NL8702408A - Meerkleuren - rotatie zeefdrukmachine, alsmede getrapt wisseldrijfwerk uit een dergelijke machine. - Google Patents

Description

87.5071/M/jz

Korte aanduiding: Meerkleuren - rotatie zeefdrukmachine, alsmede getrapt wisseldrijfwerk uit een dergelijke machine.

De uitvinding heeft betrekking op een meerkleuren -rotatie zeefdruk machine omvattende een hoofdgestel voorzien van een aantal draaibaar hierin gelegerde evenwijdige cilindersjablonen die elk kunnen samenwerken met 5 een verftoevoerorgaan en met een rakel, welke sjablonen zijn gelegen boven een eindloze ondersteuningsband voor het te bedrukken materiaal, verder omvattende middelen voor het aandrijven van zowel de sjablonen als de ondersteuningsband en middelen voor het positioneren van de afzonderlijke 10 sjablonen teneinde deze onderling nauwkeurig in rapport te brengen. Een dergelijke inrichting is in een allereerste uitvoering bekend uit de Nederlandse octrooischriften 125.119, 136.019 en 141.428 en in een meer recente uitvoering uit de Nederlandse octrooischriften 132.416, 133.143 en 15 134.267, zie ook het Britse octrooischrift 1.524.159.

Aanvankelijk paste men in deze zeefdrukmachines in overwegende mate een handinstelling toe, niet alleen voor het positioneren van de afzonderlijke sjablonen, doch ook voor het verder inrichten en gebruiksgereed maken van de 20 gehele machine. Geleidelijk is er een tendens ontstaan tot het mechaniseren en zo mogelijk zelfs automatiseren van de vereiste instelhandelingen, doch daarbij bleef in belangrijke mate het vakmanschap en de ervaring van het bedienende personeel een grote rol spelen. De huidige 25 ontwikkeling gaat echter steeds meer in de richting van het ontwerpen van machines waarvan de bediening en de instelling kan worden uitgevoerd met weliswaar deskundig doch niet noodzakelijkerwijze ervaren personeel onder het 8702408 - 2 - gelijktijdig verminderen van de vereiste tijdsduur voor al deze handelingen. Ook het gebruiksgereed maken en houden van de zeefdrukmachine dient zo eenvoudig mogelijk te zijn. Een belangrijk en steeds terugkerende kwestie, is de 5 wijze van het plaatsen van de sjablonen in hun legering (d.w.z. in de zgn. sjabloonkoppen). Afhankelijk van de verhouding tussen sjabloondiameter en de onderlinge afstand enerzijds en de plaats van de betrokken sjabloon in de reeks naast elkaar gelegen sjablonen anderzijds moet het 10 dessin van elk sjabloon een zeer nauwkeurig bepaalde hoekstand innemen, zodanig dat tijdens bedrijf de drukpatronen van de reeks sjablonen precies samenvallen c.q. in elkaar passen. Het eerst grof instellen van deze hoekstand en de daarna volgende fijnregeling zijn altijd 15 onderwerp geweest van veel zorg voor het bedienend personeel van de zeefdrukmachine.

De uitvinding beoogt voor een meerkleuren-rotatie zeefdrukmachine het streven naar eenvoud in bediening, instelling en onderhoud te verwezenlijken. Dit oogmerk 20 wordt bereikt door de combinatie van de volgende constructieve maatregelen: - de middelen voor het aandrijven van zowel de sjablonen als de ondersteuningsband worden gevormd door een enkele, buiten het hoofdgestel geplaatste 25 motor die rechtstreeks een binnen dit gestel gelegerde tussenas aandrijft; - de tussenas heeft een slipvrije (formschlüssige) overbrenging met een getrapt wisseldrijfwerk voor de sjablonen en met een aandrijfkast voor de 30 ondersteuningsband; - de uitgaande as van het wisseldrijfwerk is aangesloten op een gemeenschappelijke, in langsrichting 870 2408 - 3 - van de machine gelegen hoofdaandrijfas voor de sjablonen, welke as steeds via een planetair drijfwerk is verbonden met elk van de sjablonen.

Door deze maatregelen kan reeds bij het in de fabriek 5 proefdraaien van de machine een zodanige reeks van instellingen worden uitgevoerd en vastgelegd, dat bij aflevering en montage van de machine bij de gebruiker, een groot aantal vroeger vereiste instelhandelingen achterwege kunnen blijven resp. sterk kunnen worden bekort, zodat ook 10 later bij het wisselen van het dessin, de gebruikelijke stand tijden kunnen worden verminderd en de produktieve tijd van elke machine procentueel kan toenemen.

Het woord "formschlüssig" is een onvertaalbare aanduiding van een vaste positionele relatie tussen twee of 15 meer elementen, zodat de beweging (of verplaatsing) van het ene element, een vooraf te bepalen onveranderlijke beweging of verplaatsing van het (de) andere element(en) met zich brengt.

Een verder voordeel bestaat hierin dat door toepassing 20 van een planetair drijfwerk in de aandrijving van de sjablonen, ook tijdens bedrijf de hoekstand van elke sjabloon individueel kan worden versteld. Daarmede kan dan eerst de grofinstelling worden verkregen en daarna de fijninstelling. Dit betekent dat alle sjablonen op uniforme 25 wijze in de machine kunnen worden geplaatst en daarna de hoekstand van elke sjabloon kan worden ingesteld. Zowel de grof- als de fijnregeling kan d.m.v. het planetaire drijfwerk worden uitgevoerd. Bovendien kan snel worden gereageerd op een eventueel optredende kleine afwijking in 30 het drukresultaat.

Uit de hierboven genoemde stand van techniek is het bekend een zeefdrukmachine zodanig uit te voeren dat de aan beide uiteinden aanwezige eindring van elke sjabloon draaibaar is ondersteund in een montagekop die losneembaar is 35 8702408 - 4 - geplaatst in een balk die dwars boven de ondersteuningsband is gelegen. Volgens de uitvinding kan in een dergelijk uitgevoerde machine de doorlopende hoofdaandrijfas voor de sjablonen ter plaatse van elke dwarsbalk zijn voorzien van 5 een worm die samenwerkt met een wormwiel dat op zijn beurt via een tandwielreeks is gekoppeld met het planetaire drijfwerk van de betrokken sjabloon. De gehele constructie kan daarbij worden ondergebracht in de rechtopstaande uiteinden van elke balk hetgeen de compactheid en de 10 overzichtelijkheid van de machine bevordert.

Bij voorkeur is daarbij het planetaire drijfwerk voor elke sjabloon opgebouwd uit twee coaxiale en vrijwel identieke zonwielen, die onderling slechts een of twee tanden verschil hebben, welke twee zonwielen samenwerken 15 met een elastisch vervormbaar ringvormig planeetwiel, waarbij de twee zonwielen zijn opgenomen in de aandrijving van de sjabloon, terwijl de planeetring is verbonden met een verstelmotor, voorzien van een impulsteller. Zoals hierboven aangegeven kan d.m.v. het planetaire drijfwerk de 20 hoekstand van elke sjabloon individueel achtereenvolgens grof worden ingesteld en daarna fijn worden bijgeregeld. De grofinstelling geschiedt door toepassing van een hoog toerental in de verstelmotor. De fijnregeling komt tot stand bij lage rotatiesnelheid en door een stapsgewijze 25 verdraaiing met behulp van de impulsteller. Wanneer de gegevens van deze regeling een maal in een computer geheugen zijn opgeslagen, kan bij een hernieuwde toepassing van het zelfde dessin, de standinstelling van de sjablonen geheel langs automatische weg worden bereikt. Er behoeft dan niet 30 meer gewerkt te worden met merktekens in de eindring en in de montagekop. Eén vast punt op de sjabloon zelf (het zgn. PICO-punt) is dan voldoende.

De zeefdrukmachine volgens de uitvinding onderscheidt zich verder doordat het getrapte wisseldrijfwerk voor de 35 sjablonen bestaat uit een aantal paren, met elkaar in 8702.408 - 5 - ingrijping zijnde en in een huis opgenomen tandraderen en uit enkele axiaal langs een spie-as verschuifbare klauw-koppelingen, die elk verplaatst worden door middel van een schakelarm die naar wens kan worden verdraaid met behulp 5 van een vertanding teneinde een snelheidsverhouding in te stellen behorende bij de gekozen sjabloondiameter.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op het getrapte wisseldrijfwerk uit de hiervoor beschreven zeefdrukmachine.

Dit wisseldrijfwerk onderscheidt zich doordat de vertanding 10 bestaat uit een rondsel en een daarmede in ingrijping zijnde tandsector, waarvan de tandsector is bevestigd op een in het huis gelegerde schakelas waarop de schakelarm is bevestigd en waarop tevens een montagehefboom draaibaar is gelegerd, waarbij het tandrondsel is bevestigd op een tweede, 15 eveneens in genoemde hefboom draaibaar gelegerde as van een aan deze montagehefboom opgehangen instelmotor en dat een verlengd deel van deze montagehefboom via een elastische schakel beweegbaar is verbonden met het gestel. Een aldus uitgevoerd drijfwerk leent zich uitstekend voor automatische 20 omschakeling wanneer de genoemde instelmotoren vooraf zijn geprogrammeerd.

Ten behoeve van het automatisch omschakelen van een dergelijk getrapt wisseldrijfwerk is het gunstig wanneer een hulpmotor aanwezig is die via een vrijloopkoppeling is 25 verbonden met de uitgaande as van het drijfwerk, welke hulpmotor is uitgevoerd met een pulserende bekrachtiging tijdens het omschakelen op een andere snelheidsverhouding voor het synchroniseren van de verschuifbare klauwkoppelingen van het wisseldrijfwerk. Deze hulpmotor vergemakkelijkt op 30 aanzienlijke wijze het tot ingrijping komen van de verschuifbare klauwkoppelingen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die eerst een overzicht geeft van de gehele machine en vervolgens van de belangrijkste elementen 35 daaruit.

8702408 - 6 -

Fig. 1 is een achteraanzicht van de gehele installatie met aan de linkerzijde de aanvoer van het te bedrukken doek en aan de rechterzijde een drooginrichting van het bedrukte doek alsmede een inrichting voor het oprollen van het aldus 5 gedroogde doek.

Fig. 2 is een vooraanzicht van het middelste gedeelte uit fig. 1 d.w.z. de meerkleuren - rotatiezeefdrukmachine, gezien vanaf de aandrijfzijde (in tegenstelling tot de zgn. pompzijde van fig. 1) waarbij de omkasting van de machine 10 is verwijderd voor het zichtbaar maken van inwendige details.

De Figs. 3 en 4 tonen op nog verder vergrote schaal een bovenaanzicht resp. zijaanzicht van de hoofdaandrijving van de machine.

15 De Figs. 5 en 6 tonen een vooraanzicht resp. zijaanzicht van de gecombineerde aandrijving van de sjablonen en van de ondersteuningsband.

Fig. 7 is een doorsnede op vergrote schaal volgens de lijn VII-VII in fig. 5.

20 Fig. 8 is een vooraanzicht van de kantelbaar gesteunde aandrijfkast (gedeeltelijk zichtbaar in fig. 5) voor de ondersteuningsband.

Fig. 9 is een zijaanzicht volgens de pijl IX in fig. 8.

Fig. 10 is een vooraanzicht van een element uit de 25 doorlopende hoofdaandrijfas voor de sjablonen met een kast waarbinnen een tandwielreeks is aangebracht.

Fig. 11 is een aanzicht volgens de pijl XI in fig. 10 waarbij een zijkant van de kast is verwijderd voor het zichtbaar maken van het inwendige daarvan.

30 Fig. 12 is een langsdoorsnede van het getrapte wisseldrijfwerk behorende tot de aandrijving voor de sjablonen.

De Figs. 13 en 14 zijn een vooraanzicht resp. zijaanzicht van het uitwendige van het wisseldrijfwerk 35 volgens fig. 12.

870 Z 40 a - 7 -

Fig. 15 is een detail uit fig. 13 op vergrote schaal.

Fig. 16 is een doorsnede eveneens op vergrote schaal volgens de lijn XVI-XVI in fig. 13.

Fig. 17 is een bovenaanzicht van een dwarsbalk uit 5 Fig. 10.

Fig. 18 toont op vergrote schaal een doorsnede volgens de lijn XVIII-XVIII in Fig. 17.

Fig. 19 toont in langsdoorsnede en op vergrote schaal een detail uit de aandrijving van het einde van een 10 sjabloon.

Zoals te zien in Fig. 1 kan de in het midden van deze figuur opgestelde zeefdrukmachine 11 deel uit maken van een meer uitgebreide drukinstallatie welke aan de linkerzijde is voorzien van een voorraadrol 12 van een te bedrukken 15 baan 13. Deze baan doorloopt een schematisch aangegeven hellende verzamelkoker of tijdelijke buffer 14 die aan de onderzijde is uitgevoerd met een doorvoer voor de baan 13. De baan passeert vervolgens een aantal geleidingsrollen 15 en een voorbehandelingsinrichting 16 en tenslotte een 20 spanningsvereffenaar 17 waarna de baan 13 via een gebogen oppervlak 18 de zeefdrukmachine 11 binnentreedt. Deze machine is uitgevoerd met acht rollen zodat de baan 13 kan worden bedrukt met acht verschillende kleuren of kleurnuances. Na het passeren van de zeefdrukmachine 11, 25 doorloopt de baan 13 een een drooginrichting of stomer 19 voor het fixeren van de aangebrachte kleuren. Tenslotte wordt de baan wederom langs een aantal geleidingsrollen 15 gevoerd om tenslotte te worden opgewikkeld op een voorraadrol 20. De voortbewegingsrichting van de baan 13 is 30 aangegeven met een pijl P. Opgemerkt wordt dat de in de verzamelkoker 14 afgebeelde baan lussen slechts voorbijgaand aanwezig zijn, aangezien tijdens de werkelijke drukfase, de baan 13 strak door de koker 14 loopt, zoals nader toegelicht aan het einde van deze beschrijving.

35 Fig. 2 toont een meer gedetailleerd beeld van de 8702408 - 8- zeefdrukmachine 11 uit Fig. 1 waarbij moet worden opgemerkt dat fig. 1 een aanzicht is vanaf de pompzijde en fig. 2 juist van de tegenover gelegen aandrijfzijde. Derhalve wijst de pijl P in fig. 2 tegengesteld aan de richting van 5 dezelfde pijl P in fig. 1. De machine 11 is opgebouwd uit een hoofdgestel 21 voorzien van een aantal draaibaar hierin gelegerde evenwijdige cilindersjablonen 22 die in fig. 2 zijn voorzien van een volgnummer 1-8. Deze sjablonen kunnen elk samenwerken met een (niet afgeheeld) verftoevoerorgaan 10 en met een (evenmin afgebeelde) rakel, welke organen zijn beschreven in een samenhangende octrooiaanvrage 87.0.... (dossiernr. 87 5080) en komen in beginsel overeen met soortgelijke organen uit de stand van techniek zoals b.v. beschreven in het hiervoor genoemde Britse octrooischrift 15 1.524.159. De sjablonen 22 zijn gelegen boven een eindloze ondersteuningsband 23 voor de te bedrukken materiaalbaan 13. De zeefdrukmachine omvat verder nog hieronder nader te beschrijven middelen voor het aandrijven van zowel de sjablonen 22 als de ondersteuningsband 23. Verder zijn er 20 eveneens hieronder nader toe te lichten middelen voor het positioneren van de afzonderlijke sjablonen 22 teneinde deze onderling nauwkeurig in rapport te brengen.

Een eerste nieuw element uit de zeefdrukmachine volgens de uitvinding wordt gevormd door de in de figuren 3-6 25 afgebeelde middelen voor het aandrijven van zowel de sjablonen 22 als de ondersteuningsband 23. Deze middelen worden gevormd door een enkele, buiten het hoofdgestel 21 geplaatste motor 24 die rechtstreeks via de snaren 25 een binnen het gestel 21 gelegerde tussenas 26 aandrijft. De 30 motor 24 is hiertoe voorzien van een poelie 27 en de tussenas 26 draagt een vast daarmee verbonden poelie 28. De tussenas 26 wordt gedragen in twee legers 29 en vormt de aangedreven as van waaruit zowel de sjablonen 22 als de ondersteuningsband 23 met een constante snelheidsverhouding 35 worden aangedreven.

8702408 -9 -

Tussen deze twee legers 29 is de tussenas 26 voorzien van een vast hierop bevestigde eerste vertande riemschijf 30. Op de as 26 is een tweede eveneens vertande riemschijf 31 draaibaar gelegerd. De koppeling van deze riemschijf 31 met 5 de tussenas 26 komt tot stand door middel van een magnetische tandkoppeling 32, voorzien van een axiaal verschuifbare tussenschijf 33. Deze schijf heeft een verschuifbare spieverbinding met een vast op de tussenas 26 bevestigde naaf 34, maar wordt door enkele veren 35 gedrukt 10 tegen een koppelflens 35. Deze flens die met bouten 36 is bevestigd op de riemschijf 31, is voorzien van een vertand koppelvlak 37 dat samenwerkt met een soortgelijk vertandvlak van de tussenschijf 33. De koppeling 32 is tenslotte nog voorzien van een elektromagneet 38 die kan 15 worden bekrachtigd.

Tijdens normaal bedrijf van de zeefdrukmachine 11 zijn beide riemschijven 30 en 31 gekoppeld met de tussenas 26 waarbij de elektromagneet 38 onwerkzaam is. De rotatie van de tussenas 26 wordt dan via de naaf 34, de tussenschijf 33, 20 het vertande koppelvlak 37, de koppelflens 35 en de bouten 36 overgebracht op de tweede riemschijf 31. De riemschijven 30 en 31 werken samen met een tandriem 39 resp. 40 voor het aandrijven van een vertande riemschijf 41 resp. 42 (zie figs. 5 en 6). De toepassing van de tandkoppeling 32 en de 25 tandriemen 39, 40 beogen het verkrijgen van een slipvrije (formschlüssige) overbrenging met zowel de sjablonen 22 als met de ondersteuningsband 23. Bij het kortstondig onderbreken van de werking van de zeefdrukmachine 11 wordt de elektromagneet 38 bekrachtigd zodat de tussenschijf 33 30 wordt aangetrokken en het vertande oppervlak 37 vrijkomt. Hierdoor is er geen aandrijvende verbinding meer aanwezig van de tussenas 26 naar de tweede riemschijf 31 en staat de ondersteuningsband (met de hierop aanwezige materiaalbaan 13) stil doch blijven de sjablonen 22 (eventueel op een lagere 35 snelheid) roteren. Wanneer dan tevens het rakelorgaan 870240 8 - 10 - binnen de sjablonen onwerkzaam wordt gemaakt, voorkomt men hiermede het doorlekken van verf op de stilstaande baan 13 (zie US-A-3 313 232).

De riemschijf 41 is bevestigd op de ingaande as 43 van 5 een hierna nog te beschrijven getrapt wisseldrijfwerk 44 (zie fig. 13). De riemschijf 42 is bevestigd op de ingaande as 45 van een aandrijfkast 46 voor de ondersteuningsband 23, zie ook de linkerzijde van fig. 2. De aandrijfkast 46 bevindt zich aan de stroomafwaartse zijde van het 10 druktraject gevormd door de in fig. 2 met de cijfers 1-8 aangegeven sjablonen 22. De ondersteuningsband 23 is op deze plaats geslagen om een in fig. 8 zichtbare aandrijfwals 47 die aan het ene (niet afgebeelde) uiteinde zelf instelbaar is gelegerd in het hoofdgestel 21 en aan 15 het andere einde wordt gedragen door de aandrijfkast 46.

Zoals het duidelijkst te zien in fig. 9 is de aandrijfkast 46 kantelbaar om een lijn A-A dwars op de wals 47 gesteund in het hoofdgestel 21. Daartoe is de kast 46 slechts aan één zijde door middel van twee bouten 48 vastgezet onder 20 toepassing van een cilindrische legering 49. Aangezien de as 50 van de aandrijfwals 47 stijf is gekoppeld met de uitgaande as 51 van de aandrijfkast 46 blijft een zekere zelf-instelbaarheid van de legering van de aandrijfwals 47 gehandhaafd. Een nauwkeurig richten van de wals 47 is 25 mogelijk met behulp van een tweetal richtbouten 52, zie fig. 8.

Zoals het beste te zien in fig. 2 is de uitgaande as 53 van het getrapte wisseldrijfwerk 44 aangesloten op een gemeenschappelijke, in langsrichting van de machine 11 30 gelegen hoofdaandrijfas 54 voor de sjablonen 22. Elke sjabloon is op bekende wijze aan zijn uiteinden voorzien van een eindring 55 welke draaibaar is ondersteund in een montagekop 56. De montagekop is losneembaar geplaatst in een balk 57 die dwars boven de ondersteuningsband 23 is 35 gelegen. Deze opstelling is hierna in detail beschreven en 8702408 - 11 - ook in de samenhangende octrooiaanvrage 87.0 . . .

(dossier 87.5079). De doorlopende hoofdaandrijfas 54 voor de sjablonen 22 is ter plaatse van elke dwarsbalk 57 voorzien van een worm 58 (zie figs. 10 en 11) die samenwerkt met een 5 wormwiel 59. Via een schematisch aangegeven tandwielreeks 60 is dit wormwiel 59 gekoppeld met een planetair drijfwerk 61 dat op zijn beurt is verbonden met een sjabloon 22. Zoals in de laatstgenoemde samenhangende octrooiaanvrage nr. 87.0 . . . en ook zichtbaar is in de figs. 2 en 17, is er steeds ter 10 weerszijden van een dwarsbalk 57 een sjabloon 22 ondersteund, zodat er voor de acht afgebeelde sjablonen slechts vier dwarsbalken vereist zijn. Samenhangend hiermede voert de tandwielreeks 60 vanaf het wormwiel 59 naar steeds twee planetaire drijfwerken 61 waarvan het ene drijfwerk verbonden is met 15 de stroomopwaarts van de dwarsbalk 57 aangebrachte sjabloon 22 en het andere drijfwerk voert naar het stroomafwaarts op dezelfde dwarsbalk 57 ondersteunde sjabloon 22. Opgemerkt wordt dat aan de linkerzijde van fig. 11 een schematische doorsnede zichtbaar is van de binnenkant van de zeefdrukmachine 11 20 aan de aandrijfzijde d.w.z. de kant die ook is afgebeeld in de figs. 17 en 18.

Het planetaire drijfwerk 61 voor elke sjabloon 22 is opgebouwd uit twee coaxiale en vrijwel identieke zonwielen 62, 63, elk voorzien van inwendige vertanding die onderling 25 slechts een of twee tanden verschil hebben. Het ene zonwiel is gekoppeld met de tandwielreeks 60 (de aangedreven zijde) en het andere zonwiel is verbonden met de uitgaande as 64.

De twee zonwielen werken samen met een elastisch vervormbaar ringvormig planeetwiel 65 dat inwendig door 30 twee stel diametraal geplaatste rollen 66 in ingrijping wordt gedrukt met de vertanding van de zonwielen 62, 63.

Deze rollen 66 worden gedragen en aangedreven via een extra ingaande as 67. Het zojuist beschreven planetaire drijfwerk 61 behoort tot de stand van techniek en is in de praktijk 35 bekend onder de naam "HARMONIC DRIVE".

8702408 -12 -

De extra ingaande gas 67 van elke planetair drijfwerk 61 is via een tandriem 68 (zie fig. 10) verbonden met een 5 eigen verstelmotor 69. Per dwarsbalk 57 zijn er derhalve twee verstelmotoren 69. Met elk van deze motoren is het mogelijk de ermede verbonden sjablooncilinder rechtsom of linksom te verdraaien om daarmede het in register brengen van alle individuele sjablonen met het nummer 1-8 tot stand 10 te brengen. Elke verstelmotor 69 kan met een hoog toerental worden aangedreven voor de grove verstelling van de desbetreffende sjabloon 22, terwijl een fijnverstelling geschiedt bij een laag toerental van de verstelmotor.

Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een impulsteller om 15 zeer exact de juiste stand van de sjabloon te bereiken en tevens na een verwisseling van de sjablonen met zeer weinig tijdverlies weer in te stellen.

Het getrapte wisseldrijfwerk 44 voor de sjablonen 22 bestaat uit acht paren met elkaar in ingrijping zijnde en 20 in een huis 70 opgenomen tandraderen 71-78. Van elk tandradpaar is er een vast bevestigd op een hulpas 79. Het andere tandwiel behorende tot de genoemde tandwielparen is aangebracht op een uit drie in eikaars verlengde gelegen delen bestaande centrale as 80-82. Het tandwiel behorende 25 tot het eerste paar 71 is vast bevestigd op het centrale asdeel 80. Het tandwiel behorende tot het tweede tandwielpaar 72 is axiaal verschuifbaar langs het van spiebanen voorziene middelste deel 81 van de centrale as en is uitgevoerd met klauwkoppelingen 83, 84 voor samenwerking 30 met het eerste resp. derde tandwielpaar 71 resp. 73. De overige op de centrale as aangebrachte tandraderen zijn vrij draaibaar. Op de centrale asdelen 81 en 82 zijn nog een drietal verschuifbare klauwkoppelingen 85-87 aangebracht voor het tot stand brengen resp. vrijmaken van een 35 koppeling van de betrokken tandraderen met de genoemde centrale asdelen 81 en 82. Het centrale asdeel 80 vormt één geheel met de ingaande as 43 terwijl de met elkaar 870 2 40 8 - 13 - verbonden centrale asdelen 81, 82 zijn gekoppeld met de uitgaande as 53. De vier klauwkoppelingen worden axiaal verplaatst met behulp van schuifstukken 88-91 die kunnen worden bewogen langs een schuifstang 92. Het schuifstuk 88 5 kan daarbij vier verschillende standen innemen terwijl de schuifstukken 89 en 91 vanuit een onwerkzame middenstand verschuifbaar zijn naar een linker resp. rechter werkzame stand. Het schuifstuk 90 is slechts verplaatsbaar vanuit een linker onwerkzame stand naar een rechter werkzame 10 stand.

In de situatie afgebeeld in fig. 12 zijn slechts de tandwielparen 71 en 72 werkzaam en wordt een bepaalde overbrengingsverhouding tussen de ingaande as 43 en de uitgaande as 53 tot stand gebracht. In de meest linker 15 stand van het schuifstuk 88 zijn de assen 43 en 53 rechtstreeks gekoppeld en staat het tandwielpaar 72 vrij.

In de hiernaast liggende stand van het schuifstuk 88 staat het tandwielpaar 72 eveneens vrij en kan een van de overige schuifstukken 89-91 een verbinding tussen de ingaande as 43 20 en de uitgaande as 53 tot stand brengen met een overbrengingsverhouding bepaald door een van de ingeschakelde tandwielparen 74-78. In de meest rechter stand van het schuifstuk 88 wordt de overbrengingsverhouding tussen de ingaande as 43 en de uitgaande as 53 25 bepaald door het tandradpaar 73. Er zijn derhalve met dit getrapte wisseldrijfwerk 44 acht verschillende overbrengingsverhoudingen mogelijk. De keuze van de overbrengingsverhouding hangt samen met de toegepaste middellijn van de sjablonen 22, aangezien de 30 omtrekssnelheid van deze sjablonen gelijk dient te zijn aan de voortbewegingssnelheid van de ondersteuningsband 23.

De langs de spieas 81, 82 verschuifbare klauwkoppelingen 83-87 kunnen met hun bijbehorende schuifstukken 88-91 verplaatst worden door middel van een 35 in de figuren 13-16 afgebeelde inrichting. Deze bestaat uit 870240 8 - 14 - een schakelarm 93 die is bevestigd op een in het huis 70 draaibaar aangebrachte schakelas 94. Het verdraaien van deze schakelas 94 geschiedt met behulp van een vertanding 95. Deze bestaat uit een rondsel 96 en een daarmede in 5 ingrijping zijnde tandsector 97 die vast is bevestigd op de schakelas 94. Op deze zelfde as 94 is een montagehefboom 98 draaibaar gelegerd terwijl het tandrondsel 96 is bevestigd op een tweede, eveneens in genoemde hefboom 98 draaibaar gelegerde as 99. Deze as 99 is de uitgaande as van een aan 10 de montagehefboom 98 opgehangen instelmotor 100. Een verlengd deel van deze montagehefboom 98 is via een elastisch verende schakel 101 beweegbaar verbonden met een hoekvormige plaat 102 die is bevestigd aan het gestel of huis 70. Elke schakelarm 93 is aan zijn vrije uiteinde 15 voorzien van een rol 103 die grijpt in een groef 104 van het betrokken schuifstuk 88-91.

Op het huis 70 van het getrapte wisseldrijfwerk 44 is nog een hulpmotor 105 aanwezig die via een vrijloopkoppeling 106 (zie fig. 15) is verbonden met de 20 uitgaande as 53 van het drijfwerk 44. Deze verbinding bestaat wederom uit een tandriem 107 die is geslagen om de tandpoelies 108 en 109 aangebracht resp. op de as 110 van de hulpmotor 105 en op de uitgaande as 53. De hulpmotor 105 is uitgevoerd met een pulserende bekrachtiging 111 die 25 werkzaam is tijdens het omschakelen op een andere snelheidsverhouding binnen het getrapte wisseldrijfwerk 44. Zoals hierna nog zal worden toegelicht bevordert de pulserende aandrijving van de hulpmotor 105 het synchroniseren van de verschuifbare klauwkoppelingen 83-87 30 van het wisseldrijfwerk 44.

Wanneer na een keuze van een bepaalde diameter van de sjablonen 22 het getrapte wisseldrijfwerk 44 naar een bepaalde overbrengingsverhouding moet worden omgeschakeld, betekent dit dat een of meer van de klauwkoppelingen 83, 84 35 en 85-87 moeten worden verschoven met behulp van de 870240 8 - 15- schuifstukken 88-91. Zoals zichtbaar in fig. 16 kan deze verschuiving tot stand worden gebracht met behulp van de instelmotor 100, waarvan er vier aanwezig zijn n.1. een motor per schuifstuk c.q. klauwkoppeling. De verdraaiing 5 van elke schakelarm 93 komt tot stand door middel van een aangepaste bediening van de betrokken instelmotor 100. Een dergelijke bediening leent zich op voortreffelijke wijze tot uitvoering met behulp van een in een computer opgeslagen eenvoudig programma. Elk van de acht 10 verschillende overbrengingsverhoudingen uit het wisseldrijfwerk 44 vereist een bepaalde stand van elk der klauwkoppelingen en derhalve van elke instelmotor 100. Bij het overschakelen van de ene stand naar de andere kunnen zich problemen voordoen bij het tot ingrijping komen van 15 beide delen van een in te schakelen klauwkoppeling en voor het vermijden van deze problemen zijn de elementen 96-101 en 105-111 aanwezig, zoals hieronder wordt toegelicht.

Wanneer bijvoorbeeld de klauwkoppeling 83 of 84 behorende tot het tandwielpaar 72 in ingrijping moet komen 20 met hetzij de vertanding op het uiteinde van het centrale asdeel 80 resp. met de klauwen behorende tot het tandwielpaar 73, wordt het betrokken schuifstuk 88 naar links resp. naar rechts (in fig. 12) verschoven door de bediening van de betrokken instelmotor 100. Deze 25 verschuiving kan onbelemmerd plaatsvinden en zet zich voort totdat de twee tandwielen van het paar 72 van elkaar los zijn gekomen. Een verdere verschuiving van de klauwkoppeling 83 resp. 84 kan slechts plaatsvinden wanneer de contraklauwen op resp. het centrale asdeel 80 of 30 behorende tot het tandwielpaar 72 in de juiste stand staan. De betrokken instelmotor 100 veroorzaakt echter een rotatie van de schakelas 94 en aldus een verdraaiing van de schakelarm 93 overeenkomstig de beoogde eindstand. Het schuifstuk 88 is voor deze laatste fase meestal 35 onverschuifbaar omdat de betrokken klauwen tegen elkaar 8702408 - 16- stuiten en niet in elkaar grijpen. Ten gevolge van het stuiten van het schuifstuk 88 is ook de schakelas 94 met de tandsector 97 geblokkeerd. Het rondsel 96 van de instelmotor 100 moet nu wijken en rolt zich af langs de 5 stilstaande tandsector 97. Dit afrollen is mogelijk doordat de montagehefboom 98 draaibaar is om de vaste schakelas 94 en tegen de elastische kracht van de verende schakel 101 kan wijken. Op deze wijze kan de instelmotor 10 zijn beoogde eindstand bereiken alhoewel de klauwkoppeling nog 10 niet tot ingrijping is gekomen.

Over het algemeen zal er een verschil in rotatiesnelheid aanwezig zijn tussen de twee stel met elkaar tot ingrijping te brengen klauwen. Dit snelheidsverschil voert op een gegeven ogenblik tot het in elkaar schuiven van de klauwen 15 die immers tegen elkaar gedrukt worden door een kracht opgewekt door de verdraaiing van de montagehefboom 98 en de deformatie van de verende schakel 101. Het is echter mogelijk dat dit inschakelmoment lang op zich laat wachten, vooral wanneer het centrale asdeel 81, 82 met de uitgaande 20 as 53 stilstaan. Hiervoor is de hulpmotor 105 aanwezig die via de vrijloopkoppeling 106 en de tandriem 107 de uitgaande as 53 verdraait. Indien deze as 53 zelf reeds uit anderen hoofde draait, zorgt de vrijloopkoppeling 106 dat deze rotatie niet wordt overgebracht op de hulpmotor 105.

25 De voor handen pulserende bekrachtiging 111 zorgt ervoor dat de uitgaande as 53 en derhalve de centrale asdelen 81, 82 steeds een klein duwtje krijgen voor het bevorderen van het tot ingrijping komen van de klauwen. Het tot stand komen van deze ingrijping wordt bereikt onder invloed van de kracht 30 die permanent wordt uitgeoefend door de gedeformeerde schakel 101. Zodra de betrokken klauwkoppeling 83 resp. 84 tot ingrijping komt, draait de schakelarm 93 met de schakelas 94 waarbij ook de tandsector 97 draait en daarbij het rondsel 96 met de montagehefboom 98 meeneemt.

35 Aldus wordt de deformatie van de elastische schakel 101 8702408 - 17 - weer opgeheven en is de omschakeling van het wisseldrijfwerk 44 voltooid.

De figs. 18 en 19 hebben betrekking op een detail uit de aandrijving van elk der sjablonen 1-8 uit fig. 2. De 5 aandrijving van elk sjabloon geschiedt via de uitgaande as 64 van het planetaire drijfwerk 61, zie fig. 11. Op deze uitgaande as 64 is een tandwiel 112 bevestigd waarmee twee andere coaxiale tandwielen 113, 114 in ingrijping zijn.

Deze tandwielen verschillen onderling slechts een tand 10 waarbij het breedste tandwiel 113 het aandrijfkoppel overbrengt van het tandwiel 112 naar een tandkrans 115.

Deze krans is bevestigd op een huls 116 welke deel uitmaakt van de montagekop 56. Het smallere tandwiel 114 heeft dezelfde uitwendige diameter als het tandwiel 113, doch 15 bezit één tand meer. Hierdoor zal er een klein snelheidsverschil optreden tussen beide tandwielen 113, 114. Deze tandwielen zijn aan hun naar elkaar toe gerichte zijde voorzien van een ringvormige laag wrijvingsmateriaal 117. Het tandwiel 114 wordt door middel van een veer 118 in 20 de richting van het tandwiel 113 gedrukt, zodat de twee wrijvingsringen 117 voortdurend met elkaar in aanraking zijn. Ten gevolge van de hierdoor permanent optredende remkracht, zal de speling die tussen de tanden van de opvolgende tandwielreeksen onvermijdelijk optreedt, zich 25 steeds op een manier manifesteren waardoor de tussen de opvolgende sjablonen aanwezige rapportverhouding geen kleine wijzigingen kan ondergaan. De tandwielen 113, 114 van deze wrijvingsrem zijn gelegerd op een asstomp 128 die is bevestigd aan een oor 129 van een hieronder nog te 30 noemen mof 120.

In elke dwarsbalk 57 zijn twee montagekoppen 56 (zie fig. 17) en twee tandwielen 112 (fig. 11) aanwezig. Er zijn derhalve ook twee wrijvingsremmen 113-115 in elke dwarsbalk 57. De ophanging van de huls 116 in de montagekop 56 35 geschiedt via een rolleger 119 gevat in een mof 120 8702408 - 18 - voorzien van vier radiaal uitstaande vattingen 121. Daarvan is er maar één afgeheeld in fig. 18. Door elke vatting 121 loopt een axiaal gerichte pen 122 waarvan het naar de sjabloon 22 gerichte einde is bevestigd in een vast met 5 het hoofdgestel 21 verbonden aandrijfhuis 123. Nabij het andere einde is de pen 122 voorzien van schroefdraad waarop een moer 124 aanwezig is. Deze moer steunt via een leger 125 tegen de vatting 121. Bij verdraaiing van de moer 124 op de vaste pen 122 zal de moer zich langs de pen verplaatsen. Via 10 het leger 125 zal deze beweging een zelfde verplaatsing van de vatting 121 en van de huls 116 (en van de sjabloon 22) met zich brengen. De mof 120 van elke montagekop 56 is voorzien van vier vattingen 121, zodat er ook vier verstelmoeren 124 zijn. Elke moer heeft een uitwendige vertanding 126 samen-15 werkend met een gemeenschappelijke tandriem 127. Door de bediening van deze tandriem kan de betrokken sjabloon 22 axiaal worden verschoven, d.w.z. in breedte richting t.o.v. de ondersteuningsband 23. Een dergelijke verplaatsing is mogelijk door de aanwezigheid aan het tegenover gelegen 20 sjabloon einde (de pompzijde) van een verende spaninrichting beschreven in de samenhangende octrooiaanvrage 87 0 . . . (dossier 87 5079).

Bij het functioneren van de installatie volgens fig. 1, wordt eerst een baan van een goedkope kwaliteit (een zgn.

25 leader) door de drukmachine 11 gevoerd. Experimenteel weet men de vereiste lengte van de leader, waarmede de drukmachine geheel bedrijfsklaar kan worden ingesteld. De leader is opgeslagen in de tijdelijke buffer of verzamelkoker 14 en de werkelijk te bedrukken stof (de baan 13) 30 wordt aan het achterlopende einde van de leader genaaid. De aanvoer van de baan 13 vanaf de rol 12 wordt zodanig bepaald dat op het tijdstip dat de naainaad leader/baan door de drukmachine 11 loopt, de buffer 14 leeg is en de te bedrukken baan 13 zijn juiste spanning heeft (d.m.v.

35 regelaar 17). Aan het achterlopende einde van de baan 13 &70240 8 - 19 - wordt weer een nieuwe leader genaaid, waartoe het laatste deel van de baan 13 versneld in de buffer 14 wordt gevoerd.

Na het door de drukmachine 11 passeren van deze tweede naainaad baan/leader kan de installatie worden gestopt en 5 is het eigenlijke bedrukken (de run) voltooid met zo min mogelijk verlies aan waardevol baanmateriaal.

In het voorgaande is gesproken over het zgn. PICO-punt d.w.z. een merkteken 130 nabij de rand van elk cilinder-sjabloon 22 (zie Fig. 18). De eindring 55 aan de aandrijf-10 zijde van elke sjabloon heeft een inkeping 131 gelegen in het zelfde radiale vlak als het PICO-punt. De montagering 132 van elke huls 116 is voorzien van een pen 133 die past in de inkeping 131, waarna een bajonetring 134 de bevestiging van de sjabloon tot stand brengt. Het PICO-punt heeft een 15 vaste ligging t.o.v. het dessin op de sjabloon 22. Naast de pen 133 is de montagering 132 voorzien van een magnetisch blokje (niet afgebeeld) dat kan samenwerken met een sensor (niet afgebeeld) aangebracht in het vaste aandrijfhuis 123 behorende tot de montagekop 56. In het hiervoor reeds 20 beschreven automatische regelsysteem voor het in rapport brengen (instellen) van de sjablonen 22 (zie blz. 3 en 4), is het voldoende de hoekstand van de sjabloon met het volgnummer 1 in het geheugen van een computer vast te leggen en van daar uit de theoretisch juiste hoekverdraaiing 25 voor de opvolgende sjablonen 2-8 uit te rekenen en eveneens vast te leggen. De hulsen 116 met de montagering 132 kunnen nu via de computer in de juiste stand worden gebracht door het met hoge snelheid aandrijven van de verstelmotoren 69. Daarna kunnen alle sjablonen worden geplaatst en bevinden 30 deze zich in de juiste onderlinge rapportstand. Bij het proefdraaien met de drukmachine (onder toepassing van een leader) kan nog een fijne naverstelling van de sjablonen met een laag toerental van de motoren 69 worden verkregen.

Ook die gegevens gaan in het computer-geheugen, zodat later 35 bij een hernieuwd drukken van hetzelfde dessin, in één 8702408 - 20 - handeling de montageringen 132 en dus ook de cilindersjablonen in exact de onderling juiste hoekstand kunnen worden gebracht.

Inzake de toegepaste rakelconstructie is in deze 5 beschrijving niets gepreciseerd. In beginsel is een strijkrakel toepasbaar maar ook een spleetrakel, zie octrooiaanvrage nr. 87 00754 of een (magnetisch) rolrakel, zie de samenhangende octrooiaanvrage 87 0 . . (dossier 87 5110).

Verdere constructieve details en aanvullende 10 voorzieningen van de zeefdrukmachine volgens de uitvinding zijn beschreven in samenhangende octrooiaanvragen 87 0. . . enz. (dossiers nr. 87 5021, 87 5072, 87 5079/80 en 87 5113/16).

8702.408

Claims (9)

1. Meerkleuren - rotatie zeefdruk machine omvattende een hoofdgestel voorzien van een aantal draaibaar hierin gelegerde evenwijdige cilindersjablonen die elk kunnen samenwerken met een verftoevoerorgaan en met een rakel/ 5 welke sjablonen zijn gelegen boven een eindloze onder-steuningsband voor het te bedrukken materiaal, verder omvattende middelen voor het aandrijven van zowel de sjablonen als de ondersteuningsband en middelen voor het positioneren van de afzonderlijke sjablonen teneinde deze 10 onderling nauwkeurig in rapport te brengen, met de kenmerken: - dat de middelen voor het aandrijven van zowel de sjablonen (22) als de ondersteuningsband (23) gevormd worden door een enkele, buiten het hoofdgestel (21) 15 geplaatste motor (24) die rechtstreeks een binnen dit gestel gelegerde tussenas (26) aandrijft; - dat de tussenas (26) een slipvrije (formschlüssige) overbrenging (39, 40) heeft met een getrapt wissel-drijfwerk (44) voor de sjablonen (22) en met een 20 aandrijfkast (46) voor de ondersteuningsband (23); - dat de uitgaande as (53) van het getrapte wisseldrijfwerk (44) is aangesloten op een gemeenschappelijke, in langsrichting van de machine (11) gelegen hoofdaandrijfas (54) voor de sjablonen (22), welke as steeds via een planetair drijfwerk (61) 25 is verbonden met elk van de sjablonen.

2. Zeefdrukmachine volgens conclusie 1, waarbij de eindring van elke sjabloon draaibaar is ondersteund in een montagekop die losneembaar is geplaatst op een balk die dwars boven de ondersteuningsband is gelegen, 30met het kenmerk, dat de doorlopende hoofdaandrijfas (54) voor de sjablonen (23) ter plaatse van elke dwarsbalk (57) is voorzien van een worm (58) die samenwerkt met een wormwiel (59) dat op zijn beurt via een 8702408 -22 - tandwielreeks (60) is gekoppeld met het planetaire drijfwerk (61) van de betrokken sjabloon (22).

3. Zeefdrukmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het planetaire drijfwerk (61) 5 voor elke sjabloon (22) is opgebouwd uit twee coaxiale en vrijwel identieke zonwielen (62, 63) die onderling slechts een of twee tanden verschil hebben, welke twee zonwielen samenwerken met een elastisch vervormbaar ringvormig planeetwiel (65), waarbij de twee zonwielen zijn opgenomen 10 in de aandrijving van de sjabloon, terwijl de planeetring is verbonden met een verstelmotor (69), voorzien van een impulsteller (111).

4. Zeefdrukmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat 15 het getrapte wisseldrijfwerk (44) voor de sjablonen (22) bestaat uit een aantal paren, met elkaar in ingrijping zijnde en in een huis (70) opgenomen tandraderen (71-78) en uit enkele axiaal langs een spie-as (81, 82) verschuifbare klauwkoppelingen (83-87) die elk verplaatst worden door middel 20 van een schakelarm (93) die naar wens kan worden verdraaid met behulp van een vertanding (95) teneinde een snelheids-verhouding in te stellen behorende bij de gekozen sjabloon-diameter.

5. Zeefdrukmachine volgens een der conclusies 1-4, 25 met het kenmerk, dat de ondersteunings- band (23) aan de stroomafwaartse zijde is geslagen om een aandrijfwals (47) die aan het ene uiteinde zelf-instelbaar is gelegerd en aan het andere einde wordt gedragen door de aandrijfkast (46) die kantelbaar om een lijn (A-A) dwars op 30 de wals is gesteund in het hoofdgestel (21) van de machine. 8702408 -23 -

6. Zeefdrukmachine volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de slipvrije overbrenging vanaf de tussenas (26) naar de sjablonen (22) en naar de ondersteuningsband (23) bestaat uit twee poelies 5 (30, 31) die elk samenwerken met een tandriem (39, 40), waarbij de poelie (31) voor de ondersteuningsband los draaibaar op de tussenas is gelegerd in samenwerking met een vast op de tussenas bevestigde magnetische tandkoppeling (32).

7. Zeefdrukmachine volgens een der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat op de uitgaande as (64) van het planetaire drijfwerk (61) een tandwiel (112) is bevestigd waarmee twee andere, coaxiale tandwielen (113, 114) in ingrijping zijn, die onderling één tand verschillen en die beide zijn voorzien van een tegen elkaar 15 gedrukte wrijvingslaag (115) waarbij een van beide tandwielen is verbonden met een sjabloon (22) (Fig. 19).

8. Getrapt wisseldrijfwerk uit de zeefdrukmachine volgens conclusie 4,met het kenmerk, dat de vertanding (95) bestaat uit een rondsel (96) en een 20 daarmede in ingrijping zijnde tandsector (97), waarvan de tandsector is bevestigd op een in het huis (70) gelegerde schakelas (94) waarop de schakelarm (93) is bevestigd en waarop tevens een montagehefboom (98) draaibaar is gelegerd en dat het tandrondsel (96) is bevestigd op een tweede, 25 eveneens in genoemde hefboom draaibaar gelegerde as (99) van een aan de montagehefboom (98) opgehangen instelmotor (100) en dat een verlengd deel van deze montagehefboom via een elastische schakel (101) beweegbaar is verbonden met het gestel (70). 30

9. Getrapt wisseldrijfwerk volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een hulpmotor (105) aanwezig is die via een vrijloopkoppeling (106) is 8702408 -14 - verbonden met de uitgaande as (53) van het drijfwerk (44), welke hulpmotor is uitgevoerd met een pulserende bekrachtiging (111) tijdens het omschakelen op een andere snelheidsverhouding voor het synchroniseren van de 5 verschuifbare klauwkoppelingen (83-87) van het wisseldrijfwerk (44). 870240 8