NL8602814A - Laadvloer. - Google Patents

Description

μ NL/33.831-Me/f.

9

Laadvloer.

De uitvinding heeft betrekking op een laadvloer voor transportvoertuigen, zoals vrachtwagens en opleggers of voor laadcontainers.

Vele transportvoertuigen bezitten laadvloe-5 ren van gelaagd hardhout, die in het voertuig zijn ondersteund door chassisdelen, die in de dwarsrichting van het voertuig verlopen. Een bij de vervaardiging van dergelijke voertuigen optredend probleem is de fluctuerende, in het algemeen hoge prijs van gelaagd hardhout voor de laadvloer van deze transit) portvoertuigen. Bovendien zijn uitgebreide kwaliteitscontroles noodzakelijk bij de vervaardiging van gelaagde hardhouten vloeren voor vrachtvoertuigen, aangezien de vloeren jaren van intensief gebruik moeten weerstaan. Voorts bezitten vele geheel houten vloeren in de lengterichting verlopen-15 de messing- en groefverbindingen tussen aangrenzende planken, welke verbindingen het verwijderen en vervangen van afzonderlijke planken voor reparatie van de vloeren bemoeilijken.

Met het oog op de in het voorgaande genoemde moeilijkheden, is het wenselijk geworden vloeren te 20 construeren, waarin tenminste een aantal gedeelten van het gelaagde hardhout in de vloer zijn vervangen door vloereen-heden, die zijn gemaakt van beschikbaar, redelijk geprijsd materiaal en die sterk genoeg zijn om op dezelfde wijze als de gelaagde hardhouten gedeelten te functioneren. Hiertoe 25 werd volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.288.957 voorgesteld rechthoekig gegolfde platen met zijflenzen zij aan zij in een voertuig te plaatsen, teneinde rechthoekige uithollingen te vormen voor het opnemen van balken, die op de flenzen van de gegolfde platen zijn gelegen. Deze bekende 30 samengestelde vloer vereist evenwel stalen versterkingsdelen, die in de benedenwaarts openende plooien van de gegolfde platen zijn gelast, waardoor extra fabricage' en materiaalkosten bij de vervaardiging van deze samengestelde vloer ontstaan. Bovendien is het grootste gedeelte van het opper-35 vlak van deze bekende vloer gemaakt van een materiaal met weinig grip, zoals staal, hetgeen minder weerstand tegen slippen van de wielen van vorkheftrucks en dergelijke biedt dan bij een materiaal met een hoge wrijving, zoals hout.

8602814 -2- *

Het doel van de onderhavige uitvinding is een laadvoer voor een transportvoertuig te verschaffen, waarbij de met een geheel houten vloerconstructie gepaard gaande moeilijkheden zijn verminderd.

5 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een in de lengterichting van de oplegger plaatsbare, samengestelde vloer te voorzien van voorgevormde plaatmetalen panelen met in de lengterichting verlopende kanalen. Tussen de met kanalen voorgevormde panelen bevin-10 den zich gelaagde houten planken. In een in de bovenwaartse richting geopend kanaal van elk voorgevormd metalen paneel bevindt zich evenwel een vullichaam, dat is vervaardigd van ongelaagd hout van een lagere kwaliteit dan de gelaagde houten planken of van enig ander geschikt materiaal. Door 15 de uitvinding kan de vermindering van twee/derde van het relatief dure gelaagde hardhout in een laadvloer van het transportvoertuig worden bereikt, terwijl de kwaliteit ten aanzien van een hoge traktie van het oppervlak van een houten vloer gehandhaafd blijft.

20 De uitvinding zal hierna worden toege licht aan de hand van de tekening, die een uitvoerings-voorbeeld van de laadvloer volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een oplegger, die is voorzien van de samengestelde 25 laadvloer volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een bovenaanzicht van de laadvloer volgens fig. 1, waarbij de contouren van een opleggerchassis met een streepstippellijn zijn aangeduid.

Fig. 3 is een doorsnede volgens de 30 lijn 3-3 in fig. 1.

Fig. 4 is een doorsnede volgens de lijn 4-4 in fig. 2.

Fig. 5 is een doorsnede volgens de lijn 5-5 in fig. 2.

35 Fig. 6 is een dwarsdoorsnede van de laadvloer, waar wordt geïllustreerd op welke wijze de vloer door een voertuigwiel wordt belast.

Fig. 7 is een uiteengenomen aanzicht van een gedeelte van de samengestelde laadvloer volgens 40 de uitvinding.

8602814 -3-

Fig. 8 is een dwarsdoorsnede van de samengestelde laadvloer,waarbij de samengestelde laadvloer is onderworpen aan een belasting, terwijl de vullichamen en gelaagde hardhoutplanken zijn verwijderd, waarbij de voorge-5 vormde panelen duidelijkheidshalve op overdreven wijze zijn vervormd.

De hierna volgende beschrijving is gericht op de constructie van een samengestelde laadvloer in een oplegger. Er moet evenwel worden begrepen, dat verschillende 10 veranderingen in detail en. opstelling kunnen worden aangebracht, teneinde de samengestelde vloer geschikt te maken voor gebruik in elk soort opslaginrichting voor vracht of elk vrachttransportvoertuig, welke veranderingen afhangen van de door de gebruiker gewenste, bijzondere toepassing van 15 de samengestelde laadvloer.

In de fig. 1 tot 4 en 7 is een samengestelde vloer 10 weergegeven, die in een oplegger 14 is aangebracht , ondersteund door dwarsdelen 12, die in de dwarsrich-ring van de oplegger 14 verlopen met een onderlinge afstand 20 van bij voorkeur 300 mm (1 voet). Op de dwarsdelen 12 van de oplegger 14 zijn met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16 geplaatst, die met een onderlinge afstand "A" (zie fig. 7) in de langsrichting van de oplegger 14 verlopen. Zoals het best in de fig. 4 en 7 is te zien, bezit elk met kanalen uitge-25 voerde paneel 16 een zijgedeelte met een middelste, bovenwaarts geopend kanaal 18, dat aan beide zijden is geflankeerd door benedenwaarts geopende kanalen 20. De benedenwaarts geopende kanalen 20 bezitten horizontale lijven 24, waarin in de langsrichting verlopende versterkingsribben 26 zijn 30 gevormd, die voorkomen, dat de horizontale lijven 24 plaatselijk knikken, wanneer een lading op het vloerpaneel 16 is geplaatst. Vanaf de beide zijden van het vloerpaneel 16 strekken zich in zijwaartse richting verbindingsflenzen 22 uit, die in hun vrije toestand bij voorkeur bovenwaarts zijn 35 gebogen, zoals is weergegeven in fig. 4. De met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16 zijn bij voorkeur gewalst van plaatstaal 16 met een breeksterkte tussen 480 MPa en 900 MFa (70.000 psi-130.000 psi).

Op de dwarsdelen 12 zijn in de tussen-40 ruimten "A" (zie fig. 7) tussen de vloerpanelen 16 gelaagde 8602^14 * -4- hardhouten planken 28 geplaatst, die aan de dwarsdelen 12 zijn bevestigd door middel van bijvoorbeeld vloerschroeven (niet weergegeven) en die tussen de vloerpanelen 16 passen, zodat langsranden 32 van de planken 28 grenzen aan buiten-5 ste zijwanden 30 van het vloerpaneel 16, terwijl bij voorkeur een spleet van 0,25 mm tot 2,3 mm tussen de randen 32 en de buitenste zijwanden 30 aanwezig is, zodat het mogelijk is, dat de gelaagde hardhouten planken 28 tengevolge van vochtabsorptie uitzetten. Om de dwarsdelen 12 zijn 10 aan de zijranden van de samengestelde vloer 10 gelaagde zijplanken 58 geplaatst, die grenzen aan de buitenste zijwanden 30 van de twee met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16, die het dichtst bij de zijden van de oplegger 10 zijn gelegen, terwijl bij voorkeur een spleet van 0,25 mm tot 15 2,3 mm tussen de gelaagde zijplanken 25 en de buitenste zijwanden 30 aanwezig is, zodat het mogelijk is, dat de gelaagde zijplanken 48 tengevolge van vochtabsorptie uitzetten .

Indien de gelaagde hardhouten planken 20 28 en gelaagde zijplanken 58 op hun plaats zijn gelegen, liggen zij op de verbindingsflenzen 22 van de vloerpanelen 16 en drukken deze verbindingsflenzen naar beneden. De verbindingsflenzen 22, die in hun onbelaste stand bovenwaarts zijn gebogen, drukken bovenwaarts en tegen de 25 gelaagde hardhoutplanken 28 en de gelaagde zijplanken 58, teneinde een lekkagebestendige verbinding tussen de met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16 en de bijbehorende planken te vormen. Een verder afdichtmiddel is verschaft door elastisch indrukbare afdichtstrippen 34 op de verbin-30 dingsflenzen 22. De verbindingsflenzen 22 en de afdichtstrippen 34 passen in groeven 36 en een schuine kant 38 aan de bodem van de gelaagde hardhouten plank 28, zoals is weergegeven in fig. 4.

In het licht van de voorgaande bespre-35 king zal het duidelijk zijn, dat de gelaagde hardhoutplanken 28 en de gelaagde zijplanken 58 niet alleen van de dwarsdelen 12, doch ook van de met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16 een vertikale ondersteuning krijgen door middel van de verbindingsflenzen 22, waarop de gelaagde hardhouten 40 planken 28 en de gelaagde zijplanken 58 liggen. Aamgezien de 860 2 8 1 4 -5- met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16 een gedeelte van de vertikale ondersteuning voor de gelaagde planken 28 en 58 verschaffen, verdient het de voorkeur, dat de buigstijfheid of weerstand tegen buiging van de vloerpanelen 16 groter is 5 dan die van de gelaagde planken 28, 58. Derhalve wordt, wanneer de gelaagde hardhouten planken 28 en de gelaagde zijplanken 58 worden onderworpen aan een langsbuiging tussen de dwarsdelen 12 tengevolge van een vertikale belasting, de langsbuiging beperkt door de met kanalen uitgevoerde 10 vloerpanelen 16. Bij een uitvoeringsvoorbeeld van de samengestelde vloer volgens de uitvinding was de buigstijfheid van het met kanalen uitgevoerde vloerpaneel 16 86% groter dan de buigstijfheid van de gelaagde planken 28, 58, waarbij de buigstijfheid van de gelaagde planken 108 MPa per mm plank-15 breedte en de buigstijfheid van de met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16 202 MPa per mm paneelbreedte bedroeg.

Een vullichaam 42 is in de bovenwaarts geopende kanalen 18 van het met kanalen uitgevoerde vloerpaneel 16 geplaatst, welk vullichaam 42 bij voorkeur van 2Cf on gelaagd hardhout is vervaardigd, doch eveneens van elk geschikt materiaal, zoals urethan -schuim met hoge dichtheid kan zijn gemaakt. Zoals nu aan de hand fig. 8 zal worden toegelicht, bewerkstelligt het vullichaam 42 een vermindering van de door een belasting veroorzaakte verbuiging van het ge-25 deelte van de vloerpanelen 16, dat is gelegen tussen de dwarsdelen 12. Fig. 8 toont een gedeelte tussen de dwarsdelen 12 van het vloerpaneel 16 zonder het vullichaam 42 en toont op overdreven wijze de gebogen vorm van het vloerpaneel 16 onder een vertikale belasting. De naar de vertikale belasting 30 toegekeerde zijde van het met kanalen uitgevoerde vloerpaneel 16 is op druk belast, hetgeen veroorzaakt, dat de zijwanden 44 binnenwaarts worden gebogen ten opzichte van tussenruimte B (zie fig. 8), die geen weerstand tegen drukkrachten biedt. Het vullichaam 42 past in het bovenwaarts geopende kanaal 18 35 en dient als een massieve opvulling in tussenruimte B, ten -einde het binnenwaarts buigen van de zijwanden 44 tegen te gaan, waardoor de samendrukking en de hiermede gepaard gaande zijwaartse buiging van het vloerpaneel 16 wordt verminderd. Opgemerkt wordt, dat een massieve opvulling, zoals het vul-40 lichaam 42, niet het enige middel vormt voor het voorkomen van 8602814 -6- het binnenwaarts buigen van de zijwanden 44 ten opzichte van het bovenwaarts geopende kanaal 18. Het vullichaam of de vulbalk 42 kan bijvoorbeeld worden vervangen door steunen of klampen, die zich in dwarsrichting binnen het bovenwaarts 5 geopende kanaal 18 uitstrekken tussen de binnenste zijwanden 44 van het bovenwaarts geopende kanaal 18.

Het verdient de voorkeur, dat de bovenste, de lading dragende oppervlakken 46 van de vulbalken 42, alsmede de bovenste, ladingdragende oppervlakken 40 van de 10 gelaagde hardhouten balken 28 tussen 2 mm en 6,5 mm boven de horizontale lijven 24 van het met kanalen uitgevoerde vloerpaneel 16 verlopen. Het verdient eveneens de voorkeur, dat de breedte van de horizontale lijven 24 tussen 75 mm en 125 mm ligt, hetgeen smaller is dan de gebruikelijke 15 breedte van 175 mm van een wiel van een vorkheftruck. Derhalve wordt, zoals in fig. 6 is te zien, de belasting verdeeld over de gelaagde hardhouten planken 28, de benedenwaarts geopende kanalen 20 en de vulbalken 42. Aldus wordt de belasting van het wiel 48 niet volledig gedragen door 20 de benedenwaarts geopende kanalen 20 of de horizontale lijven 24, die derhalve geen bijzondere versterkingsmiddelen vereisen, om de belasting van het wiel 48 te dragen.

Zoals in de fig. 2, 3 en 6 is weergegeven, vormen de bovenvlakken 46 van het vullichaam 42 en de 25 bovenvlakken 40 van de gelaagde planken 28 te zamen met de bovenvlakken van de zijplanken 58 en de lijven 24 het lastdragende oppervlak van de laadvloer 10. De verhouding van de opgetelde oppervlakten van de bovenvlakken van de planken 28 en 58 en de vullichamen 42 tot de som van de 30 oppervlakten van de bovenvlakken van de lijven 24 is groter dan 1. Op deze wijze bestaat het grootste gedeelte van de oppervlakte van het bovenvlak van de vloer 10 uit hout, dat een hogere wrijvingscoëfficiënt bezit dan de lijven 24, die van metaal zijn vervaardigd.

35 Éüvendlen,zoals is weergegeven in fig.

4, vormen het vloerpaneel 16 en het Vullichaam 42 een samengesteld vloerdeel 56, dat zich tussen de vloerplanken 28 uitstrekt. De breedte van het samengestelde vloerdeel 56 is althans ongeveer gelijk aan de breedte van de vloer-40 planken 28.

860 2 F: 1 A

-7- t

In de voorgaande bespreking is een samengestelde vloer 10 besproken, die bestaat uit met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16, gelaagde hardhouten planken 28 en vulbalken 42. Het verdient de voorkeur, dat de samenge-5 stelde vloer 10 bovendien nog is voorzien van een middel voor het versterken van de met kanalen uitgevoerde vloerpanelen 16 bij de gedeelten van de samengestelde vloer 10, die het veelvuldigst worden gebruikt. Een dergelijk veelgebruikt gedeelte van de samengestelde vloer 10 zou bij-10 voorbeeld elk vloergebied in de nabijheid van een deur van een oplegger zijn, zoals het achterste vloergebied 50 (fig. 2), waar een vorkheftruck de samengestelde vloer 10 raakt bij het binnenkomen van de oplegger 14 vanaf een laadplatform (niet weergegeven), dat op een hoger niveau 15 is gelegen dan de samengestelde vloer 10.

In fig. 5 bestaat het in het voorgaande genoemde versterkingsmiddel uit versterkingsorganen 52, die bij voorkeur worden gevormd door ongelaagde hardhouten planken met een lengte van 860 mm (34 inch). De verster-20 kingsorganen 52 strekken zich bij voorkeur in de langsrich-ting in de oplegger 14 uit vanaf het achteruiteinde 50 (fig. 2) en passen tussen de binnenste zijwand 44 en de buitenste zijwand 30 van het benedenwaarts geopende kanaal 20 van het vloerpaneel 16. De dwarsdelen 12 liggen onder 25 en ondersteunen de versterkingsorganen 52, die op hun beurt steun verschaffen tegen vertikale belasting van het met kanalen uitgevoerde vloerpaneel 16.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op ver-30 schillende wijzen binnen het kader van de uitvinding kan worden gevarieerd.

een a

Claims (15)

1. Inrichting voor het dragen van een lading, gekenmerkt door eén uit één stuk gevormd in de langsrichting verlopend paneel, dat tot een aantal kanalen is gevormd, waarvan één van de kanalen in de naar 5 de lading toegekeerde richting is geopend en grenst aan een tweede kanaal, dat in de van de lading afgekeerde richting is geopend, een vullichaam, dat in één kanaal is aangebracht en tegen eerste zijwanden daarvan aanligt, waardoor de eerste zijwanden van het ene kanaal tegen het 10 binnenwaarts buigen ten opzichte van het ene kanaal zijn geblokkeerd.

2. Inrichting volgens conclusie ^gekenmerkt door een aantal in de langsrichting verlopende panelen, die met bepaalde onderlinge tussenafstand 15 zijn aangebracht, waarbij een houten paneel passend tussen elk paar in de langsrichting verlopende panelen kan worden aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat een aan de tweede zijwanden van 20 het tweede kanaal grenzend lijf is uitgespaard ten opzichte van het vullichaam en het houten paneel, waarbij het lijf smaller is dan wielen van een bepaalde breedte en aangrenzend aan en tussen het vullichaam en het houten paneel is gelegen, waardoor een op het lijf geplaatst wiel tenminste 25 gedeeltelijk door het vullichaam en het houten paneel is ondersteund.

4. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat flenzen zijn aangebracht, die zijwaarts vanaf de in de langsrichting verlopende panelen 30 verlopen en de houten panelen ondersteunen.

5. Laadvloer, welke is aangebracht op het frame van een transportvoertuig voor vracht, gekenmerkt door een voorgevormd paneel, dat is ondersteund door het frame van het transportvoertuig en dat is voor- 35 zien van een, in de naar de lading toegekeerde richting geopend middenkanaal en aan weerszijden hiervan aangebrachte, in de van de lading afgekeerde richting geopende contrakanalen, waarbij van elk contrakanaal een zijwand P * n w -9- A samenvalt met die van het middenkanaal, terwijl voorts middelen zijn aangebracht in het middenkanaal voor het voorkomen van het zijdelings samendrukken van de vloer bij de naar de lading toegekeerde zijde hiervan, waardoor het 5 buigen over de dwarsdoorsnede onder een belasting van de vloer wordt belet.

6. Laadvloer voor een transportvoertuig, gekenmerkt door vloerplanken, waartussen samengestelde delen zijn gelegen, die een in hoofdzaak bovenwaarts 10 geopend middenkanaal vormen, waarin een vullichaam is opgenomen, waarbij het bovenwaarts geopende kanaal aan beide zijden is geflankeerd door een aangrenzend in tegengestelde richting geopend kanaal met een zich langs het middenkanaal uitstrekkende binnenzijwand, een zich langs een van de vloer- 15 planken uitstrekkende buitenste zijwand en een de zijwanden verbindend lijf met een breedte van maximaal 130 mm, dat een overspanning tussen de zijwanden vormt.

7. Laadvloer volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat het lijf een breedte van minimaal 20 75 mm bezit.

8. Laadvloer volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de vloerplanken en vul-lichamen zijn vervaardigd van een materiaal, dat een hogere wrijvingscoëfficiënt bezit dan dat van het lijf.

9. Laadvloer volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de som van de oppervlakten van de bovenvlakken van de vloerplanken en vullichamen groter is dan de som van de oppervlakten van de bovenvlakken van de lijven.

10. Laadvloer volgens een der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat het samengestelde deel althans ongeveer dezelfde breedte als één van de vloerplanken bezit.

11. Laadvloer volgens een der conclusies 35 6-10, met het kenmerk, dat de vullichamen uit ongelaagde houten planken bestaan, terwijl de vloerplanken van gelaagd hout zijn vervaardigd.

12. Laadvloer volgens een der conclusies 6-11, met het kenmerk, dat het de overspanning 40 tussen de zijwanden van het benedenwaarts geopende kanaal 860281* > -10- vormende lijf ongesteund is.

13. Laadvloer volgens een der conclusies 6-11, met het kenmerk, dat in de benedenwaarts geopende kanalen van de samengestelde delen onge- 5 laagde planken zijn geplaatst, die zich onder de veel gebruikte gedeelten van de laadvoer uitstrekken.

14. Laadvloer volgens een der conclusies 6-13, met het kenmerk, dat de vloerplanken en de samengestelde delen zich in de langsrichting van de 10 voorzijde tot de achterzijde van het voertuig uitstrekken.

15. Laadvloer volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de in de benedenwaarts geopende kanalen van de samengestelde deelgeplaatste ongelaagde planken zich vanaf de achterzijde van de laad- 15 vloer over een afstand van circa 8,5 m uitstrekken. 8 6 0 2 '·* *