NL8702494A - Slingerinrichting. - Google Patents

Slingerinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8702494A
NL8702494A NL8702494A NL8702494A NL8702494A NL 8702494 A NL8702494 A NL 8702494A NL 8702494 A NL8702494 A NL 8702494A NL 8702494 A NL8702494 A NL 8702494A NL 8702494 A NL8702494 A NL 8702494A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drive wheel
blocking
hub
crank
coupling
Prior art date
Application number
NL8702494A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Vermeulen Hollandia Octrooien
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vermeulen Hollandia Octrooien filed Critical Vermeulen Hollandia Octrooien
Priority to NL8702494A priority Critical patent/NL8702494A/nl
Priority to EP88202090A priority patent/EP0313125B1/en
Priority to DE3886498T priority patent/DE3886498T2/de
Priority to US07/258,390 priority patent/US4928547A/en
Publication of NL8702494A publication Critical patent/NL8702494A/nl
Priority to US07/521,052 priority patent/US4997788A/en

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J7/00Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs
    • B60J7/02Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes
    • B60J7/04Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with rigid plate-like element or elements, e.g. open roofs with harmonica-type folding rigid panels
    • B60J7/057Driving or actuating arrangements e.g. manually operated levers or knobs
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S148/00Metal treatment
    • Y10S148/139Schottky barrier
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T74/00Machine element or mechanism
    • Y10T74/20Control lever and linkage systems
    • Y10T74/20396Hand operated
    • Y10T74/20402Flexible transmitter [e.g., Bowden cable]
    • Y10T74/2042Flexible transmitter [e.g., Bowden cable] and hand operator
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T74/00Machine element or mechanism
    • Y10T74/20Control lever and linkage systems
    • Y10T74/20576Elements
    • Y10T74/20732Handles
    • Y10T74/20744Hand crank
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T74/00Machine element or mechanism
    • Y10T74/20Control lever and linkage systems
    • Y10T74/20576Elements
    • Y10T74/20732Handles
    • Y10T74/20744Hand crank
    • Y10T74/20756Collapsible

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transmission Devices (AREA)
  • Mechanical Operated Clutches (AREA)
  • Liquid Crystal (AREA)

Description

NL 34.308-Me/tk ' Ί " ' v» \n_
Slingerinrichting
De uitvinding heeft betrekking op een slingerinrich-ting voor het aandrijven van een beweegbaar deel van een voertuig# zoals een paneel van een open dakconstructie. Meer in het bijzónder betreft de uitvinding een slingerinrichting die 5 is voorzien van een stationair deel# een met het beweegbare deel aandrijvend verbonden# aan het stationaire deel draaibaar gelagerd aandrijfrad en een tijdens het aandrijven met het aandrijfrad verbonden slingerarm.
Dergelijke slingerinrichtingen zijn in vele uit-10 voeringen bekend bij open dakconstructies voor automobielen.
Daar de slingerinrichtingen door middel van de slingerarm geheel met de hand moeten worden bediend# vereisen deze slingerinrichtingen vaak meer aandacht van de bestuurder van het voertuig in vergelijking met elektrisch bediende open 15 dakconstructies. Ook levert de slingerarm extra moeilijkheden op daar deze althans in de werkstand uit de dakhemel van het voertuig steekt en derhalve gevaar voor verwondingen zou kunnen opleveren als geen bijzondere maatregelen zouden worden genomen.
20 De onderhavige uitvinding heeft als eerste ten doel een slingerinrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die voor de bediening weinig aandacht van de bestuurder van het voertuig vraagt# en het comfort en de veiligheid van een elektrisch aangedreven open dakconstruc-25 tie biedt.
Een verder doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een slingerinrichting die is voorzien van een zeer nauwkeurig werkende blokkeerinrichting # waarvan de blokkering op eenvoudige wijze is op te heffen.
30 Nog een ander doel van de uitvinding is het ver schaffen van een slingerinrichting die is uitgevöerd met een ontkoppelinrichting voor het ontkoppelen van de slingerarm ten opzichte van het aandrijfrad, welke eenvoudig bedienbaar is en een automatische herkoppeling bewerkstelligt.
35 Voorts is het een doel van de uitvinding een slingerinrichting te verschaffen, die is uitgevoerd met een indicatieorgaan# waarvan de stand in wezen bepalend is voor de stand van het beweegbare deel.
8702494 ·-* -2-r*
Hiertoe is een eerste uitvoering van de slingerin-richting volgens de uitvinding gekenmerkt door een met het aandrijfrad en het stationaire deel samenwerkende blokkeer-inrichting voor het in een voorafbepaalde stand van 5 het beweegbare deel blokkeren van de slingerinrichting, met middelen voor het opheffen van de blokkering van de slinger-inrichting door de blokkeerinrichting; een tussen het aandrijfrad en het stationaire deel werkzame reminrichting voor het toelaten van een verdraaiing van het aandrijfrad 10 door de slingerarm en voor het tegengaan van een verdraaiing van het aandrijfrad vanuit het beweegbare deel; een tussen het aandrijfrad en de slingerarm aangebrachte ontkoppelin-richting voor het ontkoppelen van de slingerarm ten opzichte van het aandrijfrad, zodanig dat de slingerarm om de hartlijn 15 van het aandrijfrad kan worden geroteerd zonder verdraaiing van het aandrijfrad.
Door de blokkeerinrichting is het mogelijk, dat het beweegbare deel automatisch in een gewenste voorafbepaalde stand wordt geplaatst, zonder dat de bestuurder zijn aandacht 20 van het verkeer behoeft af te leiden. De reminrichting zorgt er voor dat een verplaatsing van het beweegbare deel bij van de buitenaf hierop uitgeoefende krachten, zoals de rijwind of bij inbraak, wordt tegengegaan. De ontkoppelinrichting maakt het mogelijk dat de slingerarm in alle posities van het be-25 weegbare deel wordt losgekoppeld van het aandrijfrad en zonder verplaatsing van het beweegbare deel naar een opgeborgen ruststand wordt gebracht.
In een uitvoering van de slingerinrichting waarbij de reminrichting werkt met een vrije slag tussen de slingerarm 30 en het aandrijfrad, kan deze vrije slag worden benut voor het opheffen van de blokkering van het aandrijfrad ten opzichte van het stationaire deel. Op deze wijze is een eenvoudig terugdraaien van de slingerarm voldoende voor het opheffen van de blokkering van het aandrijfrad.
35 Een verdere uitvoering van de slingerinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt door in vaste relatie met het aandrijfrad meedraaiende aanslagmiddelen met een aanslag-orgaan, waarbij de aanslagmiddelen zijn voorzien van twee samenwerkende roteerbare elementen, waarvan het aanslagele-40 ment is uitgevoerd met het aanslagorgaan en waarvan het 870 2 494 -3- tegenhoudelement is uitgevoerd met een vrijgeeforgaan; een in een voorafbepaalde stand van het beweegbare deel met het aanslagorgaan van het aanslagelement automatisch in ingrij-ping komend blokkeerorgaan voor het blokkeren van de aan-5 drijving van het beweegbare deel in de voorafbepaalde stand; middelen voor het opheffen van de blokkering waarbij het aanslagelement en het tegenhoudelement onderling verschillende overbrengingsverhoudingen tot het aandrij frad bezitten, die zodanig zijn gekozen, dat het vrijgeeforgaan aan het 10 tegenhoudelement slechts in een met de voorafbepaalde stand van het beweegbare deel overeenkomende onderlinge draaistand van de beide elementen een ingrijping tussen het blokkeerorgaan en het aanslagorgaan toelaat.
Op deze wijze is het mogelijk een zeer nauwkeurige, 15 spelingvrij e blokkering van het aandrij frad en derhalve van het paneel te bewerkstelligen, daar de blokkering plaatsvindt aan een roterend aanslagelement, waarvan de overbrengverhou-ding ten opzichte van het aandrijfrad willekeurig kan worden gekozen. Des te sneller het aanslagelement met het aandrij f-20 rad meeroteert, des te nauwkeuriger zal de blokkering van het aandrijfrad zijn.
Bij voorkeur is het aanslagelement direkt met het aandrijfrad verbonden, zodat het aanslagelement met dezelfde omwentelingssnelheid als het aandrij frad roteert.
25 Dit kan op eenvoudige wijze worden gerealiseerd, doordat het aanslagelement als een geheel met het aandrijfrad is gevormd en is uitgevoerd als een concentrisch om de hartlijn van het aandrij frad aangebrachte aanslagschij f, waarvan in de oratrek een uitsparing is gevormd, dat als aanslagorgaan 30 dient en waarin het blokkeerorgaan kan grijpen.
Hierbij is het mogelijk, dat het tegenhoudelement bestaat uit een concentrisch om de hartlijn van het aandrij f-rad aangebrachte tegenhoudring met een diameter die tenminste even groot is als die van de aanslagschij f, welke tegenhoud-35 ring via een vertragingsoverbrenging met het aandrij frad in ingrijping staat waarbij een veerelastisch element in radiale richting van het aandrij frad op het blokkeerorgaan inwerkt en het blokkeerorgaan met de omtrek van de tegenhoudring in aanraking houdt, terwij1 het vrijgeeforgaan bestaat uit een 40 in de omtrek van de tegenhoudring aangebrachte uitsparing, Ö702494 % -4- 'a die in de voorafbepaalde stand van het beweegbare deel in lijn ligt met de uitsparing in de aanslagschijff zodanig dat het blokkeerorgaan in de uitsparing in de aanslagschijf kan grijpen.
5 Door deze maatregelen voorkomt het tegenhoudelement, dat het blokkeerorgaan in andere standen dan de voorafbepaalde stand van het beweegbare deel met het aanslagorgaan in ingrij-ping komt. Slechts in de voorafbepaalde stand van het beweegbare deel werken de beide uitsparingen in de aanslagschijf en 10 de tegenhoudring zodanig samen, dat het blokkeerorgaan in de uitsparing van de aanslagschijf kan treden.
Een verdere uitvoering van de slingerinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt door een tussen het aandrijfrad en de slingerarm aangebrachte ontkoppelinrichting 15 voor het ontkoppelen van de slingerarm ten opzichte van het aandrijfrad, zodanig dat de slingerarm om de hartlijn van het aandrijfrad kan worden geroteerd zonder verdraaiing van het aandrijfrad, waarbij de ontkoppelinrichting is voorzien van een koppelorgaan dat met de hand van een koppelstand naar een 20 ontkoppelstand kan worden gebracht, terwijl na het verdraaien van de slingerarm naar een voorafbepaalde stand en het terugbrengen van de slingerarm naar de stand waarin deze werd ontkoppeld, het koppelorgaan automatisch naar de koppelstand terugkeert.
25 Deze ontkoppelinrichting voor de slingerinrichting heeft het voordeel, dat allereerst een zeer eenvoudige ontkoppeling van de slingerarm ten opzichte van het aandrijfrad plaatsvindt, terwijl voorts de slingerarm in zijn gekoppelde stand steeds een reproduceerbare relatie ten opzichte van het 30 aandrijfrad heeft.
Hierbij is het van voordeel, wanneer een uit ten opzichte van elkaar roteerbare naafdelen bestaande naaf is aangebracht, waarbij het eerste naafdeel is verbonden met het aandrijfrad, terwijl de slingerarm aan het tweede naafdeel is aangebracht, waarbij het koppelorgaan tussen het eerste en het tweede naafdeel is geplaatst en in zijn koppelstand de beide naafdelen rotatievast aan elkaar koppelt en in zijn ontkoppelstand de beide naafdelen van elkaar ontkoppelt.
Hierbij is het mogelijk, dat het koppelorgaan 40 bestaat uit ten minste een koppelpen, die in de beide naaf- 870 2 ¢9 4 tff -5- «r delen gevormde axiaal verlopende gaten verschuifbaar is ën in de richting van zijn koppelstand door een vëerelement belast is.
Wanneer de slingerarm tussen een werkstand en een 5 ingeklapte ruststand verzwenkbaar is om een loodrecht op de hartlijn van het aandrijfrad verlopende as, dan is het als alternatief mogelijk dat het koppelorgaan bestaat uit een koppelnok, die is aangebracht aan een om deze as verdraaibare bedieningsdraaiknop die verdraaibaar is tussen de koppel-10 stand en de ontkoppelstand, waarbij de koppelnok in de koppel-stand van de bedieningsdraaiknop in uitsparing in het eerste naafdeel grijpt en in de ontkoppelstand van de bedieningsdraaiknop buiten ingrijping in het eerste naafdeel is gebracht.
15 Een verdere uitvoering van de slingerinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt door een concentrisch om dë as aangebrachte, als indicatieorgaan voor de stand van het beweegbare deel dienende draairing; een tussen het aandrijf-rad en de draairing aangebrachte vertragingsoverbrenging, die 20 is opgebouwd uit een tussen het aandrijfrad en de draairing geplaatst tandwiel, waarbij de draairing is voorzien van een volledige vertanding, die voortdurend in ingrijping is met het tandwiel, terwij1 het aandrijfrad is voorzien van een klein aantal tanden, dat stootsgewijs in ingrijping komt met 25 het tandwiel, zodanig dat een continue verdraaiing van het aandrij frad door de vertragingsoverbrenging wordt omgezet in een vertraagde discontinue verdraaiing van de draairing.
De genoemde draairing kan ten eerste worden gebruikt als tegenhoudring van de blokkeerinrichting, terwijl deze 30 draairing tevens een indicatieorgaan voor de stand van het beweegbare deel vormt, indien de vertragingsoverbrenging zodanig is dat de draairing minder dan één omwenteling uitvoert bij de verplaatsing van het beweegbare deel tussen de uiterste standen.
35 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de slingerinrichting volgens de uitvinding voor het aandri j ven van een beweegbaar deel van het voertuig weergeeft.
Figuur 1 is een dwarsdoorsnede van een slingerin-40 richting volgens de uitvinding voor het aandrijven van het 8702494 * -6- paneel van een open dakconstructie.
Figuur 2 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van de slingerinrichting volgens fig. 1.
Figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III
5 in fig. 1.
Figuur 4 is een met fig. 1 overeenkomende dwarsdoorsnede van een gedeelte van een gewijzigde uitvoering van de slingerinrichting volgens fig. 1.
Figuur 5 is een met fig. 4 overeenkomende doorsnede 10 van de slingerinrichting van fig. 4f waarbij evenwel de slingerarm in een andere stand is weergegeven.
Figuur 6 is een onderaanzicht van de slingerinrichting volgens fig. 4.
Figuur 1 toont een slingerinrichting voor het aan-15 drijven van een niet-weergegeven paneel van een open dakconstructie, in het bijzonder een paneel van een hef-schuifdak voor een automobiel. Het paneel van het hef-schuifdak kan met behulp van de slingerinrichting enerzijds tussen een sluit-stand en een achterwaarts onder het vaste dak van de automo-20 biel verschoven stand en anderzijds tussen de sluitstand en een schuin achterwaarts omhoog verzwenkte ventilatiestand worden verplaatst. Hiertoe bezit de slingerinrichting een op een stationaire holle vertikale as 1 draaibaar gelagerd aan-drijfrad 2, dat aan zijn bovenzijde is voorzien van een ver-25 tanding 3 die in ingrijping is met door streep-stippellijnen aangeduide, van omtreksribben voorziene trek-drukkabels 68, die de rotatie van de aandrijfas 2 omzetten in een verschuif-beweging van een bedieningselement voor het paneel. De stationaire vertikale as 1 is bevestigd aan een horizontaal 30 plaatdeel 4, waaraan tevens een huisdeel 5 is aangebracht.
Het plaatdeel 4 en het huisdeel 5 kunnen tezamen met schroeven of dergelijke aan het frame van het hef-schuifdak worden bevestigd. Het aandrijfrad 2 is op een nog nader te beschrijven wijze aan het van de vertanding 3 afgekeerde 35 uiteinde verbonden met een naaf 6, die twee coaxiale naafdelen 7 en 8 omvat, waarvan het eerste naafdeel 7 draaibaar is gelagerd op de vertikale as 1 en in ingrijping staat met het aandrijfrad 2, terwijl het tweede naafdeel 8 roteerbaar op het eerste naafdeel 7 is gelagerd. Een met 40 behulp van een schroefdraadverbinding 69 aan de stationaire 67 02 49 4 -7- as 1 bevestigde montageplaat 70 houdt de naafdelen 7 en 8 radiaal opgesloten.
Een slingerarm 9 is aan zijn ene uiteinde verzwenkbaar om een horizontale as 10 verbonden met het 5 tweede naafdeel 8. Aan het van de naaf 6 afgekeerde uiteinde is de slingerarm uitgevoerd met een knop 11 voor het met de hand vastpakken van de slingerarm 9. De slingerarm 9 heeft twee stabiele standen: een met doorgetrokken lijnen aangegeven werkstand, waarin de slingerinrichting met behulp van 10 de slingerarm kan worden bediend, en een met streeplijnen aangeduide ruststand, waarin de slingerarm 9 in een niet weergegeven uitsparing in een met streep-stippellijnen aangeduide dakhemel 12 is opgeborgen. De slingerarm 9 wordt in de beide stabiele standen gearreteerd door een tussen het naaf-15 deel 8 en een nok 13 op de slingerarm 9 ingeklemde veer 14, waarvan het moment om de as 10 tussen de werkstand en de ruststand van de slingerarm 9 verandert. In een met streep-stippellij nen aangeduide labiele middenstand verloopt de slingerarm 9 evenwijdig aan de dakhemel 12.
20 De slingerinrichting is voorzien van een remin- richting, die een verdraaiing van het aandrijfrad 2 door het paneel in hoofdzaak tegengaat. Hiertoe is om de stationaire vertikale as 1 een met wrijving hierop aangrijpende torsieveer 15 aangebracht, welke een aantal windingen en twee uitstekende 25 uiteinden 16 en 17 omvat. In de ruststand van de torsieveer 15, waarin op haar uitstekende uiteinden geen krachten worden uitgeoefend, is de wrijvingskracht tussen de torsieveer 15 en de stationaire as 1 zo groot, dat geen verdraaiing van de torsieveer 15 ten opzichte van de stationaire as 1 kan plaats-30 vinden. Het aandrijfrad 2 en het naafdeel 7 van de naaf 6 zijn uitgevoerd met samenwerkende cirkelboogvormige wanddelen 18, resp. 19, die op de uitstekende veeruiteinden 16, 17, respectievelijk op elkaar kunnen aangrijpen. De wanddelen 18 en 19 strekken zich over een zodanig cirkelboog uit dat een 35 vrije slag van ongeveer 60° tussen het aandrijfrad 2 en het naafdeel 7 mogelijk is. Indien het naafdeel 7 door de slingerarm 9 wordt verdraaid, grijpt het wanddeel 19 hiervan aan op een vèeruiteinde 16, resp. 17, waarbij de torsieveer 15 zodanig wordt vervormd dat de wrijving tussen deze veer en 40 de stationaire as 1 kleiner wordt. Hierdoor wordt een 8702 49 4 -8- ·% verdraaiing van de torsieveer 15 om de as 1 mogelijk, waarna aan het einde van de vrije slag tussen de wanddelen 18 en 19 het wanddeel 19 aan het naafdeel 7 in ingrijping komt met het wanddeel 18 van het aandrijfrad 2, zodat bij een verdere ver-5 draaiing van het naafdeel 7 een verdraaiing van het aandrijf-rad 2 wordt bewerkstelligd. Indien evenwel door het paneel via de trek-drukkabels 68 een moment op het aandrijfrad 2 wordt uitgeoefend, komt het wanddeel 18 van het aandrijfrad 2 in ingrijping met het uiteinde 16, resp. 17 van de torsieveer 15 10 en belast deze zodanig, dat de wrijving tussen de torsieveer 15 en de stationaire as 1 nog wordt vergroot. Hierdoor wordt een verdere verdraaiing van het aandrijfrad 2 vanaf het paneel voorkomen.
De slingerinrichting is verder voorzien van een 15 blokkeerinrichting, die het aandrijfrad 2 blokkeert in voorafbepaalde standen van het paneel, in dit geval de sluitstand van het paneel tussen de achterwaarts verschoven stand en de omhoog verzwenkte stand van het paneel. Het doel van de blokkeerinrichtingis, dat het aandrijfrad 2 automatisch wordt 20 geblokkeerd in de sluitstand van het paneel bij de verplaatsing van het paneel vanuit een van de geopende standen naar de sluitstand, zodat het paneel steeds automatisch in de juiste stand wordt gesloten. Door een opheffing van de blokkering van het aandrijfrad 2 in de sluitstand van het paneel 25 kan dit paneel weer met behulp van de slingerinrichting naar een geopende stand worden verplaatst.
De blokkeerinrichting omvat een in één geheel met het aandrijfrad 2 gevormde, coaxiaal hiermede geplaatste aan-slagschijf 20, alsmede een met behulp van een nog nader te 30 omschrijven vertragingsoverbrenging 21 met het aandrijfrad roteerbaar in ingrijping staande coaxiale tegenhoudring 22.
De overbrengings^verhouding van de vertragingsoverbrenging 21 tussen de tegenhoudring 22 en het aandrijfrad 2 is zodanig gekozen, dat een verstelling van het paneel van de uiterste 35 omhoog verzwenkte stand naar de uiterste achterwaarts verschoven stand overeenkomt met een verdraaiing van de tegenhoudring 22 over een hoek van iets minder dan 360°, Derhalve geeft de draaistand van de tegenhoudring 22 een indicatie over de stand van het paneel, daar elke stand van de tegen-40 houdring 22 overeenkomt met een klein gebied van standen van &702 49 4 -9- « het paneel, terwijl in combinatie met de aanslagschijf 20 een exacte relatie tussen de stand van het paneel en die van de tegenhoudring 22/aanslagschijf 20 aanwezig is. In de omtrek van de aanslagschijf 20 is een als aanslagorgaan dienende 5 rechthoekige uitsparing 23 gevormd, terwijl in de omtrek van de tegenhoudring 22 een in radiale binnenwaartse richting gezien enigszins verder doorlopende als vrij geeforgaan werkende uitsparing 24 is aangebracht die is voorzien van naar de omtrek verlopende divergerende zijwanden 25. De 10 diameter van de tegenhoudring 22 is juist enigszins groter dan die van de aanslagschijf 20.
In het huisdeel 5 is een radiaal ten opzichte van het aandrijfrad 2 verlopende rechthoekige holte 26 gevormd, waarin een rechthoekige blokkeerpen 27 is opgenomen. Aan het 15 naar het aandrij frad 2 toegekeerde uiteinde van de blokkeerpen 27 is een smallere blokkeerneus 28 aangebracht met een breedte die het toelaat, dat de neus 28 in de uitsparing van de aanslagschij f 20 treedt en op deze wijze het aandrij frad 2 blokkeert. De blokkeerpen 27 bezit een uitholling 29 die aan 20 het van het aandrijfrad 2 afgekeerde uiteinde van de blokkeerpen 27 opent en waarin een schroefveer 30 gedeeltelijk is opgenomen, die steunt tegen de achterwand van de holte 26 en daardoor de blokkeerpen 27 in de richting van de tegenhoudring 22 en de aanslagschij f 20 van het aandrij frad 2 belast.
25 De blokkeerpen 27 is in axiale richting van het aan drij frad 2 met speling in de holte 26 opgenomen, zodanig dat de blokkeerpen 27 tegen de kracht van een bladveer 31 in in de van de naaf 6 afgekeerde richting kan worden gedrukt. Een door schroeven 32 aan het huisdeel 5 bevestigd afdekplaatj e 30 32 sluit de holte 26 aan de onderzijde af.
Het naafdeel 7 van de naaf 6 is aan zijn naar het aandrij frad 2 toegekeerde zijde voorzien van een ribbe 34, die kan samenwerken met een aan de naar het naafdeel 7 toegekeerde zijde van de blokkeerpen 27 gevormde nok 35. Door de 35 samenwerking van de ribbe 34 aan het naafdeel 7 en de nok 35 aan de blokkeerpen 27 wordt het naar het aandrijfrad 2 gekeerde uiteinde van de blokkeerpen 27 in axiale richting van het naafdeel 7 weggedrukt.
De werking van de blokkeerinrichting van de slinger-40 inrichting is als volgt.
In een willekeurige geopende stand van het paneel van het hef-schuifdak is de tegenhoudring 22 van de blokkeerinrichting zodanig verdraaid, dat de uitsparing 24 hierin op 8702 49 4 -10- een afstand van de blokkeerpen 27 is gelegen. De blokkeerpen 27 rust met zijn blokkeerneus 28 tegen de buitenomtrek van de tegenhoudring 22. De blokkeerneus 28 heeft in axiale richting van het aandrijfrad 2 een zodanige grootte dat deze zich in 5 de uitgangsstand ook over de dikte van de aanslagschijf 20 uitstrekt. Indien het aandrijfrad 2 met behulp van de slinger-arm 9 wordt geroteerd zodanig dat het paneel naar zijn sluit-stand wordt bewogen, wordt de tegenhoudring 22 via de vertra-gingsoverbrenging 21 vertraagd verdraaid, waarbij de uit-10 sparing 24 zich in de richting van de blokkeerpen 27 verplaatst.
De aanslagschijf 20 roteert daarentegen met dezelfde rotatiesnelheid als het aandrijfrad 2, zodat bij elke omwenteling van het aandrijfrad 2 de uitsparing 23 de blokkeerpen 15 27 passeert. Daar de blokkeerneus 28 van de blokkeerpen 27 evenwel tegen de omtrek van de tegenhoudring 22 rust, waarvan de diameter enigszins groter is dan die van de aanslagschijf 20, blijft de blokkeerpen 27 bij het passeren van de uitsparing 23 in de aanslagschijf 20 steeds in zijn uitgangs-20 stand.
In de sluitstand van het paneel echter is de tegenhoudring 22 zover verdraaid, dat de uitsparing 24 hierin in lijn met de blokkeernok 28 van de blokkeerpen 27 is komen te liggen. Hierdoor komt de blokkeerneus 28 van de blokkeerpen 25 27 tegen de omtrek van de aanslagschijf 20 te rusten. Wanneer dan de uitsparing 23 van de aanslagschijf 20 eveneens in lijn komt met de blokkeerpen 28, zodat de beide uitsparingen 23 en 24 samenvallen, zal de blokkeerneus 28 van de blokkeerpen 27 door de schroefveer 30 in de uitsparing 23 van de aanslag-30 schijf 20 worden gedrukt en zal de aanslagschijf 20 en derhalve het aandrijfrad 2 tegen een verdere verdraaiing zijn geblokkeerd. Het paneel is dan automatisch exact in zijn sluitstand geblokkeerd, zonder dat de aandacht van de bestuurder van het verkeer is afgeleid.
35 Indien de bestuurder het paneel van het hef-schuif- dak weer wenst te openen, hetzij terug naar dezelfde geopende stand, hetzij verder naar een andere geopende stand, dient deze allereerst met de slingerarm 9 de naaf 6 over zijn vrije slag ten opzichte van het aandrijfrad 2 terug te draaien. Bij 40 het terugdraaien van de naaf 6 over de vrije slag komt de 8702494 3'"' -11- & ribbe 34 aan het naafdeel 7 in aanraking met de in de blok-keerstand van de blokkeerpen 27 in de baan van de ribbe 34 gelegen nok 35 van de blokkeerpen 27 (in de uitgangsstand van de blokkeerpen 27 ligt de nok 35 buitenwaarts van de door de 5 ribbe 34 doorlopen baan). Hierdoor wordt de nok 35 en derhalve het naar de aanslagschij f 20 toegekeerde uiteinde van de blokkeerpen 27 in axiale richting van het naafdeel 7 weggedrukt tegen de kracht van de bladveer 21 in over zodanige afstand, dat de blokkeerneus 28 van de blokkeerpen 27 in 10 axiale richting uit de uitsparing 23 van de aanslagschijf 20 wordt gedrukt. Daar de schroefveer 30 tevens een radiale kracht op de blokkeerpen 27 uitoefent, wordt de blokkeerpen 27 na het uittreden van de blokkeerneus 28 uit de uitsparing 23 in de aanslagschijf 20 radiaal binnenwaarts gedrukt, 15 totdat de blokkeerneus 28 wordt gestuit door de wand van de uitsparing 24 in de tegenhoudring 22. In fig. 1 is deze tussenstand van de blokkeerpen 27 met streeplijnen weergegeven. In deze tussenstand van de blokkeerpen 27 wordt de blokkeerpen 27 door gebogen bladveer 31 tegen de van de naaf 20 6 afgekeerde zijde van de aanslagschijf 20 belast.
Doordat de blokkeerneus 28 in de tussenstand van de blokkeerpen 27 niet meer in ingrijping is met de uitsparing 23 in de aanslagschijf 20 is de blokkering van de aanslagschi jf 20 en derhalve van het aandrijfrad 2 opgeheven.
25 Zodoende kan het aandrijfrad 2 in beide richtingen door de naaf 6 worden verdraaid. Door de verdraaiing van het aandrijf-rad 2 wordt ook de tegenhoudring 22 via de vertragingsover-brenging 21 vertraagd verdraaid. Hierbij wordt een van de schuine zijwanden 25 van de uitsparing 24 in de tegenhoudring 30 22 in ingrijping gebracht met de blokkeerneus 28 van de blokkeerpen 27, zodat de blokkeerpen 27 door de schuine zijwand 25 radiaal buitenwaarts wordt gedrukt. Doordat de diameter van de tegenhoudring 22 enigszins groter is dan die van de aanslagschijf 20 zal de blokkeerneus 28 zover buitenwaarts 35 worden verplaatst dat de blokkeerneus 28 buiten ingrijping met de van de naaf 6 afgekeerde zijde van de aanslagschijf 20 wordt gebracht. Dit heeft tot gevolg dat de blokkeerpen 27 door de gebogen bladveer 31 in axiale richting naar zijn uitgangsstand wordt teruggedrukt waarbij de blokkeerneus 28 40 tegen de omtrek van de tegenhoudring 22 rust en zich tevens 8702494 * -12- uitstrekt over de dikte van de aanslagschijf 20, zodat de blokkeerpen 27 bij het bereiken van de sluitstand van het paneel wederom de aanslagschijf 20 kan blokkeren.
De constructie van de in het voorgaande reeds 5 genoemde vertragingsoverbrenging 21 blijkt uit de figuren 1 en 3. Hierin is te zien, dat de vertragingsoverbrenging 21 is voorzien van een radiaal tussen het aandrijfrad 2 en de dit omringende tegenhoudring 22 geplaatst tandwiel 36. Dit tandwiel 36 bezit een draaipen 37, die zich evenwijdig aan de 10 hartlijn van het aandrijfrad 2 uitstrekt en die draaibaar in een gat 38 in het huisdeel 5 is gelagerd. De tegenhoudring 22 is aan zijn binnenomtrek voorzien van een volledige vertanding 39, die zich over de gehele hoogte van het tandwiel 36 uitstrekt en die voortdurend in ingrijping is met het tandwiel 15 36. Het aandrijfrad 2 daarentegen is aan zijn buitenomtrek voorzien van slechts twee tanden 40, die onder een hoek van 180° ten opzichte van elkaar op het aandrijfrad 2 zijn aangebracht. Bij het verdraaien van het aandrijfrad 2 komen deze tanden 40 stootsgewijs met het tandwiel 36 in ingrijping, 20 zodanig dat een continue verdraaiing van het aandrijfrad 2 door de vertragingsoverbrenging 21 wordt omgezet in een discontinue verdraaiing van de tegenhoudring 22.
Het tandwiel 36 bestaat uit twee axiaal gescheiden, draaivast verbonden tandwieldelen 41 en 42, die elk een zelfde 25 aantal, in dit geval drie, tanden 43 bezitten. De tanden 43 van de beide tandwieldelen '41, 42 zijn een halve tandsteek ten opzichte van elkaar versprongen, terwijl de tanden 43 met een zodanige verdeling zijn aangebracht, dat de tanden 43 van de beide tandwieldelen 41 en 42 tezamen een volledige vertan-30 ding vormen, zodanig dat successievelijk een tand 43 van het ene tandwieldeel 41 en een tand 43 van het andere tandwiel-deel 42 met de vertanding 39 van de tegenhoudring 22 in ingrijping komt.
Tussen de tanden 40 van het aandrijfrad 2 verloopt 35 in de omtreksrichting van het aandrijfrad 2 een borst 44, resp. 45 met een straal, die althans ongeveer gelijk is aan de afstand tussen de hartlijn van het aandrijfrad 2 en de top van de tanden 40 hiervan. Deze borst 44 bij de ene helft van het aandrijfrad 2 strekt zich slechts over de hoogte van het 40 ene tandwieldeel 41 uit, terwijl de borst 45 bij de andere 8702494 -13- helft van het aandrijfrad 2 juist alleen over de hoogte van het andere tandwieldeel 42 verloopt. De borst 44, 45 verhindert hiermede een verdraaiing van het tandwiel 36 en derhalve van de tegenhoudring 22 buiten een verdraaiing 5 hiervan door het aandrijfrad 2.
De werking van de vertragingsoverbrenging 21 is als volgt.
In de in fig. 3 weergegeven stand is een tand 43 van het tandwieldeel 41 in ingrijping met de vertanding 39 10 van de tegenhoudring 22. De tegenovergestelde tand 43 van het andere tandwieldeel 42 strekt zich uit tot in de baan van de tanden 40 van het aandrijfrad 2. Deze tand 43 van het tandwieldeel 42 van het tandwiel 36 strekt zich eveneens uit tot voorbij de buitenomtrek van de borst 44 van het aandrij frad 15 2, die ter hoogte van het andere tandwieldeel 41 verloopt.
Indien het tandwiel 36 door de vertanding 39 van de tegenhoudring 22 zou worden verdraaid, dan komt een van de tanden 43 van het tandwieldeel 41 in aanraking met de borst 44, waardoor een verdere verdraaiing van het tandwiel 36 wordt verhinderd. 20 Wanneer het aandrijfrad 2 wordt verdraaid, komt een van de tanden 40 hiervan in ingrijping met de tand 43 van het tandwieldeel 42, waardoor het tandwiel 36 over een tandsteek verder wordt verdraaid. Hierbij komt een tand 43 van het tandwieldeel 41 van het tandwiel 36 in de baan van de tanden 40 25 van het aandrijfrad 2 te liggen. Dit is mogelijk, doordat de borst 45 van het aandrijfrad 2 aan de andere zijde van de betreffende tand 40 zich alleen ter hoogte van het tandwieldeel 42 uitstrekt en de borst 45 derhalve in deze helft van het aandrijfrad 2 een verdraaiing van het tandwiel 36 30 verhindert via het tandwieldeel 42. Op de beschreven wij ze vindt gedurende een verdraaiing van het aandrij frad 2 over 360° een verdraaiing van de tegenhoudring 22 over een aanzienlijk kleinere hoek plaats, zodat een ten opzichte van het aandrijfrad 2 vertraagde, discontinue beweging van de 35 tegenhoudring 22 is gerealiseerd.
De slingerinrichting is voorts uitgevoerd met een ontkoppelinrichting voor het ontkoppelen van de slingerarm 9 ten opzichte van het aandrijfrad 2, zodat de slingerarm 9 om de hartlijn van het aandrijfrad 2 kan worden geroteerd zonder 40 verdraaiing van het aandrij frad 2. Het doel hiervan is, de ....
8702494 -14- slingerarm 9 in elke positie van het aandrijfrad 2 en derhalve elk positie van het paneel van het hef-schuifdak te kunnen ontkoppelen, en naar zijn ruststand in een uitsparing in de dakhemel te kunnen verdraaien zonder de positie van het 5 paneel te beïnvloeden.
In de weergegeven uitvoering van de slingerinrich-ting vindt de ontkoppeling van de slingerarm 9 ten opzichte van het aandrijfrad 2 plaats tussen de naafdelen 7 en 8 van de naaf 6. Hiertoe bezitten de beide naafdelen een aantal om 10 hun hartlijn verdeelde axiaal verlopende gaten 46, resp. 47, waarbij in de koppelstand van de beide naafdelen 7 en 8 de gaten 46 en 47 hiervan met elkaar in lijn zijn gelegen. In elk gat 46 is een als koppelorgaan dienende koppelpen 48 verschuifbaar aangebracht. Deze koppelpennen 48 bezitten een 15 lengte, die groter is dan de dikte van het naafdeel 7 ter plaatse van dit gat 46.Elke koppelpen 48 is aan zijn van het naafdeel 8 afgekeerde uiteinde belast door een schroef-veer 49, die via een platte ring 50 op de koppelpennen 48 inwerkt en de koppelpennen 48 in de richting van het naaf-20 deel 8 belast, indien de koppelpennen 48 aan van het naafdeel 8 afgekeerde zijde uit het naafdeel 7 steken. In de koppelstand van de ontkoppelinrichting strekken de koppelpennen 48 zich zowel door de gaten 46 in het naafdeel 7 als in de gaten 47 in het naafdeel 8 uit, zodat de beide naaf-25 delen 7 en 8 draaivast met elkaar zijn verbonden.
De ontkoppelinrichting is tevens uitgevoerd met een bedieningsorgaan voor de koppelpennen 48, dat bestaat uit een axiaal verschuifbaar aan het naafdeel 8 bevestigde bedieningsknop 51, die is uitgevoerd met een aantal verschuifbaar in de 30 gaten 47 voor de koppelpennen 48 opgenomen bedieningspennen 52. Een tussen het naafdeel 8 en de bedieningsknop 51 aangebrachte schroefveer 53 belast de bedieningsknop 51 in de richting van zijn koppelstand, waarbij de bedieningspennen 52 slechts voor een gedeelte in hun bijbehorende gaten 35 47 in het naafdeel 8 steken. In de ontkoppelstand van de bedieningsknop 51 strekken de bedieningspennen 52 zich juist precies over de gehele lengte van hun bijbehorende gaten 47 In het naafdeel 8 uit.
De bedieningsknop 51 is voorts voorzien van een 40 grendelorgaan, dat de bedieningsknop 51 in zijn ontkoppelstand 8702494 -15- ’ vergrendelt. Dit grendelorgaan bestaat uit een in een holte van de vertikale stationaire as 1 stekende axiaal verlopende stift 55, die aan zijn onderste uiteinde aan de bedieningsknop 51 is bevestigd. Aan het andere uiteinde is de stift 55 uitge-5 voerd met twee buitenwaarts verende benen 56, aan het vrije uiteinde waarvan telkens een grendelneus 57 is gevormd. De grendelneuzen 57 steken in de ontkoppelstand van de bedieningsknop 51 uit de holte 54 van de stationaire as 1 en grijpen aan op het eindvlak 58 aan het betreffende uiteinde 10 van de stationaire as 1, zodat de bedieningsknop 51 in deze ontkoppelstand is vergrendeld. Op het eindvlak 58 aan het uiteinde van de stationaire as 1 zijn als ontgrendelorganen dienende, aan weerszijden van de holte 54 in de stationaire as 1 gevormde, tot aan de oratrek hiervan reikende, in de 15 axiale richting verlopende vlakken 59 op aanzetstukken 60 gevormd. In de omtreksrichting van de stationaire as 1 zijn de vlakken 59 van de aanzetstukken 60 zodanig gepositioneerd, dat in de stand van het naafdeel 8, waarin de slinger-arm zich onder de uitsparing in de dakhemel 12 bevindt, de 20 grendelneuzen 57 door de ingrijping met de vlakken 59 van de aanzetstukken 60 zover binnenwaarts zijn gedrukt, dat de in-grijping tussen de grendelneuzen 57 en het eindvlak 58 van de stationaire as 1 is opgeheven en de stift 55 van de bedieningsknop 51 door de schroefveer 53 naar de koppelstand kan 25 worden verplaatst.
De werking van de in fig. 1 weergegeven ontkoppelinrichting is als volgt.
Met behulp van de zich in zijn werkstand bevindende slingerarm 9 wordt het aandrijfrad 2 verdraaid en het paneel 30 van het hef-schuifdak naar een gewenste positie bewogen.
Indien de gewenste positie is bereikt, is het wenselijk dat de slingerarm 9 in de uitsparing in de dakhemel 12 wordt opgeborgen, daar in deze opgeborgen ruststand van de slingerarm 9 bij een ongeval minder kans op verwondingen van 35 de passagiers door de slingerarm 9 bestaat. In de meeste gevallen zal de slingerarm 9 zich in de gewenste positie van het paneel niet precies onder de uitsparing in de dakhemel 12 bevinden, zodat de slingerarm om de hartlijn van het aandrijf-rad 2 zal moeten worden verdraaid naar de juiste stand onder 40 de uitsparing in de dakhemel 12, waarbij de stand van het 870248 4 -16- paneel van het hef-schuifdak niet mag veranderen. Hiertoe wordt de bedieningsknop 51 ingedrukt naar zijn ontkoppelstand. De ingrijping tussen de grendelneuzen 57 en het eindvlak 58 van de stationaire as 1 zorgt ervoor dat de bedieningsknop 51 5 in deze ontkoppelstand wordt vergrendeld. In de ontkoppelstand van de bedieningsknop 51 zijn de koppelpennen 48 tegen de kracht van de schroefveer 59 in verplaatst door de bedienings-pennen 52 aan de bedieningsknop 51 over zodanige afstand, dat de koppelpennen 48 juist uit de gaten 47 in het naafdeel 8 10 zijn gedrukt. Hiermede is de draaivaste koppeling tussen de beide naafdelen 7 en 8 opgeheven, zodat het naafdeel 8 door de slingerarm 9 om de hartlijn van het aandrijfrad 2 kan worden geroteerd, terwijl het naafdeel 7 en derhalve het aandrijfrad 2 en het paneel van het hef-schuifdak in hun 15 stand blijven gehandhaafd. Indien de slingerarm 9 tot een stand onder de uitsparing in de dakhemel 12 is verdraaid, zijn de grendelneuzen 57 juist door de vlakken 59 op de aanzetstukken 60 zover binnenwaarts gedrukt, dat de ingrijping tussen de grendelneuzen 57 en het eindvlak 58 van de 20 stationaire as 1 en derhalve de vergrendeling van de bedieningsknop 51 is opgeheven, waardoor de bedieningsknop 51 door de schroefveer 53 naar zijn ontkoppelstand wordt verplaatst. Dit gaat met een duidelijk hoorbare klik gepaard, zodat de bestuurder van het voertuig verneemt dat de slingerarm 9 in 25 de juiste stand onder de uitsparing in de dakhemel 12 is gearriveerd, zonder dat deze zijn aandacht van het verkeer behoeft af te leiden. Bij het naar de ontkoppelstand verplaatsen van de bedieningsknop 51 en derhalve van de bedieningspennen 52, zullen de koppelpennen 48 in hun 30 ontkoppelstand blijven gehandhaafd, daar de gaten 47 in het naafdeel 8 en de gaten 46 in het naafdeel 7 niet met elkaar in lijn zijn gelegen, zodat de koppelpennen 48 op het naar het naafdeel 7 toegekeerde vlak van het naafdeel 8 rusten.
Indien de bestuurder het paneel van het hef-schuif-35 dak weer wenst te verplaatsen, dient de slingerarm 9 allereerst vanuit zijn ruststand in de uitsparing in de dakhemel 12 naar de werkstand te worden verplaatst, terwijl vervolgens de slingerarm 9 en het naafdeel 8 om de hartlijn van het aandrijfrad 2 moeten worden verdraaid. Wanneer het naafdeel 8 40 zodanig is verdraaid, dat dit de stand inneemt, waarin het 0702.49 4 -17- -- ' ·· ^ naafdeel 8 van het naafdeel 7 werd ontkoppeld, zullen de gaten 47 van het naafdeel 8 weer in lijn liggen met de gaten 46 van het naafdeel 7. Hierdoor zullen de koppelpennèn 48 door de schroefveer 49 in de gaten 47 van het naafdeel 8 5 worden gedrukt, zodat de draaivaste koppeling tussen de beide naafdelen 7 en 8 weer is bewerkstelligd, en bij een verdere verdraaiing van het naafdeel 8 zullen het naafdeel 7 en het aandrijfrad 2 worden meeverdraaid en zal het paneel van het hef-schuifdak worden verplaatst.
10 In de figuren 4-6 is een alternatieve uitvoering van de ontkoppelinrichting voor de slingerinrichting weergegeven. Hierbij vindt de ontkoppeling van de slingerarm 9 ten opzichte van het aandrijfrad 2 wederom plaats door een ontkoppeling van het naafdeel 8 ten opzichte van het naafdeel 7.
15 Het koppelorgaan bestaat in dit geval uit een koppelnok 61, die is gevormd aan een om de as 10 tussen de slingerarm 9 en het naafdeel 8 verdraaibare bedieningsdraaiknop 62. In dé koppelstand van de bedieningsdraaiknop 62 grijpt de koppelnok 61 hiervan in een uitsparing 63 in het naafdeel 7, terwijl in 20 de ontkoppelstand van de bedieningsdraaiknop 62 de koppelnok 61 buiten ingrijping met het eerste naafdeel 7 is gebracht.
De bedieningsdraaiknop 62 kan met de hand van de koppelstand naar de ontkoppelstand worden verdraaid. Hiertoe bezit de bedieningsdraaiknop een gekarteld oppervlak 64. Als alterna-25 tief voor het gekromde gekartelde oppervlak 64 kan ook een met een streep-stippellijn aangeduide bedieningsribbe 65 zijn aangebracht.
Tussen de bedieningsdraaiknop 62 en de slingerarm 9 is een ongeveer omega-vormige veer 66 aangebracht, waarvan 30 het middendeel in een groef 67 van de bedieningsdraaiknop 62 is geplaatst, terwijl de beide benen van de veer 66 in de nok 13 van de slingerarm 9 steunen. In dè werkstand van de slingerarm 9 (fig. 4) arreteert de veer 66 de bedieningsdraaiknop 62 zowel in de koppelstand (veer 66 getekend met doorge-35 trokken lijnen) als in dë ontkoppelstand (veer 66 getekend met streep-stippellijnen), zodat bij het met de hand verdraaien van de bedieningsdraaiknop 62 deze na een labiele middenstand vanzelf de koppel- resp. ontkoppelstand opzoekt.
In de ingeklapte ruststand van de slingerarm, waarbij de 40 bedieningsdraaiknop 62 zich in de ontkoppelstand bevindt, is 870249 4 -18- de veer 66 zodanig ten opzichte van de bedieningsdraaiknop 62 verzwenkt, dat deze veer 66 de bedieningsdraaiknop 62 naar zijn koppelstand belast.
De werking van de ontkoppelinrichting volgens de 5 figuren 4-6 is als volgt.
In de werkstand van de slingerarm 9 kan bij het bereiken van de gewenste positie van het paneel van het hef-schuifdak de bedieningsdraaiknop 62 met een vinger vanuit de koppelstand naar de ontkoppelstand worden verdraaid. De 10 veer 66 oefent daarbij een zodanig moment op de bedieningsdraaiknop 62 om de as 10 uit, dat de bedieningsdraaiknop 62 in de ontkoppelstand wordt gearreteerd. Doordat de koppelnok 61 uit de uitsparing 63 in het naafdeel 7 is verwijderd, kan het naafdeel 8 met behulp van de slingerarm 9 15 om de hartlijn van de vertikale as 1 worden geroteerd, zonder dat het naafdeel 7 wordt verdraaid. Indien de juiste positie van de slingerarm 9 onder de uitsparing in de dakhemel is bereikt, kan de slingerarm 9 vanuit zijn werkstand naar de ruststand in de uitsparing van de dakhemel worden verzwenkt. 20 In deze stand wordt de slingerarm 9 door de veer 14 gearreteerd. Bij de verzwenking van de slingerarm 9 vanuit de werkstand naar de ruststand wordt de veer 66 zodanig ten opzichte van de bedieningsdraaiknop 62 verzwenkt, dat het moment hiervan op de bedieningsdraaiknop 62 wordt omgekeerd 25 en derhalve de bedieningsdraaiknop 62 door de veer 66 in de richting van zijn koppelstand wordt belast. Hierdoor zal bij het terugverzwenken van de slingerarm 9 vanuit de ingeklapte ruststand naar de uitgeklapte werkstand de bedieningsdraaiknop 62 automatisch terug worden gedraaid totdat de koppel-30 nok 61 aan de bedieningsdraaiknop 62 in aanraking komt met de onderzijde van het eerste naafdeel 7. Wanneer de slingerarm 9 met het tweede naafdeel 8 wordt terugedraaid naar de stand, waarin de ontkoppeling plaatsvond, zal de koppelnok 61 automatisch door de veer 66 in de uitsparing 63 in het naafdeel 7 35 worden gedrukt, zodat een automatische koppeling tussen het tweede naafdeel 8 en het eerste naafdeel 7 en derhalve tussen de slingerarm 9 en het aandrijfrad 2 wordt bewerkstelligd. Hierna kan het paneel van het hef-schuifdak naar een andere stand worden verplaatst.
40 De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening 870 2 49 4 -19- weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd. Zo is het uiteraard mogelijk de uitvinding eveneens toe te passen voor andere open dakconstructies, 5 zoals spoilerdaken.
870249 4

Claims (23)

1. Slingerinrichting voor het aandrijven van een beweegbaar deel van een voertuig, zoals een paneel van een opendakconstructie, voorzien van: een stationair deel; 5 een met het beweegbare deel aandrijvend verbonden, aan het stationaire deel draaibaar gelagerd aandrijfrad; een tijdens het aandrijven met het aandrijfrad verbonden slingerarm; een met het aandrijfrad en het stationaire deel 10 samenwerkende blokkeerinrichting voor het in een voorafbepaalde stand van het beweegbare deel blokkeren van de slingerinrichting, met middelen voor het opheffen van de blokkering van de slingerinrichting door de blokkeerinrichting; 15 een tussen het aandrijfrad en het stationaire deel werkzame reminrichting voor het toelaten van een verdraaiing van het aandrijfrad door de slingerarm en voor het tegengaan van een verdraaiing van het aandrijfrad vanuit het beweegbare deel; 20 een tussen het aandrijfrad en de slingerarm aange brachte ontkoppelinrichting voor het ontkoppelen van de slingerarm ten opzichte van het aandrijfrad, zodanig dat de slingerarm om de hartlijn van het aandrijfrad kan worden geroteerd zonder verdraaiing van het aandrijfrad.
2. Slingerinrichting volgens conclusie 1, waarbij de reminrichting zodanig is uitgevoerd, dat tussen de slingerarm en het aandrijfrad een vrije slag aanwezig is, terwijl deze vrije slag wordt benut voor het opheffen van de blokkering van het aandrijfrad ten opzichte van het stationaire 30 deel.
3. Slingerinrichting voor het aandrijven van een beweegbaar deel van een voertuig, zoals een paneel van een opendakconstructie, voorzien van: een stationair deel; 35 een met het beweegbare deel aandrijvend verbonden, draaibaar aan het stationaire deel gelagerd aandrijfrad; een tijdens het aandrijven met het aandrijfrad verbonden slingerarm; in vaste relatie met het aandrijfrad meedraaiende 870249 4 -21- aanslagmiddelen met een aanslagorgaan, waarbij de aanslag-middelen zijn voorzien van twee samenwerkende roteerbare elementen, waarvan het aanslagelement is uitgevoerd met het aanslagorgaan en waarvan het tegenhoudelement is uitgevoerd 5 met een vrijgeeforgaan; een in een voorafbepaalde stand van het beweegbare deel met het aanslagorgaan van het aanslagelement automatisch in ingrijping komend blokkeerorgaan voor het blokkeren van de aandrijving van het beweegbare deel in de voorafbepaalde 10 stand; middelen voor het opheffen van de blokkering waarbij het aanslagelement en het tegenhoude1ement onderling ver schillende overbrengingsverhoudingen tot het aandrijfrad bezitten, die zodanig zijn gekozen, dat het 15 vrij geeforgaan aan het tegenhoudelement slechts in een met de voorafbepaalde stand van het beweegbare deel overeenkomende onderlinge draaistand van de beide elementen een ingrij ping tussen het blokkeerorgaan en het aanslagorgaan toelaat.
4. Slingerinrichting volgens conclusie 3, waarbij 20 het aanslagelement direct met het aandrij frad is verbonden.
5. Slingerinrichting volgens conclusie 4, waarbij het aanslagelement als een geheel met het aandrijfrad is gevormd en is uitgevoerd als een concentrisch om de hartlijn van het aandrijfrad aangebrachte aanslagschijf, waarvan in de 25 omtrek een uitsparing is gevormd, dat als aanslagorgaan dient en waarin het blokkeerorgaan kan grijpen.
6. Slingerinrichting volgens conclusie 5, waarbij . het tegenhoudelement bestaat uit een concentrisch om de hartlijn van het aandrijfrad aangebrachte tegenhoudring die 30 via een vertragingsoverbrenging met het aandrijfrad in ingrij ping staat waarbij een veerelastisch element in radiale richting van het aandrij frad op het blokkeerorgaan inwerkt en het blokkeerorgaan met de omtrek van de tegenhoudring in aanraking houdt, terwij1 het vrij geeforgaan bestaat uit een 35 in de omtrek van de tegenhoudring aangebrachte uitsparing, die in de voorafbepaalde stand van het beweegbare deel in lijn ligt met de uitsparing in de aanslagschijf, zodanig dat het blokkeerorgaan in de uitsparing in de aanslagschijf kan grijpen.
7. Slingerinrichting volgens 6, waarbij het blok- 8702494 -22- keerorgaan drie standen bezit, een uitgangsstand waarbij het blokkeerorgaan in aanraking is met de omtrek van de tegen-houdring, een blokkeerstand waarbij het blokkeerorgaan in ingrijping is met de uitsparing in de aanslagschijf en een 5 tussenstand waarbij het blokkeerorgaan in ingrijping is met de uitsparing in de tegenhoudring.
8. Slingerinrichting volgens conclusie 7, waarbij de uitsparing in de tegenhoudring en het blokkeerorgaan zodanig zijn uitgevoerd, dat door verdraaiing van de tegen- 10 houdring terwijl het blokkeerorgaan zich in zijn van de tussenstand bevindt, het blokkeerorgaan door de tegenhoudring naar zijn uitgangsstand wordt teruggebracht.
9. Slingerinrichting volgens conclusie 8, waarbij de uitsparing in de tegenhoudring in radiale richting verder 15 binnenwaarts verloopt dan de uitsparing in de aanslagschijf, terwijl de uitsparing in de tegenhoudring naar de omtrek verlopende divergerende zijwanden bezit en het blokkeerorgaan door een veerelastisch element in de axiale richting van het aandrijfrad naar de aanslagschijf toe is belast.
10. Slingerinrichting volgens een der conclusies 5-9, waarbij de slingerarm is aangebracht op een naaf, die met het aandrijfrad is verbonden, zodanig dat tussen de naaf en het aandrijfrad een vrije slag aanwezig is en de aanslagschijf axiaal tussen de naaf en de tegenhoudring is gelegen, 25 terwijl de middelen voor het opheffen van de blokkering door het blokkeerorgaan een op de naar de aanslagschijf toegekeerde zijde van de naaf gevormde nok omvat, die op de blok-keerpen kan aangrijpen, zodanig dat bij verdraaiing van de naaf tijdens de vrije slag de nok het blokkeerorgaan van de 30 blokkeerstand naar de tussenstand verplaatst.
11. Slingerinrichting volgens een der conclusies 3-10, waarbij het blokkeerorgaan bestaat uit een in een holte in het stationaire deel opgenomen blokkeerpen, die in axiale en radiale richting van het aandrijfrad in de holte kan 35 bewegen, terwijl de op de blokkeerpen in axiale en radiale richting inwerkende veerelastische elementen in de holte zijn aangebracht.
12. Slingerinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het radiale veerelastische element 40 uit een schroefveer en het axiale veerelastische element uit een gebogen bladveer bestaat. 8702494 -23- ' . i
13. Slingerinrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de blokkeerpen aan zijn naar de aanslagschijf toegekeerde uiteinde is uitgevoerd met een blokkeerneus, die in de axiale richting van het aandrijf- 5 rad een zodanige grootte bezit, dat in de blokkeerstand van de blokkeerpen de blokkeerneus zowel in de uitsparing van de aanslagschijf als in de uitsparing van de tegenhoudring grijpt, terwijl de blokkeerpen aan de naar de naaf toegekeerde zijde is uitgevoerd met een nok, die in de uitgangsstand van 10 de blokkeerpen radiaal buitenwaarts van de door de nok op de naaf doorlopen baan is gelegen, en die in de blokkeerstand van de blokkeerpen in de baan van de nok op de naaf is gelegen.
14. Slingerinrichting voor het aandrijven van een 15 beweegbaar deel van een voertuig, zoals een paneel van een open dakconstructie, voorzien van: een stationair deel; een met het beweegbare deel aandrijvend verbonden, aan het stationaire deel draaibaar gelagerd aandrijfrad; 20 een tijdens het aandrijven met het aandrijfrad ver bonden slingerarm; een tussen het aandrijfrad en de slingerarm aangebrachte ontkoppelinrichting voor het ontkoppelen van de slingerarm ten opzichte van het aandrijfrad, zodanig dat de 25 slingerarm om de hartlijn van het aandrijfrad kan worden geroteerd zonder verdraaiing van het aandrijfrad, waarbij dé ontkoppelinrichting is voorzien van een koppelorgaan dat met de hand van een koppelstand naar een ontkoppelstand kan worden gebracht, terwijl na het verdraaien van de slingerarm naar 30 een voorafbepaalde stand en het terugbrengen van de slingerarm naar de stand waarin deze werd ontkoppeld, het koppelorgaan automatisch naar de koppelstand terugkeert.
15. Slingerinrichting volgens conclusie 14, waarbij het aandrijfrad is uitgevoerd met een uit twee coaxiale ten 35 opzichte van elkaar roteerbare naafdelen bestaande naaf, waarbij het eerste naafdeel is verbonden met het aandrijfrad, terwijl de slingerarm aan het tweede naafdeel is aangebracht, waarbij het koppelorgaan tussen het eerste en het tweede naafdeel is geplaatst en in zijn koppelstand de beide naafdelen 40 rotatievast aan elkaar koppelt en in zijn ontkoppelstand de 8702494 -24- beide naafdelen van elkaar ontkoppelt.
16. Slingerinrichting volgens conclusie 15, waarbij het koppelorgaan bestaat uit ten minste een koppelpen, die in de beide naafdelen gevormde axiaal verlopende gaten verschuif- 5 baar is en in de richting van zijn koppelstand door een veer-element belast is.
17. Slingerinrichting volgens conclusie 16, waarbij een bedieningsorgaan voor de koppelpen is aangebracht, dat bestaat uit een axiaal verschuifbaar aan het tweede naafdeel 10 bevestigde bedieningsknop, die is uitgevoerd met een be-dieningspen welke in het gat van de koppelpen in het tweede naafdeel steekt en in de ontkoppelstand van de bedieningsknop de koppelpen tegen de kracht van het veerelement in uit het gat in het tweede naafdeel in de ontkoppelstand drukt, waarbij 15 de bedieningsknop is voorzien van een grendelorgaan dat de bedieningsknop in zijn ontkoppelstand vergrendelt, terwijl het stationaire deel is voorzien van een ontgrendelorgaan dat het grendelorgaan en derhalve de bedieningsknop in de voorafbepaalde gewenste stand van het tweede naafdeel ontgrendelt, 20 waarbij een op de bedieningsknop in de richting van de koppelstand inwerkend veerorgaan de bedieningsknop naar de koppelstand brengt.
18. Slingerinrichting volgens conclusie 17, waarbij het grendelorgaan bestaat uit een in een holle as van het 25 stationaire deel stekende axiaal verlopende stift, die aan één uiteinde aan de bedieningsknop is bevestigd en bij het andere uiteinde is uitgevoerd met twee buitenwaarts verende benen, aan het vrije uiteinde waarvan telkens een grendelneus is gevormd, welke grendelneuzen in de ontkoppelstand van de 30 bedieningsknop uit de holle as steken en op het vlak aan het betreffende uiteinde van de holle as aangrijpen, terwijl aangrenzend aan dit uiteinde van de holle as als ontgrendelorga-nen dienende, aan weerszijden van de holle as gevormde, tot aan de omtrek van het gat in de holle as reikende vlakken 35 zijn aangebracht, die in de omtreksrichting van de holle as zodanig zijn geplaatst, dat in de voorafbepaalde gewenste stand van het tweede naafdeel de grendelneuzen door de ingrijping met de vlakken van het ontgrendelorgaan zover binnenwaarts zijn gedrukt, dat de stift en de bedienings-40 knop door het veerorgaan naar de koppelstand kunnen worden 8702494 -25- •ft " verplaatst.
19. Slingerinrichting volgens conclusie 15, waarbij de slingerarm tussen een werkstand en een ingeklopte ruststand verzwenkbaar is om een loodrecht op de hartlijn van het 5 aandrijfrad verlopende as, terwijl het koppelorgaan bestaat uit een koppelnok, die is aangebracht aan een om deze as verdraaibare bedieningsdraaiknop die verdraaibaar is tussen de koppelstand en de ontkoppelstand, waarbij de koppelnok in de koppelstand van de bedieningsdraaiknop in een uitsparing 10 in het eerste naafdeel grijpt en in de ontkoppelstand van de bedieningsdraaiknop buiten ingrijping met het eerste naafdeel is gebracht.
20. Slingerinrichting volgens conclusie 19, waarbij tussen de bedieningsdraaiknop en de slingerarm een veer is 15 aangebracht, die in de werkstand van de slingerarm de bedieningsdraaiknop in de ontkoppel- resp. koppelstand arreteert en die in de ingeklapte ruststand van de slingerarm, waarbij de bedieningsdraaiknop zich in de ontkoppel-stand bevindt, deze draaiknop in de richting van de koppel-20 stand belast.
21. Slingerarm volgens conclusie 19 of 20, waarbij tussen de slingerarm en het tweede naafdeel een arreteerveer is aangebracht, die de slingerarm zowel in de werkstand als in de ingeklapte stand arreteert.
22. Slingerinrichting voor het aandrijven van een beweegbaar deel van een voertuig, zoals een paneel van een open dakconstructie, voorzien van: een stationair deel; een met het beweegbare deel aandrijvend verbonden, 30 draaibaar aan het stationaire deel gelagerd aandrijfrad; een concentrisch om de as aangebrachte, als indica-tieorgaan voor de stand van het beweegbare deel dienende draairing; een tussen het aandrij frad en de draairing aange-35 brachte vertragingsoverbrenging, die is opgebouwd uit een tussen het aandrijfrad en de draairing geplaatst tandwiel, waarbij de draairing is voorzien van een volledige vertanding, die voortdurend in ingrijping is met het tandwiel, terwij1 het aandrijfrad is voorzien van een klein aantal tanden, dat 40 stootsgewijs in ingrijping komt met het tandwiel, zodanig dat 8702.494 -26- een continue verdraaiing van het aandrijfrad door de vertra-gingsoverbrenging wordt omgezet in een vertraagde discontinue verdraaiing van de draairing.
23. Slingerinrichting volgens conclusie 22, waarbij 5 het tandwiel bestaat uit twee axiaal gescheiden, draaivast verbonden tandwieldelen, die elk een zelfde aantal tanden bezitten, terwijl de tanden van de beide tandwieldelen een halve tandsteek ten opzichte van elkaar zijn versprongen en tezamen een volledige vertanding vormen, zodanig dat succes-10 sievelijk een tand van het ene en een tand van het andere tandwieldeel met de vertanding van de draairing in ingrijping is, terwijl tussen de tanden van het aandrijfrad successievelijk een ter hoogte van het ene tandwieldeel en een ter hoogte van het andere tandwieldeel in de omtreksrichting van 15 het aandrijfrad verlopende borst is aangebracht, die een straal bezit die althans ongeveer gelijk is aan de afstand tussen de hartlijn van het aandrijfrad en de top van de tanden hiervan, welke borst een verdraaiing van het tandwiel en derhalve van de draairing verhindert. 1 8702494
NL8702494A 1987-10-19 1987-10-19 Slingerinrichting. NL8702494A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702494A NL8702494A (nl) 1987-10-19 1987-10-19 Slingerinrichting.
EP88202090A EP0313125B1 (en) 1987-10-19 1988-09-26 Crank device
DE3886498T DE3886498T2 (de) 1987-10-19 1988-09-26 Kurbelvorrichtung.
US07/258,390 US4928547A (en) 1987-10-19 1988-10-17 Crank device
US07/521,052 US4997788A (en) 1987-10-19 1990-05-09 Display device including lateral Schottky diodes

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702494 1987-10-19
NL8702494A NL8702494A (nl) 1987-10-19 1987-10-19 Slingerinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8702494A true NL8702494A (nl) 1989-05-16

Family

ID=19850792

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8702494A NL8702494A (nl) 1987-10-19 1987-10-19 Slingerinrichting.

Country Status (4)

Country Link
US (2) US4928547A (nl)
EP (1) EP0313125B1 (nl)
DE (1) DE3886498T2 (nl)
NL (1) NL8702494A (nl)

Families Citing this family (21)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE8909180U1 (de) * 1989-07-28 1989-09-14 Mösslacher, Hannes, 8000 München Handkurbelbetreibbarer Notantrieb
US5074162A (en) * 1990-03-14 1991-12-24 Teleflex Incorporated Local station clutch
DE4026754C1 (nl) * 1990-08-24 1991-08-01 Rockwell Golde Gmbh, 6000 Frankfurt, De
US5168770A (en) * 1991-08-15 1992-12-08 Ellis Frederick G Pivotal handle for a window actuator
KR950008931B1 (ko) * 1992-07-22 1995-08-09 삼성전자주식회사 표시패널의 제조방법
US5399896A (en) * 1992-09-29 1995-03-21 Mitsubishi Denki Kabushiki Kaisha FET with a T-shaped gate of a particular structure
US5400473A (en) * 1993-08-27 1995-03-28 Great Lakes Window Inc. Foldaway window crank handle with a handle retention spring
US5551316A (en) * 1995-01-23 1996-09-03 Blank; Jay L. Retractable window crank
US5740632A (en) * 1995-05-18 1998-04-21 Andersen Corporation Multi-position window operator handle
EP0832479A1 (en) * 1996-03-18 1998-04-01 Koninklijke Philips Electronics N.V. Display device
NL1006841C2 (nl) 1997-08-25 1999-02-26 Inalfa Ind Bv Slingerinrichting voor het aandrijven van een beweegbaar deel van een voertuig.
DE19930057A1 (de) * 1999-06-30 2001-01-04 Volkswagen Ag Versenkbare Drehkurbel für ein Fahrzeug
US6753580B1 (en) * 2000-05-05 2004-06-22 International Rectifier Corporation Diode with weak anode
GB2369392B (en) * 2000-11-24 2003-12-17 Louver Lite Ltd A method and apparatus for operating a blind
US6592163B1 (en) 2002-05-03 2003-07-15 Michael W. Nebel Releasable drive for a slide-out room of a recreational vehicle
US20040113116A1 (en) * 2002-11-20 2004-06-17 London Larry R. Remote valve actuator
US6892495B2 (en) * 2003-06-16 2005-05-17 Arvinmeritor Lvs Espana, S.A. Braking system for a vehicle manual window-lifting mechanism
NZ533760A (en) * 2004-07-28 2007-02-23 Assa Abloy New Zealand Ltd A window operator handle
US20060260431A1 (en) * 2005-05-17 2006-11-23 Armada Toolworks Ltd. Window handle
US9273763B2 (en) 2012-07-03 2016-03-01 Elston Window & Wall, Llc Systems and methods for unlocking/locking and opening/closing windows
US9404302B2 (en) 2012-07-03 2016-08-02 Reflection Window Company, Llc Systems and methods for unlocking/locking and opening/closing windows

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE256049C (nl) *
US3148913A (en) * 1961-12-30 1964-09-15 Golde Hans Manually operable device for operating a sliding roof
NL172277C (nl) * 1973-07-02 1983-08-01 Rockwell Golde Gmbh Inrichting voor het begrenzen van het aantal omwentelingen van een as of dergelijke, in het bijzonder voor een draaiaandrijving van een schuifdak van een motorvoertuig.
DE2426765A1 (de) * 1974-06-01 1975-12-11 Webasto Werk Baier Kg W Kurbelantrieb fuer hebe-schiebedaecher von kraftfahrzeugen
NL8103376A (nl) * 1981-07-16 1983-02-16 Philips Nv Weergeefinrichting.
DE3213708A1 (de) * 1982-04-14 1983-10-20 Webasto-Werk W. Baier GmbH & Co, 8035 Gauting Kurbelantrieb
JPS58221562A (ja) * 1982-06-18 1983-12-23 Fuji Xerox Co Ltd 原稿読取装置
SE448701B (sv) * 1983-12-17 1987-03-16 Webasto Werk Baier Kg W Anordning for styrning av skjutrorelsen och uppfellningsrorelsen hos luckan vid med taklucka forsedda fordon
DE3433600C2 (de) * 1983-12-17 1987-03-19 Webasto-Werk W. Baier GmbH & Co, 8035 Gauting Vorrichtung zum Steuern der Verschiebe- und Ausstellbewegung des Deckels von Schiebehebedächern
NL8400094A (nl) * 1984-01-11 1985-08-01 Vermeulen Hollandia Octrooien Opendakconstructie voor een voertuig.
NL8400228A (nl) * 1984-01-25 1985-08-16 Vermeulen Hollandia Octrooien Opendakconstructie voor een voertuig.
JPS60177683A (ja) * 1984-02-23 1985-09-11 Nec Corp 薄膜形光電変換素子とその製造方法
US4712872A (en) * 1984-03-26 1987-12-15 Canon Kabushiki Kaisha Liquid crystal device
DE3545869A1 (de) * 1985-03-27 1986-10-09 Webasto-Werk W. Baier GmbH & Co, 8035 Gauting Fahrzeugdach
JPH0438064Y2 (nl) * 1986-03-18 1992-09-07
JPS63204667A (ja) * 1987-02-19 1988-08-24 Fujitsu Ltd 半導体装置の製造方法
DE8806189U1 (de) * 1988-05-10 1988-07-28 Karosseriewerke Weinsberg Gmbh, 7102 Weinsberg Antriebsvorrichtung für ein Kraftfahrzeug-Schiebehebedach

Also Published As

Publication number Publication date
DE3886498D1 (de) 1994-02-03
US4928547A (en) 1990-05-29
EP0313125A2 (en) 1989-04-26
EP0313125B1 (en) 1993-12-22
EP0313125A3 (en) 1990-12-19
US4997788A (en) 1991-03-05
DE3886498T2 (de) 1994-07-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8702494A (nl) Slingerinrichting.
JP4249818B2 (ja) 外部バック・ミラー
US5384660A (en) Foldable outside rearview mirror
US5855408A (en) Ingress and egress handle assembly
US4626083A (en) Electrically foldable door mirror
US6598921B2 (en) Protective device for securing the storage space in the interior of a vehicle
US7175210B2 (en) Lock, especially for automotive doors, flaps or the like
US6684455B1 (en) Articulated joint, in particular a door hinge, having a device for fastening a first movement element
RU2601991C2 (ru) Электрически вращательный регулирующий блок, в частности, для непрямых визуальных систем для транспортных средств
US6206078B1 (en) Ratchet type cam lock for a roller
US5984353A (en) Quick-release arrangement for a camper jack system
FR2503233A1 (fr) Dispositif de reglage de position, notamment installation combinee de manoeuvre de vitre et de verrouillage central de porte de vehicule automobile
WO1988004245A1 (en) Seat belt retractor
AU608442B2 (en) A locking apparatus
EP0166378A1 (en) Electrically foldable door mirror
US8430455B2 (en) Device for maintaining the hinge of an inclinable seat of a vehicle in an unlocked position
US4458920A (en) Tensionless seat belt retractor
US20180216373A1 (en) Motor vehicle handle
US4090678A (en) Safety belt locking device
JP2002536238A (ja) ミラーパーキング機構
SE526166C2 (sv) Styranordning för låskolv i ett dörrlås
EP0463055A1 (en) Overt comfort system
NL8400228A (nl) Opendakconstructie voor een voertuig.
NL1006841C2 (nl) Slingerinrichting voor het aandrijven van een beweegbaar deel van een voertuig.
JP3289034B2 (ja) 車両用可動ステップの駆動装置

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed