NL8701685A - Werkwijze voor het vastzetten van draad op een van draad voorziene spoel; inrichting voor het vastzetten van draad op een van draad voorziene spoel alsmede spoel met daarop gewikkeld draad. - Google Patents

Description

* ' Λ 875041/ΒΑ/ΗΗ é

Werkwijze voor het vastzetten van draad op een van draad voorziene spoel; inrichting voor het vastzetten van draad op een van draad voorziene spoel alsmede spoel met daarop gewikkeld draad.

Door aanvraagster worden als uitvinders genoemd: J. Verhaeghe 8740 Deerlijk België J.Wyckhuys 8860 Meulebeke België 5 E. Lambert 8730 Harelbeke België

De uitvinding heeft in de eerste plaats betrekking op een werkwijze voor het vastzetten van een draaduiteinde van een op een spoel gewikkelde draad 10 waarin de laatste op een spoel aangebrachte wikkeling van de draad wordt samengenomen met tenminste één daaraan voorafgaande wikkeling en daarmee wordt verbonden gevolgd door snijden van de draad tussen de gevormde verbinding en de draa dtoevoerinrichting.

15 Een dergelijke wekwijze is algemeen bekend.

Om een draaduiteinde vast te zetten aan een voorgaande wikkeling worden genoemd draaduiteinde en de voorgaande wikkeling met een tang samengenomen, waarna wordt gedraaid om door torderen beide draden met elkaar te verbinden.

20 Een dergelijke werkwijze wordt in het algemeen handmatig verricht en heeft het nadeel dat daardoor de gevormde verbinding niet op reproduceerbare wijze tot stand kan worden gebracht en dat afhankelijk van de bekwaamheid van de uitvoerder een kleiner of 25 groter stuk draad voor later gebruik onbruikbaar wordt.

De onderhavige uitvinding beoogt voor genoemd probleem een oplossing te verschaffen, waardoor reproduceerbaar werken mogelijk wordt en die zich met name leent voor mechanisering en automatisering, 30 De werkwijze van boven bedoelde soort wordt daartoe volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de lengte der met elkaar te verbinden wikkelingen onder 8701685 -2- spanning wordt vergroot en de extra draadlengte wordt geconcentreerd ter plaatse van de te vormen verbinding, dat de extra draadlengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen onder spanning wordt gehouden en dat tijdens 5 de verbindingsbewerking de beschikbare vrije draadlengte der met elkaar te verbinden wikkelingen wordt opgenomen in de aldus gevormde verbinding.

Door eerst de lengte der te verbinden wikkelingen te vergroten en de daardoor gevormde extra 10 lengte (t.o.v. de oorspronkelijke lengte, waarbij de wikkelingen tegen elkaar aan liggen) te concentreren op een bepaalde plaats, door deze extra draadlengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen onder spanning te houden en vervolgens de extra lengte op te nemen 15 in een te vormen verbinding, wordt een grote mate van reproduceerbaarheid bereikt met name door het feit dat genoemd verlengen, onder spanning houden en verbinden van de wikkelingen plaats vinden bij een onder de normale wikkelspanning verkerende draad.

20 In het bijzonder wordt in de werkwijze volgens de uitvinding de extra draadlengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen onder spanning gehouden over een vaste afstand stroomopwaarts en stroomnafwaarts van de te vormen verbinding.

25 De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het vastzetten van een draaduiteinde van een op een spoel gewikkelde draad waarin de laatste op een spoel aangebrachte wikkeling van de draad wordt samengenomen met tenminste één daaraan voorafgaande 50 wikkeling en daarmee wordt verbonden gevolgd door snijden van de draad tussen de gevormde verbinding en de draad-toevoerinrichting.

Bedoelde inrichting omvat volgens de uitvinding middelen voor het met elkaar verbinden van 55 de betreffende wikkelingen in de vorm van: - middelen voor het onder spanning vergroten van de lengte der met elkaar te verbinden wikkelingen - middelen voor het onder spanning houden van de extra 8701685 -3- j* draadlengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen ter plaatse van de te vormen verbinding - middelen voor het vormen van de verbinding van de wikkelingen onder opnemen van de beschikbare extra draad-5 lengte.

In het bijzonder geldt dat, in de hiervoor beschreven inrichting volgens de uitvinding, de middelen voor het onder spanning vergroten van de lengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen gevormd worden 10 door twee stiften die loodrecht staan op een arm die draaibaar is in een vlak loodrecht op de as van de spoel waarbij het draaipunt van de arm in genoemd vlak vanuit een uitgangspositie verplaatst kan worden om te gaan liggen op de as van de spoel en genoemd draaipunt vervolgens 15 langs deze as verplaatst kan worden zodanig dat genoemde stiften de met elkaar te verbinden wikkelingen kruisen en voorts middelen aanwezig zijn om de arm te laten draaien totdat een gewenst aantal wikkelingen door de stiften gedragen wordt.

20 De zich op de hiervoor beschreven arm bevindende stiften worden in de eerste plaats op de juiste afstand t.o.v. de buitenomtrek van het draadlichaam, dat zich op de spoel bevindt, gebracht; vervolgens wordt door draaien van de arm (het draaipunt van de arm ligt op het verlengde 25 van de as van de spoel) bereikt, dat een gewenst aantal wikkelingen door de stiften gedragen gaat worden. Het draaien van de arm vindt plaats in dezelfde richting waarin de spoel draait tijdens het wikkelen van de draad.

Het draaien van de arm kan bijvoorbeeld met behulp van 30 pneumatische middelen plaatsvinden, waarbij de toegepaste zuiger zodanig van slag is, dat een juist voldoend aantal omwentelingen van de arm wordt tot stand gebracht. Indien nodig kan de spoel een weinig in uurwerkwijzerszin worden gedraaid of kan extra draadlengte worden toegevoerd 35 om aldus de extra draadlengte voor de te verbinden wikkelingen te verkrijgen.

De inrichting volgens de uitvinding wordt voorts gekenmerkt doordat de middelen voor het vormen 8701685 « ...

-4- een verbinding van de betreffende wikkelingen onder opnemen van de gevormde extra lengte gevormd worden door twee ten opzichte van elkaar om een vast draaipunt scharnierende bekelementen waarbij één bekelement voorzien 5 is van een conische verhoging en het andere bekelement van een overeenkomstige verdieping en genoemde verhoging door genoemde verdieping kan worden opgenomen wanneer de bekelementen tegen elkaar aanliggen en voorts middelen aanwezig zijn om het samenstel van de tegen elkaar aanliggen 10 bekelementen, die plaatselijk sluiten om de betreffende met elkaar te verbinden wikkelingen, te draaien om een as die loodrecht staat op de as van de spoel waarop het draad zich bevindt. Dit deel van de inrichting treedt in werking, wanneer de hiervoor beschreven draadlengte 15 m.b.v. de stiften is gevormd. Twee t.o.v. elkaar scharnierende bekelementen worden zo geplaatst t.o.v. het door de stiften gedragen draad, dat een conische verhoging, die zich bevindt op een der bekelementen komt te liggen tussen de door de stiften gedragen wikkelingen en het 20 overige zich op de spoel bevindende draad.

Vervolgens wordt het tweede bekelement tegen het eerste bekelement aangesloten, waardoor de draad wordt geklemd. Volgend op de hiervoor beschreven klemverbinding, kunnen de eerder toegepaste stiften voor het vormen van extra 25 draadlengte verwijderd worden.

In de inrichting volgens de uitvinding geldt voorts, dat de middelen voor het onder spanning houden van de extra lengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen ter plaatse van de te vormen verbinding 30 gevormd worden door een aandrukelement dat de met elkaar te verbinden wikkelingen, terwijl deze onder spanning staan, stroomopwaarts en stroomafwaarts van de verbindings-plaats, naar het zich op de spoel bevindende draad drukt onder gelijktijdig sluiten van de middelen voor het 35 vormen van de verbinding, door genoemd aandrukelement vanuit een uitgangspositie E te bewegen naar een positie F waarin het aandrukelement aanligt tegen het zich op de spoel bevindende draad.

Het aandrukelement drukt stroomopwaarts en stroomafwaarts 8701 685 -5- $ van de de wikkelingen vastklemmende bekelementen de buiten de verbindingsplaats liggende wikkelingdelen naar het oppervlak van het zich op de spoel bevindende draad. Alle extra lengte van de draad is nu geconcen-5 treerd ter plaatse van de de wikkelingen vastklemmende bekelementen.Als dat stadium is bereikt, worden de bekelementen om hun as gedraaid om de beschikbare extra lengte op te nemen in een op die wijze gevormde verbinding tussen de wikkelingen.

10 Met voordeel worden de hiervoor beschreven middelen voor het met elkaar verbinden van wikkelingen in een vast vooraf bepaalde volgorde tot werking gebracht en zijn voorts de middelen aanwezig om de werking van bedoelde middelen alsmede de daarbij behorende verplaats-15 ingen, geprogrammeerd te besturen.Voor het besturen zijn zeer veel mogelijkheden voorhanden en deze zijn de vakman bekend.Dergelijke besturingsmiddelen zullen . hier verder dan ook niet in detail behandeld worden.

De inrichting volgens de uitvinding omvat 20 met veel voordeel derhalve middelen voor het geprogrammeerd uitvoeren van de volgende stappen bij een stilstaande spoel: - verplaatsen van het draaipunt van een arm waarop zich stiften bevinden zodanig dat de stiften de met elkaar 25 te verbinden wikkelingen kruisen - draaien van de arm totdat een voldoend aantal wikkelingen erdoor gedragen wordt - bewegen van een deel waarin bekelementen zijn opgenomen totdat de conische verhoging op een bekelement 30 zodanig is geplaatst ten opzichte van de door de stiften gedragen wikkelingen dat bij gesloten bekelementen deze dichter bij de as van de spoel is gelegen dan genoemde wikkelingen - tegen elkaar aan sluiten van de bekelementen 35 - verplaatsen van het draaipunt van de arm zodanig dat de stiften de met elkaar te verbinden wikkelingen niet langer kruisen - bewegen van een aandrukelement om de bekelementen 8701 686 -6- te sluiten en aan te liggen tegen het zich op de spoel bevindende draad - draaien van het samenstel der tegen elkaar aanliggende bekelementen totdat de aanwezige extra draadlengte door 5 de aldus gevormde verbinding is opgenomen.

- van de spoel af bewegen van het aandrukelement.

- van elkaar bewegen van de bekelementen

Een dergelijke geprogrammeerd werkende inrichting voor het vastzetten van een draaduiteinde 10 van een op een spoel gewikkelde draad aan een of meer voorgaande wikkelingen, is met zeer veel voordeel opgenomen in een installatie voor het wikkelen van draad op een spoel tezamen met middelen voor het op een vastgesteld tijdstip afsnijden van de draad, uitnemen van 15 een volle spoel met draad, plaatsen van een lege spoel en bevestigen van de te wikkelen draad aan de lege spoel.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een spoel met daarop gewikkeld draad, waarbij tenminste de laatste twee wikkelingen met elkaar verbonden zijn 20 en waarbij genoemd met elkaar verbinden van de wikkelingen is uitgevoerd onder toepassing van de hiervoor beschreven inrichting volgens de uitvinding.

Een dergelijke spoel heeft als bijzondere eigenschap, dat de lengte aan draad, die bij het gebruiken van de 25 spoel moet worden weggegooid voor alle spoelen minimaal en gelijk zal zijn.

De uitvinding zal nu worden beschreven met behulp van de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht toont van een installatie voor 30 het wikkelen van draad, waarop een inrichting voor het vormen van een verbinding tussen de wikkelingen volgens de uitvinding is aangebracht; fig. 2 in detail de elementen voor het vormen van de verbinding tussen de wikkelingen toont, waarbij in dit 35 geval, de as van een te bewerken draadspoel evenwijdig aan het vlak van tekening ligt; fig. 3 A en B aanzichten tonen van de verschillende belangrijke elementen en hun relatieve posities in de 87 0 1 685 9 -7- verbindingsbewerking; fig. 4 in detail het deel van de inrichting toont, waarmee het vastgrijpen van de te verbinden wikkelingen en het aandrukken van deze wikkelingen tegen het oppervlak 5 van het draadlichaam plaatsvindt.

In fig. 1 is schematisch een draadwikkel-installatie 31 in zijaanzicht getoond. Een inrichting 1 voor het met elkaar verbinden van wikkelingen is aanwezig waarbij de as van genoemde inrichting in het vlak van 10 figuur 1 een hoek (in het algemeen 30°) maakt met de vertikale as door de as van de draadspoel 2. Draad 3 wordt op bekende wijze op de spoel gewikkeld, De spoel draait om as 4 bij genoemd wikkelen. De inrichting 1 is op zodanige wijze aan het gestel 3 bevestigd dat 13 de inrichting 1 evenwijdig aan zijn lengteas van en naar de as 4 van de spoel kan worden verplaatst, terwijl de inrichting 1 eveneens evenwijdig aan de as van de spoel kan worden verplaatst. Met 6 is een arm aangegeven, die ertoe dient om de lengte van de met elkaar te verbinden 20 wikkelingen te vergroten. Om bedoelde functie te kunnen uitoefenen moet het draaipunt van de arm 6 samengebracht worden met de as 4 van spoel 2.Daarna vindt een verschuiving van genoemd draaipunt langs de as 4 plaats totdat de stiften 6' en 6" tegenover het zich op de spoel bevindende 23 draad gekomen zijn.Met behulpvan de arm 6 wordt dan zoals later nog zal worden aangegeven een extra lengte aan een gewenst aantal wikkelingen gegeven; met onderdeel 7 wordt, zoals later nog zal worden verduidelijkt, het aantal met elkaar te verbinden wikkelingen vast gegrepen, 30 waarna in de volgende stappen verbinden plaatsvindt.

De aan de inrichting toegevoerde draad is aangegeven met verwijzingscijfer 3.

In fig. 2 is met 9 het onderdeel van 35 de inrichting aangegeven, waaraan zich de arm en zijn aandrijving bevindt, terwijl met 10 het gedeelte van de inrichting is aangegeven, waarmee de verbinding tussen de wikkelingen tot stand wordt gebracht.

870168? ψ -8-

Met 6 is weer de arm met de stiften 6' (zichtbaar) en 61' (onzichtbaar) getoond; met 11 is het draaipunt van de arm aangegeven. Het gedeelte 10 voor het vormen van de verbinding tussen de wikkelingen, 5 bestaat in de eerste plaats uit een gedeelte 7 met onderdelen 7' en 71', waarbij het deel 7 de functie heeft om de wikkelingen, waaraan m.b.v. de arm 6 en stiften 6' en 61' een grotere lengte is gegeven vast te grijpen. Daartoe grijpt het onderdeel 7'1 met de naar boven taps toelopende 10 verhoging onder de door de stiften 6' en 6'1 gedragen wikkelingen, waarna 7' en 7'' tegen elkaar aan gesloten worden met behulp van aandrukelement 8.

Zoals later nog zal worden aangegeven, worden na het sluiten van 7' en 7'' de pennen 6' en 6'' verwijderd, 15 terwijl het onderdeel zorgt aandrukking tegen het draadlichaam op de spoel of het op de spoel aanwezige draad. Als genoemde aandrukking heeft plaats gevonden, wordt het onderdeel 7 met de vastgeklemde wikkelingen om zijn vertikale as geroteerd om de verbinding te vormen.

20 In fig. 3A is op vergrote schaal de positie der draden in de verschillende fasen van het vormen van de verbinding ervan weergegeven. Aan de rechter zijde is de toegevoerde draad 3 zichtbaar, die nog onder spanning staat; tussen genoemde draad en de spoel 2 25 zijn de stiften 6' en 6'' in een uitgangspositie geschetst. Door draaien van de arm 6 tegen de wijzers van de klok in, wordt bij stilstaande spoel 2 een geschikt aantal windingen door de stiften 6' en 61' opgenomen. Indien nodig kan men de spoel 2 een weinig draaien in uurwerk-30 wijzerszin of een weinig draad 3 toevoeren om de gewenste extra lengte voor de te verbinden wikkelingen te verkrijgen. De draaiing van de arm stopt op een zodanige plaats, dat de lijn, die de harten van de stiften 6' en 6'1 verbindt, loodrecht staat op de hartlijn van het element 35 10 voor het vormen van de verbinding tussen de wikkelingen zoals aangegeven in fig. 2 en bovendien deze hartlijn snijden. De bekelementen 7' en 71' sluiten zich vervolgens om de te verbinden windingen; een conische verhoging 8701685 » * -9- 17 zorgt ervoor dat deze windingen door de bekelementen vastgehouden worden. Na het vastgrijpen worden de stifen 6' en 6’1 verwijderd, waarna tenslotte het aandrukelement 8 in de richting van het draadlichaamoppervlak bewogen 5 wordt door verplaatsen van stand E naar stand F, zoals aangegeven. In figuur 3 A is met X de draadlijn aangegeven in de toestand, waarbij de wikkelingen over de stiften 6' en 6" lopen. Met Y is de toestand aangegeven dat de wikkelingen zijn vastgegrepen door de bekelementen 10 7' en 7", terwijl de stiften 6' en 6'' verwijderd zijn.

Met Z is de toestand aangegeven, waarbij het aandrukelement 8 naar het spoeloppervlak verplaatst werd om tegen het op de spoel 2 gewikkelde draad te drukken.

In fig. 3B is nog eens op vergrote schaal 15 de relatieve positie van stiften 6' (zichtbaar) en 6'' (onzichtbaar) t.o.v. de elementen 7' en 7 *' getoond.

In fig. 4 is tenslotte in detail getoond een deel van het element 10 uit fig. 2 voor het vormen 20 van de verbinding tussen de met elkaar te verbinden wikkelingen. De bekelementen 7' en 7'' zijn hier getoond met het conisch gedeelte 17 en de uitsparing 27, voor het vastgrijpen van de met elkaar te verbinden wikkelingen.

Het aandrukelement 8 sluit nauw aan om de bekelementen 25 7' en 7" om aldus de delen 17 en 27 in elkaar te doen grijpen. Het conisch gedeelte 17 op bekelement 7'' heeft deze vorm om het draadoog, dat in dit geval bij het vormen van de verbinding ontstaat, bij het openen van de bekelementen gemakkelijk en zeker los te laten.

30 In de inrichting volgens de uitvinding zoals hiervoor bechreven drukt het aandrukelement 8 op de van draad voorziene spoel 2. De extra draadlengte die is verkregen, met behulp van de stiften 6' en 6", van de met elkaar te verbinden wikkelingen wordt onder 35 spanning gehouden, bijvoorbeeld door de spanning tussen de spoel en de draadtrekmachine. Het is eveneens mogelijk de stiften 6'en 6''te vervangen door één stift 6 om aan de te ver- binden wikkelingen een extra lengte te geven.

8701685 t

V

-10- Ιπ de hiervoor gegeven beschrijving van de inrichting volgens de uitvinding is er van uitgegaan dat de diverse bewegingen, resp. werkingen, door pneumatische kracht, resp. hydraulische kracht tot stand komen. Uiteraard 5 kan voor het aandrijven van de diverse onderdelen ook een beroep gedaan worden op andere soorten bekrachtiging, zoals bijvoorbeeld een elektrische aandrijving.

10 870 T685

Claims (10)

1. 5 -11-
2. 1. Werkwijze voor het vastzetten van een draaduiteinde van een op een spoel (2) gewikkelde draad (3) waarin de laatste op een spoel (2) aangebrachte wikkeling van de draad (3) wordt samengenomen met tenminste één 3 daaraan voorafgaande wikkeling en daarmee wordt verbonden gevolgd door snijden van de draad tussen de gevormde verbinding en de draadtoevoerinrichting, met het kenmerk, dat de lengte der met elkaar te verbinden wikkelingen 10 onder spanning wordt vergroot en de extra draadlengte wordt geconcentreerd ter plaatse van de te vormen verbinding , dat de extra draadlengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen onder spanning wordt gehouden en dat tijdens de verbindingsbewerking de beschikbare vrije draadlengte 15 der met elkaar te verbinden wikkelingen wordt opgenomen in de aldus gevormde verbinding.
3. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de extra draadlengte van de met elkaar te verbinden 20 wikkelingen onder spanning wordt gehouden over een vaste afstand stroomopwaarts en stroomafwaarts van de te vormen verbinding.
4. 3. Inrichting (1) voor het vastzetten van een draaduiteinde van een op een spoel (2) gewikkelde 25 draad (3) waarin de laatste op een spoel aangebrachte wikkeling van de draad wordt samengenomen met tenminste één daaraan voorafgaande wikkeling en daarmee wordt verbonden gevolgd door snijden van draad tussen de gevormde verbinding en de draadtoevoerinrichting, 30 met het kenmerk, dat de inrichting middelen omvat voor het met elkaar verbinden van de betreffende wikkelingen in de vorm van: - middelen (6, 6', 6*') voor het onder spanning vergroten van de lengte der met elkaar te verbinden wikkelingen 35 - middelen voor het onder spanning houden van de extra lengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen ter plaatse van de te vormen verbinding 8701 685 * V -12- - middelen (7, 7', 71') voor het vormen van de verbinding van de wikkelingen onder opnemen van de beschikbare extra draadlengte. 4. inrichting (1) volgens conclusie 3, 5 met het kenmerk, dat de middelen (6, 6', 6*') voor het onder spanning vergroten van de lengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen gevormd worden door twee stiften (6', 61') die loodrecht staan op een arm (6) die draaibaar is in 10 een vlak loodrecht op de as van de spoel waarbij het draaipunt (11) van de arm (6) in genoemd vlak vanuit een uitgangspositie verplaatst kan worden om te gaan liggen op de as (4) van de spoel (2) en genoemd draaipunt (11) vervolgens langs deze as verplaatst kan worden zodanig 15 dat genoemde stiften (6', 6'') de met elkaar te verbinden wikkelingen kruisen en voorts middelen aanwezig zijn om de arm (6) te laten draaien totdat een gewenst aantal wikkelingen door de stiften (6', 6'') gedragen wordt.
5. 5. Inrichting (l)volgens conclusie 3, 20 met het kenmerk, dat de middelen (7, 7', 7'1) voor het vormen van een verbinding van de betreffende wikkelingen onder opnemen van de gevormde extra lengte gevormd worden door twee ten opzichte van elkaar om een vast draaipunt scharnierende 25 bekelementen (7', 7'1) waarbij één bekelement (7'') voorzien is van een conische verhoging (17) en het andere bekelement (7') van een overeenkomstige verdieping (27) en genoemde verhoging (17) door genoemde verdieping (27) kan worden opgenomen wanneer de bekelementen (7', 7' * ) tegen elkaar 30 aanliggen en voorts middelen aanwezig zijn om het samenstel van de tegen elkaar aanliggende bekelementen (7', 7' ' ), die plaatselijk sluiten om de betreffende met elkaar te verbinden wikkelingen, te draaien om een as die loodrecht staat op de as (4) van de spoel (2) waarop het draad 35 (3) zich bevindt.
6. 6. Inrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de middelen voor het onder spanning houden van de B761SB5 -13- extra lengte van de met elkaar te verbinden wikkelingen ter plaatse van de te vormen verbinding gevormd worden door een aandrukelement (8) dat de met elkaar te verbinden wikkelingen, terwijl deze onder spanning staan, stroom-5 opwaarts en stroomafwaarts van de verbindingsplaats, naar het zich op de spoel (2) bevindende draad drukt onder gelijktijdig sluiten van de middelen (7, 7', 7'') voor het vormen van de verbinding ,door het aandrukelement (8) vanuit een uitgangspositie (E) naar een positie (F) 20 te bewegen waarin het aandrukelement (8) aanligt tegen het zich op de spoel bevindende draad.
7. 7. Inrichting (1) volgens één of meer van de conclusies 3-6, met het kenmerk, 25 dat de middelen voor het met elkaar verbinden van de betreffende wikkelingen in een vaste voorafbepaalde volgorde kunnen functioneren en dat middelen aanwezig zijn voor het geprogrammeerd besturen van genoemd functioneren en de daarbij behorende relatieve verplaatsingen van 20 de respectievelijke middelen.
8. 8. Inrichting (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de inrichting (1) middelen omvat voor het geprogrammeerd uitvoeren van de volgende stappen bij een stilstaaande 25 spoel (2): - verplaatsen van draaipunt (11) van een arm (6) waarop zich stiften (6', 6'/) bevinden zodanig dat de stiften (6', 6,r) de met elkaar te verbinden wikkelingen kruisen - draaien van de arm (6) totdat een voldoend aantal wikke-30 lingen erdoor gedragen wordt - bewegen van deel 7 waarin bekelementen (7', 7 *') zijn opgenomen totdat de conische verhoging (17) op één der bekelementen (7,!) zodanig is geplaatst ten opzichte van de door de stiften (6r, 6'') gedragen wikkelingen 35 dat bij gesloten bekelementen (7', 7'1) deze dichter bij de as (4) van de spoel (2) is gelegen dan genoemde wikkelingen - tegen elkaar aan sluiten van de bekelementen (7', 7'') - verplaatsen van het draaipunt (11) van de arm (6) zodanig 8701 685 v -14- dat de stiften (6', 6'') de met elkaar te verbinden wikkelingen niet langer kruisen - bewegen van het aandrukelement (8) om de bekelementen (7', 7'') te sluiten en aan te liggen tegen het zich 5 op de spoel (2) bevindende draad - draaien van het samenstel der tegen elkaar aanliggende bekelementen (7', 7'') totdat de aanwezige extra draadlengte door de aldus gevormde verbinding is opgenomen. - van de spoel af bewegen van het aandrukelement (g) 10. van elkaar bewegen van de bekelementen (7', 7'').
9. 9. Inrichting (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat deze is opgenomen in een installatie (31) voor het wikkelen van draad (3) op een spoel (2) tezamen met middelen 13 voor het op een vastgesteld tijdstip afsnijden van de draad, uitnemen van een volle spoel (2) met draad,plaatsen van een lege spoel (2') en bevestigen van de te wikkelen draad aan de lege spoel (21)·
10. 10. Spoel met daaropgewikkeld draad waarbij 20 tenminste de laatste twee wikkelingen met elkaar verbonden zijn, met het kenmerk, dat de wikkelingen met elkaar verbonden zijn onder toepassing van de inrichting volgens één of meer van de 25 conclusies 3-9. 30 8701685