360 synchronised effect Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B20/00—Signal processing not specific to the method of recording or reproducing; Circuits therefor
- G11B20/10—Digital recording or reproducing
- G11B20/14—Digital recording or reproducing using self-clocking codes
- G11B20/1403—Digital recording or reproducing using self-clocking codes characterised by the use of two levels
- G11B20/1423—Code representation depending on subsequent bits, e.g. delay modulation, double density code, Miller code
- G11B20/1426—Code representation depending on subsequent bits, e.g. delay modulation, double density code, Miller code conversion to or from block codes or representations thereof
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Signal Processing (AREA)
- Optical Recording Or Reproduction (AREA)
- Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)
Description
PHQ 87.038 1 O.S.I. - Holland en N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
Ψ
Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie teen registratiedrager, alsmede een inrichting voor het uitlezen van de opgetekende informatie.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, waarbij een informatiesignaal wordt omgezet in een codesignaal dat bestaat uit, uit bits samengestelde, codewoorden, waarbij binnen het codewoord het aantal 5 opeenvolgende bits met een eerste logische waarde ten minste gelijk is aan P, waarbij binnen elk codewoord het aantal opeenvolgende bits met een tweede logische waarde, welke tussen de groepen van tenminste P bits met de eerste logische waarde gelegen zijn, tenminste gelijk aan Q is, met P een geheel getal groter of gelijk aan 1 en Q een geheel getal 10 groter dan P, bij welke werkwijze een met het codesignaal overeenkomend informatiepatroon van registratietekens wordt aangebracht op de registratiedrager waarin de bits met de eerste logische waarde worden vertegenwoordigd door de registratietekens.
De uitvinding heeft verder betrekking op 15 registratiedrager voorzien van een informatiespoor waarin door middel van een informatiepatroon van registratietekens informatie is opgetekend, waarbij het informatiepatroon codesymbolen omvat, welke codewoorden vertegenwoordigen, welke codesymbolen in hoofdzaak equidistante symboolposities bezitten, waarvan er een aantal zijn bezet 20 door een registratieteken, waarbij het aantal opeenvolgende bezette symboolposities ten minste gelijk is aan P, waarbij binnen de codesymbolen het aantal opeenvolgende onbezette symboolposities dat tussen de groepen van tenminste P bezette symboolposities is gelegen ten minste gelijk is aan Q, met P een geheel getal groter of gelijk aan 1 en 25 Q groter dan P.
De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, welke inrichting is voorzien van een codeerschakeling voor het omvormen van een informatiesignaal in een codesignaal dat codewoorden omvat, waarbij 30 in elk codewoord het aantal opeenvolgende bits met een eerste logische waarde tenminste gelijk aan P is, en waarbij binnen elk codewoord het aantal opeenvolgende bits met een tweede logische waarde, dat tussen de .8702903 r PHQ 87.038 2 groepen van tenminste P bits met de eerste logische waarde gelegen is, tenminste gelijk aan Q is, met P een geheel getal groter is of gelijk aan 1, en Q een geheel getal groter dan P, waarbij de inrichting is voorzien van aandrijfmiddelen voor het doen bewegen van de 5 registratiedrager ten opzichte van, schrijfmiddelen, welke zijn ingericht voor het in reaktie op bits met de eerste logische waarde aanbrengen van elementaire tekens.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het uitlezen voor een registratiedrager, waarop informatie is 10 opgetekend door middel van een informatiepatroon van registratietekens, welke inrichting is voorzien van leesmiddelen voor het aftasten van het informatiepatroon en voor het opwekken van een detectiesignaal dat het afgetastte patroon vertegenwoordigt, van middelen voor het omzetten van het detectiesignaal in een, uit codewoorden samengesteld, codesignaal, 15 welke codewoorden zijn samengesteld uit bits met een eerste logische waarde en bits met een tweede logische waarde, en van een decodeerschakeling voor het omzetten van het codesignaal in een informatiesignaal.
Een dergelijke werkwijze en dergelijke inrichtingen zijn 20 onder andere bekend uit het Britse octrooischrift GB 2,148,670 (OSI 805). Bij de aldaar beschreven werkwijze en optekeninrichting worden 8-bit informatiewoorden, welke het informatiesignaal vormen, omgezet in 15-bit codewoorden waarvoor geldt dat het aantal opeenvolgende "0"-bits tenminste gelijk aan twee is.
25 Bij de uitlezing wordt het informatiepatroon van registratietekens afgetast met een laserbundel, waarbij de gereflekteerde of doorgelaten laserbundel door het afgetaste informatiepatroon is gemoduleerd. Met behulp van een optische detector wordt de gemoduleerde laserbundel gedetecteerd, waarbij de detector een 30 detektiesignaal opwekt met een signaalsterkte die overeenkomt met de mate waarin de laserbundel is gemoduleerd. Vervolgens wordt het codesignaal weer teruggewonnen uit het detektiesignaal met behulp van zogeheten differentiële detektie. Ten einde de differentiële detektie mogelijk te maken is bij optekening aan de codewoorden als 35 additionale eis gesteld dat het aantal "1"-bits per codewoord voor elk codewoord gelijk aan vier is. In dat geval kan met behulp van de differentiële detektie elk codewoord betrouwbaar worden teruggewonnen .8702903 PHQ 87.038 3 k % uit het eet het codewoord overeenkomende gedeelte van het detektiesignaal. Dit geschiedt door de vier detektietijdstippen met de meest extreme signaalsterkte te selecteren.
De uitvinding stelt zich ten doel om een werkwijze en 5 inrichting voor het optekenen te verschaffen, welke een optekening van het informatiesignaal mogelijk maken, waarbij hogere informatiedichtheid op een registratiedrager verkregen wordt en waarbij een betrouwbare uitlezing van de registratiedrager mogelijk blijft.
Dit doel wordt voor wat betreft de werkwijze bereikt 10 doordat het aantal bits met de eerste logische waarde codewoordafhankelijk is, en waarbij de informatiewoorden met opeenvolgende waarden worden omgezet in codewoorden waarvan de logische waarde voor slechts één bit verschillend is.
Dit doel wordt voor wat betreft de inrichting bereikt 15 doordat de codeerschakeling is ingericht voor het genereren van codewoorden met een variabel aantal bits met de eerste logische waarde waarbij voor informatiewoorden met opeenvolgende waarde in de bijbehorende codewoorden de logische waarde op slechts één bitpositie verschillend zijn.
20 De uitvinding berust mede op het inzicht dat het bij het laten vallen van de eis van een constant aantal "1"-bits per codewoord het aantal benodigde codewoord bits aanzienlijk verlaagd kan worden zonder dat daarbij de betrouwbaarheid van de uitlezing wordt aangetast, mits niveaudetektie wordt toegepast in plaats van differentiële.
25 Bij een dergelijke niveaudetectie wordt het detektiesignaal öp nagenoeg equidistante tijdstippen vergeleken met een beslissingsniveau. De logische waarde van het teruggewonnen bit van het codesignaal wordt dan bepaald door het resultaat van de vergelijking. Bovendien wordt het door het laten vallen van de bovengenoemde eis mogelijk om de codewoorden zo 30 te selecteren dat voor informatiewoorden met opeenvolgende waarden de codewoorden slechts voor één bit verschillen. Dit is vooral van voordeel indien een schijfvormige registratiedrager wordt gebruikt die verdeeld is in sectoren en waarbij de spooradressen aan het begin van de sectoren zijn aangebracht met behulp van in radiële richting aan 35 elkaar grenzende adrescodesymbolen. Door nu de adresseninformatie volgens de werkwijze volgens de uitvinding aan te brengen is het mogelijk om bij radiële verplaatsingen van de leeskop naar een door .8702903 * PHQ 87.038 4 een gewenst adres aangegeven spoor, de gepasseerde spooradressen redelijk betrouwbaar uit te lezen, omdat de invloed van overspraak tussen de in radiële richting naast elkaar gelegen adres codesymbolen minimaal is als gevolg voor het kleine verschil tussen het 5 adresinformatiepatroon van de opeenvolgende sporen.
Vaak worden de adresinformatiepatronen vooafgegaan door besturingssymbolen, die onderscheidbaar zijn van de informatiepatronen. Ten einde de door de besturingssymbolen in beslag genomen ruimte in de sporen zo klein mogelijk te houden is het gewenst dat de lengte van het 10 besturingssymbool klein gehouden wordt. Verder is het gewenst dat het besturingspatroon eenvoudig te detekteren is. Een uitvoeringsvorm van de werkwijze die dit mogelijk maakt wordt gekenmerkt, doordat de codewoorden zodanig zijn geselekteerd dat het aantal opeenvolgende bits met de tweede logische waarde van de grenzen kleiner is dan S/2, met S 15 het aantal codewoordbits.
Hierbij wordt het mogelijk om een besturingssymbool te kiezen dat tenminste twee registratietekens omvat die op een afstand van elkaar zijn gelegen die slechts een weinig groter behoeft te zijn dan het aantal bits waaruit een codewoord is samengesteld. Bij de detektie 20 behoeft in het besturingssymbool behoeft slechts de afstand tussen twee registratietekens bepaald te worden.
Een verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt gekenmerkt doordat Q gelijk is aan twee en S gelijk is aan elf en dat het aantal opeenvolgende bits met de tweede logische waarde aan beide 25 grenzen ten hoogste gelijk aan vier is, en waarbij het aantal bits met de tweede logische waarde aan een voorafbepaalde grens van het codewoord altijd tenminste gelijk aan één is.
Bij deze uitvoeringsvorm is aan de voorafbepaalde codewoord grens heeft het meest nabij de genoemde grens gelegen bit 30 altijd de tweede logische waarde. Dit bit bevat in feite geen informatie, maar doet dienst als mengbit. Bij de decodering kan dit bit dat ook volledig genegeerd worden. Het voordeel van een dergelijk mengbit is wel dat in een reeks aangesloten codewoord een bit met de tweede logische waarde op de andere tien bitposities van de codewoorden 35 altijd deel uitmaakt van een groep van tenminste twee opeenvolgende bits met de tweede logische waarde, en dat voor deze bits aan het gestelde criterium (Q=2) wordt voldaan. Het aantal opeenvolgende bits met de i. 8702803 ï PHQ 87.038 5 tweede logische waarde is als gevolg van de gestelde eisen ten hoogste gelijk aan acht.
Als gevolg van de gestelde eisen aan de grenzen van de codewoorden is het aantal opeenvolgende bits met de tweede logische 5 waarde bij de codewoordgrensovergang ook ten hoogste gelijk aan acht.
Dit betekent dat een bijzonder kort besturingsteken gekozen kan worden.
Vaak wordt voor de optekening een stralingsbron gebruikt welke voor elk logische bit met de eerste logische waarde een stralingsimpuls afgeeft voor het aanbrengen van het registratieteken.
10 Teneinde de levensduur van de stralingsbron te verlengen is het wenselijk óm een zodanige codering te kiezen dat het aantal voor de optekening benodigde stralingsimpulsen beperkt blijft. Dit wordt bereikt bij een uitvoeringsvorm van de werkwijze voor het optekenen, waarbij een informatiesignaal wordt omgezet in een codesignaal dat codewoorden 15 omvat, welke zijn samengesteld uit bits met een eerste en bits met een tweede logische waarde, waarbij een met het codesignaal overeenkomende patroon van registratietekens op de registratiedrager wordt aangebracht, waarin de bits met de eerst logische waarde worden vertegenwoordigd door de registratietekens, met kenmerk, dat de codewoorden zijn geselekteerd 20 uit een groep van codewoorden, welke zijn verkregen door in codewoorden waarin groepen van P of meer bits met de eerste logische waarde worden gescheiden door tenminste Q bits met de tweede logische waarde, groepen van ten hoogste T bits van de eerste logische waarde en die aan weerszijde begrensd door P bits met de eerste logische waarde te 25 vervangen door een groep van T bits met de tweede logische waarde, waarbij P een geheel getal groter of gelijk aan 1 is, Q een geheel getal groter dan P, en T een geheel getal kleiner dan Q is.
De aldus opgetekende informatie kan worden uitgelezen met een inrichting voor het uitlezen volgens de openingsparagraaf welke is 30 gekenmerkt, doordat de decodeerschakeling is ingericht voor het decoderen van codewoorden welke bitpatronen omvatten van een aan weerszijden door tenminste P bits met een eerste logische waarde begrensde groep van ten hoogste T opeenvolgende bits met de tweede logische waarde op een identieke wijze als een codewoord waarbij de 35 genoemde groep van T bits met de tweede logische waarde is vervangen door T bit met de eerste logische waarde, en waarbij de logische waarden van de overige bits identiek zijn, met T groter of gelijk aan 1.
. 8702903 PHQ 87.038 6
Een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting voor het uitlezen wordt gekenmerkt doordat de decodeerschakeling een modificatieschakeling omvat voor het modificeren van het codesignaal, waartoe de modificatieschakeling is voorzien van detectiemiddelen voor 5 het detecteren van de aanwezigheid van de genoemde groepen van ten hoogste T bits in de codewoorden en middelen voor het in reactie op de detectie van de aanwezigheid van de genoemde groep van ten hoogste T bits de logische waarde van de bits van deze groep veranderen in de eerste logische waarde, waarbij de decodeerschakeling verder een 10 codeomzetter omvat voor het omzetten van de codewoorden van het gemodificeerde codesignaal in informatiewoorden. Deze uitvoeringsvorm heeft ten opzichte van de bovenstaande uitvoeringsvorm het voordeel dat het aantal te decoderen codewoorden met de helft is gereduceerd.
Een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze voor het 15 optekenen is gekenmerkt doordat op terugvindbare posities op de registratiedrager en buiten het voor optekenen van het informatiesignaal gebruikte gebied vrijgelegen referentietekens worden aangebracht welke , van dezelfde soort zijn als de registratietekens.
De uitvoeringsvorm maakt een betrouwbare afleiding van 20 het beslissingsniveau uit het detectiesignaal mogelijk. Bij de uitlezing van het aldus opgetekende informatiesignaal kan namelijk het beslissingsniveau eenvoudig uit het gedeelte van het detectiesignaal worden afgeleid dat overeenkomt met de vrijgelegen referentieteken. Bij dergelijke afleiding hebben veranderingen van parameters zoals de 25 intensiteit van de stralingsbundel, de reflektiecoëfficient van de registratiedrager etc. nagenoeg geen invloed op de betrouwbaarheid van de uitlezing.
Nog een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze voor het optekenen wordt gekenmerkt doordat de registratiedrager is voorzien van 30 een voorafaangebracht patroon van informatiesporen, waarbij het informatiespoor is voorzien van, van het patroon van aangebrachte registratiedrager, onderscheidbare besturingssymbolen, waarbij de referentietekens op voorafbepaalde plaatsen ten opzichte van de besturingssymbolen worden aangebracht.
35 Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de referentietekens eenvoudig terug te vinden zijn.
Verdere uitvoeringsvormen alsmede voordelen hiervan .8702903 χ PHQ 87.038 7 zullen hierna in detail worden beschreven onder verwijzing naar de figuren 1 tot en met 21, waarin figuur 1 een langs optische weg beschrijfbare registratiedrager toont, 5 figuren 2 en 3 een codesignaal Vc, het patroon van registratietekens op de informatiedrager dat dit codesignaal vertegenwoordigt, het bij uitlezing van de registratiedrager en verkregen detektiesignaal Vd, en het uit het registratiesignaal teruggewonnen codesignaal Vc' toont voor verschillende opteken 10 systemen, figuur 4 een uitvoeringsvorm van de uitlees- en optekeninrichting toont, figuur 5 een aantal in de inrichting van figuur 4 optredende signalen toont, 15 figuur 6 een andere uitvoeringsvorm van een langs optische weg beschrijfbare registratiedrager toont, figuur 7 een andere uitvoeringsvorm van de opteken- en uitleesinrichting toont, figuur 8 een voorbeeld van een bij de werkwijze volgens 20 de uitvinding gebruikt codewoord en het bijbehorende patroon van registratietekens toont, figuren 9 en 10 van het detektiesignaal Vd afgeleide oogpatronen tonen voor verschillende afstanden tussen de symboolposities, figuur 11 een vergelijkend overzicht van de 25 informatiedichtheid bij toepassing van verschillende coderingen toont, figuur 12 de vorm van het detektiesignaal toont voor het geval een elementaire teken wordt afgetast, figuren 13, 14 15 en 21 bij wijze van voorbeeld de relaties tussen de informatiewoorden Iff en de codewoorden Cff toont voor 30 verschillende uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de uitvinding, figuur 16 voor een willekeurige codewoord daarmee overeenkomende codesymbolen, detektiesignalen en de na uitlezing uit het detektiesignaal teruggewonnen codewoorden toont voor verschillende afstanden tussen de symboolposities, 35 figuur 17 een uitvoeringsvorm van de decodeerschakeling voor toepassing in een uitleesinrichting volgens de uitvinding toont, figuur 18 een uitvoeringsvorm van een besturingssymbool .8702903 i PHQ 87.038 8 toont, figuur 19 een uitvoeringsvorm van de leesschakeling toont, figuur 20 een aantal adresinformatiepatronen toont.
5 Figuur 1a toont een schijfvormige registratiedrager 1 welke is voorzien van een vooraf aangebracht patroon van sporen 4.
Een dergelijk sporenpatroon kan bijvoorbeeld bestaan uit een vooraf aangebrachte spiraalvormige groef welk in een substraat 5 is aangebracht. De groeven zijn in figuur 1b, welk een gedeelte van de 10 doorsnede van de registratiedrager 1 langs de lijn b-b toont, sterk vergroot weergegeven. Het substraat 5 is bedekt met een stralingsgevoelige laag 6 van een gebruikelijke soort welke, indien bestraald met een straling met voldoende hoge energie-inhoud een optisch detekteerbare verandering ondergaat. Een dergelijke laag 6 kan 15 bijvoorbeeld bestaan uit een Telluurlegering, welke door bestraling met een stralingsbundel plaatselijk zodanig verhit kan worden, dat de laag ter plaatse van de verhitting wordt verwijderd.
De laag 6 kan ook bestaan uit een zogeheten "phase-change" -materiaal, dat bij verhitting met een stralingsbundel een 20 struktuurverandering ondergaat, bijvoorbeeld een verandering van een amorfe naar een kristallijne struktuur of omgekeerd.
De laag 6 kan ook bestaan uit een magneto-optisch materiaal, waarvan de magnetisatierichting kan worden veranderd door de laag onder invloed van een magnetische veld te brengen en tegelijkertijd 25 het raagneto-optische materiaal plaatselijk te verwarmen met een stralingsbundel. De laag 6 is afgedekt met een afdeklaag 7.
Het in figuur 1 getoonde sporenpatroon bestaat uit een doorlopende groef. Een dergelijk sporenpatroon kan echter ook uitsluitend worden gevormd door bijvoorbeeld op equidistante 30 hoekposities gelegen servobesturingssymbolen, welke de positie van het voor optekening te gebruiken sporen vastleggen.
In het spoor 4 kan een informatiesignaal worden opgetekend door het spoor 4 met behulp van een stralingsbundel af te tasten en daarbij de stralingsbundel zodanig te moduleren dat een 35 patroon van registratietekens in het spoor ontstaat dat het informatiesignaal vertegenwoordigt. Daarbij is het gebruikelijk om het informatiesignaal om te zetten in een tweewaardig codesignaal en . 87 02 903 y % PHQ 87.038 9 vervolgens de stralingsbundel overeenkomstig het codesignaal te moduleren, zodat een patroon van registratietekens ontstaat, waarbij gedeelten van het codesignaal met een eerste logische waarde, bijvoorbeeld "1", in het patroon overeenkomt met de gedeelten van het 5 spoor die zijn bezet met de registratietekens, en waarbij de gedeelten met andere logische waarde, bijvoorbeeld "0", overeenkomt met de onbezette gedeelten van het spoor.
In figuur 2 is een op de hiervoor beschreven wijze verkregen patronen van registratietekens 8 en het daarmee overeenkomende 10 codesignaal Vc weergegeven.
Het weergegeven codesignaal Vc bestaat uit bitcellen 9 met constante lengte Τ' De middens van de bitcellen 9 komen overeen met equidistante symboolposities, welke in figuur 2 met de letter p zijn aangeduid. Het codesignaal Vc kan uit het spoor 4 worden uitgelezen door 15 het spoor 4 met een stralingsbundel af te tasten, en vervolgens de, daarbij door het patroon van registratietekens 8 veroorzaakte, modulatie van de gereflekteerde bundel te detekteren met behulp van een optische detektor van een gebruikelijke soort, die een detektiesignaal Vd opwekt met een signaalsterkte die overeenkomt met de tijdens de aftasting in de 20 stralingsbundel veroorzaakte modulatie. Het aldus verkregen detektiesignalen Vd is eveneens in de figuur 2 weergegeven. Een met het oorspronkelijk codesignaal Vc identiek codesignaal Vc' wordt uit het detektiesignaal Vd terug gewonnen door op de tijdstippen waarop het midden van de stralingsbundel overeenkomt met de symboolposities p, het 25 detektiesignaal Vd te vergelijken met een beslissingsniveau Vref. De logische waarde van het teruggewonnen codesignaal Vc is afhankelijk van het resultaat van de vergelijking. Ten einde een eenvoudige afleiding van het referentieniveau uit het detektiesignaal Vd mogelijk te maken, is het gebruikelijk om een gelijkstroombeperkte codering toe te passen.
30 In dat geval kan de gelijkstroomkomponent in het detektiesignaal gebruikt worden als beslissingsniveau.
De eisen die ten behoeve van de verkrijging van deze gelijkstroombeperking aan de codering gesteld worden, maken deze codering slecht geschikt voor toepassing in systemen waarbij digitale 35 informatie op willekeurige plaatsen op de registratiedrager moeten worden geschreven, zoals veelal bij computertoepassingen gewenst is.
Aan de hand van figuur 3 zal nu een werkwijze voor het . 8702903 PHQ 87.038 10 optekenen en uitlezen volgens de uitvinding worden beschreven waarbij op eenvoudige en betrouwbare wijze het beslissingsniveau uit het detektiesignaal Vd kan worden teruggewonnen en waarbij er geen beperkende eisen aan de codering behoeven te worden gesteld.
5 In het figuur 3 weergegeven spoor 4 worden gedeelten 30, welke gedeelten 32 van het codesignaal Vc vertegenwoordigen, afgewisseld met gedeelten 31 waarin een referentieteken 33 is aangebracht. De referentietekens 33 zijn op dezelfde wijze met behulp van een stralingsbundel in de laag 6 aangebracht als de 10 registratietekens 8, zodat zij dezelfde veranderde optische eigenschappen bezitten als de registratietekens 8, welke in figuur zijn samengesteld uit één of meer elementaire tekens 54. Dit zijn de kleinst mogelijke tekens die door de gebruikte schrijfinrichting kunnen worden aangebracht.
15 Bij de uitlezing van het spoor 4 wordt uit het gedeelte van het detectiesignaal Vd dat overeenkomt met het referentieteken 33 het referentieniveau afgeleid, bijvoorbeeld door een referentieniveau te kiezen dat gelijk is aan een voorafbepaald percentage van het verschil 34a tussen de minimale en maximale waarde van het detektiesignaal 20 gedeelte 34.
Een andere geschikte waarde voor het referentieniveau is de signaalsterkte van het detektiesignaal op het tijdstip dat de afstand tussen het midden van de stralingsbundel en het midden van het referentieteken 33 gelijk is aan de halve afstand tussen de 25 symboolposities p. Deze waarden zijn in figuur 3 aangeduid met verwijzingscijfers 35.
Ten einde een afleiding van het referentieniveau Vref mogelijk te maken is het noodzakelijk om de referentietekens 33 op terugvindbare posities aan te brengen. Indien een schijfvormige 30 registratiedrager wordt toegepast, kan dit bijvoorbeeld worden gerealiseerd door de referentietekens op voorafbepaalde hoekposities aan te brengen. Indien een registratiedrager wordt toegepast die is voorzien van voorafaangebrachte optische detekteerbare besturingssymbolen welke onderscheidbaar zijn van de patronen van registratietekens, zoals deze 35 ontstaan bij de optekening van de informatie, dan worden de referentietekens 33 bij voorkeur op voorafbepaalde posities ten opzichte van deze besturingssymbolen aangebracht.
.8702903 •ί PHQ 87.038 11
Bij de hiervoor beschreven werkwijze wordt het referentieniveau uit het detektiesignaal afgeleid. Dit heeft het voordeel dat de invloed van de intensiteit van de stralingsbundel en de materiaal eigenschappen van de laag 6, bijvoorbeeld de 5 reflektiecoëfficient, geen invloed hebben op de betrouwbaarheid van de terugwinning van het codesignaal Vc'.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een opteken- en uitleesinrichting volgens de uitvinding. In de getoonde uitvoeringsvorm is de registratiedrager 1 vast op een draaitafel 40 bevestigd. De 10 draaitafel 40 wordt aangedreven door een aandrijfmotor 41, die mechanisch is gekoppeld met een pulsgenerator 42 voor het opwekken van een pulsvormig kloksignaal cl, met een frequentie die evenredig is met de hoeksnelheid van de registratiedrager 1.
De periodetijd van de klokpulsen van het kloksignaal komt 15 overeen met de afstand tussen de symboolposities p. Verder is pulsgenerator 42 nog voorzien van gebruikelijke middelen voor het éénmaal per omwenteling opwekken van een terugstelpuls cr. Het kloksignaal cl wordt toegevoerd aan een cyclische teller 43 voor het tellen van de pulsen van het kloksignaal cl. Het telbereik van de 20 cyclische teller 43 is zodanig gekozen dat in één volledige omwenteling van de plaat een geheel aantal telcycli wordt uitgevoerd, In het hier getoonde uitvoeringsvorm is het telbereik "65". De terugstelpuls cr wordt toegevoerd aan een terugstelingang van de teller 43 voor het op nul stellen van de teller 43. De telstand van de teller 25 43 wordt via een bus 44 toegevoerd aan een poortschakeling 45, welke een signaal S2 met een logische waarde "1" opwekt voor de telstand "6" tot en met “65* en welke een signaal S1 met een logische waarde "Γ opwekt gedurende de tijd dat de telstand van de teller 43 gelijk is aan H3H. De poortschakeling 45 kan bestaan uit gebruikelijke 30 vergelijkingsschakelingen, die de telstand vergelijken met een gewenste telstand, en die het resultaat van de vergelijkingen door middel van een logisch signaal afgeven. Echter ook andere schakelingen bijvoorbeeld een uitsluitend leesbaar geheugen (ROM) of een programmeerbaar logisch array (PDA), kunnen worden gebruikt.
35 Tegenover de roterende registratiedrager 1 is een optische lees/schrijfkop 47 van een gebruikelijke soort opgesteld voor het met behulp van een stralingsbundel 46 aftasten van het spoor 4. De .8702903 PHQ 87.038 12 lees/schrijfkop 47 is voorzien van stralingsbundel modulatiemiddelen voor het overeenkomstig een door een schrijfschakeling 48 aangeboden schrijfsignaal Vs moduleren van de stralingsbundel ten einde het patroon van registratietekens in het spoor 4 aan te brengen.
5 De schrijfschakeling 48 omvat een codeerschakeling 61 voor het omzetten van het tweewaardige informatiesignaal Vi in het codesignaal Vc. De codeerschakeling, welke in figuur 4a in detail is weergegeven, omvat een serieel-parallel omzetter 62 voor het samenstellen van m-bit informatiewoorden, bijvoorbeeld 8-bit 10 informatiewoorden. De m-bit informatiewoorden worden met behulp van een geheugen 63, bijvoorbeeld een ROM, omgezet in n-bit codewoorden, bijvoorbeeld 12-bit codewoorden. De n-bit codewoorden worden door middel van een parallel-serieel omzetter 64 omgezet in het serieële codesignaal Vc.
15 Teneinde de omzetting te sturen is de codeerschakeling 61 nog voorzien van een stuurschakeling 65 voor het opwekken van kloksignalen cl2 en cl3, welke op een gebruikelijke wijze worden afgeleid uit het kloksignaal cl. De stuurschakeling 65 is zo gedimensioneerd dat de frequentie van het kloksignaal cl2, dat via een 20 twee-ingangs EN-poort 66 toegevoerd wordt aan de klokingang van de serieel parallel omzetter 62, gelijk is aan m/n maal de frequentie van het kloksignaal cl.
De frequentie van het kloksignaal cl3, dat via de twee-ingangs EN-poort 67 wordt toegevoerd van de parallel laadingang van 25 parallel-serieel omzetter 64, is gelijk aan 1/n maal de frequentie van het kloksignaal cl. Het kloksignaal cl wordt via twee-ingangs EN-poort 68 toegevoerd aan de klokingang van parallel-serieel omzetter 64. Verder wordt het signaal S2 nog toegevoerd aan de ingangen van de EN-poorten 66, 67 en 68, zodat gedurende bij de telstanden H6H tot en met "65" de 30 kloksignalen cl, cl2 en cl3 aan de omzetters 62 en 64 worden doorgegeven terwijl bij de telstanden "1" tot en met "5" de kloksignalen cl, cl2 en cl3 worden geblokkeerd door de poorten 66, 67 en 68. Op deze wijze wordt bereikt dat gedurende de aftasting van de symboolposities p6 tot en met p65 het informatiesignaal Vi wordt omgezet in het codesignaal Vc, 35 terwijl gedurende de aftasting van de symboolposities p1 tot en met p5 de omzetting wordt onderbroken.
Het codesignaal Vc wordt toegevoerd aan de ingang van een .8702903 # f PHQ 87.038 13 van de ingangen van een twee-ingangs EN-poort 51, terwijl het signaal S2 aan de andere ingang van de EN-poort 51 wordt toegevoerd, zodat het codesignaal Vc alleen gedurende de aftasting van de symboolposities p6 tot en net p65 wordt doorgegeven aan de uitgang van EN-poort 51. De 5 uitgang van EN-poort 51 wordt via een OF-poort 52 toegevoerd aan een van de ingangen van een twee-ingangs EN-poort 53. Aan de andere ingang van EN-poort 53 wordt het pulsvormige kloksignaal cl toegevoerd, zodat voor elk code bit met de logische waarde "1" één puls van het kloksignaal aan de uitgang van EN-poort 53 wordt doorgegeven, (zie figuur 5). Het 10 uitgangssignaal van EN-poort 53 fungeert als schrijfsignaal Vs voor de schrijfkop 47. De schrijfkop 47 genereert in reactie op elke puls van het schrijfsignaal Vs een stralingsimpuls, waardoor de laag 6 over een gebiedje wat overeenkomt met de diameter van de stralingsbundel wordt bestraald, en er een optisch detekteerbare verandering in dit gebiedje 15 teweeg wordt gebracht. Deze gebiedjes vormen de elementaire tekens 54.
Zoals uit de figuur 5 blijkt zijn op deze wijze verkregen registratietekens alle samengesteld uit één of meer van deze elementaire tekens 54.
Bij het bereiken van de telstand "1M wordt in reactie op 20 een 1-0 overgang van signaal S2 de stroom van codewoord bits aan de uitgang van de codeerschakeling 61 tijdelijk onderbroken totdat de telstand *6* weer bereikt wordt, en het signaal S2 weer T wordt. Bij het bereiken van telstand *3" wordt signaal S1 gelijk aan 1. Daar dit signaal via OF-poort 52 eveneens naar EN-poort 53 wordt toegevoerd, 25 wordt bij telstand 3 een klokpuls van kloksignaal cl doorgegeven aan de lees/schrijfkop 47, zodat bij telstand "3" eveneens een elementair teken 54 in spoor 4 wordt aangebracht, welk teken fungeert als referentieteken 33.
Indien het spoor 4 uitgelezen moet worden kan 30 lees/schrijfkop 47 in de leesmode gezet worden, in welke mode de intensiteit van stralingsbundel 46 op een constante waarde gehouden wordt, welke onvoldoende is om een verandering in de laag 6 te bewerkstelligen. De lees/schrijfkop 47 is voorzien van een optische detektor voor het detekteren van de door het patroon van 35 registratietekens 8 in het spoor 4 veroorzaakte modulatie in de gereflekteerde bundel en voor het opwekken ook een detektiesignaal Vd met een signaalsterkte die overeenkomt met deze modulatie. Het .8702903 i PHQ 87.038 14 detektiesignaal Vd wordt toegevoerd aan een leesschakeling 55. De leesschakeling 55 omvat een comparator 56, met een niet-inverterende ingang waaraan het detektiesignaal Vd wordt toegevoerd en met een inverterende ingang waaraan een referentiesignaal wordt toegevoerd, 5 waarvan het spanningsniveau overeenkomt met het beslissingsniveau Vref.
De uitgang van comparator 56 wordt toegevoerd aan een de seriële data ingang van een serieel-parallel omzetter 62a van een dekodeerschakeling 57 (zie figuur 4b). De serieel-parallel omzetter 62a wordt gestuurd door het kloksignaal cl dat via een twee-ingangs EN-poort 10 66a aan de klokingang van de omzetter 62a wordt toegevoerd. Het signaal S2 wordt eveneens aan de EN-poort 66a toegevoerd, zodat alleen gedurende de aftasting van symboolposities p6 tot en met p65, en dus alleen gedurende de tijd dat het uitgangssignaal van comparator 56 het teruggewonnen codesignaal Vc' vertegenwoordigt dit uitgangssignaal in de 15 omzetter 62a wordt ingelezen. Aldus wordt het signaal aan de uitgang van comparator 56 omgezet in n-bit codewoorden, welke met behulp van een geheugen 63a, bijvoorbeeld een ROM, in m-bit informatiewoorden worden omgezet. De m-bit informatiewoorden worden in reactie op, het via een twee-ingangs EN-poort 68a toegevoerde, kloksignaal cl2' ingelezen in een 20 parallel-serieel omzetter 64a.
De ingelezen m-bit informatiewoorden worden onder besturing van een kloksignaal cl3', dat via een twee-ingangs EN-poort 67a aan de klokingang van de omzetter 64a wordt toegevoerd, omgezet in het seriële binaire informatiesignaal Vi'. Het signaal S2 wordt 25 eveneens toegevoerd aan de poorten 67a en 68a, zodat de omzetting gedurende de tijd dat S2 aangeeft dat de symboolposities p1 tot en met p5 aftast wordt onderbroken. De kloksignalen cl2' en cl3' worden op een gebruikelijke wijze afgeleid uit het kloksignaal cl door een besturingsschakeling 65a, welke zodanig is gedimensioneerd dat de 30 frequenties van het kloksignaal cl2' en cl3' gelijk zijn aan respektievelijk m/n maal en 1/n maal de frequentie van het kloksignaal cl.
Ten behoeve van de afleiding van het referentiesignaal is de leesschakeling 55 voorzien van een bemonsterings- en tweede 35 schakeling 58 voor het bemonsteren van het detektiesignaal op tijdstippen waarop het midden van de bundel 46 een positie heeft die ongeveer een met de halve afstand tussen de symboolposities .8702903 PHQ 87.038 15 overeenkomende afstand voorbij het midden van het referentieteken 33 is gelegen. Het besturingssignaal voor schakeling 58 kan uit het signaal S1 afgeleid worden door het signaal S1 een, met de halve afstand tussen de symboolposities overeenkomende, tijd te vertragen door middel van een 5 vertragingsschakeling 60. Het niveau van het uitgangssignaal van de schakeling 58 kan gebruikt worden als het beslissingsniveau Vref. Het is van voordeel om de uitgang van schakeling 58 via een laagdoorlaatfilter 59 toe te voeren aan de comparator 56.
Het uitgangssignaal van het laagdoorlaatfilter 59 is een 10 maat voor het gewogen gemiddelde van de bemonsteringen van het detektiesignaal, waarbij de invloed van referentietekens op het uitgangssignaal afneemt naarmate de aftasting van het referentieteken verder in het verleden ligt. Het voordeel van een dergelijke middeling is dat de invloed van een eventueel onjuist aangebracht of uitgelezen 15 referentieteken op het referentieniveau slechts gering is. Het zij verder nog opgemerkt dat het voor de vakman duidelijk zal zijn dat de middeling behalve met behulp van een laagdoorlaatfilter op tal van andere wijzen kan worden verkregen, bijvoorbeeld met behulp van een microcomputer, die geladen is met een geschikt middelingsprogramma.
20 Het zij opgemerkt dat de bepaling van het beslissingsniveau uit de gedeelten van het detektiesignaal tijdens de aftasting van de referentietekens 33 nog op tal van andere wijze kan worden uitgevoerd. Zö is het bijvoorbeeld mogelijk om vlak voor of vlak na aftasting van het referentievlak de signaalwaarde van het vlakke 25 gedeelte van het detektiesignaal Vd te bemonsteren met behulp van een eerste bemonsterings en houdschakeling. Met een tweede bemonsterings en houdschakeling kan vervolgens de maximale signaalwaarde tijdens de aftasting van het midden van het referentieteken 34 bepaald worden. Het verschil tussen de uitgangssignalen van de bemonsterings en 30 houdschakeling geeft de hoogte aan van de door het referentieteken 34 veroorzaakte signaalpiek in het detektiesignaal Vd. Het beslissingsniveau kan uit deze piekhoogte bepaald worden door de signaalwaarde van de piekhoogte met een bepaalde faktor te vermenigvuldigen. Daar de afstand tussen de symboolposities afhankelijk 35 is van de straal (de registratiedrager beweegt met constante hoeksnelheid} en daarmee ook de grootte van de oogopening van het door het detektiesignaal bepaalde oogpatroon is voor de verkrijging van een .8702303 PHQ 87.038 16 optimaal beslissingsniveau (dit is het midden van de kleinst voorkomende oogopening) wenselijk om de genoemde vermenigvuldigingsfaktor straalafhankelijk in te stellen, en wel zodanig dat het beslissingsniveau op een hogere waarde wordt ingesteld naarmate de 5 afstand tussen de symboolposities kleiner is, dus naarmate het uit te lezen spoor dichter bij het centrum van de plaat.
Dit kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd door in het signaalpad tussen het uitgang van filter 59 en comperator 56, een vermenigvuldiger op te nemen die het uitgangssignaal van het 10 laagdoorlaatfilter vermenigvuldigd met een straalafhankelijke waarde, welke op gebruikelijke wijze uit de radiêle positie van de lees/schrijfkop 47 kan worden afgeleid met behulp van een positiedetektor.
Het zij opgemerkt dat voor het geval dat het 15 beslissingsniveau wordt afgeleid uit de detektiesignaalwaarde op het moment dat de aftastbundel zich op de halve symboolpositieafstand bevindt, bij zeer hoge informatiedichtheden het gewenste beslissingsniveau, als gevolg van intersymboolinterferentie hoger moet liggen, dan de bepaalde waarde. In dat geval is het ook wenselijk om bij 20 toepassing van een schijfvormige registratiedrager een straalafhankelijke korrektie op het bepaalde niveau uit te voeren.
Het zij verder opgemerkt dat de straalafhankelijke aanpassing in principe niet noodzakelijk is, indien met het beslissingsniveau instelt op een waarde die bruikbaar is voor de kleinst 25 voorkomende afstand tussen de symboolposities.
In de in figuur 4 weergegeven inrichting wordt de cyclische teller 43 gestuurd door de klokpulsen cl van de pulsgenerator 42. Het is echter ook mogelijk om de teller 43 te sturen met klokpulsen welke afkomstig zijn van een oscillator met vaste frequentie en de motor 30 met behulp van fase vergrendelde lustechnieken zodanig te sturen dat de door pulsgenerator 43 opgewekte synchroon zijn met de door de oscillator opgewekte klokpulsen.
In figuur 6 is een uitvoeringsvorm van de registratiedrager 1 weergegeven, welke verdeeld is in sektoren 70, 35 waarvan in figuur 6 slechts een gedeelte is weergegeven. Door deze sektoren zijn de sporen verdeeld in segmenten 71.
In figuur 6b is één van de segmenten 71 sterk .$7 02803 % PHQ 87.038 17 vergroot weergegeven. Elk segment omvat een vast aantal symboolposities. Bij de getoonde registratiedrager is dit aantal bijvoorbeeld gelijk aan 264 gekozen.
In het gedeelte van het spoor 4 dat de symboolposities p1 5 tot en met p24 omvat een vooraf aangebracht en optisch detekteerbare besturingssymbool 72, dat bijvoorbeeld uit voorafaangebrachte putten bestaat. Het beturingssymbool en de bij optekening van het inforaatiesignaal gebruikte codering zijn zodanig op elkaar afgestemd dat het patroon van voorafaangebrachte besturingstekens 73, 74, 75 en 76 10 verschilt met het patroon van registratietekens 8 dat ontstaat bij optekening van het inforaatiesignaal.
Indien bijvoorbeeld een codering is gekozen waarbij de maximum lengte van de aan te brengen registratietekens 8 kleiner is dat het voorafaangebrachte besturingsteken 73 dan is het besturingssymbool 15 72 ten alle tijde onderscheidbaar van de bij optekening ontstane patroon van registratieteken 8.
De besturingstekens 74, 75 en 76 zijn ten behoeve van de besturing van de optekening en uitlezing aangebracht. De wijze waarop uit de besturingstekens 74, 75 en 76 de benodigde besturingssignalen 20 worden afgeleid zal verderop in detail beschreven worden.
Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm van een opteken- en uitleesinrichting volgens de uitvinding voor het optekenen en uitlezen van een informatiesignaal op/uit de in figuur 6 getoonde registratiedrager, waarbij de elementen welke overeenkomen met de in 25 figuur 6 getoonde elementen met dezelfde verwijzingscijfers zijn weergegeven.
Het door de lees/schrijfkop 47 geleverde detektiesignaal Vd wordt toegevoerd aan een detektieschakeling 81 voor het detekteren van besturingstekens 73 waarvan de lengte overeenkomt met de elf 30 symboolposities. De hier bij wijze van voorbeeld getoonde detektorschakeling 81 omvat een niveaugestuurde herstartbare monostabiele multivibrator 95 welke bij een laag niveau op de stuuringang steeds wordt herstart, zodat bij een aanhoudend laag niveau stuursignaal het uitgangssignaal van de multivibrator 95 gelijk aan “1" 35 blijft. De monostabiele multivibrator 95 is zodanig ingesteld dat na een niveauverandering op de stuuringang van laag naar hoog het uitgangssignaal nog gedurende een tijdsinterval dat overeenkomt met 11.5 .8702903 PHQ 87.038 18 symboolposities, gelijk aan "1" wordt gehouden.
De uitgang van detektorschakeling 81 wordt toegevoerd aan een monostabiele multivibrator 96 en een monostabiele multivibrator 97 die in reactie op een 1-0 overgang van multivibrator 95 respektievelijk 5 een positieven en negatieve puls opwekken. De positieve en negatieve pulsen worden toegevoerd aan een EN-poort 97a. De pulstijden van de positieve en negatieve pulsen zijn zo gekozen dat aan de uitgang van EN-poort 97 een stuursignaal wordt opgewekt gedurende het tijdsinterval dat tenminste de aftasting van het besturingsteken 74 op symboolposities 16 10 omvat en dat ten hoogste de aftasting van de symboolposities p13 tot en met p18 omvat. Het stuursignaal Sm aan de uitgang van de detektorschakeling 81 wordt toegevoerd aan een stuuringang van een electronische schakelaar 83, welke in reactie op het stuursignaal het detektiesignaal Vd toevoert aan een pulsvormer 84, bijvoorbeeld een 15 niveaugestuurde monostabiele multivibrator.
Op deze wijze wordt aan de uitgang van pulsvormer 84, in reactie op de aftasting van het besturingsteken 74 een puls wordt gegenereerd. Deze puls wordt toegevoerd aan een fasedetektor 85 van een fasevergrendelde lusschakeling, welke verder nog bestaat uit een 20 lusfilter 86, een spanningsgestuurde oscillator 87 en een frequentiedeler, in de vorm van een cyclische teller 43a, welke éénmaal per telcyclus een puls aan de fasedetektor 85 toevoert. Het telbereik van de teller 43a komt overeen met het aantal symboolposities binnen de spoorsegmenten 71, zodat de telstand van de teller 43a steeds 25 de momentaan afgetaste symboolpositie binnen het spoorsegment 71 aangeeft. De uitgangen van de teller 43a worden via een bus 44a aan een poortschakeling 45a toegevoerd, welke poortschakeling op gebruikelijke wijze uit de telstand een vijftal signalen S1', S2', S3' en S4' opwekt zodanig dat signaal S1' "Γ is bij de telstand die aangeeft dat 30 symboolpositie p23 wordt afgetast, dat signaal S2' "1“ is gedurende de telstanden die de aftasting van de symboolposities p25 tot en met p264, dat signaal S3 "1" is bij de telstand die de aftasting van symboolpositie p19 aangeeft, dat signaal S4 "1" is bij de telstand die aftasting van symboolpositie p21 aangeeft en dat S5 "1" is bij de 35 telstand die de aftasting van symboolposities p14 aangeeft.
Op dezelfde wijze als bij de in figuur 4 beschreven uitvoeringsvorm de optekenschakeling wordt bestuurd door de signalen S1, V 87 02903 3 PHQ 87.038 19 S2f en cl, wordt de leesschakeling 48 in de in figuur 5 getoonde uitvoeringsvorm gestuurd door de signalen S1', S2', cl, waarbij voor signaal cl het uitgangssignaal van de oscillator 87 wordt gebruikt.
De besturing van uitleesschakeling 55 door de signalen 5 cl, S1' en S2' is eveneens gelijksoortig aan de besturing van de uitleesschakeling 55 door de signalen cl1, S1 en S2 in de uitvoeringsvorm van figuur 4.
De signalen S3, S4 en S5 worden gebruikt voor de bepaling van de bemonsteringstijdstippen voor de bemonsterde servoregelingen voor 10 de spoorvolging en fokussering.
De bemonsterde servoregeling voor de spoorvolging omvat een eerste (88) en tweede bemonsterings- en houdschakeling 89 waaraan het detektiesignaal Vd wordt toegevoerd. De uitgangen van de schakelingen 88 en 89 worden toegevoerd aan respektievelijk de 15 inverterende en niet-inverterende ingang van een verschilversterker 90.
De schakeling 88 wordt bestuurd door het signaal S3, dat het aftasttijdstip van het besturingsteken 75 op symboolpositie p19 aangeeft.
De schakeling 89 wordt bestuurd door signaal S4, dat het 20 aftasttijdstip van besturingsteken 76 op symboolpositie p21 aangeeft.
Het besturingsteken 75 is ten opzichte van het met verwijzingscijfer 91 aangegeven midden van het spoor 4 verschoven aangebracht. Het besturingsteken 76 is in tegenovergestelde richting ten opzichte van het midden 91 verschoven aangebracht.
25 Het uitgangssignaal op de uitgang van verschilversterker 90 dat het verschil in het detektiesignaal Vd op de aftasttijdstippen van besturingstekens 75 en 76 aangeeft, is dus een maat voor de spoorvolgfout.
Het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een 30 regelschakeling 92 welke op gebruikelijke wijze een stuursignaal afleidt uit de spoorvolgfout, welk stuursignaal wordt toegevoerd aan de lees/schrijfkop 47 ten einde de stralingsbundel 46 op het midden van het af te tasten spoor 4 gericht te houden.
De bemonsterde servoregeling voor het op de laag 6 35 gefokusseerd houden van de stralingsbundel 46 omvat een fokusfout detektiesysteem van gebruikelijke soort, bijvoorbeeld een in de schrijfkop 47 ondergebracht astigmatisch fokusfout detektiesysteem, voor .8702903 PHQ 87.038 20 het opwekken van een fokusfoutsignaal. Het fokusfoutsignaal wordt toegevoerd aan een bemonsterings- en houdschakeling 93, welke wordt gestuurd door het signaal S5 dat het tijdstip aangeeft waarop een vlak gedeelte van de laag 6 ter plaatse van symboolpositie p14 wordt 5 afgetast. Het uitgangssignaal van de bemonsteringsschakeling 93 wordt toegevoerd aan een regelschakeling 94 welke uit het bemonsterde fokusfoutsignaal een stuursignaal afleidt voor het op de laag 6 gefokusseerd houden van de stralingsbundel 46.
De in figuur 7 getoonde uitvoeringsvorm van de opteken-10 en uitleesinrichting waarin de toepassing van referentietekens ten behoeve van het bepalen van het beslissingsniveau gekombineerd is met de toepassing van bemonsterde servosystemen en met de toepassing van schakelingen van het afleiden van het kloksignaal uit de besturingssymbolen 72, heeft het voordeel dat het ten behoeve van de 15 optekening gebruikte patroon van registratietekens 8 geen enkele invloed heeft op de afleiding van het kloksignaal, de spoorvolgingsregeling, de fokusregeling en de besturingsniveauafleiding. Hierdoor is het aantal aan de codering gestelde eisen minimaal geworden, hetgeen inhoudt dat klasses van coderingen gebruikt kunnen worden welke een zeer hoge 20 informatiedichtheid op de registratiedrager mogelijk maken.
De uitvinding is beschreven aan de hand van een registratiedrager die in reflektie wordt uitgelezen, het zal duidelijk zijn dat de uitvinding even goed toepasbaar is voor registratiedragers die in doorzicht worden uitgelezen.
25 Een geschikte klasse van coderingen waarbij een hoge informatiedichtheid op de registratiedrager kan worden verkregen omvat de coderingen waarbij het informatiesignaal wordt omgezet in een uit codebits samengestelde codewoorden, waarbij het aantal codebits met een eerste logische waarde, bijvoorbeeld "1" variabel is, waarbij het aantal 30 opeenvolgende bits met deze logische waarde binnen het codewoord tenminste gelijk is aan P en waarbij binnen elk codewoord het aantal groepen van ten minste p opeenvolgende bits met de eerste logische waarde van elkaar zijn gescheiden door ten minste Q opeenvolgende bits met een andere logische waarde, waarbij Q groter is dan P. Een dergelijk 35 codewoord kan worden opgetekend met behulp van codesymbolen met een aantal equidistante symboolposities dat gelijk is aan het aantal bits van het codewoord, waarbij een bit met de eerste logische waarde wordt . 8702903 PHQ 87.038 21 vertegenwoordigd door een elementair teken 54, dat is aangebracht op een symboolpositie die overeenkomt met de bitpositie binnen het betreffende codewoord. Op de symboolposities die overeenkomen met de bitposities van de bits met de tweede logische waarde "0" wordt geen elementair teken 5 aangebracht.
Figuur 8 toont, bij wijze van voorbeeld, voor P gelijk aan 1 en Q gelijk aan 2 een mogelijk codewoord 200 en een op de registratiedrager aangebracht codesymbool 201 dat overeenkomt met het codewoord 200. De "1" bits op bitposities b2, b3, b4, b7 en b11 worden 10 vertegenwoordigd door elementaire tekens 54. Zoals reeds hiervoor beschreven kunnen de elementaire tekens met behulp van een stralingsimpuls worden aangebracht. Het zij opgemerkt dat de diameter van het elementair teken 54 bij hoge informatiedichtheden groter is dan de afstand tussen de symboolposities.
15 Bij de vergelijking van de informatiedichtheden voor verschillende coderingen is het gebruikelijk om de grootte van de kleinst voorkomende oogopening in, de met behulp van het detectiesignaal Vd verkregen, oogpatronen te vergelijken. Een dergelijk oogpatroon is weergegeven in figuur 9 voor een detectiesignaal Vd dat is verkregen 20 indien het informatiesignaal ongecodeerd is opgetekend. Een dergelijk oogpatroon wordt verkregen door verschillende gedeelten van het detectiesignaal over elkaar heen te schrijven, waarbij er voor wordt gezorgd dat de faserelaties tussen het detectiesignaal en het kanaalkloksignaal gehandhaafd blijft. De meest gunstige tijdstippen voor 25 de bepaling van de logische waarde van een bit van het terug te winnen codewoord, zijn de tijdstippen waarop de oogopening het grootst is. Deze tijdstippen zijn in figuur 9 met de cijfers T tot en met *8" aangegeven, en komen over een met de tijdstippen waarop het centrum van de aftastbundel samenvalt met een symboolpositie. Het tijdsverschil 30 tussen deze tijdstippen komt dus overeen met de afstand tussen de symboolposities. In figuur 8 is deze afstand ongeveer 1 pm.
Bij de bepaling van de logische waarde van elk codebit wordt het detectiesignaal Vd vergeleken met dat referentieniveau Vref. Naarmate de oogopening kleiner wordt zal dus de betrouwbaarheid van de 35 bepaling afnemen. Een goede maat voor de betrouwbaarheid is de grootte van de kleinst voorkomende oogopening in het oogpatroon. (In figuur 9 is deze met pijl 102 aangeduid).
.8702905 PHQ 87.038 22
Indien de afstand tussen de symboolposities afneemt, neemt dé informatiedichtheid toe, maar de grootte van de oogopeningen en dus de betrouwbaarheid, neemt af. Ter illustratie is in figuur 10 een oogpatroon weergegeven voor het geval dat de afstand tussen de 5 symboolposities in vergelijking met figuur 9 met circa 50¾ is afgenomen.
In figuur 11 is voor een aantal verschillende coderingen de kleinst voorkomende oogopening Emin als funktie van de inverse van de informatiedichtheid Den getoond.
De kleinst voorkomende oogopening is uitgedrukt in een 10 percentage van het verschil tussen de maximum signaalsterkte Dmax en de minimum signaalsterkte Dmin van het detectiesignaal Vd. De informatiedichtheid is uitgedrukt in een aantal gebruikte ym per bit van het informatiesignaal Vi.
De getoonde relaties gelden voor het geval dat de 15 zogeheten FWHM-waarde in het detectiesignaal (Full width half maximum value) bij de aftasting van een vrijgelegen eenheidsteken overeenkomt met 1.0 ym. Ter illustratie is in figuur 12 het detectiesignaal Vd weergegeven dat is verkregen bij de aftasting van het vrijgelegen elementair teken 54. In figuur 12 is horizontaal de verplaatsing van de 20 stralingsbundel ten opzichte van het elementair teken 54 uitgezet, terwijl vertikaal de signaalsterkte van het detectiesignaal Vd is uitgezet. De FWHM waarde geeft de afstand aan tussen de punten waarop de signaalsterkte de helft is van de maximum signaalsterkte.
In figuur 11 geven de krommes 110, 111 en 112 de relatie 25 aan tussen de kleinst voorkomende oogopening Emin en de informatiedichtheid voor P gelijk aan 1 en Q gelijk aan respectievelijk gelijk aan 2, 3 en 4.
Ter illustratie is de relatie tussen de kleinst voorkomende oogopening en de informatiedichtheid voor het geval dat het 30 informatiesignaal ongecodeerd is opgetekend aangegeven door de kromme 113. Met de kromme 115 wordt de informatiedichtheid aangegeven in het geval dat de informatiewoorden overeenkomstig de in GB 2.198.670 beschreven 4/15 codering is gecodeerd.
Uit de figuur 11 blijkt duidelijk dat de hiervoor 35 beschreven klasse van coderingen een aanzienlijke verhoging van de informatiedichtheid mogelijk maakt.
De in figuur 11 weergegeven krommes gelden voor het geval .8702903 PHQ 87.038 23 dat het codesignaal optimaal is gecodeerd, dat wil zeggen dat de relatie tussen het codesignaal en het informatiesignaal zodanig is gekozen dat verhouding tussen het aantal bits van het informatiesignaal en het aantal bits van het codesignaal maximaal is. Bij de gebruikelijke wijze 5 van coderen waarbij een informatiewoord met een constant aantal bits, bijvoorbeeld 8, wordt omgezet in een codewoord met eveneens een constant aantal bits is deze verhouding kleiner dan genoemde maximale waarde. Dit betekent dat bij een dergelijke codering de haalbare informatiedichtheid kleiner is dan uit figuur 11 afgeleid kan worden. Figuur 11 geeft echter 10 wel een goed vergelijkend beeld van de haalbare informatiedichtheid voor de diverse coderingen.
Figuur 13 toont een voorbeeld voor de relatie van 8-bits informatiewoorden en 11-bit codewoorden voor P=1 en Q=2. Hierin zijn de informatiewoorden (IW) in het 10-tallig stelsel aangegeven en de 15 codewoorden (CW) in het tweetallig stelsel. Aan elk van de codewoorden is een mengbit met de logische waarden “0" toegevoegd dat aan het eind van elk codewoord op bitpositie 11 is geplaatst. Aldus wordt bereikt dat voor elke willekeurige opeenvolging voor codewoorden de bits met de logische waarden "O" in het gedeelte dat overeenkomt met de eerste 10-20 bit posities van elk codewoord deel uit maakt van een groep van tenminste 2 opeenvolgende bits met de logische waarde "0". Dit geldt niet voor het mengbit op bitpositie elf, namelijk als een codewoord de logische waarde van het bit op bitpositie tien gelijk aan H1B is en het volgende codewoord begint met een "1"-bit. Dit is echter niet 25 bezwaarlijk omdat het mengbit ten alle tijd de logische waarde "0" heeft, zodat na de uitlezing de logische waarde van het mengbit bij de omzetting van alle codewoorden in de informatiewoorden volledig genegeerd kan worden.
Figuur 14 toont voor Q=2 en P=1 nog een verzameling van 30 11-bit codewoorden, welke zodanig geselekteerd zijn dat het aantal "0"- bits aan het begin van elk codewoord en het aantal "O"-bits aan het begin van elk codewoord maximaal 5 is. Hierdoor wordt bereikt dat het aantal opeenvolgende "(r-bits in het codesignaal ten hoogste gelijk aan tien is. Dit heeft het voordeel dat een eenvoudig te detekteren 35 besturingssymbool kan worden toegepast, in de vorm van een besturingsymbool dat tenminste twee registratietekens omvat, waartussen meer dan tien onbezette symboolposities zijn gelegen.
.8702903 PHQ 87.038 24
Bovendien verschillen de codewoorden voor informatiewoorden met opeenvolgende waarde slechts één bit. In het vervolg zal een dergelijke code een kruipende code (Eng.: creeping code) genoemd worden. Een dergelijke kruipende code is van voordeel 5 indien een registratiedrager wordt toegepast waarin spooradressen zijn opgetekend door middel van in radiële richting aan elkaar grenzende adrescodesymbolen. In dat geval is namelijk het effect van de van naburige sporen afkomstige overspraak bij het uitlezen van adressen tijdens een radiële beweging van de leeskop minimaal, hetgeen een 10 redelijk betrouwbare uitlezing van spooradressen tijdens radiële leeskopverplaatsingen bij het opzoeken van geselekteerde sporen mogelijk maakt.
In figuur 21 is voor Q=2 en P=1 nog een reeks n-bit kruipende code weergegeven, waarbij het aantal "0"-bits aan het begin en 15 het eind van de code slechts vier is. Bij deze code is dus het maximaal aantal opeenvolgende "0H-bits in een reeks opeenvolgende codewoorden ten hoogste gelijk aan het maximum aantal (acht) opeenvolgende "0"-bits in de codewoorden. Dit maakt een bijzonder kort besturingssymbool mogelijk.
In figuur 18 is een voorafaangebracht besturingssymbool 20 130 weergegeven dat geschikt is om tezamen met de in figuur 14 getoonde kruipende code gebruikt te worden. Het besturingssymbool 130 wordt gevolgd door adresinformatiepatroon 131 bestaande uit een aantal voorafaangebrachte codesymbolen van elk elf symboolposities welke ieder een adrescodebyte van het adres vertegenwoordigen. De adresbytes zijn 25 overeenkomstig de in figuur 14 getoonde codering gecodeerd. Het gedeelte 132 van het spoor dat volgt op het adresinformatiepatroon 131 is bestemd voor het optekenen van data.
Het besturingssymbool 130 omvat een tweetal ten opzichte van het midden van het spoor verschoven gelegen tekens 133 en 134 ten 30 behoeve van de spoorvolging. Op positie p21 van het besturingssymbool is een teken 135 gelegen dat op soortgelijke wijze als het teken 76 in figuur 16 voor de regeneratie van de kloksignalen voor de besturing tijdens de optekening en uitlezing kan worden gebruikt. Het aantal onbezette symboolposities tussen teken 134 en teken 135 is gelijk aan 35 twaalf, hetgeen groter is dan het maximum aantal opeenvolgende onbezette symboolposities (tien) in het informatiepatroon, zodat het besturingspatroon steeds onderscheidbaar is van het informatiepatroon.
; 8702903 « PHQ 87.038 25
Detektie van het besturingssymbool 130 kan op soortgelijke wijze worden uitgevoerd als de detektie van het in figuur 6 getoonde besturingssymbool met behulp van de detektorschakeling 81.
Het gebied tussen de registratietekens 134 en 135 kan 5 gebruikt worden voor de focussering van de stralingsbundel op de registratiedrager met behulp van een bemonsterde focusseringsregeling.
Het referentieteken 33 voor de bepaling van het beslissingsniveau kan op p25 binnen het besturingssymbool 130 worden aangebracht.
Figuur 20 toont de adresinformatiepatronen 131 van een 10 zestal sporen. Elk adresinformatiepatroon bevat een eerste codèsymbool 150 dat sectoradres (SECTADR) vertegenwoordigt. Het spooradres (TRACKADR) wordt vertegenwoordigd door twee opeenvolgende codesymbolen 151 en 152, waarbij het codèsymbool 151 het meest significante gedeelte van het adres vertegenwoordigt, waarbij het codèsymbool 152 het minst 15 significante gedeelte van het adres vertegenwoordigt.
Voor de getoonde adresinformatiepatronen is het sectoradres gelijk aan "100" en de spooradressen lopen van "253" tot "258". De adresinformatie is volgens de in figuur 14 getoonde codering gecodeerd, zodat de in radiële richting aan elkaar grenzende 20 codesymbolen op ten hoogste één symboolpositie verschillen. Bij een radiële verplaatsing van de leeskop, waarbij de aftastvlek op de registratiedrager bijvoorbeeld de door lijn 153 aangegeven baan doorloopt kan de radiële positie van de aftastvlek nauwkeurig uit het bijbehorende detectiesignaal Vd teruggewonnen adresinformatie worden 25 bepaald. Vanwege de geringe invloed van de overspraak is namelijk het adres vrij betrouwbaar uit te lezen. Indien de radiële snelheid van de aftastvlek zo gekozen is dat over een afstand van elf symboolposities niet meer dan twee sporen wordt verplaatst, dan kan de positie op één spoor nauwkeurig worden bepaald. Alleen in de incidentale 30 gevallen, wanneer de aftastvlek een gebied doorsnijdt waarin het meest significante gedeelte van het adres verandert kan het voorkomen dat de gemaakte uitleesfout overeenkomt met 256 sporen. Deze fouten zijn echter zo groot dat deze in zijn algemeenheid uit het verloop van de opeenvolgende adressen zijn te detekteren, waarna deze foutief 35 uitgelezen adressen genegeerd kunnen worden.
Het zij opgemerkt dat de voorafaangebrachte registratietekens welke het adresinformatiepatroon 131 vormen in het .8702903 PHQ 87.038 26 algemeen van een andere soort zijn dan de registratietekens die later met behulp van de lees/schrijfkop 47 worden aangebracht, zodat het beslissingsniveau voor de terugwinning van het opgetekende signaal niet geschikt is voor de terugwinning van de adresinformatie. Echter het 5 voorafaangebrachte registratieteken 135 kan dienst doen als referentieteken voor de bepaling van het beslissingsniveau ten behoeve van de terugwinning van de adrescodewoorden uit het detectiesignaal Vd.
Figuur 19 toont een modificatie van de leesschakeling 55 waarbij voor het uitlezen van de voorafaangebrachte adresinformatie en 10 voor het uitlezen van de door de gebruiker opgetekende informatie de beslissingsniveaus onafhankelijk van elkaar worden bepaald. Het detectiesignaal Vd wordt aan piekdetector 141 toegevoerd. De piekdetector 140 wordt gestuurd door een stuursignaal dat een tijdvenster aangeeft waarin positie p25 voor het besturingssymbool wordt 15 afgetast. De piekdetektors 140 en 141 zijn van een soort die het verschil aangeeft tussen de hoogste en laagst voorkomende waarde van het detektiesignaal binnen het tijdvenster. (Dergelijke piekdetektors kunnen bestaan uit een minimum niveau detektor op een maximumniveaudetektor en een verschilversterker). Met behulp van een uit de weerstanden 142 en 20 143 samengestelde spanningsdeler wordt het referentiesignaal dat het beslissingsniveau Vref aangeeft afgeleid. Het referentiesignaal wordt toegevoerd aan de inverterende ingang van de comparator 56. De piekdetector 141 wordt gestuurd door een stuursignaal dat het tijdvenster aangeeft waarin het voorafaangebrachte registratieteken 135 25 wordt afgetast, zodat de piekdetector 141 het maximum verschil in het detectiesignaal dat voorkomt bij aftasting van het registratieteken 135 bepaalt. Met behulp van een uit weerstanden 145 en 146 samengestelde spanningsdeler wordt het referentiesignaal afgeleid dat het voor de uitlezing van de voorafaangebrachte adresinformatie noodzakelijke 30 beslssingsniveau Vref' aangeeft. Het referentiesignaal wordt toegevoerd aan de inverterende ingang van een comperator 147.
Aan de niet inverterende ingangen van de comperators 56 en 147 wordt het detectiesignaal aangeboden. De uitgangen van de comperators 156 en 147 worden toegevoerd aan de ingangen van een twee-35 ingangs multiplexschakeling 148. De multiplexschakeling 148 wordt gestuurd door een stuursignaal dat aangeeft wanneer het voorafaangebrachte adresinformatiepatroon 131 achter het .8702903 PHQ 87.038 27 besturingssymbool 130 wordt afgetast. De sturing is zodanig dat bij aftasting van het adresinformatiepatroon 131 de uitgang van comperator 147 gekoppeld wordt met de data ingang van de serieel-parallel omzetter 62a. In het geval dat het informatiepatroon wordt afgetast wordt de 5 uitgang van comperator 56 gekoppeld met de data ingang van de serieel-parallel omzetter 62a, zodat bij de terugwinning van het codesignaal steeds het juiste beslissingsniveau gebruikt wordt. De omzetting van de in parallel-serieel omzetter ingevoerde codewoorden kan weer geschieden door middel van een opzoektabel die is opgeslagen in een geheugen, 10 waarvan de adresingangen gekoppeld zijn met de parallel uitgangen van de omzetter 62a. De schakelingen voor de opwekking van de stuursignalen voor de piekdetectors 140 en 141 en de multiplexschakeling 148 zijn niet weergegeven in figuur 19. Deze opwekking kan echter op gelijksoortige wijze worden gerealiseerd als de opwekking van de stuursignaal van de in 15 figuur 7 getoonde lees/schrijfinrichting uit de telstand van de cyclische teller 43a.
In figuur 15 is een variant weergegeven van de in figuur 14 getoonde codering. Bij deze variant zijn een aantal codewoordbits aangegeven als “don't care"-bits. (met "X"-tekens). Het aantal 20 opeenvolgende "don't care"-bits is gelijk aan T. De T opeenvolgende "don't care-bits" worden aan weerszijde begrensd met een bit met de logische waarde "1*. Voor de getoonde variant, waarvoor Q gelijk is aan twee betekent dit, dat de groep met T opeenvolgende "don't care"-bits slechts uit één bit bestaat, De logische waarde van de "don't-25 care"-bits vertegenwoordigt feitelijk geen informatie, omdat door verandering van de logische waarde van de don't-care bit geen codewoord kan worden gevormd dat reeds is toegekend aan een ander informatiewoord. Het is dan ook mogelijk om ongeacht de logische waarde van de "don't care*-bits het bijbehorende informatiewoord op een 30 eenduidige wijze terug te vinden. Door nu deze "don't-care" bits als "0"-bits weg te schrijven, wordt bereikt dat het aantal stralingsimpulsen bij het optekenen sterk verminderd is, hetgeen een langere levensduur van de stralingsbron tot gevolg heeft.
Figuur 16a toont voor het codewoorde "1X1X1100100" het 35 bijbehorende uit elementaire tekens 54 opgebouwd codesymbool, voor het geval dat het codesymbool in een spoor is aangebracht dat nabij het centrum van de schijfvormige registratiedrager 1 is gelegen. Het .87029 03 PHQ 87.038 28 detektiesignaal Vd dat bij uitlezing wordt verkregen en het uit het detektiesignaal teruggewonnen codewoord is eveneens in figuur 16a weergegeven. De "don't care"-bits worden teruggelezen als bits met een logische waarde "1".
5 Bij opslag van data wordt de hoeksnelheid van de registratiedrager 1 bij de optekening konstant gehouden, hetgeen betekent dat de afstand tussen de symboolposities toeneemt naar mate de afstand van het spoor tot het centrum van de registratiedrager toeneemt.
10 In figuur 16b is voor hetzelfde codewoord CW als in figuur 16a het bijbehorende uit de elementaire tekens 54 opgebouwd codesymbool weergegeven voor het geval dat de afstand tussen het spoor van optekening en het registratiedragercentrum twee maal zo groot is. De afstand tussen de symboolpositie is dan eveneens twee maal zo groot. Het 15 bijbehorende detektiesignaal Vd en het uit het detektiesignaal teruggewonnen codewoord CW' eveneens is figuur 16b aangegeven.
Omdat de afstand tussen de symboolposities vergroot is, daalt het signaalniveau voor het detektiesignaal Vd bij aftasting van de symboolposities p2 en p4 tot beneden het referentieniveau Vref, zodat de 20 "don't care"-bits die met deze symboolposities overeenkomen uitgelezen worden als bit met de logische waarde "0".
De beide verschillende teruggewonnen codewoorden CW uit figuur 16a en 16b vertegenwoordigen hetzelfde informatiewoord, zodat bij de decodering beide teruggewonnen codewoorden CW in hetzelfde 25 informatiewoord moeten worden omgezet. Dit kan bijvoorbeeld met een geheugen met een opzoektabel waarin voor beide teruggewonnen codewoorden CW' hetzelfde informatiewoord, in dit geval "27", is opgeslagen.
Bij een andere, meer aantrekkelijke, mogelijkheid worden bitcombinaties "101" omgezet in "111" (zie figuur 16b). De aldus 30 omgevormde teruggewonnen codewoorden kunnen op een gebruikelijke wijze worden omgezet in de informatiewoorden met behulp van een opzoektabel waarin elk informatiewoord slechts één keer behoeft te worden opgeslagen.
Een uitvoeringsvorm van de decodeerschakeling 57 waarbij 35 101-combinatie in de codewoorden worden omgezet in 111-combinaties is weergegeven in figuur 17.
Voor de serieel-paralel-omzetter 62a kan worden volstaan .8702903 ί i PHQ 87.038 29 met een 10-bits schuifregister omdat het mengbit op bitpositie ** 11" genegeerd kan worden bij de decodering. Het teruggewonnen codesignaal Vc' wordt via een modifikatieschakeling 120 toegevoerd aan de omzetter 62a. De modifikatieschakeling 120 bestaat uit een 3-bits schuifregister 5 dat is opgebouwd uit drie klokgestuurde flipflops 121, 122 en 123, bijvoorbeeld D-flipflops. Aan de ingang van de eerste flipflop 121 wordt het teruggewonnen codesignaal Vc' toegevoerd. De uitgang van de eerste flipflop 121 is verbonden met de ingang van de flipflop 122. De uitgang van flipflop 122 is via een OF-poort 124 gekoppeld met de ingang van 10 flipflop 123. De uitgang van flipflop 123 is verbonden met de seriële ingang van de serieel-paralel-omzetter 62a. Met behulp van een drie-ingangs EN-poort wordt de aanwezigheid van de bitcombinatie "101" in de flipflops 121, 122 en 123 gedetekteerd. Daartoe is een eerste ingang van de EN-poort verbonden met de ingang van flipflop 121. Een tweede ingang 15 is verbonden met de uitgang van flipflop 123. De uitgang van de flipflop 122 is via een inverteerschakeling 126 gekoppeld met de derde ingang van de EN-poort 125. De uitgang van de EN-poort 125 is verbonden met een ingang van de OF-poort 124. Indien nu de bitcombinatie "101" is opgeslagen in flipfolps 121, 122 en 123 is de logische waarde van de 20 uitgang voor de EN-poort 125 gelijk aan “1". Bij de eerstvolgende klokpuls op de klokingangen van de flipflops wordt dan in plaats van het e0M-bit uit flipflop 122 een H1"-bit in de flipflop 123 geschoven. Voor alle andere bitcombinaties in de flipflops 121, 122 en 123 is het uitgangsisngaal van de EN-poort 125 gelijk aan H0H, zodat dan bij de 25 eerstvolgende klokpuls de inhoud van flipflop 122 in flipflop 123 wordt geschoven. Op deze wijze wordt dus elke bitcombinatie "101" veranderd in de bitcombinatie "111*. Het aldus gemodificeerde teruggewonnen codesignaal wordt op de reeds beschreven wijze door de serieel-parallel 62a, het geheugen 63a en de parallel-serieel-omzetter 64a omgezet in het 30 informatiesignaal Vi.
Het zal duidelijk zijn dat soortgelijke modifikatieschakelingen als de in figuur 17 getoonde voor coderingen met Q is gelijk aan 2 ook voor coderingen met grotere waarden van Q gebruikt kunnen worden. Zo moeten voor Q gelijk aan 3 bitcombinaties "101" en 35 "1001" gedetekteerd worden in het teruggewonnen codesignaal Va' en omgezet worden in "111" en *1111",
In de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen wordt het .8702903 PHQ 87.038 30 voor de decodering benodigde beslissingsniveau afleid uit het detektiesignaal tijdens de aftasting van referentietekens. Het zij opgemerkt dat indien de parameters van de registratiedragers, in het bijzonder reflektiecoëfficient, zeer constant is, het ook mogelijk is 5 om met een voorafbepaald beslissingsniveau te decoderen in de beschreven uitvoeringsvormen worden de registratiedragers in reflektie uitgelezen, de uitvinding is echter even goed toepasbaar voor registratiedrager die in doorzicht moeten worden uitgelezen.
.8702903
Claims (15)
1. Werkwijze voor het optekenen van een informatiesignaal op een registratiedragert waarbij een informatiesignaal wordt omgezet in een codesignaal dat bestaat uit, uit bits samengestelde, codewoorden, waarbij binnen het codewoord het aantal opeenvolgende bits met een 5 eerste logische waarde ten minste gelijk is aan P, waarbij binnen elk codewoord het aantal opeenvolgende bits met een tweede logische waarde, welke tussen de groepen van tenminste P bits met de eerste logische waarde gelegen zijn, tenminste gelijk aan Q is, met P een geheel getal groter of gelijk aan 1 en Q een geheel getal groter dan P, bij welke 10 werkwijze een met het codesignaal overeenkomend informatiepatroon van registratietekens wordt aangebracht op de registratiedrager, waarin de bits met de eerste logische waarde worden vertegenwoordigd door de registratietekens met het kenmerk, dat het aantal bits met de eerste logische waarde codewoord afhankelijk is, en waarbij de 15 informatiewoorden met opeenvolgende waarden worden omgezet in codewoorden waarvan de logische waarde voor slechts één bit verschillend is.
2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de codewoorden zodanig zijn geselekteerd dat het aantal opeenvolgende bits 20 met de tweede logische waarde van de grenzen kleiner is dan S/2, met S het aantal codewoordbits.
3. Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat Q gelijk is aan twee en S gelijk is aan elf en dat het aantal opeenvolgende bits met de tweede logische waarde aan beide grenzen ten 25 hoogste gelijk aan vier is, en waarbij het aantal bits met de tweede logische waarde aan een voorafbepaalde grens van het codewoord altijd groter of gelijk aan één is.
4. Werkwijze voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, waarbij een informatiesignaal wordt omgezet in een 30 codesignaal dat codewoorden omvat, welke zijn samengesteld uit bits met een eerste en bits met een tweede logische waarde, waarbij een met het codesignaal overeenkomende patroon van registratietekens op de .8702903 PHQ 87.038 32 registratiedrager wordt aangebracht, waarin de bits met de eerst logische waarde worden vertegenwoordigd door de registratietekens met het kenmerk, dat de codewoorden zijn geselekteerd uit een groep van codewoorden, welke zijn verkregen door in codewoorden waarin groepen van 5 P of meer bits met de eerste logische waarde worden gescheiden door tenminste Q bits met de tweede logische waarde, groepen van ten hoogste T bits van de eerste logische waarde en bovendien aan weerszijde begrensd zijn door P bits met de eerste logische waarde te vervangen door een groep van T bits met de tweede logische waarde, waarbij P een 10 geheel getal groter of gelijk aan 1 is, Q een geheel getal groter dan P, en T een geheel getal kleiner dan Q is.
5. Werkwijze volgens één der conclusies 1, 2, 3 of 4 met het kenmerk, dat op terugvindbare posities op de registratiedrager en buiten het voor optekenen van het informatiesignaal gebruikte gebied 15 vrij gelegen referentietekens worden aangebracht welke van dezelfde soort zijn als de registratietekens.
6. Werkwijze volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de registratiedrager is voorzien van een voorafaangebracht patroon van informatiesporen, waarbij het informatiespoor is voorzien van, van het • 20 patroon van aan te brengen registratietekens, onderscheidbare besturingssymbolen, waarbij de referentietekens op voorafbepaalde plaatsen ten opzichte van de besturingssymbolen worden aangebracht.
7. Inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, welke inrichting is voorzien van een codeerschakeling 25 voor het omvormen van het informatiesignaal in een codesignaal dat codewoorden omvat, waarbij in elk codewoord het aantal opeenvolgende bits met een eerste logische waarde tenminste gelijk aan p is, en waarbij binnen elk codewoord het aantal opeenvolgende bits met een tweede logische waarde, dat tussen de groepen van tenminste P bits met 30 de eerste logische waarde gelegen is, tenminste gelijk aan Q is, met P een geheel getal groter is of gelijk aan 1, en Q een geheel getal groter dan P, waarbij de inrichting is voorzien van aandrijfmiddelen voor het doen bewegen van de registratiedrager ten opzichte van schrijfmiddelen, welke zijn ingericht voor het in reaktie op een bit met de eerste 35 logische waarde aanbrengen van een elementair tekens met het kenmerk, dat de codeerschakeling is ingericht voor het genereren van codewoorden met een variabel aantal bits met de eerste logische waarde waarbij voor . 8702903 PHQ 87.038 33 informatiewoorden met opeenvolgende waarde in de bijbehorende codewoorden de logische waarde op slechts één bitpositie verschillend zijn.
8. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat de 5 codeerschakeling is ingericht voor het genereren van codewoorden, waarbij het aantal opeenvolgende bits met de tweede logische waarde kleiner is dan S/2 met S het aantal codewoordbits.
9. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat Q gelijk is aan 2 en S gelijk is aan 11 en dat het aantal opeenvolgende 10 bits met de tweede logische waarde aan beide grenzen van de codewoorden ten hoogste gelijk aan vier is, en het aantal bits met de tweede logische waarde aan een voorafbepaalde grenzen van het codewoord groter of gelijk aan één is.
10. Inrichting voor het optekenen van informatie op een 15 registratiedrager, welke inrichting is voorzien van een codeerschakeling voor het omvormen van een informatiesignaal in een codesignaal dat codewoorden omvat, welke zijn samengesteld uit bits met een eerste en bits met een tweede logische waarde, van aandrijfmiddelen voor het doen bewegen van de registratiedrager ten opzichte van schrijfmiddelen 20 welke zijn ingericht voor het in reaktie op een codewoordbit met een eerste logische waarde aanbrengen van een elementair teken, met het kenmerk, dat de codeerschakeling is ingericht voor het genereren van codewoorden welke behoren tot een groep welke is verkregen door in codewoorden waarin groepen van P of meer bits met de eerste logische 25 waarde worden gescheiden door tenminste Q bits met de tweede logische waarde, groepen van ten hoogste T bits van de eerste logische waarde en bovendien aan weerszijde begrensd zijn door P bits met de eerste logische waarde te vervangen door een groep van T bits met de tweede logische waarde, waarbij P een geheel getal groter of gelijk aan 1 is, Q 30 een geheel getal groter dan P en T een geheel getal kleiner dan Q is.
11. Inrichting volgens één der conclusies 7, 8, 9 of 10 met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen van tijdelijk onderbreken van de aanbrenging van codesymbolen, en van middelen voor het tijdens het onderbreking opwekken van 35 besturingssignalen voor de schrijfkop voor het aanbrengen van ten opzichte van de codesignalen vrij gelegen referentietekens.
12. Inrichting volgens conclusie 11 waarbij de .8702903 PHQ 87.038 34 registratiedrager van een soort is waarbij het informatiespoor vooraf aangebrachte detecteerbare besturingssymbolen vertoont, die onderscheidbaar zijn van het aan te brengen informatiepatronen van registratietekens, welke inrichting is gekenmerkt door middelen voor het 5 detecteren van tijdstippen waarop de besturingssymbolen de schrijfmiddelen passeren en waarbij de inrichting verder is voorzien van middelen voor het in reactie voor de detectie van de passagetijdstippen van besturingssymbolen onderbreken van de aanbrenging van de codesymbolen en opwekken van de genoemde besturingssignalen voor het 10 aanbrengen van de referentietekens.
13. Inrichting voor het uitlezen voor een registratiedrager waarop een informatiesignaal is opgetekend door middel van een informatiepatroon van registratietekens, welke inrichting is voorzien van leesmiddelen voor het aftasten van het informatiepatroon en voor het 15 opwekken van een detectiesignaal dat het afgetastte patroon vertegenwoordigt, van middelen voor het omzetten van het detectiesignaal in een, uit codewoorden samengesteld, codesignaal, welke codewoorden zijn samengesteld uit bits met een eerste logische waarde en bits met een tweede logische waarde, en een decodeerschakeling voor het omzetten 20 van het codesignaal in een informatiesignaal met het kenmerk, dat de decodeerschakeling is ingericht voor het decoderen van codewoorden, welke bitpatroon van een aan weerszijden door P bits met een eerste logische waarde begrensde groep van ten hoogste T opeenvolgende bits met de tweede logische waarde, op een identieke wijze als een codewoord 25 waarbij de genoemde groep van T bits met de tweede logische waarde is vervangen door T bit met de eerste logische waarde en waarbij de logische waarden van de overige bits identiek zijn, met T een geheel getal groter of gelijk aan 1.
14. Inrichting volgens conclusie 13 met het kenmerk, dat de 30 decodeerschakeling een modificatieschakeling omvat voor het modificeren van het codesignaal, waartoe de modificatieschakeling is voorzien van detectiemiddelen voor het detecteren van de aanwezigheid van de genoemde groepen van ten hoogste T bits in de codewoorden en middelen voor het in reactie op de detectie van de aanwezigheid van de genoemde groep van ten 35 hoogste T bits de logische waarde van de bits van deze groep veranderen in de eerste logische waarde, waarbij de decodeerschakeling verder een codeomzetter omvat voor het omzetten van de codewoorden van het ,8702905 4 PHQ 87.038 35 gemodificeerde codesignaal in informatiewoorden.
15. Registratiedrager voorzien van een informatiespoor waarin door middel van een informatiepatroon van registratietekens informatie is opgetekend, waarbij het informatiepatroon codesymbolen omvat, welke 5 codewoorden vertegenwoordigen, welke codesymbolen in hoofdzaak equidistante symboolposities bezitten, waarvan er een aantal zijn bezet door een registratieteken, waarbij het aantal opeenvolgende bezette symboolposities ten minste gelijk is aan p, waarbij binnen de codesymbolen het aantal opeenvolgende onbezette symboolposities dat 10 tussen de groepen van tenminste P bezette symboolposities is gelegen ten minste gelijk aan Q is, met p een geheel getal groter of gelijk aan 1 en Q groter dan P met het kenmerk, dat het aantal bezette symboolposities codesymbool afhankelijk is, dat de registratiedrager is voorzien van, uit de codesymbolen samengestelde, adresinformatiepatronen welke in 15 radiële richting aan elkaar grenzen, waarbij de in radiële richting aan elkaar grenzende codesymbolen van de informatiepatronen voor ten hoogste één symboolpositie verschillen. . 8702903
Priority Applications (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8702903A NL8702903A (nl) | 1987-12-03 | 1987-12-03 | Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, alsmede een inrichting voor het uitlezen van de opgetekende informatie. |
US07/190,558 US4930115A (en) | 1987-12-03 | 1988-05-05 | Method of and device for recording information, record carrier, and device for reading the recorded information |
JP63301091A JPH01192063A (ja) | 1987-12-03 | 1988-11-30 | 情報記録方法および装置、記録キャリヤならびに記録情報読取装置 |
EP88202738A EP0319106B1 (en) | 1987-12-03 | 1988-11-30 | Method of and device for recording information, record carrier. |
CA000584519A CA1315878C (en) | 1987-12-03 | 1988-11-30 | Method of and device for recording information, record carrier, and device for reading the recorded information |
DE88202738T DE3880098T2 (de) | 1987-12-03 | 1988-11-30 | Verfahren und Anordnung zur Aufzeichnung von Informationen, ein Aufzeichnungsträger. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8702903A NL8702903A (nl) | 1987-12-03 | 1987-12-03 | Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, alsmede een inrichting voor het uitlezen van de opgetekende informatie. |
NL8702903 | 1987-12-03 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8702903A true NL8702903A (nl) | 1989-07-03 |
Family
ID=19851021
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8702903A NL8702903A (nl) | 1987-12-03 | 1987-12-03 | Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, alsmede een inrichting voor het uitlezen van de opgetekende informatie. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4930115A (nl) |
EP (1) | EP0319106B1 (nl) |
JP (1) | JPH01192063A (nl) |
CA (1) | CA1315878C (nl) |
DE (1) | DE3880098T2 (nl) |
NL (1) | NL8702903A (nl) |
Families Citing this family (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5166807A (en) * | 1987-11-27 | 1992-11-24 | Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. | Apparatus for recording and reproducing code data for use in video disc recorder |
JPH03219426A (ja) * | 1988-12-26 | 1991-09-26 | Canon Inc | 光学的情報記録媒体及び光学的情報記録再生装置及び方法 |
NL8901142A (nl) * | 1989-05-08 | 1990-12-03 | Philips Nv | Inrichting voor het uitlezen van een op een registratiedrager aangebracht informatiepatroon, alsmede een signaalverwerkingsschakeling voor toepassing in een dergelijke inrichting. |
US5126991A (en) * | 1990-06-29 | 1992-06-30 | North American Philips Corporation | Track addressing method and apparatus |
US5672885A (en) * | 1995-07-10 | 1997-09-30 | Qc Optics, Inc. | Surface displacement detection and adjustment system |
KR100669623B1 (ko) * | 2001-03-12 | 2007-01-15 | 엘지전자 주식회사 | 디지털 데이터 변환방법 |
US6785194B1 (en) * | 2002-05-15 | 2004-08-31 | Advanced Measurement Technology, Inc. | Method and apparatus for precision time interval measurement |
Family Cites Families (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL7605529A (nl) * | 1976-05-24 | 1977-11-28 | Philips Nv | Inrichting voor het overdragen van digitale informatie. |
US4155076A (en) * | 1977-12-23 | 1979-05-15 | Rca Corporation | CCD Gray-to-binary code generator |
US4364118A (en) * | 1979-06-25 | 1982-12-14 | Hitachi, Ltd. | Optical disk and optical information processor |
DE2947874C2 (de) * | 1979-11-28 | 1985-03-21 | Institut für Rundfunktechnik GmbH, 8000 München | Einrichtung zum Aufzeichnen von Videosignalen in digitaler Form auf einen magnetischen Informationsträger sowie Einrichtung zum Abnehmen von in digitaler Form aufgezeichneten Videosignalen auf einem magnetischen Informationsträger |
FR2507035B1 (fr) * | 1981-06-02 | 1988-09-16 | Thomson Csf | Procede de codage de donnees binaires et dispositif de transmission de signal video numerise mettant en oeuvre un tel procede |
WO1983001859A1 (en) * | 1981-11-16 | 1983-05-26 | Dma Systems Corp | Track identification code recording method |
US4484176A (en) * | 1982-11-24 | 1984-11-20 | Storage Technology Corporation | Run length limited data encoder |
GB2141906A (en) * | 1983-06-20 | 1985-01-03 | Indep Broadcasting Authority | Recording of digital information |
JPS60231980A (ja) * | 1983-12-29 | 1985-11-18 | レーザー マグネテイツク ストーリツジ インターナシヨナル コンパニー | 光学記録用高密度コ−ド |
US4695993A (en) * | 1984-06-15 | 1987-09-22 | Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. | Optical information recording and reproducing apparatus and optical disc |
JPH0721942B2 (ja) * | 1984-10-11 | 1995-03-08 | ソニー株式会社 | チヤンネル符号化方法 |
JPH0695644B2 (ja) * | 1984-12-19 | 1994-11-24 | 松下電器産業株式会社 | ランレングスリミテツド符号の復号装置 |
US4586025A (en) * | 1985-10-04 | 1986-04-29 | Tektronix, Inc. | Error tolerant thermometer-to-binary encoder |
-
1987
- 1987-12-03 NL NL8702903A patent/NL8702903A/nl not_active Application Discontinuation
-
1988
- 1988-05-05 US US07/190,558 patent/US4930115A/en not_active Expired - Fee Related
- 1988-11-30 CA CA000584519A patent/CA1315878C/en not_active Expired - Fee Related
- 1988-11-30 JP JP63301091A patent/JPH01192063A/ja active Pending
- 1988-11-30 EP EP88202738A patent/EP0319106B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1988-11-30 DE DE88202738T patent/DE3880098T2/de not_active Expired - Fee Related
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0319106A1 (en) | 1989-06-07 |
US4930115A (en) | 1990-05-29 |
JPH01192063A (ja) | 1989-08-02 |
CA1315878C (en) | 1993-04-06 |
DE3880098T2 (de) | 1993-10-14 |
EP0319106B1 (en) | 1993-04-07 |
DE3880098D1 (de) | 1993-05-13 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5751689A (en) | Information recording medium | |
US6044051A (en) | Optical information recording/reproducing device and method for recording, reproducing and erasing information on an optical information recording medium utilizing light beam radiation | |
KR100278521B1 (ko) | 정보기록재생용매체,정보기록재생용매체의포맷장치및정보기록재생장치 | |
US5070492A (en) | Signal decoding apparatus and method | |
US6434091B1 (en) | Information record disc and information recording apparatus | |
JP4143873B2 (ja) | 光ディスクの製造方法、光ディスク及び光ディスク装置 | |
NL8702904A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, alsmede een inrichting voor het lezen van de opgetekende informatie. | |
EP0390601B1 (en) | Information recording disk, and information record/reproducing method and apparatus utilizing the same | |
EP0606478A1 (en) | Data reproducing apparatus | |
US7349303B2 (en) | Information recording method and apparatus | |
US6331969B1 (en) | For recording by modulating the width of pits in accordance with a predefined information stream | |
US7359302B2 (en) | Information media, recording and reading apparatus | |
NL8702905A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie, een registratiedrager, een inrichting voor het uitlezen van de opgetekende informatie, alsmede een codeer- en decodeerschakeling voor toepassing in de opteken- en uitleesinrichting. | |
NL8702903A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het optekenen van informatie op een registratiedrager, alsmede een inrichting voor het uitlezen van de opgetekende informatie. | |
US4811321A (en) | Information recording medium | |
EP0621589B1 (en) | Method of deriving a quality signal from a read signal, as well as a recording device and a reading device in which such a method is used | |
US6345033B1 (en) | Optical disk and optical disk reproducing apparatus | |
JP3545163B2 (ja) | 信号変換装置及びディジタル情報記録装置 | |
KR100829013B1 (ko) | 진폭 편이 변조 방식을 이용한 광디스크의 워블 어드레싱방법 | |
JP2637595B2 (ja) | 光学的情報記録再生方法 | |
JPH044677B2 (nl) | ||
JPH0845167A (ja) | 光ディスク原盤の記録装置及び光ディスク | |
JPH05266483A (ja) | 記録再生装置 | |
JPS61216173A (ja) | 情報再生装置 | |
JPH11316951A (ja) | 光ディスク装置、光ディスクの記録方法、光ディスク及び光ディスクの再生方法 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |