NL8702028A

NL8702028A - Ophanginrichting voor planten, in het bijzonder tomatenplanten.

Info

Publication number: NL8702028A
Application number: NL8702028A
Authority: NL
Original assignee: Cornelis Bernardus Van Woerden
Priority date: 1987-08-28
Filing date: 1987-08-28
Publication date: 1989-03-16

Description

J t D HO/AM/1 Woerden %

OPHANGINRICHTING VOOR PLANTEN, IN HET BIJZONDER TOMATENPLANTEN

De uitvinding betreft een ophanginrichting, zoals is omschreven in de aanhef van conclusie 1. Met name in hogere kassen bereiken de tomatenplanten een hoogte, die buiten het bereik van het bedienende personeel ligt. Wanneer na eni-05 ge tijd de tomaten gerijpt zijn, welke aan het onderste deel van de plant zijn gegroeid, moet men, om de hoger gelegen tomaten te kunnen bereiken, de plant omlaag brengen. Tomatenplanten worden aan ophangdraden opgehangen aangezien ze door hun eigen gewicht en door het gewicht van de daaraan hangende 10 vruchten niet rechtop blijven. Men brengt de plant omlaag door de ophangdraad te laten vieren.

Bij de bekende ophanginrichtingen moet daartoe de ophangdraad eerst worden ontlast door de plant met de hand te ondersteunen. Dit is het gevolg van het feit dat de blokke-15 ringsinrichting wordt gevormd door samenwerkende rollen, welke bij het uitoefenen van spankracht op de draad blokkeren, waarbij de draad tussen de kneep in de rollen doorloopt. Bij een ander type bekende ophanginrichting heeft men de ophangdraad een aantal malen in lussen om haken geslagen. Ook hier-20 bij moet de plant worden gelicht teneinde de lussen van de haak te kunnen verwijderen en derhalve het effectieve part van de ophangdraad te verlengen.

Het telkens met de hand oplichten van de relatief zware plant teneinde de ophangdraad te kunnen vieren is ui-25 terst vermoeiend en de praktijk wijst uit dat het gedurende langere tijd voor het personeel niet mogelijk is dit te doen.

De uitvinding beoogt dit probleem op te lossen door het verschaffen van een ophanginrichting waarbij voor het 30 vieren van de ophangdraad het niet langer nodig is de de draad belastende plant te ondersteunen. Dit wordt bereikt door de maatregel toe te passen volgens het kenmerk van con- 870 2 02 8 f , -2- clusie 1. Doordat volstaan kan worden aan de ophangdraad een extra trekkracht uit te oefenen, bijvoorbeeld door met de hand aan de draad een ruk te geven, kan het werkzame part van de draad worden verlengd. Het oplichten c.q. ondersteunen van 05 de plant is niet meer nodig.

Een eenvoudige uitvoeringsvorm wordt verkregen met de maatregelen zoals omschreven in conclusie 2.

Bij het vieren van de ophangdraad behoeft slechts een zodanige ruk aan de draad gegeven te worden dat de de nok 10 en de groef naar elkaar richtende kracht wordt overwonnen.

De kracht kan bijvoorbeeld geleverd worden door een drukveer, die zodanig is gedimensioneerd dat de spankracht in de ophangdraad tengevolge van de belasting door de plant wordt weerstaan maar welke kracht wordt overwonnen wanneer 15 een additionele kracht op de draad wordt uitgeoefend.

Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding volgen uit de onderconclusies en de beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekeningen toont: 20 Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een kas met tomatenplant opgehangen aan de ophanginrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen de ophanginrichting volgens de uitvinding; 25 Fig. 3 een doorsnede-raanzicht van de ophanginrich ting volgens figuur 2; en

Fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm.

In een kas van relatief grote hoogte worden toma-30 tenplanten (1,1') gekweekt. Nadat de planten (1,1') een zekere hoogte hebben bereikt, worden de tomaten geplukt en wordt de aan de ophanginrichting (2,2') volgens de uitvinding opgehangen plant over de rail of draad (3) verschoven, zodat in de planten bochten (4,4*) ontstaan. Deze procedure moet wor-35 den gevolgd om de rijpende tomaten op handbereikhoogte H te houden. Teneinde een en ander mogelijk te maken moet de ophangdraad van de ophanginrichting of althans het werkzame part ervan, worden verlengd.

8702028 1 r -3-

Zoals figuren 2 en 3 tonen omvat de ophanginrichting (2) een haspel (5) voor de ophangdraad (6). Met de haspel (5) is een ophangorgaan (7) verbonden. Aan de bovenzijde vertoont het ophangorgaan (7) een haak (8) waarmee het rond 05 een kabel of rail (3) kan worden geslagen. De verbinding tussen de haspel (5) en het ophangorgaan (7) komt tot stand door middel van de bout (9) welke onder tussenkomst van een druk-veer (10) door middel van de moer (11) wordt vastgehouden.

De blokkering van de omlaaggerichte beweging van de 10 ophangdraad (6) en derhalve de haspel (5) komt tot stand door samenwerking van de nokken (12,12*,12''...) op de haspel (5) en de nokken (13,13') op het ophangorgaan (7). Eén van de nokken (12) wordt door de werking van de drukveer (10) in de groef (13) gedrukt en blokkeert daarmee de haspel (5). Door 15 het uitoefenen van een additionele trekkracht op de ophangdraad (6) kan de kracht van de drukveer (10) worden overwonnen en is het mogelijk de betreffende nok (12) uit de groef (13) te trekken. Over de omtreksafstand tussen de nokken (12,12*,12''...) is het dus mogelijk het werkzame part van de 20 draad (6) te verlengen. De haspel (5) kan bijvoorbeeld van kunststof en het ophangorgaan (7) van metaal zijn.

De alternatieve uitvoering volgens figuur 4 kan van elk geschikt materiaal zijn, bijvoorbeeld metaal of kunststof of een combinatie daarvan. Het ophangorgaan (14) heeft in de-25 ze uitvoeringsvorm de vorm van een gaffel voorzien van een tweetal tapeinden (15,16) en nokken op de binnenvlakken (17,17',17'*...) de haspel (18) vertoont op althans één van de buitenvlakken groeven (19,19*). Tevens zijn openingen (20) aangebracht voor het opnemen van het betreffende samenwerken-30 de tapeinde (15, resp. 16). De haspel (18) kan in het gaffelvormige ophangorgaan (14) worden gebracht door de beide benen van de gaffel in de pijlrichting uit te buigen en de haspel (18) in te brengen.

De de groef en de nok naar elkaar richtende kracht 35 wordt in deze uitvoeringsvorm geleverd door de veerkracht van het materiaal van het ophangorgaan (14).

8702028

Claims

1. Ophanginrichting (2) voor planten, in het bijzonder tomatenplanten, voorzien van een haspel (5,18) voor ophangdraad (6), een met de haspel (5,18) verbonden ophangor-gaan (7,14) en met middelen voor de blokkering van de afwik- 05 kelbeweging van de ophangdraad (6), met het kenmerk, dat de blokkering wordt overwonnen door het uitoefenen van een vooraf bepaalde trekdraad op de draad (6).

2. Ophanginrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de blokkering wordt gevormd door samenwerking 10 van tenminste één nok (12,12',12'') en één groef (13,13') op de haspel (5,18) en het ophangorgaan (7,14) en door middelen (10) voor het uitoefenen van een de nok en de groef naar elkaar richtende kracht.

3. Ophanginrichting volgens conclusie 2, met het 15 kenmerk, dat de kracht wordt geleverd door een drukveer (10).

4. Ophanginrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de veer is aangebracht op de draaiingsas (9) van de haspel (5).

5. Ophanginrichting volgens conclusie 4, met het 20 kenmerk, dat de draaiingsas (9) gelagerd is in het ophangorgaan (7).

6. Ophanginrichting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat het ophangorgaan een haakvormig deel (8,18) vertoont voor het verschuifbaar ophangen aan bijvoorbeeld een 25 rail (3).

7. Ophanginrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de groef op het ophangorgaan (7,14) en de nok op het naar het ophangorgaan gerichte vlak van de haspel (5,18) is aangebracht. 30

8. Ophanginrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het ophangorgaan (14) gaffelvormig is en dat de de nok en de groef naar elkaar richtende kracht geleverd wordt door de veerkracht van het materiaal van de benen van het gaffelvormige ophangorgaan (14). 8702028