NL8701782A - Verwarming voor een plantenteeltafel. - Google Patents

Description

ΐ>

VERWARMING VOOR EEN PLANTENTEELTTAFEL

De uitvinding heeft betrekking op een verwarming voor een plantenteelttafel in broeikassen, die met water in het lagere temperatuursbereik, d.w.z. tot 45°C, gerund worden.

5 Tegenwoordig wordt met het oog op energiebesparing in toenemende mate op plantennaburige of vegetatieverwarming overgegaan, hetgeen een verlaging van de ruimtetemperatuur in de kas mogelijk maakt. Plantenteelttafels worden doorgaans onder het tafelblad van bijvoorbeeld asbestcement voorzien van 10 stalen buizen, welke door heet water of damp verhit worden, verwarmd. Op deze manier belandt nu slechts één deel van de warmtestroom bij de op de tafel opgestelde planten. Bovendien zijn de voordelen van de lagere temperatuursverwarming niet bruikbaar en de levensduur van de buizen is door corro-15 sie begrensd.

In het octrooischrift DE-QS 3 143 952 wordt een inrichting beschreven, waarbij een kunststoffen mat, die als ondergrond voor in de kas, bijvoorbeeld op een tafel opgestelde bloemen dients doet, door een verwarmde vloeistof wordt doorstroomd.

20 De vloeistof kan bijvoorbeeld tijdens een kringloop ook een tweede mat doorstromen, die buiten de kas of in het bereik van de daknok van de kas (DE-OS 3 200 316) aangebracht is en waarin het water door zonneenergie verwarmd wordt. De opbouw van de kunststoffen matten is niet beschreven. Uit de 25 overige stand van de techniek zijn de volgende varianten te halen. In het octrooischrift DE-OS 2 406 974 wordt een warm-teoverdrager, in het bijzonder voor de direkte luchtconden-satie, beschreven, welke verwisselbare buizen bezit, die uit dunwandige scheurvaste kunststoffen slangen bestaan, waarbij 30 de kunststoffen slangen een dikte van minder dan 100^£m hebben. De naar verhouding dunne slangen worden op een‘rooster of net gelegd, die de mechanische belasting moeten opnemen.

Bij een verdere variant kunnen de dunne slangen ook steeds met een netachtige wapening omgeven zijn. Een nadeel zijn 810178 2 ./2 - 2 - de geringe weerstand tegen drukbelastingen, mechanische beschadiging en de hoge installatiekosten.

In het octrooischrift DE-OS 3 118 226 worden starre matten-vormende naast elkaar aangebrachte leidingen van kunststof 5 beschreven, die volledig vlak op een kasttafel liggen en door een warmtereservoir met een verwarmde energiedrager, bij voorkeur water, gevoed worden. Uitgaande van de veronderstelling, dat de planten op grotere afstand van elkaar opgesteld worden, moet de mat ook rechtstreeks als collector 10 werken. Dergelijke matten zijn bij de vervaardiging ervan, relatief duur, het verbinden tot lange mattenbanen, zoals die voor de gebruikelijke lange kastafels nodig is, is zeer kostbaar en ze vereisen een kompakte kastafel. De energie-uitstraling ervan is niet gericht en zodoende slechts voor 15 een deel nuttig te gebruiken.

In het octrooischrift DE-OS 2 501 796 is een afgevlakte, in varianten onderverdeelde slang beschreven, die door warm water doorstroomd wordt en op de bodem gelegd wordt.

De slang is voor het behouden van zijn vorm kussenvormig 20 doorgestikt. Daardoor ontstaat een extra stromingsweerstand voor het water. De slangen zijn instabiel en slechts in onbelaste ligging geschikt.

In het octrooischrift DD-PS 237 369 is een flexibel warmte-overdrachtselement met een isolerende laag en overeenkomstig 25 het octrooischrift DD-PS 226 058 aangebracht de warmtedrager transporterende slangen beschreven, dat zeer variabel als plantvoedingsverwarming in kassen met een geringe energiebehoefte kan worden ingezet. Een nadeel voor de inzet als ta-felverwarming is het geprofileerde oppervlak van het warmte-30 overdrachtselement, hetgeen een dicht in rijen zetten van kleine plantenvaten of plantenbakjes bemoeilijkt, in het bijzonder de standzekerheid ervan beïnvloedt. Voorts is er geen

8 9 0 1 7 8 S

./3 \ « - 3 - homogene temperatuursverdeling te bereiken. Een extra onder-legplaat in de vorm van kompakte tafelplaten is vereist.

Opgave van de uitvinding is het ontwikkelen van een verwarming voor plantenteelttafels in broeikassen, welke eenvoudig 5 opgebouwd is, met weinig materiaal- en loonkosten geïnstalleerd kan worden, bij een geringe energiebehoefte een goede homogeniteit van de warmteverdeling waarborgt, een glad oppervlak bezit en in het bijzonder voor de rekonstruktie van aanwezige broeikastafels geschikt is, waarbij dergelijke be-10 standdelen van de verwarming moeten worden gekombineerd, waarvan de desbetreffende vervulling van meerdere funkties geen zware dimenszonering vereist en de vervaardiging van de verwarming met weinig loonkosten mogelijk maakt.

Overeenkomstig de uitvinding wordt deze opgave zodanig opge-15 lost, dat meerdere flexibele verwarmingsmatten, waarbij slangen voor het transport van de warmtedrager als verbindingselement als schoten in de richting van de maasstaafjes en dwars-schoten van gekreukelde foliestroken met een minimale breedte van 100 mm in verschillende vlakken in een kettingverband 20 gebonden zijn, naast elkaar op bepaalde afstand in de buurt van de tafelplaat aangebracht zijn. De door de dwarsschoten gevormde warmteisolatielaag is daarbij naar beneden gericht.

De verwarmingsmatten worden door een Estrichlaag afgedekt.

De afdekking boven de bovenzijde van de slang bedraagt ten 25 hoogste 20 mm, bij voorkeur 5-12 mm.

De verwarmingsmatten kunnen aan de uiteinden ervan met de draadklemmetjes aan het tafelframe bevestigd zijn.

Tussen de verwarmingsmatten kunnen platen als verloren bekisting worden aangebracht. De slangen voor het transport 30 van de warmtedrager kunnen ten opzichte van elkaar dezelfde afstand hebben.

8130178 ./4 * - 4 -

De verwarmingsmatten, waarvan de opbouw nauwkeurig in het octrooischrift DD-PS 226 058 is weergegeven, kunnen verder kompleet uit het octrooischrift DD-PS 237 369 gehaald worden, zijn zeer goedkoop te vervaardigen. De bedrijfsvoering met 5 een lagere watertemperatuur tot 45°C geeft zeker een hoge energiebesparing. De geïntegreerde warmteisolatie garandeert een gerichte warmteafgifte in de richting van de planten-potten.

De verwarmingsmatten worden op de bekisting, welke door het 10 hoekraam van de plantenteelttafel zowel als de daarop opgelegde platen wordt gevormd, met hun warmteisolatielaag op deze platen gelegd en aan de uiteinden bevestigd.

Zo nodig worden tussen de verwarmingsmatten extra trekop-vangende draden gespannen. Aansluitend wordt een Estrich met 15 geringe vloeibaarheid als dunne laag opgebracht en met een trilinrichting verdicht. Daarbij dringt de Estrich gedeeltelijk door de verwarmingsmatten heen en vormt tussen de verwarmingsmatten en bij de tafelzijden doorgaande Estrichbrug-gen. De bekisting kan als verloren bekisting blijven zitten. 20 Deze variant komt, bij voorkeur in aanmerking voor de rekon-struktie van bestaande plantenteelttafels, waarbij op het tafelbladgestel b.v. asbestcementplaten zijn opgelegd, en de tot dusver onder deze platen aangebrachte stalen buizen verwarmd worden. Het is echter ook mogelijk, de bekisting na 25 het binden van de Estrich weer te verwijderen. Daarbij is het van voordeel, wanneer de trekkrachtopnemende draden worden aangebracht.

Naast de produktie van de verwarmingsmatten is ook het installeren weinig tijdrovend. Het materiaalgebruik wordt op 30 grond van de dunne Estrichlaag eveneens tot een minimum teruggebracht .

8*01782 ./5 o ï - 5 -

De dunne Estrichlaag waarborgt een lage regeltraagheid, geringe warmteverliezen en een homogene warmteverdeling aan de oppervlakte. Ze vormt een veilig standvlak ook voor de kleinste plantenpotten. Door hun relatief geringe massa kan het 5 tafelraam met geringe afmetingen gedimensioneerd worden, in het bijzonder kan het aantal ondersteuningen verlaagd worden. Het stabiliseren van de verwarming wordtdoor beide "komponenten" van het verband tezamen gewaarborgd. Zo bewerkstelligen de maasstaafjes zo nodig aangevuld door de trekop-10 nemende draden in de langsrichting en de dwarsschoten in dwarsrichting de wapening, terwijl de Estrich het verband verstijfd. Op verrassende wijze is daarbij gebleken, dat de verwarming als zelfdragende eenheid, d.w.z. slechts door de ta-felramen ondersteund, ook bij scheurvorming in de Estrich, 15 zijn volle draagvermogen en ook zijn vermogen om te funktio-neren behoudt. Dit effekt is te verklaren door een driedimensionaal vormpassende verbinding, waarbij in de eerste plaats de Estrich de slangen verregaand omsluit en de relatief open maasstruktuur, die de slangen aan de overige delen van het 20 kettingsamenstel vasthoudt, volledig in de Estrich is gebonden. De gladde slangen kunnen in hun lengterichting in de Estrich glijden, waardoor een warmteuitzetting mogelijk is en de belastingen bij scheurpatronen in de Estrich nagenoeg volledig door de maasstruktuur worden opgevangen.

25 De uitvinding wordt aan de ahnd van uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht.

Hierbij toont:

Pig. 1 een doorsnede over een plantenteelttafel met verloren bekisting, en 30 Pig. 2 een doorsnede over een plantenteelttafel na het verwijderen van de bekisting met trekopnemende draden.

Voorbeeld 1:

Het tafelraam 2 met steunen 1 is als hoekprofiel uitgevoerd, waarop één of meer platen 7 asbestcement met een dikte van 8|01782 ./6

V

- 6 - 8 mm liggen. De breedte van de tafel resp. de platen 7 bedraagt 1 mm. Op deze platen zijn in lengterichting van de tafel 2 verwarmingsmatten 3 met een totale dikte van 20 mm opgelegd. De breedte van deze verwarmingsmatten bedraagt 5 300 mm. De zijdelingse afstand van de beide buitenste ver warmingsmatten ten opzichte van het tafelraam bedraagt elk 20 mm, de afstand ervan tot de middelste verwarmingsmatten bedraagt elk 30 mm. De verwarmingsmat 3 bestaat uit een extreem groot kettingweefsel, waarmee 5 slangen 4 van zacht 10 PVC met een binnendiameter van 8 mm en een buitendiameter van 12 mm door de maasstaafjes gebonden zijn. Onder de slangen 4 zijn dwarsschoten van een gekreukelde folie met een breedte van 200 mm ingebracht, die door hun luchtinsluitingen een sterkisolerende warmteisolatielaag 5 vormen. De afstand 15 van de slangen 4 binnen de verwarmingsmatten 3 bedraagt steeds circa 64 mm, de afstand ervan tot de rand van de verwarmingsmatten bedraagt circa 15 mm. Zodoende ontstaat een over de breedte van het tafelraam 2 nagenoeg gelijke slang-afstand, welke slechts tussen de matten in geringe mate ge-20 reduceerd is, om de door de ontbrekende warmteisolatielaag in dit gebied ontstane warmteverschil, te vereffenen.

De op deze matten aangebrachte extreem dunne Estrichlaag, waarvan de dikte boven de bovenkant van de slang 10 mm bedraagt, bestaat uit een weinig vloeibare Estrich en wordt 25 met een trilapparaat verdicht en vlak gemaakt. Daardoor wordt de bij het vloeibare Estrich optredende luchtbelvorming en de struktuurmarkering aan het oppervlak vermeden.

De materiaal- en arbeidskosten vvor het installeren van de verwarming zijn relatief gering. Bij het tafeluiteinde worden 30 de slangen 4 aan de verdeler aangesloten, om de toediening van water met een lagere temperatuur van circa 35°C veilig te stellen. Door de goede homogeniteit van de warmteverde-ling aan de oppervlakte van de Estrich worden alle planten-potten 9 gelijkmatig verwarmd en uit warmtetechnisch oogpunt 35 optimale groeiomstandigheden geschapen.

8901782 - 7 - ‘f

Voorbeeld 2:

De basiskonstruktie van de verwarming is analoog met die van voorbeeld 1. Zoals evenwel uit de bij dit voorbeeld behorende figuur 2 is te halen, is aan het tafelraam 2 een extra 5 hoekprofiel 10 aangebracht. In dit extra hoekprofiel worden meervoudig toepasbare platen 7 als bekistingselement toegepast, die na het opstijven van de Estrich probleemloos weer verwijderd kunnen worden. De kombinatie van de verwarmings-matten 3 met de Estrichlaag 6 is dan zelfdragend voor de 10 verdere ondersteuning zijn trekopnemende draden 8 tussen de matten gelegd en aan de tafeluiteinden vastgespannen.

•/8 8|0 1 7 8 2

Claims (5)

1. Verwarming voor een plantenteelttafel in broeikassen, welke met water op een lager temperatuursgebied bedreven wordt en in de nabije ruimte van de planten aangebracht is, 5 onder toepassing van flexibele verwarmingsmatten, waarbij slangen voor het transport van de warmtedrager als verbin-dingselementschot in de richting van de maasstaafjes en dwarsschoten uit gekreukelde foliestroken een minimale breedte van 100 mm in verschillende vlakken in een ketting-10 weefsel gebonden zijn, met het kenmerk, dat meerdere verwarmingsmatten (3) naast elkaar op afstand met zijn warmteisolatielaag (5) naar beneden in het bereik van de tafelplaten aangebracht zijn en door een Estrichlaag (6) bedekt zijn, waarbij de afdekking boven de bovenkant van de 15 slang ten hoogste 20 mm, bij voorkeur 5 tot 12 mm bedraagt.

2. Verwarming volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verwarmingsmatten aan hun uiteinden met hun maasstaafjes aan het tafelraam bevestigd zijn.

3. Verwarming volgens conclusie 1, met het ken- 20 merk, dat tussen de verwarmingsmatten extra trekopnemende draden (8) aangebracht en aan hun uiteinden aangespannen zijn.

4. Verwarming volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat onder de verwarmingsplatten platen (7) als ver- 25 loren bekisting aangebracht zijn.

5. Verwarming volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de slangen (4) voor het transport van de warmtedrager ten opzichte van elkaar gelijke afstanden hebben. 8|0 1 7 8 2