NL8701128A - Inrichting voor het vullen van flessen met een centrale vulhoogte instelling. - Google Patents

Description

875051/Ie/ih

Korte aanduiding: Inrichting voor het vullen van flessen met een centrale vulhoogte instelling.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vullen van flessen omvattende een om een vertikale as roteerbare cilindrische voorraadhouder die aan de onderzijde nabij de buitenomtrek is voorzien van een reeks 5 in een cirkel geplaatste vulventielen, die elk zijn voorzien van een in hoogte verstelbare aanslag in de vorm van een over een op het vulventiel aangebrachte schroefdraad draaibare verstelmoer, waartegen de bovenzijde van een fles tijdens het vullen aanligt, 10 waarbij de verstelmoeren van al de vulventielen zijn gekoppeld met een gemeenschappelijke aandrijving.

Een inrichting van dit type is bekend. Bij deze bekende inrichting zijn tijdens het vullen de flessen aangesloten op de vulventielen en stroomt de in de voorraadhouder 15 aanwezige vloeistof onder invloed van de zwaartekracht via de vulventielen in de flessen of wordt de vloeistof door middel van vacuum in de flessen gezogen. Elk vulventiel omvat een vulpijp waardoorheen vloeistof vanuit de voorraadhouder in de aangesloten fles stroomt en een aan de 20 onderzijde van een opening voorziene gaspijp waardoorheen in de fles aanwezige lucht uit de fles stroomt. Tijdens het vullen is een fles aan de bovenzijde afgesloten door een mondstuk dat is aangebracht aan de onderzijde van de op het vulventiel aangebrachte verstelmoer. De vulhoogte wordt 25 bepaald door de afstand van het mondstuk tot de aan de onderzijde in de gaspijp aangebrachte opening. Wanneer namelijk de vloeistof in de fles een zodanige hoogte bereikt dat de opening in de gaspijp wordt afgesloten door de vloeistof, zal bij verdere stijging van het vloeistofniveau 30 de druk bovenin de fles toenemen, waardoor een zodanige tegendruk boven de vloeistof wordt opgebouwd dat er geen vloeistof meer vanuit de voorraadhouder in de fles stroomt.

6701126

«I

ς * -2-

De vulhoogte is instelbaar door verdraaiing van de verstelmoer, waardoor de afstand van het mondstuk tot de opening in de gaspijp wordt gevarieerd. Bij de bekende inrichting zijn de verstelraoeren aan de buitenomtrek 5 voorzien van een vertanding die in aangrijping is met een concentrisch met de cilindrische voorraadhouder aangebrachte aandrijfbare tandkrans. Door verdraaiing van de tandkrans worden alle verstelmoeren gelijktijdig en in dezelfde mate verdraaid, zodat ook de afstand van het mondstuk tot de 10 opening in de gaspijp bij alle vulventielen in dezelfde mate wordt gevarieerd. Op deze wijze kan de vulhoogte snel en nauwkeurig worden ingesteld.

De bekende inrichting heeft echter het nadeel dat de constructie duur is doordat voor elke diameter van de 15 voorraadhouder een andere tandkrans nodig is.

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen.

Dit oogmerk wordt bereikt door een inrichting van het bovengenoemde type welke tot kenmerk heeft dat de gemeenschappelijke aandrijving een eindloos flexibel 20 aandrijfelement omvat dat enerzijds gekoppeld is met elk van de verstelmoeren en anderzijds met een centraal aandri j forgaan.

Een dergelijk eindloos flexibel aandrijfelement is aanzienlijk goedkoper dan een tandkrans. Het kan bovendien 25 eenvoudig worden vervaardigd met een aan de diameter van de cilindrische voorraadhouder aangepaste lengte. Daarbij blijven de voordelen van een centrale aandrijving van de verstelmoeren gehandhaafd.

Bij voorkeur is het flexibele aandrijfelement met 30 de verstelmoeren gekoppeld via aan de onderzijde van de voorraadhouder nabij de vulventielen aangebrachte hulpas-eenheden die elk een vertikale hulpas omvatten die aan een uiteinde voorzien is van een wiel dat in aangrijping is met het flexibele aandrijfelement en aan het andere uiteinde 35 voorzien is van een tandwiel dat in aangrijping is met een op een verstelmoer aangebrachte buitenvertanding. Door de indirecte koppeling van het flexibele aandrijfelement met 8701 128 -3- ί de verstelmoeren via de hulpas-eenheden is het mogelijk de vulventielen uit te wisselen zonder dat demontage van de aandrijving noodzakelijk is.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting is 5 steeds bij twee naast elkaar gelegen vulventielen één hulpas-eenheid aangebracht, waarbij het tandwiel op de hulpas van deze hulpas-eenheid in aangrijping is met de verstelmoeren van de twee bijbehorende vulventielen. Deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder voordelig wanneer de vulventielen vrij 10 dicht bij elkaar zijn gelegen.

Het is echter ook mogelijk om bij elk vulventiel een hulpas-eenheid aan te brengen, waarbij het tandwiel op de hulpas in aangrijping is met één verstelmoer.

In een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting is .15 het flexibele aandrijfelement rechtstreeks met de verstelmoeren gekoppeld. Hierdoor kunnen de hulpas-eenheden achterwegen blijven, hetgeen kostenbesparend is.

Doelmatig heeft het flexibel aandrijfelement een zich naar binnen toe uitstrekkende lus en grijpt het 20 aandrijforgaan voor het flexibele aandrijfelement in de lus aan op het aandrijfelement. Bij voorkeur is daarbij het aandrijforgaan in horizontale richting verplaatsbaar voor het spannen van het flexibele aandrijfelement.

In de praktijk kan het flexibele aandrijfelement bestaan 25 uit een ketting of uit een van tanden voorziene riem.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht door middel van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding aan de hand van de 30 tekening, waarin: -figuur 1 een buitenste deel van de cilindrische voorraadhouder van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft met een vulventiel en een hulpas-eenheid, -figuur 2 de onderzijde van de vulpijp en de gaspijp 35 volgens detail II van figuur 1 op vergrote schaal weergeeft, -figuur 3 schematisch een eerste uitvoeringsvorm van het aandrijfsysteem van de verstelmoeren weergeeft, 8701128 * / - -4- ·* “figuur 4 een andere uitvoeringsvorm van het aandrijfsysteem van de verstelmoeren weergeeft, “figuur 5 een schematisch bovenaanzicht is van een gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding nabij de 5 buitenomtrek van de cilindrische voorraadhouder, en “figuur 6 een schematisch bovenaanzicht is van een ander gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding nabij de buitenomtrek van de cilindrische voorraadhouder ter plaatse van het aandrijforgaan.

10 in figuur 1 is een deel van een inrichting voor het vullen van flessen weergegeven, gedeeltelijk in vertikale doorsnede. De inrichting omvat een om een vertikale as roteerbare cilindrische voorraadhouder 1 die aan de onderzijde nabij de buitenomtrek is voorzien van een reeks 15 in een cirkel geplaatste vulventielen 2. Elk vulventiel omvat een vulpijp 3 waardoorheen een op het vulventiel aangesloten fles 4, waarvan het bovenste deel in figuur 1 met onderbroken lijnen is weergegeven, vanuit de voorraadhouder 1 wordt gevuld. Het vulventiel omvat tevens 20 een gaspijp 3a die aan de onderzijde voorzien is van een opening 3b en waardoorheen in de fles aanwezige lucht tijdens het vullen uit de fles 4 stroomt. Het vulventiel kan worden geopend doordat de vulpijp 3 omhoog wordt bewogen en de gaspijp 3a in positie blijft (zie fig. 2) 25 Elk vulventiel 2 is voorzien van een in hoogte verstelbare aanslag in de vorm van een over een op het vulventiel aangebrachte schroefdraad draaibare verstelmoer 5, aan de onderzijde waarvan een mondstuk 6 is aangebracht, waartegen de bovenrand van een fles 43 tijdens het vullen 30 afdichtend aanligt . De positie van de verstelmoer 5 bepaalt dus de positie van de bovenrand van de fles 4.

Tijdens het vullen van een fles stroomt de vloeistof vanuit de voorraadhouder 1 onder invloed van de zwaartekracht via de vulpijp 3 in de fles 4 (zie pijl in fig 35 2). Wanneer het vloeistofniveau in de fles boven de opening 3b in de gaspijp stijgt, ontstaat boven de vloeistof een gesloten ruimte in de fles. Bij het verder stijgen van het 8701 128 -5- * vloeistofniveau zal de druk in deze gesloten ruimte stijgen en zal een tegendruk boven de vloeistof ontstaan. Op een gegeven moment zal deze tegendruk in deze ruimte zodanig zijn dat er geen vloeistof meer vanuit het voorraadvat 1 in 5 de fles stroomt. De vulhoogte in de fles wordt dus bepaald door de afstand van het mondstuk 6 tot de aan de onderzijde in de gaspijp 3a aangebrachte opening 3b.

Wanneer tijdens het vullen de vloeistof door middel van het via de gaspijp 3a aanbrengen van een onderdruk in de fles 10 4 vanuit de voorraadhouder 1 in de fles wordt gezogen, wordt de vulhoogte eveneens bepaald door de afstand van het mondstuk 6 tot de opening 3b, aangezien na afsluiting van deze opening geen gas meer uit de fles kan worden gezogen, zodat het vullen stopt.

15 Teneinde de vulhoogte te kunnen instellen, zijn de verstelmoeren 5 van al de vulventielen 2 gekoppeld met een gemeenschappelijke aandrijving, waardoor alle verstelmoeren 5 tegelijkertijd en in dezelfde mate in hoogte kunnen worden versteld, bijvoorbeeld over een afstand A in figuur 20 1. Hierdoor kan de vulhoogte voor elk van de vulventielen 2 centraal en in dezelfde mate worden gevarieerd.

In de hier weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de verstelmoeren daartoe aan de buitenomtrek voorzien van een vertanding 7 die een 25 aangrijping is met een tandwiel 8 dat gemonteerd is aan een uiteinde van een hulpas 9 van een eveneens aan de onderzijde van de cilindrische voorraadhouder 1 gemonteerde hulpas-eenheid 10. Op het andere uiteinde van de hulpas 9 is een tandwiel 11 gemonteerd. Om de tandwielen 30 il van de verschillende hulpas-eenheden 10 is een eindloze flexibele ketting 12 gespannen, welke ketting tevens een aangrijping is met een tandwiel 13 van een centraal aandrijforgaan 14.

In figuur 2 en 3 zijn schematisch twee mogelijke 35 uitvoeringsvormen van het aandrijfsysteem voor de verstelmoeren 5 weergegeven. In de uitvoeringsvorm van figuur 2 is steeds bij twee naast elkaar gelegen 8701 128 * -6- vulventielen 2 een hulpas-eenheid 10 aangebracht, waarbij het tandwiel 8 op de hulpas 9 in aangrijping is met de verstelmoeren 5 van twee bijbehorende vulventielen. In figuur 4 is dit meer in detail en op vergrote schaal 5 weergegeven. In de uitvoeringsvorm van figuur 3, waarbij de onderlinge afstand tussen de vulventielen relatief groot is, is bij elk van de vulventielen 2 een hulpas-eenheid 10 aangebracht.

Zoals in figuur 2 en 3 is te zien, heeft de ketting 12 10 een zich naar binnentoe uitstrekkende lus 15. In deze lus 15 is het tandwiel 13 van het aandrijforgaan 14 in aangrijping met de ketting 12. Teneinde de ketting 12 te kunnen spannen is het aandrijforgaan 14 in horizontale richting verplaatsbaar, zoals in figuur 5 meer in detail is 15 weergegeven. In de weergegeven uitvoeringsvorm bestaat het aandrijforgaan uit een motor met reductor die door middel van door in het aandrijforgaan 14 aangebrachte sleufgaten 15 stekende bouten aan de onderzijde van de cilindrische voorraadhouder is bevestigd.

20 Voor het in hoogte verstellen van de op de vulventielen 2 aangebrachte verstelmoeren 5 wordt het aandrijforgaan 14 in werking gesteld, waarbij het tandwiel 13 bijvoorbeeld in de met de pijl 16 aangegeven richting draait (figuur 5). Via de ketting 12 en de hulpas-eenheden 10 worden de 25 verstelmoeren 5 verdraaid, waarbij ze in de met de pijlen 17 aangegeven richting draaien. Doordat elke verstelmoer 5 over een op het bijbehorende vulventiel 2 aangebrachte schroefdraad draait, zal de hoogte van elke verstelmoer veranderen en daardoor de afstand van het op de 30 verstelmoer 5 aangebrachte mondstuk 6 tot het uiteinde van de gaspijp 4. Aangezien de spoed van de op de vulventielen aangebrachte schroefdraad voor elk vulventiel hetzelfde is en elke verstelmoer in gelijke mate wordt verdraaid, zal de afstand van elk mondstuk 6 tot het uiteinde van de 35 bijbehorende gaspijp in gelijke mate veranderen.

Naast de hierboven beschreven uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding, zijn andere 8701128

-7V

uitvoeringsvormen mogelijk. Zo kan het flexibele aandrijfelement een van tanden voorziene riem zijn in plaats van een ketting. Ook is een uitvoeringsvorm mogelijk waarbij het flexibele aandrijfelement rechtstreeks op de 5 verstelmoeren aangrijpt. Het flexibele aandrijfelement kan daarbij bestaan uit een van een binnenvertanding voorziene riem die aan de buitenzijde om de van een buitenvertanding voorziene verstelmoeren is gespannen.

Een eindloos flexibel aandrijfelement in de vorm van een 10 ketting of tandriem kan worden vervaardigd uit een kettingdeel of riemdeel waarvan de uiteinden met elkaar zijn verbonden. De lengte van het kettingdeel of riemdeel kan eenvoudig worden aangepast aan de diameter van de cilindrische voorraadhouder. Door toepassing van een 15 dergelijk aandrijfelement kan een centrale aandrijving van de verschillende verstelmoeren worden verkregen die aanzienlijk goedkoper is dan een aandrijving door middel van een tandkrans, waarbij voor elke diameter voorraadhouder een andere tandkrans nodig is.

8701128

Claims (9)

1. Inrichting voor het vullen van flessen omvattende een om een vertikale as roteerbare cilindrische voorraadhouder die aan de onderzijde nabij de buitenomtrek is voorzien van een reeks in een cirkel geplaatste vulventielen, die elk 5 zijn voorzien van een in hoogte verstelbare aanslag in de vorm van een over een op het vulventiel aangebrachte schroefdraad draaibare verstelmoer, waartegen de bovenzijde van een fles tijdens het vullen aanligt, waarbij de verstelmoeren van al de vulventielen zijn gekoppeld met een lö gemeenschappelijke aandrijving, met het kenmerk, dat de gemeenschappelijke aandrijving een eindloos flexibel aandrijfelement (12) omvat dat enerzijds gekoppeld is met elk van de verstelmoeren (5) en anderzijds met een centraal 15 aandrijforgaan (14).

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het flexibele aandrijfelement (12) met de verstelmoeren (5) is gekoppeld via aan de onderzijde van de voorraadhouder (1) nabij de vulventielen (2) 20 aangebrachte hulpas-eenheden (10) die elk een vertikale hulpas (9) omvatten die aan een uiteinde voorzien is van een wiel (11) dat in aangrijping is met het flexibele aandrijfelement (12) en aan het andere uiteinde voorzien is van een tandwiel (8) dat in aangrijping is met een op een 25 verstelmoer (5) aangebrachte buitenvertanding (7).

3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat steeds bij twee naast elkaar gelegen vulventielen (2) één hulpas-eenheid (10) is aangebracht, waarbij het tandwiel (8) op de hulpas (9) van de 30 hulpas-eenheid (10) in aangrijping is met de verstelmoeren 8701128 * -9- (5) van de twee bijbehorende vulventielen (2).

4. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat steeds bij elk vulventiel (2) een hulpas-eenheid (10) is aangebracht, waarbij het tandwiel (8) 5 op de hulpas (9) van de hulpas-eenheid (10) in aangrijping is met één verstelmoer (5).

5. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat het flexibele aandrijfelement (12) rechtstreeks met de verstelmoeren (5) is gekoppeld.

6. Inrichting volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het flexibele aandrijfelement (12) een zich naar binnen toe uitstrekkende lus (15) heeft en het aandrijforgaan (14) voor het flexibele aandrijfelement in de lus aangrijpt op het aandrijfelement (12).

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het ken merk, dat het aandrijforgaan (14) in horizontale richting verplaatsbaar is voor het spannen van het flexibele aandrijfelement (12).

8. Inrichting volgens conclusies 1-7, met het 20 kenmerk, dat het flexibele aandrijfelement (12) bestaat uit een ketting.

9. Inrichting volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het flexibele aandrijfelement (12) bestaat uit een van tanden voorziene riem. 8701128