NL8700185A - Werkwijze voor het vernieuwen van begaanbare of bekruipbare, een gesloten profiel bezittende, lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder afwateringskanalen alsmede bouwelementensamenstel uit kunststof voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Werkwijze voor het vernieuwen van begaanbare of bekruipbare, een gesloten profiel bezittende, lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder afwateringskanalen alsmede bouwelementensamenstel uit kunststof voor het uitvoeren van de werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL8700185A
NL8700185A NL8700185A NL8700185A NL8700185A NL 8700185 A NL8700185 A NL 8700185A NL 8700185 A NL8700185 A NL 8700185A NL 8700185 A NL8700185 A NL 8700185A NL 8700185 A NL8700185 A NL 8700185A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sleeve
channel
building elements
inner tube
elements
Prior art date
Application number
NL8700185A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Bonex Epitoipari Koezoes Valla
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bonex Epitoipari Koezoes Valla filed Critical Bonex Epitoipari Koezoes Valla
Publication of NL8700185A publication Critical patent/NL8700185A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L55/00Devices or appurtenances for use in, or in connection with, pipes or pipe systems
    • F16L55/16Devices for covering leaks in pipes or hoses, e.g. hose-menders
    • F16L55/179Devices for covering leaks in pipes or hoses, e.g. hose-menders specially adapted for bends, branch units, branching pipes or the like
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21DSHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
    • E21D11/00Lining tunnels, galleries or other underground cavities, e.g. large underground chambers; Linings therefor; Making such linings in situ, e.g. by assembling
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21DSHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
    • E21D11/00Lining tunnels, galleries or other underground cavities, e.g. large underground chambers; Linings therefor; Making such linings in situ, e.g. by assembling
    • E21D11/38Waterproofing; Heat insulating; Soundproofing; Electric insulating
    • E21D11/383Waterproofing; Heat insulating; Soundproofing; Electric insulating by applying waterproof flexible sheets; Means for fixing the sheets to the tunnel or cavity wall
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L55/00Devices or appurtenances for use in, or in connection with, pipes or pipe systems
    • F16L55/16Devices for covering leaks in pipes or hoses, e.g. hose-menders
    • F16L55/162Devices for covering leaks in pipes or hoses, e.g. hose-menders from inside the pipe
    • F16L55/165Devices for covering leaks in pipes or hoses, e.g. hose-menders from inside the pipe a pipe or flexible liner being inserted in the damaged section

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Sewage (AREA)
  • Rigid Pipes And Flexible Pipes (AREA)

Description

t NL 34.042-Vo/hp *' * -Λ."
Werkwijze voor het vernieuwen van begaanbare of bekruipbare, een gesloten profiel bezittende, lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder afwateringskanalen alsmede bouw-elementensamenstel uit kunststof voor het uitvoeren van de werkwij ze
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vernieuwen van begaanbare of bekruipbare, een gesloten profiel bezittende lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder afwateringskanalen zonder dat deze moeten 5 worden blootgelegd. De uitvinding heeft tevens betrekking op een voor het uitvoeren van de werkwijze dienend bouwelemen-tensamenstel uit kunststof.
Onder het vernieuwen moet in eerste instantie het waterdicht maken van reeds aanwezige bouwwerken, bijvoorbeeld 10 beschadigde kanalen en de dienovereenkomstige verhoging van de stevigheid daarvan worden verstaan.
De vernieuwing van beschadigde respectievelijk vernielde kanalen en dergelijke een overeenkomstig karakter bezittende leidingen van de openbare werken blijkt wereldwijd 15 een telkens acuter probleem te worden. De sanering van reeds aanwezige buisleidingen en het aanleggen van nieuwe leidingen in dichtbebouwde en dichtbewoonde gebieden, bijvoorbeeld grote steden, gaat samen met bijzonder grote moeilijkheden, in het bijzonder vanwege het hinderen van het verkeer, de nood-20 zaak van het handhaven van leidingen van andere openbare werken (kabels, waterleidingen etc.) alsmede andere oorzaken.
Het voortdurend sneller wordende verouderen kan met de conventionele methoden van de reconstructie derhalve niet op rationele wijze worden bijgehouden.
25 Op voornoemde gronden werden talrijke vernieuwings- en handhavingstechnologieën ontwikkeld, door dé toepassing waarvan het exfiltreren en/of infiltreren van de de vloeistof transporterende buisleidingen zonder het blootleggen daarvan kan worden verminderd of worden opgeheven, waarbij sommige 30 werkwijze-oplossingen zelfs een reconstructie van de bouwwerken - de verbetering of het herstellen van de sterkte-eigen-schappen van de buisleidingen - mogelijk maken.
Van de, een blootleggen niet nodig makende, werkwijzen, wordt het langst het opbrengen, bijvoorbeeld opspui- P % λ, · - V ƒ i, .
-2- % * ten, van de waterdichtheid verhogende respectievelijk een corrosiebescherming garanderende stoffen op het binnenopper-vlak van de kanaalwanden toegepast. Het nadeel van deze werkwijzen bestaat hieruit, dat ze enerzijds niet op de buitenop-5 pervlakken kunnen worden toegepast, anderzijds de sterkte van de kanaalleidingen niet verhogen. De bekledingslagen berusten in de meerderheid op silicaatbasis (zie bijvoorbeeld het AT-B-180.905 en het AT-B-255.338).
Een verder nadeel van de op silicaatbasis vervaar-10 digde bekledingen bestaat hieruit, dat hun materiaal in hoofdzaak identiek is met dat van de betonkanalen en derhalve de corrosiebestendigheid van laatstgenoemde niet verhoogd. Weliswaar zijn pogingen ondernomen met de toepassing van ka-naalisolatiebedekkingen op kunstharsbasis, echter is het in 15 de praktijk brengen met zodanige moeilijkheden verbonden - er worden volkomen schone, stof- en vetvrije, hierbij echter tevens droge en open poriën bezittende oppervlakken vereist, die enerzijds vanwege objectieve oorzaken (verontreinigingen, vernielde oppervlakken), anderzijds bij de omstandigheden van 20 de uitvoering in de praktijk in het grootste gedeelte van de gevallen niet kunnen worden gegarandeerd - dat de toepassing van dergelijke bedekkingen op kunstharsbasis in de praktijk niet is aangeslagen.
Volgens een andere bekende werkwijze wordt met be-25 hulp van een met water gevulde folieslang een met kunsthars doordrenkte viltbekleding zodanig in het kanaal ingebouwd, dat de binding van de hars door het verwarmen van het water wordt veroorzaakt. Op deze wijze kan weliswaar de inwendige corrosiebescherming van het kanaal worden opgelost en de ex-30 filtratie (eventueel tevens een zeer geringe infiltratie) worden verhinderd, waarbij echter het nadeel bestaat, dat deze methode slechts voor de reparatie van uit statisch oogpunt nog stabiele kanalen kan worden toegepast. Een verder probleem vormt het feit, dat de wrijvingswerking van de in het 35 afvalwater aanwezige vaste stoffen een ruwe mechanische beschadiging van de bedekking, dat wil zeggen de bekleding kan veroorzaken. Voor het uitvoeren van deze technologie is een speciale inrichting vereist, hetgeen een belemmering voor een ruime toepassing daarvan betekent. Deze methode kan derhalve 40 in eerste instantie voor het vernieuwen van kanalen met een 6700185 -3- * ' geringe diameter, en eventueel een bekruipbaar profiel worden toegepast.
Van de voor een volledige vernieuwing (dat wil zeggen niet slechts voor de reparatie van locale fouten, bij-5 voorbeeld slechte buisverbindingen) dienende methoden, worden die in toenemende mate toegepast, die voor het handhaven in het slecht geworden kanaal ingebouwde inwendige buizen toepassen. Voor dergelijke doelstellingen worden zowel harde PVC-buizen alsook polyethyleenbuizen toegepast, waarbij de 10 geringe wrijvingsfactor van de kunststoffen wordt gebruikt, welke ondanks de doorsnedevernauwing in het algemeen (maar niet altijd) een bij benadering gelijk watertransport mogelijk maakt. Aan de toepassing van deze voeringbuistechnologie worden echter door de beperkte diameter en de vorm van de 15 vervaardigbare kunststof buizen grenzen gesteld, waarbij enerzijds op produktietechnische gronden slechts buizen met een cirkelprofiel worden vervaardigd, terwijl anderzijds de kunststof buizen althans nagenoeg slechts tot niet begaanbare respectievelijk bekruipbare diameters tot het dragen van las-20 ten geschikt zijn. Tegelijkertijd is echter bekend, dat de de kanalisatienetwerken vormende leidingen grotendeels een eivormig profiel of een andere van de cirkel afwijkende door-snedevorm bezitten. Een verder nadeel van de toepassing van PVC-buizen is, dat ze vanwege hun geringe drukbestendigheid 25 in een arbeidsproces slechts de reparatie van korte kanaalge-deelten mogelijk maken en derhalve talrijke toegangsopeningen gemaakt moeten worden, hetgeen enerzijds de reparatiekosten verhoogt, anderzijds een belemmering is voor het stadsverkeer. In het geval van de toepassing van polyethyleenbuizen 30 wordt de in het kanaal aan te brengen voeringbuisleiding op de bodem, dat wil zeggen boven de grond uit afzonderlijke delen samengelast en in het kanaal getrokken. Een belangrijk nadeel van deze technologie is, dat een, een van de diameter en de diepte van het kanaal afhankelijke lengte bezittende, 35 dat wil zeggen soms zeer lange toegangsopening vereist is en deze alsmede de op de werkplaats plaatsvindende laswerkzaam-heden een bijzonder groot oppervlak vereisen, hetgeen veelvuldig leidt tot grote afgesloten gebieden bovengronds.
Uit het AT-B-251.986 is een met dunwandige poly-40 ethyleenbuizen uit te voeren technologie bekend, volgens 8*» * r- λ i- i i· l· 1 i> ;< V »> -4- welke de buizen door een schacht in het kanaal worden getrokken. In werkelijkheid kan dit proces, in zoverre men een voe-ringbuis wenst toe te passen met een wanddikte, die nog vorm-bestendig is, in de praktijk niet worden uitgevoerd, aange-5 zien de vereiste buigstraal bij het invoeren door de schacht niet kan worden gerealiseerd. Wanneer daarentegen een zodanig dunne buis wordt toegepast, die voldoende kan worden gebogen, komt men terecht bij een cirkelprofiel, en is deze niet meer geschikt tot het dragen van uitwendige belastingen, en moet 10 deze meer als een folieslang dan als een vaste buis worden beschouwd.
Aan de met betrekking tot het dragen van belasting-gestelde actuele eisen wordt het best door de technologieën voldaan, waarbij uit onder invloed van warmte-uithardende 15 kunstharsen - in meerderheid uit polyester en minder vaak uit epoxyharsen - vervaardigde inwendige buizen worden toegepast. Op een dergelijke oplossing heeft bijvoorbeeld het Hongaarse octrooischrift 176.391 betrekking; met behulp van het hierin beschreven complexe proces kunnen, onder de voorwaarde van 20 rechte buisgedeelten - uit telkens een beginopening kanalen met een lengte van ongeveer 500 m worden bekleed. Ook in dit geval echter geldt als nadeel, dat - alhoewel in geringere mate - de aanvangsopeningen een storende invloed op het verkeer uitoefenen; de omvang van deze verstoringen kan echter 25 al naar gelang het voorkomen van verticale respectievelijk horizontale richtingsbreuken (richtingsveranderingen) respectievelijk bogen in aanzienlijke mate toenemen.
De breedte van de aanvangsopening kan echter in het geval van kanalen met grote (1-1,5 m overschrijdende) diame-30 ters noodzakelijkerwijs een dergelijke omvang aannemen, dat ze een aanvaardbare versmalling van de straat te boven gaan.
Reeds het transport en de opslag van voor de bekleding van kanalen met dergelijke grote diameters vereiste kunststof buizen veroorzaken grote problemen en zijn verbon-35 den met aanzienlijke extra kosten. Wanneer men beoogt kanalen met een grote diameter en een van het cirkelprofiel afwijkende doorsnede te vernieuwen met kunststof buizen zijn voor de vervaardiging van de kunststof bouwelementen aparte gereedschappen vereist, die een verdere verhoging van de kosten met 40 zich meebrengen.
6/C· ' ; -5-
Teneinde de genoemde nadelen op te heffen worden technologieën uitgeprobeerd, waarbij keramische platen in meerderheid door cementmortel aan de te vernieuwen oppervlakken worden bevestigd. Dit materiaal kan namelijk door de 5 reeds aanwezige schachten in het kanaal worden getransporteerd, zodat slechts in geringe mate met verkeersbelemmerin-gèn rekening moet worden gehouden. Met deze methode wordt de vernieuwing echter beperkt tot het gebied van de kanaalbodem. Wanneer het gehele binnenoppervlak van het kanaal op deze 10 wijze wordt bekleed worden de keramische platen (kleitegels) - naast hun inbedding in de cementmortel - door middel van klinknagels of schroeven aan de reeds aanwezige kanaalwand bevestigd.
Er zijn ook werkwijzen bekend, waarbij de kanaalbe-15 kleding niet uit keramische platen, echter uit glasvezelver-sterkte cementmortelplaten bestaat, die door middel van schroeven en wiggen in het kanaal worden bevestigd respectievelijk gespannen. De tussen de aanwezige kanaalwand en de inwendige mantel aanwezige holle ruimte wordt vervolgens met 20 cementmortel opgevuld.
Een basisnadeel van deze uitvoeringsvorm vormt de lage sterkte van de mantel, zijn te lage draagkracht, en verder het feit, dat de sulfaatcorrosiebestendigheid van de mantel - aangezien het een materiaal met cementbinding betreft -25 niet geschikt is. Een verder nadeel is, dat door het voortschrijden van de uitwendige corrosie en dientengevolge het verminderen van de draagkracht en later zelfs het verlies van de stabiliteit van de reeds aanwezige kanaalwand de opname van van buitenaf werkzame belastingen volledig en geheel op 30 de ingebouwde mantel terecht kan komen, die, ten gevolge van zijn geringe sterkte, deze functie niet kan uitvoeren.
Voor kanaalvernieuwingen werden ook reeds bouwelementen uit kunststof schalen voorgesteld. Deze werden in hun overlappende gebieden door middel van klinken of schroeven 35 aan de reeds aanwezige betonkanaalwanden bevestigd. Zowel bij deze alsmede bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, waarbij als bevestigingselementen metalen schroeven of bouten respectievelijk pennen worden toegepast, vormt de corrosiebescherming daarvan een groot probleem, aangezien ze 4Q bij een vernieling potentiële beschadigingsplaatsen vormen.
F*’ Τ' - i v v; : ζ! :> % r -6-
De bouwelementen uit kunststof schalen zijn niet of nauwelijks geschikt voor de opname van belastingen.
De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen voor vernieuwing van begaanbare, een gesloten profiel bezit-5 tende lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder kanalen, bijvoorbeeld afwateringskanalen, zonder het blootleggen daarvan, welke zowel met betrekking tot de sterkte als ook de waterondoorlatendheid ruimschoots aan de gestelde vereisten voldoet, niet de toepassing van corrosiegevoelige be-10 vestigingselementen, bijvoorbeeld stalen bouten of schroeven, vereist en aldus ook de potentiële beschadigingsplaatsen elimineert en bovendien snel en economisch kan worden uitgevoerd.
De uitvinding gaat uit van het inzicht, dat in het geval, wanneer men ook op zichzelf een geschikte draagsterkte 15 en met de hand hanteerbare gewichten en afmetingen bezittende tonvormige kunststof bouwelementen door middel van afgedichte verbindingen met messing en groef op elkaar aansluit en uit deze een aan de doorsnedevorm van het aanwezige kanaal aangepaste, echter wat zijn doorsnede betreft kleinere zelfdragen-20 de inwendige buis vervaardigt en - het aanwezige kanaal slechts als een voor het aanbrengen en het samenvouwen van de tonbouwelementen geschikte geprefabriceerde holle ruimte beschouwend - de tussen het buitenoppervlak van de inwendige buis en het inwendige oppervlak van het reeds aanwezige ka-25 naai aanwezige ringvormige ruimte opvult met een achteraf uithardend materiaal - zonder dat enig hulpbouwelement aan een corrosieve werking wordt blootgesteld - het reeds aanwezige kanaal zijn totale (bijvoorbeeld belastingdragende, vloeistof transporterende etc.) functies geheel en voortdu-30 rend kan blijven vervullen. Hierbij kan de werkwijze snel en rationeel worden gerealiseerd.
Hiertoe verschaft de uitvinding een werkwijze voor het vernieuwen van, van een gesloten profiel voorziene, lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder begaanbare 35 of bekruipbare kanalen, in het verloop waarvan binnen het aanwezige bouwwerk onder toepassing van kunststof bouwelementen een binnenbuis (voeringbuis) wordt vervaardigd en de tussen de binnenbuis en het reeds aanwezige bouwwerk aanwezige holle ruimte wordt opgevuld met een achteraf uithardend mate-40 riaal, met het kenmerk, dat de binnenbuis zodanig uit buisge-
8 7 0 V ; 'V
-7- ' * deelten, die bestaan uit door middel van verbindingen met messing en groef op elkaar aangesloten even lange of in hoofdzaak even lange kunststof bouwelementen» wordt vervaardigd» dat de aangrenzende buisgedeelten met behulp van» de 5 uiteinden daarvan van buiten afgedicht omhullende, samenhoudende en verstijvende, uit meerdere delen samengestelde, kunststof moffen met elkaar worden verbonden. Qp doelmatige wij ze worden de verbindingen met messing en groef zodanig vervaardigd, dat tussen de bouwelementen, die tegen elkaar 10 komen te liggen, afdichtingsmateriaal, zoals kunstharskit op polyesterbasis, wordt aangebracht. Hierbij is het echter niet noodzakelijk, dat de verbindingen van de aangrenzende bouwelementen in langsrichting ook door eenvoudig tegen elkaar plaatsen kunnen worden vervaardigd. Verder is het mogelijk, 15 dat voor de vervaardiging van de buisgedeelten en de moffen glasvezelversterkte polyesterbouwelementen worden toegepast. Dit materiaal kan overeenkomstig de respectievelijke vereisten statisch goed worden gedimensioneerd, bezit een goede weerstand tegen corrosieve inwerkingen en verder kunnen van-20 wege zijn hoge sterkte met in verhouding geringe wanddikten en geringe gewichten bezittende bouwelementen inwendige buizen worden samengebouwd met een grote sterkte.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze worden de inwendige buisgedeelten en de moffen onder toepas-25 sing van door de schachten van het reeds aanwezige kanaal in het kanaal transporteerbare afmetingen bezittende buis- respectievelijk mofbouwelementen samengesteld. Deze maatregel maakt het aanbrengen van toevoeropeningen overbodig en derhalve wordt het verkeer door de volgens de uitvinding uitge-30 voerde werkzaamheden niet belemmerd.
De werkzaamheden worden ook vereenvoudigd door de maatregelen, volgens welke de uit kunststof vervaardigde buis- en mofbouwelementen met behulp van een in het inwendige van het reeds aanwezige lijnvormige bouwwerk, bijvoorbeeld 35 kanaal, beweegbaar transportmiddel, bijvoorbeeld een op wielen verrijdbare wagen, worden getransporteerd.
Alhoewel - zoals reeds genoemd - de buiselementen ook eenvoudig in elkaar gevoegd hun werking uitoefenen, is het mogelijk, dat tussen de uit kunststof vervaardigde buis-40 bouwelementen waterdichte en onderling samenwerkende verbin- 8*7 '"i ί *, r i v ·., ; :: * Λ -8- dingen met messing en groef worden gevormd en zelfdragende inwendige buisgedeelten worden opgebouwd. De waterondoorla-tendheid van de inwendige buis wordt beter, wanneer tussen de aangrenzende inwendige buisgedeelten en de mof uit elastisch 5 materiaal, zoals zacht rubber, vervaardigde, bij voorkeur in de langsgroeven van de mofbouwelementen binnendringende af-dichtringen worden toegepast.
In het bijzonder bij de vernieuwing van, een eivormige of cirkelvormige dwarsdoorsnede bezittende, afwate-10 ringskanalen is het van voordeel, wanneer de inwendige buisgedeelten uit de bouwelementen van een door een zodanige boogvormige tonbouwelementen gevormd bouwelementensamenstel worden samengesteld, dat bestaat uit bouwelementen die langs hun beide langsranden een van een groef voorziene verbin-15 dingslijst bevatten en bouwelementen die langs hun beide langsranden ribben bevatten, en/of uit bouwelementen bestaat die langs hun ene langsrand een van een groef voorziene verbindingslij st en langs hun andere langsrand daarentegen een ribbe bevatten.
20 Volgens een ander kenmerk is het van voordeel, wan neer de aangrenzende inwendige buisgedeelten met behulp van moffen met elkaar worden verbonden, die uit twee boogvormige, in dwarsdoorsnede T-vormige, in het midden van een naar binnen uitstekende, in de lengterichting verlopende aanslag-25 steunribbe voorziene mofdelen bestaan, die beneden en boven bij voorkeur door middel van verbindingselementen op elkaar worden aangesloten, waarbij de aangrenzende inwendige buisgedeelten met hun kopse zijden tegen de beide tegengestelde zijden van de aanslag-steunribbe worden geplaatst.
30 Voor een andere voordelige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is het kenmerkend, dat de binnenbuis zodanig wordt opgebouwd, dat in het te vernieuwen bouwwerk, bijvoorbeeld een kanaal, een eindmof - in het bedoelde (geprojecteerde) stromingsbodemvlak ingesteld - wordt 35 bevestigd, hierin afdichtingsringen worden aangebracht en tussen het buitenoppervlak van de mof en het inwendige oppervlak van het bouwwerk een afdichting wordt gevormd; dat op een geringere afstand dan de lengte van een buisgedeelte van de eindmof een geleidingsgoot wordt vervaardigd en een tweede 40 - geen afdichtringen bezittende - mof wordt samengesteld en op een grotere afstand dan de lengte van een buisgedeelte £ ”? ’-· - ν'* λ r * m -9- vanaf de eindmof, op doelmatige wijze met een afstand welke overeenkomt met de lengte van een buisgedeelte vanaf de ge-leidingsgoot gerekend wat betreft zijn positie provisorisch wordt bevestigd; dat vervolgens uit de buisbouwelementen een 5 buisgedeelte met een gesloten profiel wordt samengebouwd, waarna het gerede buisgedeelte met de tweede mof samen -bijvoorbeeld met behulp van een intrekschijf en een hieraan bevestigde kabel - tegen de stevig bevestigde eindmof wordt getrokken; dat de tweede mof vanuit het uiteinde van het 10 buisgedeelte wordt verwijderd, hierin een afdichting wordt aangebracht die vervolgens tegen het uiteinde van het buisgedeelte wordt geplaatst, en dat deze stappen tot aan het gereedkomen van de binnenbuis met de gewenste lengte zinvol worden herhaald en na het gereedkomen van tenminste één, bij 15 voorkeur een aantal buisgedeelten, bijvoorbeeld vijf tot acht, het opvullen van de achter de binnenbuis aanwezige holle ruimte met het achteraf uithardende materiaal, bijvoorbeeld cementmortel, door injectie op op zichzelf bekende wijze wordt uitgevoerd.
20 Volgens een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is het mogelijk, dat voorafgaande aan het injecteren van de holle ruimte achter de binnenbuis, echter na het gereedkomen van de binnenbuis ter plaatse van de uitmondingsplaats van het verbindingskanaal respectieve-25 lijk de verbindingskanalen in de wand van de binnenbuis een uitsnijding wordt vervaardigd, het profiel van de uitmonding met een ringvormige, flexibele gesloten kraag wordt omgeven en deze door het aanbrengen van een achteraf uithardend materiaal wordt uitgebreid en daardoor rond de uitmonding een af-30 sluiting tot stand wordt gebracht en de injectering vervolgens wordt uitgevoerd. Het is echter ook mogelijk, dat ter plaatse van de uitmonding van het verbindingskanaal respectievelijk de verbindingskanalen in het kanaal (de kanalen) een verwijderbare - bij voorkeur uit harde kunststof schuim 35 vervaardigde - stop wordt aangebracht, vervolgens de binnenbuis wordt vervaardigd, waarna de injectering van de daarachter gelegen holle ruimte wordt uitgevoerd en na het uitharden van de geïnjecteerde vulling de uitsnijding ter plaatse van de uitmondingsplaats wordt gemaakt, aldaar de vulling 40 wordt doorbroken en door het verwijderen van de stop het in- β 7 C 0 I ü 5 -10- laatprofiel van het verbindingskanaal wordt vrijgemaakt.
Het bouwelementensamenstel uit kunststof bezit volgens de uitvinding het kenmerk, dat dit aan de langsrichting van de met zijn toepassing te vervaardigen binnenbuis even-5 wijdige mantellijnen bezittende, van, voor de vervaardiging van verbindingen met messing en groef geschikte delen voorziene boogvormige ton-bouwelementen omvat alsmede voor de vervaardiging van, een met de omtrekslijnen van de dwarsdoorsnede van de binnenbuis corresponderende vorm bezittende mof-10 fen, geschikte mofdelen omvat. Hierbij is het mogelijk dat deze tonvormige bouwelementen omvat met langs hun beide in de mantellijnrichting (in lengterichting) verlopende randen een van een groef voorziene verbindingslijst, dat deze tonvormige bouwelementen omvat met langs hun beide in de mantellijnrich-15 ting (in lengterichting verlopende randen een ribbe en/of tonvormige bouwelementen omvat met langs hun ene in de mantellij nrichting verlopende rand (langsrand) een van een groef voorziene verbindingslijst en met langs hun andere in de mantellij nrichting verlopende rand (langsrand) daarentegen een 20 ribbe. Met behulp van een dergelijk bouwelementensamenstel kan bijvoorbeeld de vernieuwing van kanalen met een ei-vormig profiel effectief worden uitgevoerd.
Kenmerkend voor een uitvoeringsvorm van het bouwelementensamenstel is, dat tot elke mof twee, een gelijke 25 vorm, afmeting en een gelijke doorsnede bezittende mofdelen behoren, die aan hun beide uiteinden naar buiten uitstekende verbindingsribben bezitten, waarin één of een aantal voor het doorsteken van schroeven of dergelijke verbindingselementen geschikte doorgangsboringen zijn aangebracht, terwijl bij het 30 samenvoegen van de mofdelen tot een mof in de aangrenzende ribben, die naast elkaar komen te liggen, de geometrische middelaslijn (-lijnen) van de aangrenzende boring (boringen) in een lijn liggen. Hierbij is het van voordeel, wanneer tussen de aangrenzende aanslagsteunribben een de spleet tussen 35 de mofdelen afsluitende elastische afdichting is aangebracht. Volgens een verdere voordelige uitvoeringsvorm is het mogelijk, dat de mofdelen in doorsnede T-vormig zijn, in het midden een vanuit de afdekplaat naar binnen uitstekende aanslag-steunribbe bezitten terwijl in de vanaf deze steunribbe naar 40 beide zijden lopende, naar binnen gerichte afdekplaten voor p 7 i% Λ - «·#’ 4 v v i h ; -11- ? .
het opnemen van elastische, op doelmatige wijze uit zacht rubber materiaal bestaande ringvormige afdichtingselementen, dienende groeven zijn aangebracht. Tenslotte geniet het de voorkeur, wanneer de afdekplaten dezelfde breedte bezitten en 5 de breedte van de ribbe op doelmatige wijze gelijk of althans 1 nagenoeg gelijk is aan de breedte van de afdekplaten.
De uitvinding wordt hierna aan de hand van de tekening, die de belangrijkste stappen van de werkwijze alsmede toegepaste tonbouwelementen, hun verbinding, de afzonderlijke 10 constructieve details van het vernieuwde kanaal alsmede de tijdens de werkwijze gebruikte hulpmiddelen toont, nader toegelicht.
Fig. 1 toont de beginfase van de werkwijze volgens de uitvinding in een, een kanaalgedeelte weergevende langs-15 doorsnede; fig. 2 toont een bovenaanzicht in de richting in de van fig. 1 getekende pijl A op grotere schaal; fig. 3 toont een doorsnede volgens de lijn IÏI-III in fig. 1 op een grotere schaal; 20 fig. 4 toont de dwarsdoorsnede van een met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding vernieuwd kanaal op grotere schaal; fig. 5 toont een perspectivisch aanzicht van het onderste tonbouwelement van de inwendige buis volgens fig. 4; 25 fig. 6 toont het zijaanzicht van het tonbouwelement volgens fig. 5; fig. 7 toont het bovenaanzicht van het tonbouwelement volgens fig. 6; fig. 8 toont een doorsnede volgens de lijn 30 VIII-VIII in fig. 7; fig. 9 toont een doorsnede volgens de lijn IX-IX in fig. 7; fig. 10 toont een perspectivisch aanzicht van het bovenste tonbouwelement van de inwendige buis volgens fig. 4; 35 fig. 11 toont een perspectivisch aanzicht van een zijdelings tonbouwelement van de inwendige buis volgens fig.
4; fig. 12 toont een perspectivisch aanzicht van een ander zijdelings tonbouwelement volgens fig. 4; 40 fig. 13 toont het detail E in fig. 5 op een grotere C r·· -. Λ v.
f’ . y .. . ' -12- schaal; fig. 14 toont het detail J volgens fig. 4 in dwarsdoorsnede en op grotere schaal; fig. 15 toont een de aansluiting van twee aangren-5 zende binnenhuisgedeelten in dwarsrichting mogelijk makende mof gezien in de kanaallangsrichting; fig. 16 toont de doorsnede volgens de lijn XVI-XVI in fig. 15 op grotere schaal; fig. 17 toont het detail G in fig. 15 in een per-10 spectivisch onderaanzicht en op grotere schaal; fig. 18 toont het detail H in fig. 18 op een grotere schaal; fig. 19-22 tonen de technologische fasen van het samenbouwen en het installeren van een inwendig buisgedeelte; 15 fig. 23 toont een verdere belangrijke technolo gische fase van de werkwijze op grotere schaal; ' fig. 24 toont de aansluiting van een verbindingska- naalbuis (uitmondingskanaalbuis) en het vernieuwde kanaal in een verticale doorsnede, en 20 fig. 25 toont een met fig. 21 overeenkomend echter anders uitgevoerd aansluitknooppunt.
In fig. 1 is een deel van een volgens de werkwijze volgens de uitvinding te vernieuwen, reeds aanwezig kanaal 1 zichtbaar. Een, de lengte a bezittend gedeelte van een uit 25 beton met een ei-vormig profiel vervaardigd kanaal (fig. 3) wordt met behulp van de afsluitlichamen 3 en de pomp 4 ontkoppeld respectievelijk afgesloten, dat wil zeggen dat voor de uit te voeren werkzaamheden een watervrije werkruimte wordt gevormd. In het kanaal 1 wordt in de met pijl b aange-30 duide stromingsrichting gezien direct na een schacht 2 het kanaalprofiel door middel van een uit elastisch materiaal, bijvoorbeeld rubber, vervaardigde opblaasbare ballon 3a afgesloten, waarbij laatstgenoemde via de slang 3b op een (niet weergegeven) persluchtbron is aangesloten. De ballon 3a vult 35 in de opgeblazen toestand de dwarsdoorsnede van het kanaal 1 volkomen op, zodat achter deze ballon het vloeistofniveau v-| ontstaat. Een tweede opgeblazen ballon 3a sluit - op een afstand a van eerstgenoemde - in de stromingsrichting b gezien voor een schacht 2 de doorsnede van het kanaal 1 af. Met be-40 hulp van de pomp 4 wordt de het vloeistofniveau v-j bereikende 0 T ft Λ * λ r -13- . * bovenste vloeistofhoeveelheid overgepompt naar het zich achter het onderste afsluitlichaam 3 bevindende kanaaldeel, alwaar zich het vloeistofniveau V2 instelt, De zuigkop van de pomp 4 bezit het referentiecijfer 5, de zuigleiding het refe-5 rentiecijfer 4a, de drukleiding het referentiecijfer 4b en de motor het referentiecijfer 13.
In de, volgens de voorgaande beschrijving ontwaterde, werkruimte wordt de volgens de uitvinding uit kunststof vervaardigde en uit de in het algemeen met 7 aangeduide ton-10 bouwelementen alsmede de met 26 aangeduide mofbouwelementen bestaande, in fig. 4 in zijn totaliteit met 10 aangeduide inwendige buis met een gesloten profiel samengesteld. Zoals blijkt uit de fig. 1 en 2 zijn de afmetingen van de tonbouw-elementen 7 en de mofbouwelementen 26 zodanig gekozen, dat ze 15 door een schacht 2 in het kanaal 1 kunnen worden getransporteerd en aldaar met behulp van een verrijdbaar transportmiddel op elkaar gestapeld in grote aantallen verder getransporteerd kunnen worden. Dit proces wordt door de fig. 1 en 3 geïllustreerd. In fig. 1 werd de bewegingsrichting van het op 20 wielen 8 verrijdbare transportvoertuig 6 met de pijl c aangeduid, waarbij het voortschrijden van de vernieuwingsstappen in tegengestelde richting plaatsvindt. Dienovereenkomstig geschiedt de vervaardiging van de binnenbuis, in de stromings-richting b gezien in het bovenste gedeelte van het ontwaterde 25 gedeelte door de inbouw van een mof 26, welke voor de aansluiting van telkens twee uit tonbouwelemeten 7 samengestelde inwendige buissegmenten in dwarsrichting dient en op de gedetailleerde beschrijving en functie waarvan later nog wordt teruggekomen. Zoals ook blijkt uit fig. 1 werd tussen de mof 30 26 en het binnenoppervlak van het kanaal 1 een ringvormige waterondoorlatende afdichting 9 geplaatst.
De in fig. 4 weergegeven inwendige buis 10 (voe-ringbuis) is samengesteld uit vier verschillende tonbouwele-menten: in elk profiel zijn telkens een onderste tonbouwele-35 ment 7a en telkens twee zijdelingse tonbouwelementen 7c, 7d aangebracht, die in lengterichting door middel van verbindingen met messing en groef 12 op elkaar zijn aangesloten. Tussen het binnenoppervlak van het reeds aanwezige kanaal 1 en het buitenoppervlak van de inwendige buis 10 is uit een 40 achteraf uithardend materiaal, bijvoorbeeld cementmortel, een 8 7 ί . : -14- vulling 11 aangebracht, die door injecteren in de ringvormige spleet respectievelijk holle ruimte tussen de beide buizen wordt gevoerd. De tonvormige bouwelementen 7a-7d worden bij voorkeur uit glasvezelversterkt polyester vervaardigd, waar-5 bij echter elke, een geschikte sterkte en wrijving bezittende, corrosiebestendige harde kunststof aan dit doel voldoet.
In de fig. 5-9 is een voordelige uitvoeringsvorm van het onderste tonvormige bouwelement 7a gedetailleerd zichtbaar, waarbij de langsranden van de boogvormige plaat 15 10 als versterkte, van groeven voorziene verbindingslij sten 14 uitgevoerd zijn, behalve het gebied van de beide uiteinden van het tonbouwelement 7a, alwaar slechts groefloze boogvormige plaatstroken 16 met een breedte d zijn aangebracht, die de aansluiting van aangrenzende inwendige buissegmenten in 15 dwarsrichting vereenvoudigen. Overigens wordt de groef 17 van de verbindingslij sten 14 door een langere buitenste plaat 18 en een kortere binnenste plaat 19 begrensd. De plaatstroken 16 liggen in het verlengde van de plaat 19 (zie in het bijzonder fig. 8 en 9), en hun binnenoppervlak loopt in hetzelf-20 de vlak als het binnenoppervlak van de boogvormige grondplaat 15.
Fig. 10 toont het in fig. 4 in dwarsdoorsnede zichtbare bovenste tonbouwelement 7b in perspectivisch aanzicht, waarbij langs de langsranden van de boogvormige grond-25 plaat 20 de ribben 21 verlopen, waarvan het buitenoppervlak overeenkomt met het buitenoppervlak van de grondplaat 20, en waarbij ze aan de binnenzijde, vergeleken tot het inwendige vlak van de grondplaat, inspringen, omdat hun dikte geringer is dan die van de grondplaat.
30 In fig. 11 is het zijdelingse tonbouwelement 7c volgens fig. 4 in perspectivisch aanzicht weergegeven. Langs de ene langsrand van de boogvormige grondplaat van dit bouwelement strekt zich een van een groef voorziene verbindingslij st 23 uit, terwijl langs de andere rand de ribbe 24 is ge-35 legen. De verbindingslijst 23 is wat betreft zijn uitvoering gelijk aan de in fig. 5 en 8 getoonde verbindingslijst 14, zodat zijn lengte ook in dit geval met het nummer 17 is aangeduid. Aan beide uiteinden van het bouwelement 7c zijn ook in dit geval groefloze boogvormige plaatstroken 16 in 40 dwarsrichting aangebracht.
jfï ‘S f·. J,-- ,
i ; p. K
-15-
Het in fig. 12 zichtbare zijdelingse tonbouwele-ment 7d onderscheidt zich van het tonbouwelement 7c volgens fig. 11 slechts met betrekking tot zijn boogvorm en zijn breedte, om welke reden de met elkaar overeenkomende bouwele-5 mentdelen de reeds toegepaste referentiecijfers hebben gekregen .
In fig. 13 is het detail E volgens fig. 5, dat wil zeggen het uiteinde van de van een groef voorziene verbin-dingslijst 14 (die identiek is aan de in fig. 11 en 12 zicht-10 bare verbindingslij sten) op een aanzienlijk grotere schaal weergegeven. In fig. 13 werden de in fig. 5-9 reeds toegepaste referentiecijfers eveneens op overeenkomstige wijze voor het aanduiden van dezelfde constructie-elementen toegepast. Goed zichtbaar is, dat de lengte x-j de lengte X2 van het de 15 groef 17 van buiten begrenzende uitstekende plaatdeel 19 overschrijdt, waarbij de lengte y van de boogvormige plaat-strook 16 in de dwarsrichting gelijk kan zijn aan de afmeting x1 .
In fig. 14 is het in fig. 4 getoonde detail F, dat 20 wil zeggen de met behulp van messing en groef plaatsvindende verbinding 12 tussen een bovenste tonbouwelement 7b en een zijdelings tonbouwelement 7c op grotere schaal zichtbaar. De ribbe 21 van het tonbouwelement 7b is in de groef 17 van de verbindingslijst 23 van het tonbouwelement 7c gevoegd. De te-25 gen elkaar liggende constructiedelen kunnen onder tussenvoeging van een afdichtingsstof 25, bij voorkeur een kunstharskit op polyesterbasis, bijvoorbeeld HORP-kit, tegen elkaar worden gevoegd.
De tonbouwelementen 7a-7d van het bouwelementensa-30 menstel bezitten dezelfde lengte h (zie fig. 7, 10, 11 en 12). De waarde h kan bijvoorbeeld 3 m bedragen, terwijl de hoogte van de inwendige buis 10 (voeringbuis) volgens fig. 4 bijvoorbeeld 1560 mm en de grootste breedte daarvan bijvoorbeeld 1040 mm kan bedragen.
35 Voor de aansluiting van telkens twee uit tonbouw- elementen 7a-7d door middel van verbindingen met messing en groef 12 in langsrichting volgens fig. 14 samengestelde inwendige buisgedeelten 10 met de lengte h in dwarsrichting dient de in de fig. 15-18 weergegeven, in zijn geheel met 26 40 aangeduide mof. De ei-vormige, dat wil zeggen aan het profiel P706 t n*: -1 6- van het aanwezige kanaal 1 (fig. 3) wat betreft vorm en afmeting overeenkomstige mof 26 bestaat uit twee langgerekte boogvormige, dezelfde vorm en afmeting bezittende mofdelen 26a en 26b, die beneden en boven met afgedichte verbindingen 5 27 tegen elkaar worden bevestigd. De mofdelen worden eveneens uit kunststof, bij voorkeur uit glasvezelversterkte polyester vervaardigd.
Het mofdeel 26b is in fig. 16 in een op grotere schaal weergegeven doorsnede zichtbaar. Het mofdeel 26b (dat 10 volkomen identiek is aan het mofdeel 26a) bezit een van een T-doorsnede voorziene afdekplaat 28 en een hieruit in het midden naar binnen uitstekende aanslagsteunribbe 29; de dikte t daarvan is gelijk of in hoofdzake gelijk aan de dikte van de met een onderbroken lijn en in het algemeen met het refe-15 rentiecijfer 7 aangeduide aansluituiteinden van de tonbouw-elementen 7. In de uit de ribbe 29 naar beide zijden uitstekende afsluitplaten 28a van de afdekplaat 28 is telkens een in de langsrichting verlopende groef 30 aangebracht, waarin uit een elastisch vervormbaar materiaal, bijvoorbeeld zacht 20 rubber, vervaardigde lineaire afdichtingselementen 31 zijn aangebracht. Deze worden bij het spannen van de mofdelen 26a, 26b (fig. 15) tegen het buitenoppervlak van de tegen elkaar aansluitende tonvormige bouwelementen 7 geperst en garanderen aldus een volkomen waterdichte afsluiting. De lengte van de 25 afdekplaten k is gelijk aan de breedte d van de in fig. 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12 zichtbare boogvormige in dwarsrichting lopende plaatstroken 16 van de tonbouwelementen 7a, 7c en 7b, terwijl de dikte t van de ribbe 29 daarentegen 20 mm kan bedragen, de volledige dikte T van het mofdeel 26b bijvoorbeeld 30 50 mm en zijn breedte M bijvoorbeeld 270 mm.
In fig. 17 is een functionele benedenste verbin-dings- en spanmogelijkheid van de delen 26a, 26b van de mof 26 op perspectivische wijze op grotere schaal weergegeven (het in fig. 15 aangeduide detail G). Vanaf de afdekplaten 28 35 steekt ter plaatse van zijn tegen elkaar aangelegen uiteinden telkens een dwarslopende verbindingsribbe 32 naar buiten, welke tegen elkaar aanliggen en in deze stand van gemeenschappelijke geometrische langsassen z voorziene doorgangsbo-ringen (in dit voorbeeld drie van dergelijke boringen) bevat-40 ten, waarbij door het spannen van de door deze boringen ge- e ? £ C 1 8 5 -17- * stoken schroeven 33 de mofdelen 26a en 26b kunnen worden gespannen, tussen welke mofdelen daarvoor het de in dwarsrich-ting lopende spleet 35 afsluitende, uit elastisch vervormbaar materiaal, zoals zacht rubber, vervaardigde afdichtelement 34 5 werd aangebracht.
De tussen de mofdelen 26a en 26b aangebrachte bovenste verbinding 27 (volgens fig. 15 het detail H) is in fig. 18 in doorsnede weergegeven. Omdat deze verbinding althans nagenoeg gelijk is aan die, welke is weergegeven in 10 fig. 17, werden de met elkaar overeenkomende bouwelementen aangeduid met de reeds toegepaste referentiecijfers respectievelijk letters.
Eenvoudig zichtbaar is, dat door het spannen van de schroeven 33 van de benedenste en bovenste klemverbindingen 15 27 een stabiele en afgedichte verbinding van de aangrenzende inwendige buissegmenten 10 wordt gegarandeerd.
De fig. 19-22 tonen de belangrijkste produktietech-nische fasen van de vervaardiging van de inwendige buis 10.
In de arbeidsfase volgens fig. 12 wordt aan het bovenste uit-20 einde van het volgens fig. 1 afgesloten en ontwaterde te vernieuwen kanaalgedeelte de eerste samengebouwde mof 26 aangebracht (dit is in fig. 1 tevens aangeduid), welke vervolgens met de waterondoorlatende afdichting 9 in zijn stand rondom wordt ingemetseld en op het juiste stromingsbodemvlak inge-25 steld wordt bevestigd. In deze eindmof 26 worden volgens fig. 16 tevens de afdichtringen 31 aangebracht. Het begin van het te vernieuwen kanaalgedeelte werd overigens met een onderbroken lijn en de referentieletter K aangeduid. Gelijktijdig wordt op een afstand 1-j van de eindmof uit beton een wiegvor-30 mige geleidingsgoot 36 vervaardigd, die het samenbouwen van de tonvormige bouwelementen (fig. 1) en de geleiding van het gerede voeringbuissegment tijdens het spannen bevordert. Gelijktijdig wordt ook een andere mof 26' - zonder afdichtings-element - samengebouwd, welke door middel van wiggen 37 35 slechts provisorisch op zijn plaats wordt bevestigd. De afstand I2 tussen deze tweede mof 26' en de eerste mof 26 (van de eindmof) is groter dan de lengte h van een inwendig buis-segment 10', welke in de fig. 20-22 en bijvoorbeeld in fig. 7 werd aangeduid. Bij voorkeur bevinden.de geleidingsgoot 36 en 40 de tweede mof 26' zich op een afstand h van elkaar.
5L
V J . >; -v 1 *.* v* -18-
In de volgende arbeidsfase volgens fig. 20 en 21 wordt uit de tonbouwelementen 7 (bijvoorbeeld uit de in het voorgaande gedetailleerd beschreven tonvormige bouwelementen 7a-7d) een binnenbuis (voeringbuis) segment 10' met de lengte 5 h, op gunstige wijze zodanig samengebouwd, dat de aansluit-groeven van de benedenste tonbouwelementen nog voorafgaande aan het aanbrengen van de bovenste tonbouwelementen worden opgevuld met een afdichtmateriaal, bijvoorbeeld HORP-kit (een dergelijk materiaal werd in fig. 14 met het referentiecijfer 10 25 aangeduid). De plaatsing van de bovenste bouwelementen kan, onder gebruikmaking van de elasticiteit van de kunststof van de bouwelementen, met een zogenaamd inspringen plaatsvinden.
Wanneer het binnenbuissegment 10' is vervaardigd 15 wordt achter de provisorisch vastgewigde tweede mof 26' een, dezelfde vorm als deze bezittende, intrekschijf 38 aangebracht, waaraan een met een streeppuntlijn aangeduide kabel wordt bevestigd, met behulp waarvan het buissegment 10' in de eindmof 26 kan worden getrokken. Dit proces is in de fig. 21 20 en 22 met een op de kabel 39 getekende pijl weergegeven.
In de volgende stap volgens fig. 22 wordt de tweede mof 26' vanaf het uiteinde van het binnenbuisgedeelte 10' over een afstand I3 verwijderd en vervolgens na het aanbrengen van de afdichting (zie fig. 15-18) en het eventueel be-25 strijken met kit opnieuw tegen het achterste uiteinde van het binnenbuisgedeelte 10' getrokken.
Tenslotte wordt de mof 26' ingesteld in het stro-mingsbodemvlak en vervolgens na het aanbrengen van de afdichting daarvan tussen de mof 26' en het reeds aanwezige kanaal 30 de tussen het reeds aanwezige kanaal 1 en het binnenbuisgedeelte 10' aanwezige ringvormige holle ruimte door injecteren met een achteraf uithardend materiaal, in het algemeen ce-mentmortel, opgevuld. Deze vulling werd in fig. 4 met het referentiecijfer 11 aangeduid. In de praktijk wordt op effec-35 tieve wijze zo te werk gegaan, dat pas na de vervaardiging van twee of meer inwendige buisgedeelten 10' een gebied rond een mof wordt afgedicht, doordat de arbeidsstappen volgens de fig. 19-22 onder toepassing van de mof 26' als eindmof met een gefixeerde stand voor de volgende cyclus tot aan de ge-40 reedkoming van een, met de gewenste lengte, bijvoorbeeld vijf ft «9 r. .
O / v v i '4 h -19- tot acht buisgedeeltelengten, overeenkomende buis 10 op zinvolle wijze worden herhaald, dat wil zeggen dat de door meerdere buisgedeelten gevormde buis wordt afgedicht en de zich daarachter bevindende holle ruimte door injecteren wordt op-5 gevuld. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat zowel de verbindingen met messing en groef in de langsrichting alsmede de mofverbindingen in dwarsrichting op identieke wijze de volledige waterondoorlatendheid en de tonbouwelementen respectievelijk de binnenste buisgedeelten de statische verbandwerking 10 garanderen, zodat, onder gelijktijdig rekening houden met de werking van de geïnjecteerde vulling, met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding een volkomen waterdichte en statisch belastbare constructie wordt verkregen.
In fig. 23 werd een voordelige realisatiemogelijk-15 heid van het injectieproces alsmede het aansluiten op een schacht weergegeven. Het direct op de schacht 2 aansluitende rechter inwendige buissegment 10" wordt op maat gesneden, dat wil zeggen dat de lengte h' van dit buissegment in de meeste gevallen kleiner is dan de lengte h van de overige buisseg-20 menten. Door middel van de, de laatste direct naast de schacht 2 aanwezige mof omgevende afdichting 9 wordt de in-jectiebuis 42 in de holle ruimte achter de inwendige buis geleid en wordt hierdoor bijvoorbeeld door middel van cement-mortel, de vulling 11 tussen de inwendige buis 10 en het 25 reeds aanwezige kanaal 1 gerealiseerd. Het injecteren wordt zolang voortgezet, totdat het geïnjecteerde materiaal in de ontluchtingsbuis 43 (dat met het oog op een duidelijkere weergave aan de linker zijde van fig. 23 is getekend) verschijnt. Goed zichtbaar is, dat de injectiebuis 42 bij de ka-30 naalbodem in de holle ruimte achter de inwendige buis wordt geleid, terwijl de ontluchtingsbuis 43 boven in de schacht 2 uitmondt. Het injecteren geschiedt, rekening houdend met het kanaalverval b (fig. 1), telkens vanuit het diepst gelegen punt. Goed zichtbaar is, dat het vloeibare injectiemateriaal 35 door de ten gevolge van de beschadigingen van het reeds aanwezige kanaal 1 ontstane gaten 40 in de omringende bodem dringt en daar stolt; deze naar buiten stromende en stollende materiaalklompen werden aangeduid met het referentiecijfer 11'. Het geïnjecteerde materiaal 11 vult natuurlijk tevens de 40 ongelijkmatigheden van het inwendige oppervlak van het reeds S' ·; : . h;; -20- aanwezige kanaal 1 goed op. Wanneer een mof 26 een plaats bereikt, alwaar het inwendige oppervlak van het kanaal 1 in sterke mate is beschadigd, kan de in projectie goede stand van de mof door middel van een enkel, in fig. 23 rechts bene-5 den weergegeven, bijvoorbeeld uit beton vervaardigd compensa-tielichaam 41 worden bewerkstelligd. De bodemgoten van de schacht worden, op op zichzelf bekende wijze, tijdens de laatste fase gevormd.
In de fig. 24 en 25 zijn de aansluitmogelijkheden 10 van verbindingskanalen op het volgens de uitvinding vernieuwde, reeds aanwezige hoofdkanaal 1 weergegeven. Fig. 24 toont het geval, waarin na het aanbrengen van de inwendige buis 10, doch nog voor het injecteren van het opvulmateriaal 11 in de wand van de inwendige buis 10 de uitsparing 45 wordt vervaar-15 digd, waarvan de doorsnede gelijk is aan de doorsnede van het eveneens aanwezige verbindingskanaal 44, waarvan het in het kanaal 1 stekende uiteinde werd afgesloten. Voor het injecteren werd een flexibele, inwendig holle, slangvormige ringvormige kraag 46 in de buurt rond de uitmonding van de buis 44 20 aangebracht, welke met cementmortel 11' werd gevuld. Deze kraag garandeert een volledige afdichting, zodat het injecteren van het materiaal 11 in de holle ruimte achter de inwendige buis kan worden uitgevoerd. De omgeving van de instroom-plaats wordt door een mortelbekleding 46 gelijkgemaakt. In 25 het geval van fig. 25 wordt eerst het injecteren van de opvulling 11 uitgevoerd en pas hierna de opening in de wand van de binnenbuis 10 uitgesneden; derhalve wordt nog voor het aanbrengen van laatstgenoemde de uitmonding van de verbin-dingsbuis 44 met een eenvoudig verwijderbare, bijvoorbeeld 30 uit een harde kunststofschuim vervaardigde, stop 48 afgesloten en vervolgens na het aanbrengen van de inwendige buis 10 en het uitvoeren van de injectering alsmede de daarop volgende uitharding van het geïnjecteerde materiaal de uitsparing 45 vervaardigd, de vulling 11 ter plaatse van de uitmondings-35 plaats doorbroken en de stop 48 verwijderd.
De met de uitvinding samenhangende voordelen zijn als volgt: de verbindingen met messing en groef in langsrich-ting tussen de uit kunststof vervaardigde tonvormige bouwelementen en de mofverbindingen tussen de aangrenzende buisge-40 deelten bieden de mogelijkheid inwendige buizen van kanalen 8 ? 0 :·: > e r, -21- met een grote dwarsdoorsnede te vervaardigen uit van kleine afmetingen voorziene en derhalve in verhouding lichte bouwelementen en op een zelfdragende manier, met behulp van eenvoudige middelen en een eenvoudig uitvoerbare technologie.
5 Hierbij kunnen zodanig kleine bouwelementen worden toegepast, dat deze door de reeds aanwezige kanaalschachten in het kanaal kunnen worden getransporteerd en aldaar bijvoorbeeld op elkaar gestapeld door middel van wagens kunnen worden verder getransporteerd. Het is niet noodzakelijk, dat de kunststof 10 bouwelementen bijvoorbeeld door middel van bouten of schroeven aan de wand van het reeds aanwezige kanaal worden bevestigd, zodat potentiële corrosie-initiatorplaatsen wegvallen. De kunststoffen, in het bijzonder de glasvezelversterkte polyesters, kunnen statisch exact worden berekend, overeenko-15 mend met de huidige corrosiebeschermingsvereisten en zijn eenvoudig monteerbaar (bijvoorbeeld door het inspringen). De van een geringe wanddikte voorziene inwendige buis vermindert, omdat de ingenomen ruimte door de moffen minimaal is, slechts in geringe mate het profiel van het reeds aanwezige 20 kanaal, zodat ten gevolge van de gunstige wrijving van de kunststof het transportvermogen praktisch niet wordt veranderd. De bij de moffen toegepaste schroefverbindingen komen in de geïnjecteerde cementvulling te liggen, zodat ze volledig tegen corrosie zijn beschermd. Op deze wijze kan de ver-25 nieuwing van het kanaal met behulp van de uitvinding snel, effectief op een, een voortdurende werking garanderende, wijze met een rationele bouwtechnologie zonder belemmering van het verkeer worden uitgevoerd.
De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor-30 gaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijzen kunnen worden gevarieerd.
? - · · · , v · - \ . V ' ;'

Claims (23)

1. Werkwijze voor het vernieuwen van, van een gesloten profiel voorziene, lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder begaanbare of bekruipbare kanalen, in het verloop waarvan binnen het aanwezige bouwwerk onder toe- 5 passing van kunststof bouwelementen een binnenbuis (voering-buis) wordt vervaardigd en de tussen de binnenbuis en het reeds aanwezige bouwwerk aanwezige holle ruimte wordt opgevuld met een achteraf uithardend materiaal, met het kenmerk, dat de binnenbuis (10) zodanig uit buisge- 10 deelten (10', 10")» die bestaan uit door middel van verbindingen met messing en groef (12) op elkaar aangesloten even lange of in hoofdzaak even lange kunststof bouwelementen (7), wordt vervaardigd, dat de aangrenzende buisgedeelten (10', 10") met behulp van, de uiteinden daarvan van buiten afge- 15 dicht omhullende, samenhoudende en verstijvende, uit meerdere delen (26a, 26b) samengestelde, kunststof moffen (26) met elkaar worden verbonden.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbindingen met messing en groef (12) 20 zodanig worden vervaardigd, dat tussen de bouwelementen, die tegen elkaar komen te liggen, afdichtingsmateriaal, zoals kunstharskit op polyesterbasis, wordt aangebracht.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor de vervaardiging van de buis- 25 gedeelten (10', 10") en de moffen (26) glasvezelversterkte polyesterbouwelementen worden toegepast.
4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de inwendige buisgedeelten (10', 10") en de moffen (26) onder toepassing van door de 30 schachten (2) van het reeds aanwezige kanaal (1) in het kanaal (1) transporteerbare afmetingen bezittende buis- respectievelijk mofbouwelementen (26a, 26b) worden samengesteld.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de uit kunststof vervaar- 35 digde buis- en mofbouwelementen met behulp van een in het inwendige van het reeds aanwezige lijnvormige bouwwerk, bijvoorbeeld kanaal (1), beweegbaar transportmiddel, bijvoorbeeld een op wielen (8) verrijdbare wagen (6), worden ge- 8? ί ;.· ? -23- transporteerd.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het te vernieuwen kanaal (1) gedeeltelijk met behulp van afsluitconstructies (3) voor het 5 vloeistoftransport wordt uitgeschakeld en het water vanuit het - in de waterstromingsrichting (b) gezien - boven het afgesloten gedeelte naar het zich onder het afgesloten gedeelte bevindende kanaaldeel wordt getransporteerd.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het 1Ö kenmerk, dat als afsluitconstructie een via een slang (3b) op een persluchtbron aangesloten, uit elastisch materiaal vervaardigde ballon (3a) wordt toegepast.
8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat tussen de uit kunststof 15 vervaardigde buisbouwelementen (7) waterdichte en onderling samenwerkende verbindingen met messing en groef (12) worden gevormd en zelfdragende inwendige buisgedeelten (10', 10”) worden opgebouwd.
9. Werkwijze volgens een der conclusies 1-8, met 20 het kenmerk, dat tussen de aangrenzende inwendige buisgedeelten (10*, 10'*) en de mof (26) uit elastisch materiaal, zoals zacht rubber, vervaardigde, bij voorkeur in de langsgroeven (30) van de mofbouwelementen (26a, 26b) binnendringende afdichtringen (31) worden toegepast.
10. Werkwijze volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de inwendige buisgedeelten (10', 10") uit de bouwelementen van een door een zodanige boogvormige ton-bouwelementen (7a-7d) gevormd bouwelementensamenstel worden samengesteld, dat bestaat uit bouwelementen (7a) die 30 langs hun beide langsranden een van een groef voorziene ver-bindingslijst (14) bevatten en bouwelementen (7b) die langs hun beide langsranden ribben (21) bevatten, en/of uit bouwelementen (7c, 7d) bestaat die langs hun ene langsrand een van een groef voorziene verbindingslijst (14) en langs hun 35 andere langsrand daarentegen een ribbe (21) bevatten.
11. Werkwijze volgens een der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de aangrenzende inwendige buisgedeelten (10', 10") met behulp van moffen (26) met elkaar worden verbonden, die uit twee boogvormige, in dwars-40 doorsnede T-vormige, in het midden van een naar binnen uit- in -24- stekende, in de lengterichting verlopende aanslagsteunribbe (29) voorziene mofdelen (26a, 26b) bestaan, die beneden en boven bij voorkeur door middel van verbindingselementen (27) op elkaar worden aangesloten, waarbij de aangrenzende inwen-5 dige buisgedeelten (10', 10") met hun kopse zijden tegen de beide tegengestelde zijden van de aanslagsteunribbe (29) worden geplaatst.
12. Werkwijze volgens de conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de binnenbuis (10) zodanig wordt 10 opgebouwd, dat in het te vernieuwen bouwwerk, bijvoorbeeld een kanaal (1), een eindmof (26) - in het bedoelde (geprojecteerde) stromingsbodemvlak ingesteld - wordt bevestigd, hierin afdichtingsringen worden aangebracht en tussen het buitenoppervlak van de mof en het inwendige oppervlak van het bouw-15 werk een afdichting (9) wordt gevormd; dat op een geringere afstand (1-j ) dan de lengte (h) van een buisgedeelte (10') van de eindmof (26) een geleidingsgoot (36) wordt vervaardigd en een tweede - geen afdichtringen bezittende - mof (26') wordt samengesteld en op een grotere afstand (I2) dan de 20 lengte (h) van een buisgedeelte (10') vanaf de eindmof (26), op doelmatige wijze met een afstand (h) welke overeenkomt met de lengte van een buisgedeelte (10*) (h) vanaf de geleidingsgoot (36) gerekend wat betreft zijn positie provisorisch wordt bevestigd; dat vervolgens uit de buisbouwelementen (7) 25 een buisgedeelte (10') met een gesloten profiel wordt samengebouwd, waarna het gerede buisgedeelte (10') met de tweede mof (26') samen - bijvoorbeeld met behulp van een intrek-schijf (38) en een hieraan bevestigde kabel (39) - tegen de stevig bevestigde eindmof (26) wordt getrokken; dat de tweede 30 mof (26') vanuit het uiteinde van het buisgedeelte (10') wordt verwijderd, hierin een afdichting wordt aangebracht die vervolgens tegen het uiteinde van het buisgedeelte (10*) wordt geplaatst, en dat deze stappen tot aan het gereedkomen van de binnenbuis (10) met de gewenste lengte zinvol worden 35 herhaald en na het gereedkomen van tenminste één, bij voorkeur een aantal buisgedeelten, bijvoorbeeld vijf tot acht, het opvullen van de achter de binnenbuis aanwezige holle ruimte met het achteraf uithardende materiaal (10), bijvoorbeeld cementmortel, door injectie op op zichzelf bekende wij-40 ze wordt uitgevoerd. B ”/ Π 4 ς £ ••S'* t* ;*? v" -25-
13. Werkwijze volgens een der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat voorafgaande aan het injecteren van de holle ruimte achter de binnenbuis, echter na het gereedkomen van de binnenbuis (10) ter plaatse van de uitmon- 5 dingsplaats van het verbindingskanaal (44) respectievelijk de verbindingskanalen in de wand van de binnenbuis een uitsnijding (45) wordt vervaardigd, het profiel van de uitmonding met een ringvormige, flexibele gesloten kraag wordt omgeven en deze door het aanbrengen van een achteraf uithardend mate-10 riaal (II1) wordt uitgebreid en daardoor rond de uitmonding een afsluiting tot stand wordt gebracht en de injectering vervolgens wordt uitgevoerd.
14. Werkwijze volgens een der conclusies 1-13, met het kenmerk, dat ter plaatse van de uitmon- 15 ding van het verbindingskanaal (44) respectievelijk de verbindingskanalen in het kanaal (de kanalen) (44) een verwijderbare - bij voorkeur uit harde kunststof schuim vervaardigde - stop (48) wordt aangebracht, vervolgens de binnenbuis (10) wordt vervaardigd, waarna de injectering van de daar-20 achter gelegen holle ruimte wordt uitgevoerd en na het uitharden van de geïnjecteerde vulling (11) de uitsnijding (45) ter plaatse van de uitmondingsplaats wordt gemaakt, aldaar de vulling (11) wordt doorbroken en door het verwijderen van de stop (48) het inlaatprofiel van het verbindingskanaal (44) 25 wordt vrijgemaakt.
15. Bouwelementensamenstel uit kunststof voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat dit aan de langsrichting van de met zijn toepassing te vervaardigen binnenbuis (10) 30 evenwijdige mantellijnen bezittende, van, voor de vervaardiging van verbindingen met messing en groef geschikte delen voorziene boogvormige ton-bouwelementen (7a-7d) omvat alsmede voor de vervaardiging van, een met de omtrekslijnen van de dwarsdoorsnede van de binnenbuis (10) corresponderende vorm 35 bezittende moffen (26), geschikte mofdelen (26a, 26b) omvat.
16. Bouwelementensamenstel volgens conclusie 15, met hetkenmerk, dat deze tonvormige bouwelementen (7a) omvat met langs hun beide in de mantellijnrichting (in lengterichting) verlopende randen een van een groef voor- 40 ziene verbindingslijst, dat deze tonvormige bouwelementen (7b) 8 ?; ^ « · I «· ·.« ’ . r -26- omvat met langs hun beide in de mantellijnrichting (in lengterichting verlopende randen een ribbe (21) en/of tonvormige bouwelementen (7c, 7d) omvat met langs hun ene in de mantellij nrichting verlopende rand (langsrand) een van een groef 5 voorziene verbindingslijst (14) en met langs hun andere in de mantellijnrichting verlopende rand (langsrand) daarentegen een ribbe (21).
17. Bouwelementensamenstel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de dikte van de van de 10 groef voorziene verbindingslij sten de dikte van de grondplaat (15, 20, 22) van de tonvormige bouwelementen (7a-7d) overschrijdt, en dat de de groef (17) afschermende buitenste plaat (18) langer is dan de de groef (17) van binnenuit af-schermende plaat (19).
18. Bouwelementensamenstel volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat aan de beide uiteinden van de, tenminste langs hun ene langsrand van een met een groef voorziene verbindingslijst (14) uitgeruste tonvormige bouwelementen (7a, 7c, 7d) van dergelijke verbindingslij sten 20 vrije, boogvormige dwarsgerichte aansluitplaatstroken (16) zijn aangebracht, waarvan de breedte (d) in overeenstemming met de breedteafmeting van de moffen (26) is gekozen.
19. Bouwelementensamenstel volgens een der conclusies 16-18, met het kenmerk, dat de dikte van 25 de langs de rand verlopende verbindingsribben (21) kleiner is dan de dikte van de grondplaat (15, 20, 22) van de tonvormige bouwelementen en dat het buitenoppervlak van de ribben (21) in het verlengde van het buitenoppervlak van de grondplaten (15, 20, 22) is gelegen.
20. Bouwelementensamenstel volgens een der conclu sies 15-19, met het kenmerk, dat tot elke mof (26) twee, een gelijke vorm, afmeting en een gelijke doorsnede bezittende mofdelen (26a, 26bj behoren, die aan hun beide uiteinden naar buiten uitstekende verbindingsribben (32) be-35 zitten, waarin één of een aantal voor het doorsteken van schroeven (33) of dergelijke verbindingselementen geschikte doorgangsboringen zijn aangebracht, terwijl bij het samenvoegen van de mofdelen (26a, 26b) tot een mof (26) in de aangrenzende ribben (32), die naast elkaar komen te liggen, de 40 geometrische middelaslijn (-lijnen) (z) van de aangrenzende ft *? ? r' - rt *. :· : -1 -27- boring (boringen) in een lijn liggen.
21. Bouwelementensamenstel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat tussen de aangrenzende aan-slagsteunribben (29) een de spleet (35) tussen de mofdelen 5 (26a, 26b) afsluitende elastische afdichting (34) is aangebracht.
22. Bouwelementensamenstel volgens een der conclusies 15-21, met het kenmerk, dat de mofdelen (26a, 26b) in doorsnede T-vormig zijn, in het midden een van- 10 uit de afdekplaat (28) naar binnen uitstekende aanslagsteun-ribbe (29) bezitten terwijl in de vanaf deze steunribbe (29) naar beide zijden lopende, naar binnen gerichte afdekplaten (28a) voor het opnemen van elastische, op doelmatige wijze uit zacht rubber materiaal bestaande ringvormige afdichtings- 15 elementen (31), dienende groeven (30) zijn aangebracht.
23. Bouwelementensamenstel volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de afdekplaten (28a) dezelfde breedte (k) bezitten en de breedte van de ribbe (29) op doelmatige wijze gelijk of althans nagenoeg gelijk is aan 20 de breedte van de afdekplaten. C * / r. " K- · L ; >- *i * - » * 1 W V'
NL8700185A 1987-01-14 1987-01-27 Werkwijze voor het vernieuwen van begaanbare of bekruipbare, een gesloten profiel bezittende, lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder afwateringskanalen alsmede bouwelementensamenstel uit kunststof voor het uitvoeren van de werkwijze. NL8700185A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3700883 1987-01-14
DE19873700883 DE3700883A1 (de) 1987-01-14 1987-01-14 Verfahren zur erneuerung von begehbaren oder bekriechbaren geschlossenes profil aufweisenden linienfoermigen bauwerken untertage, insbesondere abwasserkanaelen sowie bauelementensatz aus kunststoff zur verwirklichung des verfahrens

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8700185A true NL8700185A (nl) 1988-08-16

Family

ID=6318812

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8700185A NL8700185A (nl) 1987-01-14 1987-01-27 Werkwijze voor het vernieuwen van begaanbare of bekruipbare, een gesloten profiel bezittende, lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder afwateringskanalen alsmede bouwelementensamenstel uit kunststof voor het uitvoeren van de werkwijze.

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE3700883A1 (nl)
NL (1) NL8700185A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2656821B1 (nl) * 1990-01-10 1994-04-08 Hurner Sarl
DE69123912D1 (de) * 1990-09-13 1997-02-13 Danby Pty Ltd Verfahren zur Erneuerung und/oder zum Schutz von Abwassernkanälen oder Röhren
GB9209048D0 (en) * 1992-04-27 1992-06-10 Channeline Sewer Systems Ltd Improvements in or relating to sewers and the like
GB2347949A (en) * 1999-03-15 2000-09-20 Channeline Sewer Systems Limit Linings for sewers
GB0027521D0 (en) * 2000-11-10 2000-12-27 Coniston Holdings Ltd Pipe construction system
GB2390630B (en) * 2002-07-10 2004-06-30 Aco Technologies Plc Wide channel drainage system
CN104775829B (zh) * 2015-04-14 2018-02-09 清华大学 高耐久性复合预制管片
CN110128059A (zh) * 2019-04-25 2019-08-16 广东景源建设工程有限公司 给水立管安装方法

Also Published As

Publication number Publication date
DE3700883A1 (de) 1988-07-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5817200A (en) Surfacing of rehabilitating structures
US5190705A (en) Method for lining large-diameter pipes
KR20030064276A (ko) 유로시설 수복용 블록체 및 유로시설 수복공법
US5928447A (en) Conduit repair and interior reconstruction
NL8700185A (nl) Werkwijze voor het vernieuwen van begaanbare of bekruipbare, een gesloten profiel bezittende, lijnvormige ondergrondse bouwwerken, in het bijzonder afwateringskanalen alsmede bouwelementensamenstel uit kunststof voor het uitvoeren van de werkwijze.
US4519177A (en) Method for reinforcing tubular ducts
JP5501664B2 (ja) 既設管路の耐震止水構造
RU2137885C1 (ru) Способ изготовления герметичных вводов домовых выпусков и подобных подводящих труб в канализационные каналы
WO2011129914A2 (en) Expandable pipe for restoring a conduit
JP4632592B2 (ja) 耐震化更生方法及び耐震化更生構造
JP4912839B2 (ja) 多連円弧状トンネルの施工方法およびトンネルと接合体との接続構造
US10077862B2 (en) Apparatus and method for prepairing culverts and pipes
KR20190066209A (ko) 맨홀 인버트 시공장치 및 이를 이용한 맨홀 인버트 시공방법
DE10221550B4 (de) Verfahren zur Verlegung von zusätzlichen Leitungen in vorhandenen Rohrleitungen mittels eines Rohres oder Schlauches und einer über ein Befüllrohr hinzugefügten Klebe- und Verfüllmasse
AU2003221369B2 (en) Block unit for repairing flow passage facilities and method of repairing flow passage facilities
JP4054427B2 (ja) 水路トンネル内における防食ライニング層の形成方法
GB2075086A (en) Duct linings
JP4401342B2 (ja) 開水路更生部材および開水路更生部材を用いた開水路の更生方法
DK532386A (da) Genanvendeligt forskallingssystem til tilvejebringelse af frie rum ibyggematerialer
JPH09123277A (ja) 管路の補修用被覆体
US958592A (en) Tunnel.
JP4260565B2 (ja) 樹脂シート、樹脂シートの継手構造及びコンクリート構造物の施工方法並びにコンクリートセグメント及びコンクリート中詰め鋼製セグメント
JP6644931B1 (ja) インバート用の型取りゲージ、および、それを利用したインバート桝の更生方法
WO1990012242A1 (en) Method and pipe element for the relining of sewers
HU193334B (en) Method for renewing passable or climbable subterranean linear constructions of closed section particularly sewage conduits and plastic member set for carrying out the method

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed