NL8602820A - Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, alsmede magneetbandapparaat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerd. - Google Patents

Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, alsmede magneetbandapparaat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerd. Download PDF

Info

Publication number
NL8602820A
NL8602820A NL8602820A NL8602820A NL8602820A NL 8602820 A NL8602820 A NL 8602820A NL 8602820 A NL8602820 A NL 8602820A NL 8602820 A NL8602820 A NL 8602820A NL 8602820 A NL8602820 A NL 8602820A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
track
magnetic head
head
magnetic
guide surface
Prior art date
Application number
NL8602820A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8602820A priority Critical patent/NL8602820A/nl
Priority to EP87202130A priority patent/EP0270155B1/en
Priority to US07/117,128 priority patent/US4816927A/en
Priority to DE8787202130T priority patent/DE3772166D1/de
Priority to KR870012486A priority patent/KR880006674A/ko
Priority to JP62279408A priority patent/JPS63136301A/ja
Publication of NL8602820A publication Critical patent/NL8602820A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/18Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
    • G11B15/1808Driving of both record carrier and head
    • G11B15/1875Driving of both record carrier and head adaptations for special effects or editing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/48Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
    • G11B5/58Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
    • G11B5/584Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following on tapes
    • G11B5/588Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following on tapes by controlling the position of the rotating heads

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Adjustment Of The Magnetic Head Position Track Following On Tapes (AREA)
  • Recording Or Reproducing By Magnetic Means (AREA)

Description

* i PHN 11.922 1 N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, alsmede magneetbandapparaat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerdw.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, omvattende een roteerbare kopdrager, voorzien van de magneetkop, een trommelvormig gelei dingsorgaan met aan de buitenzijde een nabij een deel van de baan 5 van de magneetkop gelegen gekromd geleidingsoppervlak, waarlangs over een bepaalde omtrekshoek Φ een magneetband sehroeflijnvormig geleid wordt teneinde met de magneetkop op de band signalen in schuin gerichte, onderling parallelle sporen uit te lezen, transportmiddelen om de magneetband met een nominale snelheid (Vq), alsmede met varieerbare 10 snelheden (n.Vg) over het geleidingsoppervlak te bewegen, waarbij tijdens de nominale snelheid (Vq) de magneetkop een rotatiebaan evenwijdig aan een referentievlak beschrijft, instelmiddelen welke afhankelijk van de bewegingssnelheid van de band over het geleidingsoppervlak de rotatiebaan van de magneetkop instellen volgens een instelhoek (<*) ten op-15 zichte van genoemd referentievlak.
Een werkwijze van genoemde soort is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.375.331 en wordt toegepast bij een apparaat, waarbij de kopdrager op een kantelbare aandrijfas is bevestigd, waarbij afhankelijk van de bewegingssnelheid van de band over het geleidingsop- 20 pervlak door de instelmiddelen ten opzichte van het referentievlak de kantelhoek van de aandrijfas en daarmee de instelhoek oc van de mag-neetkop-rotatiebaan ingesteld wordt. Het doel van deze kanteling is bij bewegingssnelheden van de band die afwijken van de nominale bewegingssnelheid, bij welke laatste snelheid door de kop het spoor op de band 25 geschreven is, toch de kop het spoor zo goed mogelijk te laten volgen.
Zonder deze kanteling treedt bij een afwijkende bewegingssnelheid van de band een hellingsverschil op tussen de baan van de kop over de band en de lengteas van het spoor, met als gevolg dat slechts een beperkt deel van het spoor uitgelezen kan worden. Aldus kan door te kantelen 30 bijvoorbeeld een passage op de band snel worden opgezocht door deze met een relatief hoge bewegingssnelheid te transporteren. Ten gevolge van de kanteling van de aandrijfas beschrijft de kop over de band een si- 6602820 •t PHN 11.922 2 nusvormige baan, dat wil zeggen er treedt een sinusvormige hoogtever-plaatsing van de kop op ten opzichte van het referentievlak. In principe is een lineaire hoogteverplaatsing voor het volgen van het schuin gerichte spoor nodig en het gevolg van de sinusvormige baan is derhalve 5 dat tijdens de kopbeweging spoorfouten optreden. Bij de bekende werkwijze met een apparaat, dat stamt uit de tijd dat relatief grote spoorbreedtes van ca. 200 μ toegepast werden, is de sinusvormige benadering van het spoor acceptabel, omdat ten opzichte van dergelijke spoorbreedtes de bij de sinusbaan optredende maximum spoorfouten relatief 10 gering zijn, zodat de kop bij een bepaalde hogere bandsnelheid het spoor over de gehele lengte kan volgen.
De magneetkoppen en magneetbanden zijn evenwel de laatste jaren verregaand verbeterd en bij de toepassing van digitale signaalre-gistratietechnieken is het nu mogelijk sporen met een breedte van min-15 der dan 10 μ te schrijven en/of uit te lezen. Bij dergelijke relatief smalle sporen treden ten gevolg van kanteling van de aandrijfas gemakkelijk zodanige spoorfouten op dat de kop het spoor niet over de gehele lengte volgt, waardoor slechts een beperkt deel van het spoor uitgelezen kan worden. Bij digitale signaalregistratiesystemen, zoals de re-20 centelijk ontwikkelde R-DAT (Rotary Digital Audio Taperecorder), maar ook de in ontwikkeling zijnde digitale videorecording systemen, kan dit ertoe leiden dat de digitale data niet kan worden uitgelezen.
Bij de werkwijze, bekend uit het hiervoor genoemde Amerikaanse octrooischrift 3,375,331, en toegepast bij een videorecorder, 25 wordt de band over een relatief grote omtrekshoek van 180° over het trommelvormig geleidingsoppervlak geslagen, waarbij de spoorlengte gelijk is aan de halve omtrek van de trommel. Vanwege de toegepaste analoge signaalregistratieteohniek dient bij de bekende werkwijze elk spoor één beeldraster te bevatten om beelden te kunnen weergeven. Bij 30 de bekende werkwijze is het praktisch onmogelijk een omtrekshoek van kleiner dan 180° toe te passen, daar bij een dergelijke omtrekshoek de spoorlengte onvoldoende is voor één beeldraster. Aldus biedt de bekende werkwijze niet de mogelijkheid de door kanteling van de aandrijfas optredende maximum spoorfouten te verminderen door verkleining van de om-35 trekshoek.
De uitvinding beoogt een werkwijze van genoemde soort geschikt te maken voor het optimaal kunnen aftasten van relatief smalle 8602620 PHN 11.922 3 sporen bij een ten opzichte van de nominale bandbewegingssnelheid zo hoog mogelijke bandbewegingssnelheid.
De uitvinding wordt hiertoe gekenmerkt, doordat - de magneetband over het geleidingsoppervlak geslagen wordt over een 5 omtrekshoek (yo), welke kleiner dan 180® is, en - voor het aftasten van de sporen door de instelmiddelen de instelhoek (<X) van de magneetkop-rotatiebaan ingesteld wordt volgens:
(n-1).W
10 c.^o.R.p waarbij: W = spoorsteek
R = straal geleidingsoppervlak 2TC.R
c = -, waarbij 1 s spoorlengte en k = aantal koppen.
15 k.1 n = afspeelfactor, bepaald door de verhouding tussen de actuele (o.Vq) en de nominale (Vq) bewegingssnelheid van de band over het geleidingsoppervlak.
p = factor, afhankelijk van aantal maal x dat tijdens het 20 door de magneetkop aftasten van een spoor in absolute waarde eenzelfde maximale spoorfout^max optreedt, waarbij p = 1 indien x = 2 en cosf0 p s -, indien x = 4 4 25
Deze formule volgens de uitvinding voor de instelhoek oc verschaft een optimale relatie tussen de instelhoek van de magneetkop-rotatiebaan ten opzichte van het referentievlak en de afspeelfactor, en dus de verhoogde bandbewegingssnelheid, bij welke instelling van de in-30 stelhoek tijdens het aftasten van het spoor de absolute waarde van de maximum spoorfout<Emax binnen de toegestane grenzen blijft om ervan verzekerd te zijn dat ook relatief smalle sporen uitgelezen kunnen worden. De omtrekshoekψβ dient hierbij kleiner dan 180° te zijn, opdat verzekerd is dat de afspeelfactor n ook bij relatief smalle sporen een qr voldoende hoge waarde aanneemt. Bijvoorkeur wordt voor de situatie x = 2 de instelhoekoC gelijk gekozen aanctQ = de hoek van de kop-rotatie-baan ten opzichte van het referentievlak in de denkbeeldige situatie bij verhoogde bandbewegingssnelheid, waarbij de kop in staat zou zijn 8602020 PHN 11.922 Η het spoor over de gehele lengte te volgen, OCq c.q. aan — voor de situatie x =
P
5 In een voorkeursvorm volgens de uitvinding wordt de maximum toepasbare waarde van de afspeelfactor, uitgaande van een bepaalde maximum spoorfout£max, bepaald door: 2 ο.Δ n = 1 + -———1 , 1 <fo 10 1 — sinc —— P 2 A £max waarbij de relatieve spoorfout Δ = ——— .
W
Hierbij is van belang dat, ervan uitgaande dat bepaalde parameters voor 15 een apparaat vastliggen, de afspeelfactor n en daarmee de maximaal toepasbare bandbewegingssnelheid bij een bepaalde toegestane maximum relatieve spoorfout Δ uitsluitend afhangt van de omtrekshoek ¥q.
In nog een voorkeursvorm volgens de uitvinding wordt de maximum toepasbare waarde van de afspeelfactor, uitgaande van een 20 bepaald maximum azimuth-verlies optredend ten gevolge van de instelling van de instelhoek, bepaald door: b.c.1 n = 1 + -----, 2W.Wb 25 waarbij: Wb = spoorbreedte b = bitlengte.
Wat het azimuthverlies betreft is de grootte van de afspeelfactor n aldus afhankelijk van een aantal factoren, waarbij van belang is dat n 30 omgekeerd evenredig is met het produkt van de spoorsteek en de spoorbreedte, dat wil zeggen dat n bij relatief smalle sporen en geringe spoorsteek een gunstige waarde bezit. Een gunstige maximaal toepasbare afspeelfactor is realiseerbaar indien de omtrekshoek % gelegen is tussen 60° en 100°. Bij dergelijke omtrekshoeken is bovendien een voor- oc delige mechanische configuratie van het trommelvormig geleidingsorgaan en de bandgeleiders mogelijk.
Een voorkeursvorm volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat tijdens het door de magneetkop aftasten van een spoor vier maal 8602020 * PHN 11.922 5 in absolute waarde eenzelfde maximale spoorfout £max optreedt. Bij een dergelijke baan van de magneetkop kan een bijzonder gunstige maximaal toepasbare bandbewegingssnelheid verkregen worden.
, De uitvinding heeft tevens betrekking op een magneetbandap- 9 paraat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerd. In verband hiermee wordt een voorkeursvorm van een magneetbandapparaat volgens de uitvinding, waarbij het trommelvormig geleidingsorgaan bestaat uit een vast opgestelde boven- en ondertrommel, waartussen een spleet gelegen JU is, waarin de kopdrager roteerbaar opgesteld is, gekenmerkt doordat dat de minimum axiale afstand tussen boven- en ondertrommel groter is dan:
(n-i)W
2 x -.
c.fo-P
15 Bij een dergelijke spleethoogte is de kanteling van de aandrijfas van de kopdrager optimaal mogelijk, zonder risico voor kopbeschadiging. Bij voorkeur wordt de spleethoogte zo minimaal raogelijk gehouden teneinde de bandgeleiding over het geleidingsoppervlak, dat door de spleet in twee delen gescheiden wordt, zo optimaal mogelijk te laten geschieden.
20 Dit is vooral van belang bij een geleidingsoppervlak, gevormd door een een vaste positie innemend trommelstelsel.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de figuren, waarbij:
Fig. 1 een schematische weergave is van voor de uitvinding 25 van belang zijnde delen van een magneetbandapparaat;
Fig. 2 een schematisch bovenaanzicht toont op de kopdrager van het apparaat met een geleidingsoppervlak, waarover een magneetband geslagen ligt;
Fig. 3 een schematisch zijaanzicht toont op de kopdrager; 30 Fig. 1} de baan toont, die een magneetkop over de band be schrijft in relatie tot de lengteas van een af te tasten spoor in een uitvoering van het apparaat, waarbij tijdens het aftasten tweemaal eenzelfde absolute waarde van de maximum spoorfout optreedt en
Fig. 5 de baan toont op een wijze als in fig. H, waarbij 35 tijdens het aftasten viermaal eenzelfde absolute waarde van de maximum spoorfout optreedt.
In de fig. 1 en 2 zijn van een magneetbandapparaat volgens de uitvinding enige met een magneetband 1 samenwerkende delen weergege- 3602820 PHN 11.922 6 ven. Eén van deze delen is een aftasteenheid 2, omvattende een ten opzichte van een niet weergegeven gestel vast opgestelde boventrommel 3 en een eveneens vaste ondertrommel welke trommels tezamen een trommelvormig geleidingsorgaan met een geleidingsoppervlak 5 vormen voor het geleiden van de band 1. Tussen de boven- en ondertrommel is een 5 spieetvormige ruimte aanwezig, waarin een kopdrager 6 roteerbaar is. Op de drager 6 zijn magneetkoppen 7 aangebracht. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn twee onderling diametraal opgestelde koppen 7 aanwezig, doch alternatief zijn ook andere aantallen koppen mogelijk. De drager 6 is aangebracht op een aandrijfas 8 die aan de onderzijde verbonden is met de uitgang van een motor 10. Aan de bovenzijde is de as 8 naar het vrije einde spits toelopend, waarbij het einde steunt in een conisch toelopende lagersohaal 9 op de boventrommel 2.
In het verlengde van de as 8 is onder de motor 10 een naar onderen spits toelopend uitsteeksel 11 aanwezig, waarvan het einde 15 steunt in een conisch toelopende lagersohaal 12. De lagersohaal 12 is aangebracht op een volgens een dubbelpijl 14 rechtlijnig beweegbare heugelstang 13, welke op niet weergegeven wijze geleid is in het niet getoonde gestel. Een rondsel 15 is in aandrijfverbinding met de heugel- 20 stang 13 en wordt aangedreven door een vast met het gestel verbonden motor 16. Door de wijze van afsteunen in de lagerschalen kunnen tijdens het bekrachtigen van de motor 16 via de beweging van de stang 13 de as 8 alsmede de drager 6 en de daarop bevestigde koppen 7 een kantelbewe- ging uitvoeren, waarbij de kantelas 17 bepaald wordt door het bovenste 25 vrije einde van de as 8. Bij voorkeur ligt de kantelas 17 in een vlak, waarin ook de vrije einden van de koppen 7 gelegen zijn.
De magneetband 1 wordt door ten opzichte van de bandbewe- gingsrichting vóór en achter het geleidingsoppervlak 5 opgestelde om- leiders 18 geleid, waarbij ten gevolge van een scheve opstelling van de
rotatieas 8a van de aandrijfas 8 en een in hoogterichting versprongen oU
opstelling van de de bandrandgeleidende delen van de omleiders de band 1 schroeflijnvormig over het oppervlak 5 geslagen ligt. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm is de omtrekshoek (jpQ, waarover de band over het oppervlak 5 ligt 90°, doch ook andere hoeken kleiner dan 180°, zoals 35 60°, zijn mogelijk. Voor een meer gedetailleerd weergegeven uitvoering van een apparaat met een bandomtrekshoek van 90° van het hiervoor vermelde type R-DAT wordt verwezen naar de op 9-4-1985 ingediende Nederlandse Octrooiaanvrage nr. 8501027 (PHN 11.350) van aanvraagster. Zoals 8 6 0 2 8 2 0 PHN 11.922 7 in genoemde octrooiaanvrage vermeld, is een voordeel van een bandom- trekshoek kleiner dan 180", dat op eenvoudige wijze een nauwkeurige positionering van de bandomleiders 18 ten opzichte van de trommels 3 en 4 realiseerbaar is. Ten gevolge van de schroeflijnvormige baan van de 5 band 1 over het geleidingsoppervlak 5 sluit tijdens rotatie van de koppen 7 gedurende het aftasten van de band op elke aftastpositie van de de band aftastende kop de plaatselijke bewegingsrichting van de band een scherpe hoek in met de bewegingsrichting van de kop. In fig. 3 is schematisch een referentievlak 100 aangegeven, dat evenwijdig gelegen 10 is aan de koprotatiebaan, welke de koppen 7 beschrijven tijdens een nominale bandbewegingsnelheid Vq. Verder is een vlak 101 aangeduid, dat evenwijdig loopt aan de koprotatiebaan bij een andere verhoogde bandbe- wegingssnelheid n.Vg. Door de mogelijkheid de aandrijfas 8 te kantelen kan de instelhoek oc tussen de vlakken 100 en 101 ingesteld worden.
15
De motor 16 en het rondsel 15 vormen delen van instelmidde-len, welke afhankelijk van de bewegingssnelheid van de band 1 over het geleidingsoppervlak, de instel- of kantelhoek Otop nog nader te bespreken wijze instellen.
De magneetband wordt na het geleidingsoppervlak 5 geleid 20 naar een kaapstander 19 (Fig. 1), die door een motor 20 met een instelbare snelheid wordt aangedreven. Op de kaapstanderas is een tachoschijf 21 aanwezig, die samenwerkt met een snelheidsopnemer 22, welke aangesloten is op een regeleenheid 23. De regeleenheid 23 stuurt de motor 20. De snelheidsinformatie van de tachoschijf 21 wordt van de opnemer 25 22 doorgegeven aan een stuureenheid 24, waarop de motoren 10 en 16 aangesloten zijn.
De kaapstander 19 werkt samen met een zwenkbaar opgestelde drukrol 25, waarbij de drukrol 25, de motor 20 en de kaapstander 19 transportmiddelen voor het bewegen van de band 1 over het geleidings-30 oppervlak 5 vormen.
De band 1 bevat audio en/of videosignalen, welke in onder een scherpe hoek gelegen onderling evenwijdige sporen zijn opgeschreven. Opgemerkt wordt dat de koprotatiebaan tijdens het schrijven van de sporen evenwijdig verloopt aan het referentievlak 100, dat wil zeggen 35 de instelhoek oC = 0. In Fig. 4 is een dergelijk spoor 26 grafisch uitgebeeld, waarbij de reeds vermelde hoekig ingesloten is tussen de lengteas 26a van het spoor en het referentievlak 100. Indien bij het 3602820 PHN 11.922 8 aftasten de bandsnelheid verhoogd wordt tot een actuele bandsnelheid nV0, bijvoorbeeld om versneld een bepaalde passage op de band op te zoeken, ontstaat indien de kopbaan onder een ongewijzigde instelhoekotg opgesteld staat, een hellingsverschil tussen de baan van de koppen over 5 de band en de lengteas 26a. Op zich blijft de juiste azimuthhoek van de koppen wel gehandhaafd, doch ten gevolge van de afwijkende baan van de koppen, weergegeven in figuur 4 met het verwijzingscijfer 7a, kan slechts een beperkt deel van het spoor 26 afgetast worden.
Het magneetbandapparaat volgens de uitvinding is van het 10 type, waarbij signalen in digitaal gecodeerde vorm op de band in sporen worden opgeschreven, zoals bij het hiervoor vermelde type R-DAT. Bij het hiervoor vermelde versnelde bandtransport zou het aftasten van een beperkt deel van het spoor 26 ertoe kunnen leiden dat bijvoorbeeld het deel van het spoor, waar de tijdcode is geregistreerd, niet wordt afge-15 tast, waardoor de digitale data niet kan worden uitgelezen. Bij het apparaat volgens de uitvinding wordt dit opgelost door de aandrijfas 8 bij een verhoogde bandsnelheid op de reeds vermelde wijze enigszins te kantelen, waarbij de heugelstang 13 vanuit de in fig. 1 getoonde middenstand, dat wil zeggen de stand van de as 8 behorende bij een nomi- 20 nale bandsnelheid Vq> door de motor 16 verplaatst wordt. De grootte van de verplaatsing en daarmee de kanteling wordt gestuurd door de stuur- eenheid 24, welke informatie over de bandsnelheid ontvangt vanaf de snelheidsopnemer 22. Door deze kanteling gaat nu de baan van de koppen over de band een verloop aannemen als in fig. 4 aangeduid met het ver-25 wijzingscijfer 7b respectievelijk in fig. 5 met het cijfer 7c, dat wil zeggen de koppen krijgen ten opzichte van het referentievlak 100 i.p.v. de oorspronkelijke lineaire hoogteverplaatsing een sinusvormige hoogteverplaatsing. Deze hoogteverplaatsing wordt bij voorkeur zo gekozen dat een symmetrisch verloop ten opzichte van het snijpunt van het 30 referentievlak 100 en de halve spoorlengte optreedt. Volgens een aspekt van de uitvinding zijn twee mogelijkheden aanwezig voor de sinusvormige baan van de magneetkoppen, namelijk een eerste mogelijkheid als weergegeven in Fig. 4, waarbij tweemaal, en een tweede mogelijkheid als weergegeven in Fig. 5, waarbij viermaal eenzelfde in absolute waarde maxi-35 male afwijking van de baan ten opzichte van de lengteas 26a optreedt.
Teneinde bij kanteling een optimale instelling van de instelhoek oc te verkrijgen bij een verhoogde actuele bandsnelheid n.VQ
8602820 ΡΗΝ Π.922 9 en bij een acceptabele absolute waarde van de maximale spoorfout £max, zodat verzekerd is dat elk spoor uitgelezen kan worden, dient ot volgens een aspekt van de uitvinding bij beide bovenvermelde mogelijkheden te voldoen aan: 5
(n-1)W
ot ----..... .
c.^pQ.R.p
Hierbij zijn: W = spoorsteek 10 R = straal geleidingsoppervlak 5
2TCR
k.1 waarbij 1 = spoorlengte en k = aantal koppen j5 n = verhouding actuele : nominale bandsnelheid (afspeelfactor) p = factor met waarde p = 1 voor de vermelde eerste mogelijkheid en COS Ψ 20 p = voor de vermelde tweede mogelijkheid van de 4 sinusvormige baan van de magneetkoppen.
Voor een verdere behandeling van de afleiding van de instelhoek oc en van andere grootheden wordt naar de volgende beschouwingen verwezen.
Tevens wordt opgemerkt, dat met deze wijze van instelling van de instelhoek <Xook ten gevolge van bijvoorbeeld rek van de band bij een nominale bandsnelheid Vg optredende hellingsfouten van de lengteas van de sporen effektief gecompenseerd kunnen worden.
30 Algemene beschouwing
Voor de hoogteverplaatsing h van de koppen 7 ten opzichte van het referentievlak 100 bij een instelhoek oc valt bij een trommelvormig geleidingsoppervlak af te leiden dat: 35 Λ
Rtgoc sin ψ h = —' \/1 + tg2ec,sin2cp * 8 6 0 2 C 2 0 PHN 11.922 10 waarbij R = straal van geleidingsoppervlak 5 ψ= omtrekshoek van kop gerekend ten opzichte van het midden van de omtrekshoekψβ (zie fig. 2) h volgt de lijn 7b in figuur 4 respectievelijk 7c in figuur 5 δ
Voor kleine instelhoekQC is dit te benaderen door: h =0(,. R. sin (f* 10
Max. azimuthfout ten gevolge van kantelen treedt op voor γ= 0 en is gelijk aan oc.
Voor hmax geldt nog: 15 hmax = R-Sin 00
Voor kleine te benaderen door 2Q hmax ~ R·
Gewenste hoogtepositie g van kop ten opzichte van nominaal, welke de kop moet hebben om op spoor te blijven (g volgt de lijn 26a in figuur 4 respectievelijk figuur 5): 25 (n-1).W ψ g = - . - » <Po
2TXR
met c = ......- k.1 30 waarbij n = afspeelfactor = verhouding tussen nominale snelheid Vq en actuele snelheid n.Vg van band W = spoorsteek 1 = spoorlengte k = aantal plaatsen met koppen gelijkelijk verdeeld over omtrek 35 van de trommel.
8602020 PHN 11.922 11
Voor de meeste reeordingsystemen geldt c = 1 maar voor het R-DAT systeem e = 2. Deze afwijkende waarde van c = 2 voor R-DAT wordt veroorzaakt, daar bij dat systeem bij ψο = 90" en totaal twee koppen steeds enige tijdsduur gelegen is tussen het moment dat tijdens het 5 aftasten kop 1 het einde van een spoor bereikt en kop 2 aanvangt op een ander spoor.
(n-1).W
Gewenste helling — e.1 10 (Λο = helling lengteas 26a van spoor)
Verder geldt: 1 = ^qR
(n-1).W
zodat ...... .
. “•‘Po-H
De gewenste hoogtepositie g van de kop wordt dus ook gegeven door: g = oc0R<p
Mogelijkheid 1, waarbij tweemaal eenzelfde absolute waarde van de 20 maximum spoorfout optreedt (figuur 4),
Vanwege het uitgangspunt dat de baan van de kop verloopt als weergegeven in figuur 4 geldt hier ot = ocq,
,, (n-l).W
dus geldt oc - -
c.f0-R
tevens geldt h =^Q.R.sin<^ g =oc0.R.^> 30 _
Spoorfout C s g-h = 06qR (ψ- sin f) c ω C maximaal voor ym = ± — 2 35 8602820 PHN 11.922 12 c ψο ψο
Dus Cm = oCqR (--sin —) 2 2
Stel toegestane £m =Δ. W 5 dat wil zeggen de maximum spoorfout is een deel van de spoorsteek % f° Λ dan geldt:0CqR (— - sin —) = Δ. W 2 2 10 (n-1) .W Ψθ
( — - sin —) = Δ . W
o.fo 2 2 2 fo
<5 (n-1) (1 - - sin -) = 2cA
fo sin — fo 2 20 met sine — = - 2 fo 2 fo krijgen we (n-1) (1 - sine -) = 2c Δ 25 2 2 e Δ ofwel n = 1 + .
% 1 - sine — 2 30
Deze formule geeft dus de max. toepasbare n bij gekozen £m.
Hierbij is het gewenst dat n een geheel getal is; gekozen wordt het eerst lagere gehele getal. Bij de gangbare zogenaamde azimuthrecording 35 moet in het algmeen n ook nog een veelvoud van twee zijn, tenzij extra koppen worden toegepast.
8602820 PHN 11.922 13
Overzicht van afspeelfactor n bij bepaalde waarden van Ψο: ~fo [ » ί-° 5 2
Tl (180°) 5,5 1 + 5,5 c Δ 2/3 π(120β) 11,6 1 + 11,6 c Δ 10 — 1/2 Tt( 90°) 20,0 1 + 20,0 c Δ 1/3 TT( 60') 44,4 1 + 44,4 c Δ 15 ω
Hieruit valt voor een bepaalde Jq de maximum afspeelfactor n af te leiden als c en Δ bekend zijn. Wat opvalt is de wezenlijke toename van n voor omtrekshoeken van onder I80e, in het bijzonder voor hoeken van 90* en kleiner.
20 rn λ
Met het bovenstaande kan ook bij een bepaalde Yg en n v*a m s ^-W bepaald worden wat de waarde van de maximum spoorfout <^m is.
Voor hmax geldt nog het volgende: 25
hmax = Roe = R«o (n-1).W
ofwel hmax = --- o-fo 30 voor de hoogte van de spleet tussen de vaste boven- en ondertrommel 3 respectievelijk 4 moet rekening gehouden worden met 2.hmax.
Mogelijkheid 2, waarbij viermaal eenzelfde absolute waarde van de 25 maximum spoorfout optreedt (figuur 5).
Deze spoorfout treedt op aan het begin en het eind van het spoor en tweemaal tussen de einden onderweg.
8 6 0 2 & 2 0 PHN 11.922 14
Nu geldt: h = Rotsin g = R<*0 f € = g-h = R(oc0f- ocsinf) 5 d£ - = R ( OCq -OC GOS (P) = 0 d<f> ofwel «- cos fm =<=t o 10 <*o cosfm= - sinfm = /- (-^)^ 15 *0
Tm = bg cos ( —)
De max. spoorfout onderweg treedt dus op voor +^m en en wordt gegeven door: 20 Γ <Xq /- ^m = R‘ *0 bg cos (~) - oc\/i - (—~)2 £ f* 0 a0 v/ ofwel c.m = R oc f (-) bg cos (-) — \/1 — (-)2 - I oc oc V oc 25
De fout aan het einde van het spoor wordt gegeven door: c f\ fo fo\ C ~ R· ao . — -oCsin — 1
2 2 J
r cx, (p cp λ qn ζ 0 T 0 *7 0 * ofwel C = R oC ' (—(—) - sin (-) - oc 2 2
1 J
De fout aan het einde van het spoor moet nu gelijk zijn aan -£"m zodat: 35 «0 fo fo \ / °°0 α0 (~“0 (—) - sin (-) = \/ 1 - (-)2 - (—) bg cos (— oC 2 2 v °C oc oc S 6 0 2 C 2 0 ΡΗΝ η. 922 15 αο
Met ρ = — gaat dit over in;
Cc ψο ψο χ I ρ ρ (—) - sin (—) = V 1 - ρ^ - ρ bg oos ρ 5 2 2 χΓ 7 Φ° ofwel ρ bg cos ρ - y 1 - Ρ^ - sin C—) + ρ (—) = 0 2 2 jq Hieruit is ρ (en dus oc) te bepalen indien ψο gegeven is.
^0 £
Met OC = — wordt c.m nu gegeven door:
P
, «-0B Γ ψ0 Ψθ' 15 £m = - p(—) - Sin (-) ' P 2 2 % (n-1)W ψο ψο' £ m = -75- P(—) - sin C—) ’ c T qP 2 2 20
We stellen weer è m - £ w
2 Ψο I A
zodat (n-1H 1 - ----- sin (——) 7= 2 ο Δ
25 1 ^ 2 J
i 1 ψ° 1 ofwel (n-1)< 1--sin c (—) r = 2 c Δ
P 2 J
30 2 G & dus n = 1 + - 1 ψο 1 — sin c (—) P 2 35 hierbij is voor niet te grote waarden van q p te benaderen door p = cos —·. Dit geldt in het bijzonder voor q 1/2TT.
4 8602020 PHN 11.922 16 cpo
Overzicht benadering van p door cos —: 4 5 r~* ^ ^ ft-
To p eos — 4 2/3 TC .870 . 866 10 1/2 TT . 925 · 924 1/3 TT .966 . 966
Overzicht van afspeelfactor n bij bepaalde waarden van<^>o: —Vo —--—~Ί ή 1 <fo 1 — sin c (—) P 2 20---— TC 16,4 1 + 16,4 c Δ 2/3 TC 40,5 1 + 40,5 c Δ 1/2 TT 74,9 1 + 74,9 c Δ 25 1/3 TT 175 1 + 175 c Δ
Een vergelijking van deze tabel met die voor de situatie dat de gelijke 30 absolute waarde van £ m tweemaal optreedt leert dat nu de afspeelfactor n een ca. 3 a 4 maal hogere waarde heeft. Hieruit blijkt dat toepassing van de viermaal optredende zelfde absolute waarde £· m van groot voordeel is voor de waarde van de afspeelfactor n.
00 0
35 Aangezien oc = — geldt nu voor hmax P
hmax = R <*- = R
P
*0 8602020 PHN 11.922 17
(n-1) W
ofwel hfflax = ---
GT0 P
g Ook hier geldt, dat voor de hoogte van de spleet tussen de boventrommel 3 en ondertrommel 4 rekening gehouden moet worden met 2.hmax.
Begrenzing van afspeelfaotor door azimuthfout 10
Het verlies t.g.v. de azimuthfout wordt gegeven door: φ *ïtffb tgöt· f— — sin c o λ
,δ X
waarbij A = golflengte Wb = spoorbreedte ^ s flux door de kop 20 φ = flux door de kop als er geen azimuthfout optreedt.
*0
Uitgaande van een digitaal recording systeem, zoals R-DAT, stellen we nu dat bij de maximale azimuthfout °Cm het eerste nulpunt van de sinc 25 funktie minimaal bij 2 x de bitfrequentie moet liggen. Dan krijgen we: “TC wbtg% sinc = 0 met b = bitlengte b/2 -n W^tgo^,, 30 ofwel ------- . — = 1 b/2 tfbtg^m = b/2 b 35 tgocm = - 2Wb b °^m = are tg----- 2Wb 8 6 0 2 G 2 0 PHN 11.922 18
Voor niet te grote is dit te benaderen door: b α__ m - 2Wb 5
Outputverlies bij de z.g. Nyquistfreq (d.w.z. de halve bit frequentie) π fn = fb/2 gegeven door sinc —- 10 2Sfl 4
Dit is gelijk aan —— ofwel -0,9 dB.
TC
TC
Outputverlies bij bitfrequentie fb gegeven door smc — 2 15 2
Dit is gelijk aan — ofwel -3,9 dB.
tt
De max. azimuthfout is gelijk aan de max. instelhoek oc.
Kiezen we mogelijkheid 1 dan geldt:
20 (n-1 )W
oC =ocn - -
0 o <f o H
b (n-1) W
Dus — = ..............
25 2Wb c ψ o R
b c <jp0 R bel n = 1 + — - ------------- = 1 + -—.
2W.Wb 2W.Wb 30
Kiezen we mogelijkheid 2 dan geldt:
<*0 (n-1) W
P cf0Rp 35
b (n-1) W
Dus - =-------- 2wb o f o R p 8602820

Claims (7)

1. Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, omvattende - een roteerbare kopdrager (6), voorzien van de magneetkop (7), - een trommelvormig geleidingsorgaan (3,4) met aan de buitenzijde een 5 nabij een deel van de baan van de magneetkop gelegen gekromd geleidingsoppervlak (5), waarlangs over een bepaalde omtrekshoek (¾) een magneetband (1) sohroeflijnvormig geleid wordt teneinde met de magneetkop (7) op de band signalen in schuin gerichte, onderling parallelle sporen (26) uit te lezen, ^ - transportmiddelen (19,20,25) om de magneetband met een nominale snelheid (Vq), alsmede met varieerbare snelheden (n.Vo) over het geleidingsoppervlak (5) te bewegen, waarbij tijdens de nominale snelheid (Vq) de magneetkop (7) een rotatiebaan evenwijdig aan een referentievlak (100) beschrijft, ^ - instelmiddelen (15,16) welke afhankelijk van de bewegingssnelheid van de band over het geleidingsoppervlak (5) de rotatiebaan van de magneetkop (7) instellen volgens een instelhoek (oc) ten opzichte van genoemd referentievlak (100), met het kenmerk, dat pn - de magneetband (1) over het geleidingsoppervlak (5) geslagen wordt over een omtrekshoek (ψο), welke kleiner dan 180° is, - voor het aftasten van de sporen door de instelmiddelen (15,16) de instelhoek (©^) van de magneetkop-rotatiebaan ingesteld wordt volgens: 25 (n-1).W α -- , c.<fo-R-P waarbij: W = spoorsteek R = straal geleidingsoppervlak 30 2TIR c = -, waarbij 1 = spoorlengte en k = aantal koppen. k.1 n s afspeelfactor, bepaald door de verhouding tussen de actuele (n.Vo) en de nominale (Vq) bewegingssnelheid van de band over het geleidingsoppervlak. 35 p = factor, afhankelijk van aantal raaal£x)dat tijdens het door de magneetkop aftasten van een spoor in absolute 8602820 21 waarde eenzelfde maximale spoorfout£jnax optreedt, waarbij p = 1 indien x s 2 en cos <p0 p = —indien x = 4 · 5 *
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de maximum toepasbare waarde van de afspeelfaetor (n), uitgaande van een bepaalde maximum spoorfout £max, bepaald wordt door: 10 2 ο.Δ n = 1 + ................, 1 fo 1. sinc — P 2 € max waarbij de relatieve spoorfout Δs —---- W 15
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de maximum toepasbare waarde van de afspeelfaetor (n), uitgaande van een bepaald maximum azimuth-verlies optredend ten gevolge van de instelling van de instelhoek, bepaald wordt door: 20 b.c.l.p n = 1 + , 2W.Wb waarbij: Wb = spoorbreedte „ b = bitlengte. 25
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de omtrekshoek<Pq gelegen is tussen 60" en 100".
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tijdens het door de magneetkop (7) aftasten van een spoor vier maal in absolute waarde eenzelfde maximale spoorfout <- max optreedt.
6. Magneetbandapparaat, waarbij de werkwijze volgens conclusie 1 uitgevoerd. 25
7. Magneetbandapparaat volgens conclusie 6, waarbij het trommelvormig geleidingsorgaan bestaat uit een vast opgestelde bovenen ondertrommel (3>4), waartussen een spleet gelegen is, waarin de kopdrager (6) roteerbaar opgesteld is, met het kenmerk, dat de minimum 86 0 2 C 2 0 PHN 11.922 22 axiale afstand tussen boven- en ondertrommel (3,4) groter is dan: (n-1)W 2 x - . 5 o.fo-P 10 15 20 25 30 35 Ü 6 0 2 8 2 0
NL8602820A 1986-11-07 1986-11-07 Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, alsmede magneetbandapparaat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerd. NL8602820A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602820A NL8602820A (nl) 1986-11-07 1986-11-07 Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, alsmede magneetbandapparaat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerd.
EP87202130A EP0270155B1 (en) 1986-11-07 1987-11-04 Magnetic-tape apparatus
US07/117,128 US4816927A (en) 1986-11-07 1987-11-04 Magnetic-tape apparatus, having means for optimizing tape speed
DE8787202130T DE3772166D1 (de) 1986-11-07 1987-11-04 Magnetbandgeraet.
KR870012486A KR880006674A (ko) 1986-11-07 1987-11-06 자기 테이프장치
JP62279408A JPS63136301A (ja) 1986-11-07 1987-11-06 磁気テープ装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602820A NL8602820A (nl) 1986-11-07 1986-11-07 Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, alsmede magneetbandapparaat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerd.
NL8602820 1986-11-07

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8602820A true NL8602820A (nl) 1988-06-01

Family

ID=19848800

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8602820A NL8602820A (nl) 1986-11-07 1986-11-07 Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, alsmede magneetbandapparaat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerd.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4816927A (nl)
EP (1) EP0270155B1 (nl)
JP (1) JPS63136301A (nl)
KR (1) KR880006674A (nl)
DE (1) DE3772166D1 (nl)
NL (1) NL8602820A (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR940007575B1 (ko) * 1991-03-18 1994-08-20 삼성전자 주식회사 헤드드럼 각도 조절장치 및 방법
US5504642A (en) * 1991-11-25 1996-04-02 Victor Company Of Japan, Ltd. Magnetic recording/reproducing apparatus having a locus plane of rotary heads tiltable with respect to a lower drum
GB2265045B (en) * 1992-02-28 1995-11-29 Sony Broadcast & Communication Magnetic tape replay apparatus
MY109871A (en) * 1992-09-24 1997-09-30 Victor Company Of Japan Magnetic recording/reproducing apparatus having a locus plane of rotary heads titable with respect to a lower drum
KR100326576B1 (ko) * 1993-09-27 2002-06-22 이데이 노부유끼 신호재생장치
JP2900821B2 (ja) * 1995-03-02 1999-06-02 日本ビクター株式会社 磁気記録/再生装置及び磁気記録/再生装置における回転ドラムの傾斜角制御方法
US5901011A (en) * 1995-08-24 1999-05-04 Lg Electronics Inc. Tape guide angle controlling apparatus for magnetic tape recorder-player
DE69633470D1 (de) * 1995-12-14 2004-10-28 Victor Company Of Japan Magnetwiedergabegerät
US5771132A (en) * 1996-07-03 1998-06-23 Victor Company Of Japan, Ltd. Tracking error data detecting apparatus and VTR having the same apparatus
US6307701B1 (en) * 1998-10-20 2001-10-23 Ecrix Corporation Variable speed recording method and apparatus for a magnetic tape drive
JP2002015415A (ja) * 2000-06-29 2002-01-18 Fuji Photo Film Co Ltd 磁気ディスク

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3144521A (en) * 1959-11-06 1964-08-11 Sony Corp Magnetic tape recorder
US3943566A (en) * 1974-07-17 1976-03-09 International Business Machines Corporation Dynamic skew correction for rotating head magnetic recorder
JPS58100201A (ja) * 1981-12-10 1983-06-14 Fuji Photo Film Co Ltd テ−プ走査方法および装置
JPS60142847U (ja) * 1984-03-05 1985-09-21 日本ビクター株式会社 磁気テ−プ記録再生装置

Also Published As

Publication number Publication date
JPS63136301A (ja) 1988-06-08
US4816927A (en) 1989-03-28
KR880006674A (ko) 1988-07-23
EP0270155B1 (en) 1991-08-14
DE3772166D1 (de) 1991-09-19
EP0270155A1 (en) 1988-06-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8602820A (nl) Werkwijze voor het instellen van een magneetkop van een magneetbandapparaat, alsmede magneetbandapparaat, waarbij deze werkwijze wordt uitgevoerd.
US4945427A (en) Magnetic disk recording with variable track width and variable track density
US6778343B2 (en) Method, apparatus and storage system having storage media with different track pitch based upon a width of a write element associated therewith
US5029030A (en) Rotary actuator system with zero skew angle variation
US3500363A (en) Scanning apparatus
JPS61172247A (ja) 磁気テ−プに情報を記録し読み取る装置
US3391255A (en) Transducing system
EP0463750A1 (en) Rotary magnetic head drums
US5537266A (en) Tape loading device and magnetic conversion apparatus
US5638231A (en) Magnetic recording and reproducing device having no moveable slanting posts
JPS58100201A (ja) テ−プ走査方法および装置
US3436491A (en) Helical scan recorder with tapered drum to prevent oxide build-up
US3757030A (en) Continuous spiral rotating head and disk video buffer system
US5734537A (en) Tape guide structure of rotary head drum in recording/reproduction apparatus and method of machining the same
JP2768478B2 (ja) 磁気記録再生装置
JPH1186469A (ja) ピックアップ送り装置
JPH01154329A (ja) 光デイスク
GB2140191A (en) Phonograph
JPH01134766A (ja) 光ディスク装置
JPH01196738A (ja) 光ディスクのトラッキング装置
EP0208763A1 (en) Playback tracking control apparatus
JPS5938959A (ja) 記録再生用装置のテ−プガイドピン
JPH01134767A (ja) 光ディスク装置
JP2001101674A (ja) 光ディスク装置
JPS5842527B2 (ja) デイスクジヨウキロクバイタイヘノ ジヨウホウシンゴウノキロクホウホウ

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed