NL8701825A - Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal. - Google Patents

Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8701825A
NL8701825A NL8701825A NL8701825A NL8701825A NL 8701825 A NL8701825 A NL 8701825A NL 8701825 A NL8701825 A NL 8701825A NL 8701825 A NL8701825 A NL 8701825A NL 8701825 A NL8701825 A NL 8701825A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
elongated elements
rotation
axis
wires
elements
Prior art date
Application number
NL8701825A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Liets Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Liets Bv filed Critical Liets Bv
Priority to NL8701825A priority Critical patent/NL8701825A/nl
Priority to NL8800092A priority patent/NL8800092A/nl
Priority to EP88201648A priority patent/EP0302566A3/en
Priority to DK433888A priority patent/DK433888A/da
Publication of NL8701825A publication Critical patent/NL8701825A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/02Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on horizontal shaft transverse to direction of travel
    • A01B33/021Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on horizontal shaft transverse to direction of travel with rigid tools
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B39/00Other machines specially adapted for working soil on which crops are growing
    • A01B39/12Other machines specially adapted for working soil on which crops are growing for special purposes, e.g. for special culture
    • A01B39/18Other machines specially adapted for working soil on which crops are growing for special purposes, e.g. for special culture for weeding
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B39/00Other machines specially adapted for working soil on which crops are growing
    • A01B39/12Other machines specially adapted for working soil on which crops are growing for special purposes, e.g. for special culture
    • A01B39/18Other machines specially adapted for working soil on which crops are growing for special purposes, e.g. for special culture for weeding
    • A01B39/19Rod weeders, i.e. weeder with rotary rods propelled beneath the soil surface
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/04Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools
    • A01B49/06Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising
    • A01B49/065Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising the soil-working tools being actively driven
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/28Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture specially adapted for farming

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

4 X Sch/gn/6, Liet si -1-
Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal
De uitvinding betreft een inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal, zoals het mengen en egaliseren van veevoer in een voorraadhouder, het beluchten, egaliseren en verkruimelen van een oppervlaktelaag 5 bodemmateriaal en/of het verwijderen van onkruid daarvan en het verhakselen van onkruid.
Een dergelijke inrichting is bekend. Bijvoorbeeld wordt voor het verwijderen van onkruid uit de bodem een freesschoffelmachine gebruikt. Ook is het bekend, grond te 10 beluchten, door daardoorheen een mechanisch sterk element te trekken.
Doel van de uitvinding is een inrichting te bieden die een zeer grote flexibiliteit met betrekking tot zijn mogelijke toepassingen biedt, op de meest uiteenlopende 15 terreinen uitstekende resultaten geeft en niettemin zeer goedkoop en onderhoudsvrij is.
Om dit doel te verwezenlijken verschaft de uitvinding in het algemeen een inrichting van het in de aanhef vermelde type, die is gekenmerkt door 20 een aantal staande langwerpige elementen, zoals draden, stangen, staven of stroken, die zich althans min of meer evenwijdig aan en op afstand van een gemeenschappelijke rotatie-as uitstrekken, en eerste aandrijfmiddelen voor het gemeenschappelijk 25 rond die rotatie-as doen roteren van die langwerpige elementen.
Bij voorkeur staan de langwerpige elementen onder trekspanning.
Een zeer eenvoudige opbouw wordt verkregen met een 30 variant, die het kenmerk vertoont dat de corresponderende uiteinden van de langwerpige elementen groepsgewijs zijn gerangschikt in cirkels, waarvan de middelpunten op de gemeenschappelijke rotatie-as liggen.
8701825 f -2- «
Bijvoorbeeld kunnen de corresponderende uiteinden van de langwerpige elementen zijn bevestigd aan met de rotatie-as gekoppelde bevestigingselementen, zoals twee groepen spaken of twee schijven.
5 Men zou gebruik kunnen maken van individuele spaninrichtingen voor de langwerpige elementen. Aanzienlijk eenvoudiger evenwel is die uitvoering, die is gekenmerkt door twee schijven, aan de omtrek waarvan de langwerpige elementen bevestigd zijn, tussen de bevestigingspunten van 10 welke elementen radiale verdiepingen in de schijven aanwezig zijn.
Bij het uit elkaar bewegen van de schijven treedt op een gegeven ogenblik een spanning op in het kortste langwerpige element. Bij het verder uiteenbewegen van de 15 schijven, neemt deze spanning in het betreffende element toe, en zullen ook langere elementen onder spanning komen te staan. Zodra het langste langwerpige element gespannen is, wordt het uit elkaar verplaatsen van de schijven gestaakt. Zouden bij deze werkwijze de elementen aan een ronde schijf 20 zijn bevestigd, dan dient het verschil in spanning volledig te worden opgebracht door de elastische eigenschappen van de langwerpige elementen. De hiervoor aangeduide uitvoering met de min of meer stervormige schijven biedt de mogelijkheid dat de uitstekende delen van de schijven een weinig 25 meeveren, hetgeen de homogeniteit van de trekspanning in de langwerpige elementen ten goede komt.
Het kan voorkomen, dat het gewenst is, in een middenzone tussen de bevestigingselementen een grotere bewerkingsdiepte te krijgen dan aan de axiale einden. Een 30 met het oog daarop ontworpen variant vertoont het kenmerk dat tenminste één de langwerpige elementen op afstand van hun uiteinden op een gewenste grotere afstand van de rotatie-as houdende afstandhouder, zoals een groep spaken of een schijf.
35 Besproken is reeds dat men bij voorkeur gebruik maakt van spanmiddelen voor het op een zekere minimale 8701826 * -3- trekspanning houden van de langwerpige elementen.
In een bepaalde uitvoering kunnen de spanmiddelen gemeenschappelijk zijn voor alle langwerpige elementen. In dit verband geldt de reeds besproken uitvoering, waarin de 5 lengte van de rotatie-as en daarmee de afstand tussen de bevestigingselementen instelbaar is.
In een praktisch uitvoeringsvoorbeeld vertoont de inrichting het kenmerk, dat de rotatie-as twee telescopisch samenwerkende en ten opzichte van elkaar vastzetbare delen 10 omvat. De bevestigingselementen dienen voor het handhaven van de ruimtelijke posities van de langwerpige elementen ten opzichte van de rotatie-as onderling tegen rotatie geborgd te zijn. in een variant, waarin met deze eis rekening is gehouden kunnen bijvoorbeeld de telescopisch samenwerkende 15 delen een zodanige vorm bezitten, dat een rotatieborging wordt verkregen. Ook kan men een alternatieve uitvoering toepassen, die is gekenmerkt door tenminste één zich evenwijdig aan de rotatie-as uitstrekkende met beide bevestigingselementen gekoppelde, uit twee teleskopisch 20 samenwerkende delen bestaande borgingsas. in het algemeen zal deze laatste uitvoering in staat zijn om een groter borgingsmoment op te brengen dan de hiervoorbeschreven uitvoering.
In een eenvoudige uitvoering kunnen de langwerpige 25 elementen draden zijn. Het materiaal, het profiel en de dimensionering van de draden kunnen worden gekozen aan de hand van een specifieke toepassing. Gewoonlijk zal een treksterk materiaal, bijvoorbeeld staal worden gebruikt. Om een goed snij-effect te verkrijgen kunnen met voordeel 30 de draden tenminste één snijkant vertonen. Bijvoorbeeld kunnen in dit laatste verband de draden een driehoekige dwarsdoorsnedevorm bezitten. Om het snij-effect nog te versterken kan men tenminste één met de langwerpige elementen samenwerkende snijkant toepassen. Een inrichting 35 voor het bewerken van een oppervlaktelaag bodemmateriaal, zoals het beluchten, egaliseren en/of verkruimelen daarvan 87018 2 5 * -4- en/of het verwijderen van onkruid daarvan, en het verhakselen van dat onkruid, is volgens de uitvinding gekenmerkt door tweede aandrijfmiddelen voor het althans min of meer dwars op de rotatie-as voortbeweging van de 5 inrichting.
Bij voorkeur gebruikt men een uitvoering, waarin de eerste aandrijfmiddelen de langwerpige elementen in een zodanige irchting aandrijven, dat ze zich door de oppervlaktelaag bewegen in een ten opzichte van de door de 10 tweede aandrijfmiddelen veroorzaakte bewegingsrichtinng tegengestelde richting. Hiermee kan worden bereikt, dat eventueel opgeworpen bodemmateriaal of onkruid naar achteren wordt getransporteerd en wordt opgeworpen. Het blijkt, dat bij voldoende rotatiesnelheid van de langwerpige elementen 15 bijvoorbeeld onkruid in de beweging door de lucht door de bewegende langwerpige elementen wordt gehakseld en daardoor rustig en goed verspreid op de grond neerdwarrelt, waardoor een uitstekende verhakseling en droging kan worden bereikt.
Voor een optimale aanpassing aan een speciaal doel 20 kunnen met voordeel de eerste aandrijfmiddelen instelbaar zijn.
Tevens betreft de uitvinding een inrichting voor het mengen en/of het gedoseerd afgeven van veervoer. Volgens de uitvinding is deze gekenmerkt door een voorraadhouder met 25 een omlaag toelopende vorm, in welke voorraadhouder zich tenminste twee inrichtingen, volgens de uitvinding, zoals boven in diverse uitvoeringen gespecificeerd, bevinden, de vorm van welke voorraadhouder is aangepast aan de vorm van de baan van de tenminste twee het verst van de rotatie-as 30 afgelegen langwerpige elementen.
De uitvinding zal nu kort worden toegelicht aan de hand van een praktisch voorbeeld. Mais wordt in rijen met een zekere onderlinge tussenruimte geplant. De groei van mais wordt belemmerd door onkruid, zoals o.a. kweekgras. Dit 35 laat zich niet goed met vergif bestrijden, aangezien landbouwvergif voor deze toepassing niet afdoende is.
870 18 25 * -5-
Volgens de uitvinding kan nu de inrichting worden gebruikt voor het verwijderen van het onkruid tussen de rijen maisplanten. Daartoe is de onderlinge afstand van de bevestigingselementen voor de langwerpige elementen zodanig 5 gekozen, dat ze passen tussen de rijen maisplanten, zodat die door de inrichting niet worden aangetast. Bij het rijden tussen de maisplanten bewegen de langwerpige elementen zich met een te kiezen rotatiesnelheid telkens over een cirkelboogvormige baan door de grond. Duidelijk zal hiermee 10 zijn, dat niet alleen een onderlaag wordt behandeld, maar dat de volledige bovenlaag van het grondmateriaal door de inrichting wordt bewerkt, anders dan bij gebruikelijke inrichtingen voor schoffelen en wieden. Tevens vindt een uitstekende beluchting, egalisering en verkruimeling van de 15 bodem plaats.
Wanneer een trekker met zijn aangedreven wielen over twee vrije zones tussen de maisplanten rijdt, kan de inrichting volgens de uitvinding een tussengelegen bodemstrook bewerken. Het kan dan natuurlijk voorkomen, dat 20 de zwaarte van de trekker als gevolg heeft, dat de strook bodemmateriaal een zekere indrukking ondergaat, die in het midden in het algemeen sterker zal zijn dan aan de zijkanten. Besproken is reeds de uitvoering, waarin tenminste één afstandhouder wordt gebruikt om de langwerpige 25 elementen in een middenzone op een gewenste grotere afstand van de rotatie-as te houden. Deze uitvoering is in het bijzonder geschikt voor bewerking van een dergelijke holle grondstrook. Hiermee kan namelijk worden bereikt, dat de effectieve bewerkingsdlepte over de gehele breedte van de 30 voor wordt gehandhaafd.
Voor wat betreft de toepassing van de inrichting in het kader van het mengen van bijvoorbeeld veevoer in een voorraadhouder wordt erop gewezen, dat de inrichting volgens de uitvinding het grote voordeel biedt, geen stuwwerking te 35 vertonen, hetgeen bij bekende inrichtingen, die bijvoorbeeld met vijzels werken wel het geval is en zich door de 8701825 -6- « geringere weerstand veel lichter door het voer beweegt. Bij toepassing als menger kan men met voordeel een aantal langwerpige elementen op verschillende radiale afstanden plaatsen.
5 Een eventueel toe te passen met de langwerpige elementen samenwerkende snijkant kan vast zijn opgesteld of een beweging uitvoeren tegengesteld aan de beweging van de langwerpige elementen.
Een inrichting, waarbij de bevestigingselementen een 10 relatief grote onderlinge afstand vertonen, kan zijn voorzien van steunelementen met doorlaatopeningen voor het op afstand van de eindbevestigingselementen ondersteunen van de langwerpige elementen. Deze extra steunelementen zijn dus verwant met en kunnen ook van hetzelfde type zijn als de 15 reeds besproken, eventueel te gebruiken afstandhouders.
Voor het bewerken van grond kan de inrichting zijn voorzien van instelmiddelen voor het instellen van de bewerkingsdiepte.
Ook richt de uitvinding zich op een 20 mengmest-verspreider met een inrichting volgens de uitvinding, bij voorkeur afgedekt door een spatscherm.
De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de tekening van enkele uitvoeringsvoorbeelden, waartoe de uitvinding zich evenwel niet beperkt. In de tekening tonen: 25 Fig. 1 een sterk vereenvoudigd perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;
Fig. 2 een variant;
Fig. 3 een volgende variant;
Fig. 4 een langsdoorsnede door de inrichting volgens 30 fig. 1;
Fig. 5 een dwarsdoorsnede V-V in fig. 4;
Fig. 6 een met fig. 4 corresponderende langsdoorsnede door een variant;
Fig. 7 een schematische weergave van een 35 grondbewerkingsgang;
Fig. 8 een veevoermeng- en -doseerinrichting; 8701825 * -7-
Fig. 9 een dwarsdoorsnede door een mengmest-versprei-der voor de weidebouw; en
Fig. 10 een dwarsdoorsnede door een mengmest-versprei-der voor de akkerbouw.
5 Fig. 1 toont twee bevestigingsschijven l, 2 die min of meer de vorm van een achtpuntige ster bezitten. Tussen de punten van de ster zijn draden 3 gespannen. De schijven 1, 2 worden gedragen door een roterend aandrijfbare rotatie-as 4.
10 Fig. 2 toont een variant, waarin schijven 5, 6 cirkel vormig zijn, en aan hun omtrek elk twaalf bevestigingsogen voor draden 7 vertonen. Deze draden 7 zijn telkens versprongen met de betreffende bevestigingsogen 8 aangebracht, zodanig dat de draden een schuine stand ten 15 opzichte van de rotatie-as 4 innemen.
Fig. 3 toont een uitvoering, met twee bevestigingsschijven 9 en gespannen draden 10, die in hun middengebied op een grotere radiale afstand worden gehouden van de rotatie-as 4 door een afstandhouder 11. Duidelijk zal 20 zijn, dat door de verkregen vorm een holle strook 24 ook tot een gewenste diepte kan worden bewerkt, zoals met het gearceerde deel 25 is aangeduid.
Fig. 4 toont dat de rotatie-as tussen de schijven 1, 2 uit twee telescopisch samenwerkende delen bestaat. Een deel 25 12 strekt zich ten dele in een hol deel 13 uit. Deze delen 12, 13 zijn verbonden met resp. de schijven 1 en 2. Het deel 12 is van uitwendig draad 14 voorzien, waarmee een moer 15 samenwerkt. Deze moer 15 kan drukken tegen een flens 16 aan het einde van het buisdeel 13. Aldus kunnen de schijven 1, 2 30 uiteen worden gedrongen, waarmee de draden 3 worden gespannen.
Fig. 5 toont de dwarsdoorsnede van de delen 12, 13. Duidelijk zal zijn dat door de min of meer vierkante vorm deze delen tegen axiale rotatie geborgd zijn.
35 Fig. 6 toont een variant, waarin de met de delen 12, 13 corresponderende elementen 17, 18 rond zijn uitgevoerd.
8701825 * -8-
Voor borgingsdoeleinden zijn daarom twee extra telescopische borgingselementen 19, 20 tussen de schijven 1, 2 geplaatst.
Fig. 7 toont schematisch, hoe de inrichting volgens de uitvinding in staat is om een volledige oppervlaktelaag te 5 beluchten en van onkruid te ontdoen. Schematisch zijn met 21 N de banen aangeduid, die de draden successievelijk door de oppervlaktelaag bodemmateriaal volgen. In de figuren 1 en 7 duidt een pijl 22 de rotatierichting van de bevestigings-schijven met draden aan, terwijl met een pijl 23 de rij-10 richting van de inrichting aangeeft. Aan de hand van de figuren 1 en 7 zal duidelijk zijn, dat de volledige bovenlaag wordt bewerkt en dat men door geschikte keuze van de afstand van de schijven 1, 2 de bewerkingsbreedte beheerst, zodat men de als voorbeeld reeds genoemde maisplanten 24 15 onaangetast laat en de strook met onkruid tussen de maisplanten 24 kan bewerken. De rotatiesnelheid van de as 4 bepaalt samen met de rijsnelheid van de inrichting en de onderlinge afstand van de draden 3 de fijnheid of grofheid van de bewerking.
20 Fig. 8 toont een veevoermeng- en -doseerinrichting 26, waarin zich twee mengers 27, 28 bevinden. Deze mengers bestaan elk uit twee op afstand van elkaar geplaatste en roterend aandrijfbare bevestigingsschijven, waartussen draden zijn gespannen, overeenkomstig de hierboven 25 beschreven uitvoeringsvoorbeelden. De onderste menger 27 vertoont stervormige schijven met vier punten. De menger 28 vertoont schijven met spaakvormige einden. Op de schijf bevinden zich bevestigingspunten 29 voor draden, terwijl de spaken 30 bevestigingspunten 31 voor draden vertonen. De 30 vorm van het huis van de inrichting 26 is op de getoonde wijze aangepast aan de baan (resp. aangeduid met 32 en 33) van de draden.
Fig. 9 toont een mengmestverpreider 34 voor de weidebouw. Deze inrichting 34 omvat in overeenstemming met 35 de hiervoor besproken uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding twee, in dit geval gelijkzijdig-driehoekige 8701826 -9- schijven 35, tussen de hoekpunten waarvan zich schotten 36 uitstrekken. De rotor 35, 36 is afgedekt door een grosso modo half-cilindrisch spatscherm 37, aan de achterzijde waarvan zich een flexibel, tevens tegen spatten dienende 5 strook 38 bevindt. Aan de bovenzijde van het spatscherm 37 sluit een aantal toevoermondstukken 39 aan, die via leidingen 40 met een voorraadhouder voor mengmest zijn verbonden. Door middel van niet-getekende pompmiddelen wordt de mest overeenkomstig pijlen 41 ingevoerd in de ruimte 10 onder het spatscherm 37. Door de rotatie van de rotor 35, 36 wordt de mest onder het spatscherm 37 verspreid en met enige kracht op de bodem 42 gebracht. Anders dan bij vele gebruikelijke inrichtingen wordt hiermee een effectieve indringing van de mest in de bodem verkregen, waardoor een 15 geringere emissie van ammoniak optreedt.
Fig. 9 toont een mengmestverspreider 43, die is ingericht voor de akkerbouw. Overeenkomstige onderdelen zijn in deze figuur met dezelfde verwijzingsgetallen aangeduid als in fig. 9.
20 De rotor bestaat in dit geval uit twee min of meer stervormige schijven 44, waartussen draden 45 gespannen zijn. Het zal duidelijk zijn dat de inrichting 43 geschikt is om een oppervlaktelaag van de grond te bewerken. De in de ruimte onder het spatscherm 37 geïnjecteerde mengmest 25 wordt door de rotor effectief in de oppervlaktelaag 45 ingewerkt. Om het verschil tussen de figuren 9 en 10 te verduidelijken zijn de omtreksbanen van de langwerpige elementen 36, 45 met resp. 46 en 47 aangeduid. De baan 46 strekt zich volledig boven het oppervlak van de grond 42 30 uit, terwijl de baan 47 zich tot in de grond uitstrekt. In de figuren 9 en 10 is de transportrichting met het verwijzingsgetal 23 aangeduid, in de hiervoorbesproken figuren zijn geen middelen aangeduid voor het instellen van de bewerkingsdiepte, d.w.z. de maximale diepte, waarover een 35 grondbewerkingsinrichting volgens de uitvinding werkzaam kan zijn. Dergelijke middelen kunnen hydraulisch, pneumatisch of mechanisch zijn uitgevoerd.
8701825

Claims (23)

1. Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal, zoals het mengen en egaliseren van veevoer in een voorraadhouder, het beluchten, egaliseren en verkruimelen van een oppervlaktelaag bodemmateriaal en/of het verwijderen 5 van onkruid daarvan, en het verhakselen van dat onkruid, gekenmerkt door, een aantal langwerpige elementen, zoals draden, stangen, staven of stroken, die zich althans min of meer evenwijdig aan en op afstand van een gemeenschappelijke 10 rotatie-as uitstrekken, en eerste aandrijfmiddelen voor het gemeenschappelijk rond die rotatie-as doen roteren van die langwerpige elementen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat de langwerpige elementen onder trekspanning staan.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de corresponderende uiteinden van de langwerpige elementen groepsgewijs zijn gerangschikt in cirkels, waarvan de middelpunten op de gemeenschappelijke 20 rotatie-as liggen.
4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de corresponderende uiteinden van de langwerpige elementen zijn bevestigd aan met de rotatie-as gekoppelde bevestigingselementen, zoals twee groepen spaken 25 of twee schijven.
5. Inrichting volgens conclusie 4, gekenmerkt door twee schijven, aan de omtrek waarvan de langwerpige elementen bevestigd zijn, tussen de bevestigingspunten van welke elementen radiale verdiepingen in de schijven aanwezig 30 zijn.
6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door tenminste één de langwerpige elementen op afstand van hun uiteinden op een gewenste grotere afstand van de rotatie-as houdende afstandhouder, zoals een groep 35 spaken of een schijf. 8701825 » I - -11-
7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door spanmiddelen voor het op een zekere minimale trekspanning houden van de langwerpige elementen.
8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk. 5 dat de spanmiddelen gemeenschappelijk zijn voor alle langwerpige elementen.
9. Inrichting volgens conclusie 4 en 8, met het kenmerk. dat de lengte van de rotatie-as en daarmee de afstand tussen de bevestigingselementen instelbaar is.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de rotatie-as twee telescopisch samenwerkende en ten opzichte van elkaar vastzetbare delen omvat.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de telescopisch samenwerkende delen een zodanige vorm 15 bezitten, dat een rotatieborging wordt verkregen.
12. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, gekenmerkt door tenminste één zich evenwijdig aan de rotatie-as uitstrekkende met beide bevestigingselementen gekoppelde, uit twee teleskopisch samenwerkende delen bestaande 20 borgingsas.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de langwerpige elementen draden zijn.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de draden van staal vervaardigd zijn.
15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de draden tenminste één snijkant vertonen.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de draden een driehoekige dwarsdoorsnedevorm bezitten.
17. Inrichting volgens conclusie 16, gekenmerkt door 30 tenminste één met de langwerpige elementen samenwerkende snij kant.
18. Inrichting volgens conclusie 17 voor het bewerken van een oppervlaktelaag bodemmateriaal, zoals het beluchten daarvan en/of het verwijderen van onkruid daarvan, 35 gekenmerkt door tweede aandrijfmiddelen voor het althans min of meer dwars op de rotatie-as voortbeweging van de inrichting. 8701825 -12-
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de eerste aandrijfmiddelen de langwerpige elementen in een zodanige irchting aandrijven, dat ze zich door de oppervlaktelaag bewegen in een ten opzichte van de door de 5 tweede aandrijfmiddelen veroorzaakte bewegingsrichtinng tegengestelde richting.
20. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste aandrijfmiddelen instelbaar zijn.
21. Inrichting voor het mengen en/of het gedoseerd afgeven van veervoer, gekenmerkt door een voorraadhouder met een omlaag toelopende vorm, in welke voorraadhouder zich tenminste twee inrichtingen volgens één der conclusies l t/m 16 bevinden, de vorm van welke voorraadhouder is aangepast 15 aan de vorm van de baan van de tenminste twee het verst van de rotatie-as afgelegen langwerpige elementen.
22. Inrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door instelmiddelen voor het instellen van de bewerkingsdiepte.
23. Mengmestverpreider, gekenmerkt door een inrichting 20 volgens één der voorgaande conclusies, bij voorkeur afgedekt door een spatscherm. 8701825
NL8701825A 1987-08-03 1987-08-03 Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal. NL8701825A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701825A NL8701825A (nl) 1987-08-03 1987-08-03 Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal.
NL8800092A NL8800092A (nl) 1987-08-03 1988-01-15 Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal.
EP88201648A EP0302566A3 (en) 1987-08-03 1988-07-29 Device for working more or less loose material
DK433888A DK433888A (da) 1987-08-03 1988-08-03 Apparat til bearbejdning af mere eller mindre loest materiale

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701825 1987-08-03
NL8701825A NL8701825A (nl) 1987-08-03 1987-08-03 Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8701825A true NL8701825A (nl) 1989-03-01

Family

ID=19850407

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8701825A NL8701825A (nl) 1987-08-03 1987-08-03 Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8701825A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5632343A (en) Soil deflecting and leveling reel
DE60105324T2 (de) Jätvorrichtung
DE69008119T2 (de) Vorrichtung zur Bodenbearbeitung.
EP2404492A2 (en) Agricultural machine
DE7213579U (de) Kombinierte bodenbearbeitungsmaschine
US4033270A (en) Agricultural soil chemical incorporator
EP0407896B1 (de) Bodenbearbeitungsmaschine für Reihenkulturen
US3194194A (en) Spray applying and soil mixing apparatus
US3397748A (en) Soil treatment device
US4231305A (en) Soil cultivating machine
NL8800092A (nl) Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal.
NL8701825A (nl) Inrichting voor het bewerken van min of meer los materiaal.
US4415041A (en) Minimum till rotary hoe
DE1054264B (de) Landwirtschaftliches Arbeitsgeraet
DE2302980A1 (de) Geraetetraeger fuer rotierende landwirtschaftliche arbeitsgeraete
EP0193804B1 (de) Verfahren für die Aussaat von Nutzpflanzensaatgut
EP1310144B1 (de) Bodenbearbeitungsgerät zum Einebnen, Zerkleinern und Rückverfestigen des Bodens
EP0112800B1 (de) Hackmaschine zum Jäten von Pflanzen
EP0214956B1 (de) Landwirtschaftliches Bodenbearbeitungsgerät
US3887014A (en) Soil cultivators
AU610977B2 (en) Lawn comber attachment
DE2745667A1 (de) Handgeraet fuer die rasen- und bodenpflege
DE2943732A1 (de) Arbeitsgeraet zur saatbettherrichtung
DE102021000951B4 (de) Fingerhackenwerkzeug
US5632344A (en) Cultivator

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed