NL8602773A - Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat, omvattende een plaatcassette alsmede een apparaat. - Google Patents

Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat, omvattende een plaatcassette alsmede een apparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL8602773A
NL8602773A NL8602773A NL8602773A NL8602773A NL 8602773 A NL8602773 A NL 8602773A NL 8602773 A NL8602773 A NL 8602773A NL 8602773 A NL8602773 A NL 8602773A NL 8602773 A NL8602773 A NL 8602773A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plate
sleeve
holding
holder
plate holder
Prior art date
Application number
NL8602773A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8602773A priority Critical patent/NL8602773A/nl
Priority to EP87202091A priority patent/EP0267644A1/en
Priority to US07/116,609 priority patent/US4849958A/en
Priority to KR870012277A priority patent/KR890005730A/ko
Priority to JP62277525A priority patent/JPH0758572B2/ja
Publication of NL8602773A publication Critical patent/NL8602773A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/04Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit
    • G11B17/041Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit specially adapted for discs contained within cartridges
    • G11B17/049Insertion of discs having to be extracted from the cartridge prior to recording or reproducing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/03Containers for flat record carriers
    • G11B23/0328Containers for flat record carriers the disc having to be extracted from the cartridge for recording reproducing, e.g. cooperating with an extractable tray

Landscapes

  • Packaging For Recording Disks (AREA)

Description

ft 4 r PHN 11.917 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
"Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat, omvattende een plaateassette alsmede een apparaat.”
De uitvinding betreft een systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat en omvattende: een plaateassette meteen roteerbaar aandrijfbare plaat, een uitwendige huls met een frontopening die in verbinding staat met een plaatopneemruimte, een in-5 wendige plaathouder die een sluitstuk voor het afsluiten van de frontopening van de huls en vasthoudmiddelen voor het vasthouden van de plaat bezit zodat de plaathouder en de plaat in de huls tezamen een plaathouder/plaat-eenheid vormen, welke vasthoudmiddelen onderling beweegbaar zijn tussen een vasthoudstand waarin de plaat wordt vastgehou-den en een vrije stand waarin de plaat vrij is om ten opzichte van de plaathouder te bewegen en grendelmiddelen die met behulp van uitwendige middelen vanuit een grendelstand waarin de plaathouder in de huls is vergrendeld en een vrije stand waarin de plaathouder uit de huls schuifbaar is plaatsbaar zijn; alsmede: een apparaat waarin de plaat inbrengbaar is en omvattende plaatcassette-ontgrendelingsmiddelen voor het ontgrendelen van de plaathouder van een ingebrachte plaateassette en een uittrekmechanisme voor het uit de huls trekken en in het apparaat achterhouden van de plaathouder/plaat-eenheid tijdens een terugtrekken van de huls.
on u Systemen van deze soort zijn in gebruik waarbij de plaat is voorzien van videoinformatie die met behulp van capacitief werkende middelen kan worden uitgelezen en met behulp van een televisieapparaat kan worden gereproduceerd (zie bijvoorbeeld US-PS 4.361.884, hereby incorporated by reference). Bij deze bekende videoplaatsystemen is het gewenst de videoplaat te allen tijde, dat wil zeggen zowel binnen als buiten het apparaat, te beschermen tegen stof en aanrakingen. Niettemin moet de plaat in het apparaat gemakkelijk afspeelbaar zijn. Door nu de videoplaat onder te brengen in plaateassette en, na inbrengen van de plaateassette in het apparaat, de huls te verwijderen kan de videoplaat 3Π in de beschermde omgeving van het inwendige van het apparaat zonder problemen worden afgespeeld. Na het afspelen wordt de huls weer in het apparaat gebracht en daarmede de videoplaat weer in de huls geschoven, 8602773 PHN 11.917 2 ft 4 Γ waarbij door de vergrendeling van de plaathouder en de huls weer een gemakkelijk hanteerbare plaatoassette ontstaat die buiten het apparaat de videoplaat op afdoende wijze beschermt.
Uit het Amerikaanse octrooischrift 4.463.850 (hereby 5 incorporated by reference) is een plaatoassette bekend bestemd voor een systeem van de in de aanhef vermelde soort. Bij deze bekende plaatcas- sette bestaan de vasthoudmiddelen van de inwendige plaathouder uit twee vlerken, één aan iedere zijde van de plaat, die aan het ene uiteinde vrij zijn en aan het andere uiteinde één geheel vormen met het sluit- 10 stuk. Het geheel bestaat uit kunststof en omvat een tweetal, één geheel met de vlerken vormende, vergrendelorganen voor het vergrendelen van het sluitstuk in de zijwanden van de huls. De kunststof vlerken kunnen enigszins verend bewegen tussen een stand waarin de plaats geheel vrij is van het sluitstuk en dus roterend kan worden aangedreven en een 15 stand waarbij de genoemde vlerken tegen de veerkracht van het kunststof materiaal in naar elkaar zijn toe bewogen en in die stand de plaat vasthouden. Dit naar elkaar toe bewegen van de vlerken gebeurt door samenwerking met de beide zijwanden van de huls op het moment dat de huls om het geheel bestaande uit sluitstuk en plaat wordt heenbewogen. Wordt 20 dit geheel weer uit de huls verwijderd dan bewegen de beide vlerken zich onder invloed van de elasticiteit van de kunststof weer naar buiten en komt dus de plaat weer vrij.
Aan een systeem omvattende de genoemde bekende plaatoassette kleven zekere nadelen. Het is bekend dat kunststoffen onder belasting 25 een zekere relaxatie vertonen. Hieronder wordt verstaan het verschijnsel dat de verende reactiekracht, uitgeoefend door het kunststoffen onderdeel, in de loop der tijd vermindert. Er kan aldus onder invloed van een belasting op den duur een geheel of gedeeltelijk blijvende vervorming van de kunststof ontstaan. Sommige kunststoffen 30 hebben de eigenschap dat na verwijdering van de uitwendige belasting de tijdens de relaxatie opgetreden vervorming langzaam maar zeker weer geheel of ten dele wordt opgeheven, zodat het betreffende onderdeel op den duur althans ten dele weer in zijn oude positie terugkomt en weer zijn oude veerkracht heeft.
35
Aangezien een plaatoassette bedoeld voor een systeem zoals in de inleiding genoemd gedurende langere tijd moet kunnen worden opgeslagen, is het gevaar aanwezig dat door relaxatie de vlerken 8602773 PHN 11.917 3 zodanig vervormd worden dat na het uit de huls trekken en in het apparaat achterhouden van de plaathouder/plaat-eenheid, de plaat niet meer geheel vrijkomt van de plaathouder. Hierdoor kan een ernstige verstoring van de werking van het apparaat optreden, waardoor de plaat 5 niet beschikbaar is voor inschrijven of uitlezen van informatie. Afhankelijk van de constructie van het apparaat kan zelfs blijvende schade aan de plaat worden toegebracht. Bij sommige bekende systemen van de hier behandelde soort worden namelijk mechanismen in het apparaat toegepast voor het laten dalen of voor het heffen van de ^ plaat, dus voor het verplaatsen van de plaat uit het vlak van de plaathouder. Wordt de plaat door de plaathouder belet deze beweging uit te voeren dan kan deze beschadigd of vervormd worden. Vooral in het geval de plaat computerinformatie bevat kan een blijvende beschadiging van de plaat zeer ongewenste gevolgen hebben.
^ Een ander nadeel van de bekende plaatcassette is dat, indien de plaathouder tezamen met de plaat, al of niet opzettelijk, buiten het apparaat uit de huls worden verwijderd, gevaar bestaat voor het vallen van de plaat, met wederom als ongewenst resultaat de mogelijkheid van beschadiging van de plaat. Als een verder nadeel kan nog worden genoemd 20 dat, bij gesloten plaatcassette, de vlerken verend tegen de zijwanden van de huls drukken, die zelf doorgaans ook van kunststof zal zijn vervaardigd. Op den duur kan aldus vervorming van de huls niet worden uitgesloten, hetgeen tot probleem kan leiden bij het in het apparaat aanbrengen van de plaatcassette. Een rammelvrije opsluiting van de je plaat in de plaatcassette is niet gegarandeerd en wordt feitelijk practisch onmogelijk. De maten van de verschillende met elkaar samenwerkende onderdelen kunnen namelijk nooit zo nauwkeurig op elkaar afgestemd worden dat de plaat in de plaathouder en de plaathouder in de huls zodanig zijn aangebracht dat juist geen speling meer aanwezig is 30 tussen de plaathouder en de plaat, zonder dat daarbij extreem hoge drukken op de plaatrand worden uitgeoefend. Hoge drukken zijn uitermate ongewenst aangezien deze een zodanige vervorming van de plaat tot gevolg zouden kunnen hebben dat deze niet langer afspeelbaar is. Het gevaar van vervorming van de zijwanden van de huls wordt bovendien or sterk vergroot en is in principe zelfs onvermijdelijk te noemen.
De uitvinding beoogt een systeem voor inschrijven en uitlezen van informatie op/van een plaat van de in de aanhef vermelde soort 8602773 PHN 11.917 it * waarbij, met behoud van de eenvoud van de plaatcassette van het bekende systeem, de rammelvrije opberging van de plaat in de huls is gegarandeerd, zonder dat problemen ontstaan door de relaxatie van de gebruikte kunststoffen en waarbij steeds gegarandeerd wordt dat, na inbrengen van s de plaathouder/plaat-eenheid in het apparaat, de plaat altijd vrij is van de plaathouder ten behoeve van de roterende aandrijving. Hiertoe heeft de uitvinding tot kenmerk: dat de plaatvasthoudmiddelen buiten de huls slechts met behulp van uitwendige middelen onderling van de vast-houdstand naar de vrije stand beweegbaar zijn, zodat de plaathouder en IQ de plaat ook buiten de huls een plaathouder/plaat-eenheid vormen zolang de vasthoudmiddelen niet door de uitwendige middelen naar de losstand zijn bewogen; en dat het apparaat is voorzien van met de plaatvasthoudmiddelen van een ingebrachte plaathouder/plaat-eenheid samenwerkende plaatlosmiddelen voor het onderling bewegen van de plaatvasthoudmidde-len van de vasthoudstand naar de losstand. Anders dan bij het bekende systeem wordt bij het systeem volgens de uitvinding de plaat door de plaathouder te allen tijde vastgehouden, tenzij de plaatvasthoudraidde-len met behulp van uitwendige middelen worden bewogen tot in een stand waarin de plaat vrij is van de plaathouder. Doordat het apparaat is 20 voorzien van plaatlosmiddelen voor het bewegen van de plaatvasthoudmiddelen kan worden gegarandeerd dat in het apparaat de plaat altijd vrij is van de plaatvasthoudmiddelen.
In het bijzonder met het oog op het rammelvrij verpakken van de plaat in de plaatcassette is een uitvoeringsvorm van de uitvinding 25 van belang die daardoor gekenmerkt wordt: dat de plaathouder elastische middelen omvat die de vasthoudmiddelen elastisch naar de vasthoudstand belasten, zodat van een uit de huls verwijderde plaathouder/plaat-eenheid de plaat slechts verwijderd kan worden met behulp van uitwendige middelen die de vasthoudmiddelen tegen elastische kracht bewegen en dat 3Q in de vasthoudstand de vasthoudmiddelen de plaat elastisch en althans in hoofdzaak nagenoeg rammelvrij vasthouden.
Het is mogelijk om zelfs een geheel uit kunststof bestaande plaathouder toe te passen indien deze zo ontworpen is dat, rekening houdend met relaxatieverschijnselen, steeds een zodanig restelastici-35 teit overblijft dat toch een zekere klemkracht aanwezig blijft tussen de plaat en de plaathouder. Het verdient evenwel de voorkeur de plaathouder zodanig te dimensioneren, dat de plaat niet geheel, maar wel 8602773 ΡΗΝ η.917 5 bijna rammelvrij door de plaatvasthouder in de huls wordt vastgehouden. Bij schokken of stoten zal immers de plaat in aanraking worden gebracht met de verende delen van de plaathouder zodat een verende absor-bering van de optredende schokken kan plaatsvinden.
5 In de praktijk heeft een uitvoeringsvorm van de uitvinding goed voldaan waarbij de plaatcassette enige gelijkenis vertoont met die welke bekend is uit het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.463· 58 en die tot kenmerk heeft: dat het sluitstuk van de plaathouder minstens één scharnier omvat met een scharnieras loodrecht op het 10 plaatoppervlak; dat de vasthoudmiddelen uit twee vlerken bestaan, één aan iedere zijde van de plaat, die aan het ene uiteinde vrij zijn en aan het andere uiteinde met het sluitstuk zijn verbonden; en dat de vlerken door het scharnieren van de delen van het sluitstuk om de genoemde scharnieras beweegbaar zijn tussen de vasthoudstand en de los-10 stand. Het essentiële verschil tussen deze uitvoeringsvorm en die welke bekend is uit het genoemde Amerikaanse octrooischrift is dat bij de bekende plaatcassette de vlerken vervormd moeten worden om de plaat vast te kunnen houden en bij de uitvinding de vlerken juist vervormd moeten worden om de plaat los te laten. In combinatie met een geschikt appa-20 raat ontstaat op deze wijze niettemin een systeem dat alle genoemde voordelen ten opzichte van de bekende stand van de techniek bezit. De vasthoudmiddelen van de plaatcassette kunnen echter, indien gewenst, ook geheel anders gevormd zijn en kunnen uit meerdere delen bestaan en bijvoorbeeld metalen veren omvatten. Het is zelfs mogelijk uitvoerings-25 vormen te gebruiken waarbij voor het verplaatsen van de plaatvasthoud-middelen tussen de vasthoudstand en de vrije stand delen met wrijving ten opzichte van elkaar moeten worden verplaatst, zodat geen verplaatsing tegen veerkracht nodig is.
Bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij de plaat-30 cassette, zoals hiervoor vermeld, is voorzien van vasthoudmiddelen bestaande uit vlerken kan een uitvoeringsvorm worden toegepast die tot kenmerk heeft dat de plaathouder als één geheel uit kunststof is vervaardigd en het minstens aanwezige scharnier bestaat uit een elastisch vervormbaar deel van het sluitstuk. Bij systemen van de hier behandelde soort is meestal het sluitstuk robuuster van constructie dan de vasthoudmiddelen, zodat het voordelen kan hebben om het scharnier in het sluitstuk aan te brengen en in het apparaat de plaatlosmiddelen ook met 8602773 PHN 11.917 6 het sluitstuk te laten samenwerken.
In dit verband is een systeem dat plaatcassettes omvat die zijn voorzien van een plaathouder met vlerken interessant dat tot kenmerk heeft, dat de plaatlosmiddelen omvatten: houdmiddelen die het 5 sluitstuk van de plaathouder nabij elk der uiteinden vasthouden; ten opzichte van de houdmiddelen tussen een operatieve en een inoperatieve stand beweegbare drukmiddelen tussen de houdmiddelen die, in het vlak van de plaathouder, tegen de voorzijde van het sluitstuk drukken; alsmede elastische middelen die de houdmiddelen en de drukmiddelen ten op 10 zichte van elkaar elastisch belasten naar de inoperatieve stand, zodat bij een in het apparaat aangebrachte plaathouder/plaat-eenheid een elastisch buigmoment op het sluitstuk van de plaathouder wordt uitgeoefend voor het spreiden van de vlerken naar de vrije stand. Het voordeel hiervan is dat de plaatlosmiddelen zich bevinden op een plaats ^ in het apparaat waar deze, bij aangebrachte plaathouder/plaat-eenheid direkt tegenover het sluitstuk van de plaathouder liggen en zich dus niet bevinden in de weg die de plaathouder/plaat-eenheid in het apparaat moet afleggen tijdens het inbrengen respectievelijk het verwijderen van de plaatcassette. Ter minimalisering van het aantal 20 beweegbare delen in het apparaat wordt met voordeel een uitvoeringsvorm toegepast die tot kenmerk heeft, dat de houdmiddelen op een vaste plaats zijn opgesteld en dat de drukmiddelen elastisch beweegbaar zijn.
Ter voorkoming van ongewenste verplaatsingen van de plaathouder in het apparaat is een uitvoeringsvorm van belang die tot ken-25 merk heeft, dat het apparaat is voorzien van minstens één positioneer-orgaan dat samenwerkt met de plaathouder voor het beletten van verplaatsingen van de plaathouder volgens een as loodrecht op de rotatieas van de plaat en loodrecht op de richting van inbrengen en verwijderen van de plaatcassette. De positioneerorganen zorgen ervoor dat de plaat-30 houder, bij het aanbrengen van de plaatcassette in het apparaat, in de juiste stand positie terecht komt. De stand waarin het apparaat zich bevindt speelt zodoende geen rol. Het systeem is hierdoor geschikt om horizontaal, verticaal, of in iedere andere gewenste stand te functioneren.
35
Met het oog op het voorkomen van een ongewenst grote vervorming van de plaathouder in het apparaat is een uitvoeringsvorm van belang met het kenmerk, dat een positioneerorgaan aanwezig is aan weers- 8602773 PHtf 11.917 7 ' i zijden van de drukmiddelen, dat de positioneerorganen als aanslag functioneren die de beweging van de vasthoudmiddelen van de vasthoud-stand naar de vrije stand begrenzen en aldus de uiteindelijke vrije stand bepalen en dat de plaathouder is voorzien van uitsparingen voor 5 het opnemen van de ermee samenwerkende delen van de positioneerorganen. De uitsparingen in de plaathouder zijn van belang voor het beletten van bewegingen in het vlak van de plaat in dwarsrichting.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die betrekking heeft op een voorbeeld van één van de moge-1° lijke uitvoeringsvormen van de uitvinding en waarin:
Figuur 1 een perspectivisch aanzicht is op een plaatcassette ten behoeve van een systeem volgens de uitvinding,
Figuur 2 een bovenaanzicht is op de plaatcassette van figuur 1,
Figuur 3 een bovenaanzicht is op een plaathouder/plaat-een-heid van de plaatcassette van Figuren 1-2,
Figuur 4 een doorsnede is volgens de pijlen IV-IV in figuur 3,
Figuur 5 een aanzicht is op één van de helften van de uit-2t* wendige huls van de plaatcassette volgens de figuren 1 en 2,
Figuur 6 een doorsnede is volgens de pijlen VI-VI in figuur 5,
Figuur 7 een schematisch aanzicht toont op een deel van het inwendige van een apparaat behorende tot een systeem volgens de uitvin-25 ding met een daarin aangebrachte plaathouder en plaat, waarbij de plaathouder zich in de vrije stand bevindt waarin de plaat kan worden af gespeeld,
Figuur 8 enkele details toont van het apparaat van figuur 7 alsmede van een deel van een met de genoemde details tot samenwerking 30 komende plaatcassette, en
Figuur 9 een schematisch diagram is van de bewegingen die worden uitgevoerd door de drie hefbomen van figuur 8.
De roterend aandrijfbare plaat 1 kan een optische plaat zijn, maar kan ook een plaat van een geheel andere soort betreffen, 30 bijvoorbeeld een magnetisch of een mechanisch aftastbare plaat. De in de tekening getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding werd ontworpen voor toepassing met een optische plaat met afmetingen overeenstemmende 8602773 PHN 11.917 8 met die van de bekende optische audioplaten, meestal genoemd Compact-Disc platen, of CD-platen. CD-platen kunnen in plaats van audioinformatie informatie van een andere soort bevatten die bijvoorbeeld kan bestaan uit digitale data, waardoor de plaat geschikt is als 5 een optische geheugenplaat, een zogenaamde CD Read Only Memory plaat, ofwel CD-ROM plaat. Hoewel CD-platen voor audio doeleinden gebruike-lijkerwijs niet in een plaatcassette worden ondergebracht, is dit voor CD-ROM platen vaak wel gewenst, gezien het karakter van de erop aangebrachte informatie.
10 De plaat 1 is aangebracht in een uitwendige huls 2 die be staat uit twee geheel identieke schalen 2A en 2B. De schaal 2A, zie figuur 5, bezit een hoofdwand 3A, zijwanden 4A en een achterwand 5A. De schaal 2B heeft op overeenkomstige wijze een hoofdwand, zijwanden en een achterwand. De huls 2 bezit aan de van de - tot één geheel samenge-15 voegde - achterwand een frontopening die in verbinding staat met de plaatopneemruimte. De schalen bestaan uit transparante kunststof en bezitten een in hoofdzaak gematteerde oppervlaktestructuur, afgezien van een centraal venster 6 dat doorzichtig is.
In de plaatopneemruimte kan een inwendige plaathouder ]_ te-20 zamen met de plaat 1 worden opgenomen. De plaathouder bezit een sluitstuk 8 voor het afsluiten van de frontopening van de huls 2 en vast-houdmiddelen 9 voor het vasthouden van de plaat. De plaathouder en de door deze vastgehouden plaat vormen in de huls tezamen een plaathou-der/plaat-eenheid. De vasthoudmiddelen 9 zijn onderling beweegbaar tus-25 sen een vasthoudstand (zie figuur 3) waarin de plaat wordt vastgehouden en een vrije stand (zie figuur 7) waarin de plaat vrij is om ten opzichte van de plaathouder te worden geroteerd.
Ten behoeve van het vergrendelen van de plaathouder in de huls is de plaathouder voorzien van een tweetal grendelmiddelen 10 die 30 met behulp van uitwendige middelen vanuit een grendelstand, waarin de plaathouder in de huls is vergrendeld en een vrije stand, waarin de plaathouder uit de huls schuifbaar is, plaatsbaar zijn. De genoemde uitwendige middelen worden bijvoorbeeld gevormd door de nog te beschrijven middelen van het apparaat.
^ Het apparaat dat tot het systeem behoort en geschikt is voor de plaatcassette is voorzien van plaatcassetteontgrendelingsmiddelen 11 voor het ontgrendelen van de plaathouder van een ingebrachte plaatcas- 8602773 PHN 11.917 9 sette en een uittrekmechanisme 12-14 voor het uit de huls trekken en in het apparaat achterhouden van de plaathouder en de plaat tijdens een terugtrekken van de huls.
Volgens het hoofdkenmerk van de uitvinding zijn de plaat-5 vasthoudmiddelen 9 buiten de huls slechts met behulp van uitwendige middelen onderling van de in figuur 3 getoonde vasthoudstand naar de in figuur 7 getoonde vrije stand beweegbaar. De plaathouder en de plaat vormen zodoende ook buiten de huls 2 een plaathouder/plaat-eenheid, zolang althans de vasthoudmiddelen 9 niet door uitwendige middelen naar 10 de vrije stand zijn bewogen. Het is dus mogelijk om de in figuur 3 getoonde eenheid ook buiten een huls als een geheel te hanteren zonder dat het gevaar bestaat dat de plaat, zodra de plaathouder/plaat-eenheid uit de huls wordt verwijderd, kan komen te vallen. Naast de reeds eerder genoemde voordelen heeft dit het voordeel dat de plaathouder/plaat-15 eenheid van tijd tot tijd ten behoeve van inspectie zonder problemen uit de huls kan worden genomen en dat door een gebruiker gemakkelijk en zonder gevaar van beschadiging van een plaat de in een plaatcassette aanwezige plaat zonodig kan worden vervangen door een opvolgende plaat voorzien van de laatste gegevens. Ook is het mogelijk de gebruiker een 20 lege plaatcassette te leveren die deze dan zelf vult met een plaat. Ook dan is het feit dat de plaat en de plaathouder buiten de huls steeds een eenheid vormen van groot gewicht.
Het apparaat is voorzien van met de plaatvasthoudmiddelen 9 samenwerkende plaatlosmiddelen 15 voor het onderling bewegen van de 25 plaatvasthoudmiddelen van de vasthoudstand naar de vrije stand.
Zoals vooral in de figuren 3 en 7 goed valt te zien is de plaathouder 7_ als één geheel uit kunststof vervaardigd. De gebruikte kunststof bezit elastische eigenschappen, een geschikte kunststof is bijvoorbeeld polycarbonaat. De plaatvasthouder is met behulp van een 30 spuitgietprocédé in een matrijs uit de genoemde kunststof gevormd en bezit daardoor een zodanige uitgangsvorm, dat deze elastisch vervormd moet worden om de plaat los te kunnen laten. Het sluitstuk 8 en de in de nabijheid van het midden daarvan gelegen overige delen van het sluitstuk fungeren als de elastische middelen die de vasthoudmiddelen 9 35 elastisch naar de vasthoudstand belasten.
In de getekende uitvoeringsvorm omvatten de genoemde elastische middelen ook nog een trekveer 17 die echter, naar wordt vermoed, 8602773 PHN 11.917 10 bij toepassing van een goede soort kunststof niet noodzakelijk aanwezig hoeft te zijn. Het voordeel van het toepassen van de trekveer 17 is dat relaxatieverschijnselen in de kunststof niet kunnen leiden tot een niet of niet voldoende vasthouden van de plaat. Een nadeel is evenwel dat 5 een extra onderdeel moet worden toegepast en dat in de vasthoudstand praktisch altijd een druk op de randen van de plaat wordt uitgeoefend. Dit wordt met het oog op het vermijden van vervorming van de plaat bij voorkeur vermeden. In het ideale geval wordt in de vasthoudstand de plaat door de vasthoudmiddelen juist spelingvrij, maar zonder uitoefe-10 ning van radiale druk, vastgehouden. Dit ideale geval zal in de praktijk, gezien de maat- en fabricagetoleranties die in de praktijk optreden, vrijwel nimmer realiseerbaar zijn. Niettemin is het van belang dat naar een spanningsvrij vasthouden van de plaat wordt gestreefd en dat de eventueel niettemin optredende vasthoudkrachten slechts van secun-15 daire aard zijn.
In het ideale geval zal in de huls de plaathouder speling hebben ten opzichte van de zijwanden van de huls. Hierdoor is de mogelijkheid geboden dat bij uitwendige schokken de plaatvasthoudmiddelen verend naar buiten kunnen uitwijken voor het opvangen van de schok.
20 Uiteraard dient de aanwezige speling niet zo groot te zijn, dat de plaat los kan komen van de plaatvasthoudmiddelen van de drager.
Het sluitstuk van de plaathouder is scharnierbaar om een scharnieras loodrecht op het oppervlak van de plaat 1 en ruwweg gaande door het midden van het sluitstuk 8. De vasthoudmiddelen 9 bestaan uit 25 twee vlerken, één aan iedere zijde van de plaat. De vlerken zijn aan hun uiteinden 18 vrij en aan hun andere uiteinden met de overige delen van het sluitstuk verbonden. Door het scharnieren van de delen van het sluitstuk om de genoemde scharnieras ruwweg in het midden van het sluitstuk 8, zie figuur 7, zijn de vlerken beweegbaar tussen de vast-30 houdstand en de vrije stand. Ter plaatse van de vrije uiteinden 18 zijn afschuiningen 19 aangebracht. Deze vergemakkelijken het aanbrengen van de plaathouder/plaat-eenheid in de huls. Ook in het geval dat de kunststof plaathouder door langdurig verblijf in een apparaat onder invloed van relaxatieverschijnselen de neiging heeft om niet meer geheel tot in a 35 de initiële uitgangspositie terug te keren wordt door middel van de schuine kanten 19 niettemin een korrekte invoer van de plaathouder/ plaat-eenheid in de huls verzekerd. Eenmaal in de huls zullen naar ver- 8602773 PHN 11.917 11 loop van tijd de vlerken weer hun uitgangspositie innemen. De plaat bevindt zich in de vasthoudstand in de gleuven 56 aan de binnenzijde van de vlerken 9· De gleuven hebben een zodanige diepte, dat bij maximale uitbuiging van de vlerken in een huls, de plaat niet uit de gleuven kan 5 treden.
De plaatlosmiddelen omvatten houdmiddelen 13 die het sluitstuk 8 van de plaathouder 7_ nabij elk der uiteinden vasthoudt. De houdmiddelen bestaan uit een tweetal houdhefbomen 11, waarvan er in figuur 8 één zichtbaar is. Ten opzichte van deze houdmiddelen zijn tussen een W operatieve en een inoperatieve stand beweegbare drukmiddelen aanwezig in de vorm van een plunjer 15. Deze werkt samen met het sluitstuk 8 op een punt gelegen midden tussen de beide houdhefbomen 11. De plunjer 15 wordt belast door elastische middelen in de vorm van een drukveer 20 zodat de plunjer ten opzichte van de beide houdhefbomen elastisch is belast naar een inoperatieve stand. Door inbreng van een plaathou-der/plaat-eenheid in het apparaat wordt de plunjer vanuit zijn niet-ge-toonde inoperatieve stand tegen de druk van de veer 20 in verplaatst naar de in figuur 7 getekende operatieve stand. In deze stand wordt door de plunjer een elastische buigkracht op het sluitstuk 8 van de 20 plaathouder ]_ uitgeoefend voor het spreiden van de beide vlerken 9 naar de vrije stand. De beide houdhefbomen 11 zijn kantelbaar bevestigd op een in het gestel 21 van het apparaat gelegerde scharnieras 22. De plunjer 15 is in axiale richting ten opzichte van dit gestel beweegbaar en de drukveer 20 steunt aan zijn van de plunjer 15 afgekeerde uiteinde 25 23 eveneens tegen een deel van het gestel 21. Hiermede is bereikt dat de houdhefbomen 11 op vaste plaatsen zijn opgesteld en dat slechts de plunjer 15 in het vlak van de plaat 1 beweegbaar behoeft te zijn.
Het apparaat is voorzien van een tweetal positioneerorganen in de vorm positioneringshefbomen 24. Deze werken samen met de plaat-35 houder meer in het bijzonder met het sluitstuk 8, voor het beletten van verplaatsingen van de plaathouder in richtingen loodrecht op de ro-tatieas van de plaat 7 en loodrecht op de richtingen van inbrengen en verwijderen van de plaatcassette, zoals gesymboliseerd door de dubbele pijl 25 in Fig. 7.. Hiermede wordt bereikt dat de plaathouder ]_ steeds in nauwkeurig dezelfde eindpositie in het apparaat wordt vastgehouden tijdens het afspelen van de plaat 1, ongeacht de stand waarin het apparaat zich bevindt. Een korrekte terugkeer van de plaathouder/plaat- 8602773 * PHN 11.917 12 eenheid in de huls is zodoende onder alle omstandigheden gewaarborgd.
De positioneerhefbomen functioneren behalve voor het positioneren van de plaathouder ook nog als aanslag voor het begrenzen van de mate van doorbuiging van het sluitstuk 8 van de plaathouder. Deze functie ver-5 richten de positioneerhefbomen in samenwerking met de houdhefbomen 11. Deze laatste houden de plaathouder _7 nabij de uiteinden van het sluitstuk 8 vast terwijl de plunjer 15 in het midden tegen het sluitstuk 8 drukt en aldus de doorbuiging veroorzaakt. De doorbuiging kan evenwel niet verder gaan dan totdat kontakt gemaakt wordt met de haak 28 van de 10 positioneerhefbomen 2*1. Het zijn dus de positioneringshefbomen 24 en meer in het bijzonder de haken 28 die de vrije stand van de vlerken 9 bepalen. De ontgrendelhefbomen 11 en de positioneringshefbomen 24 bezitten dezelfde vorm en zijn op de dezelfde scharnieras 26 bevestigd.
De haak 27 van de ontgrendelhefbomen 11 heeft dezelfde vorm als de -10 niet in een zijaanzicht in de tekening zichtbare - haak 28 van de positioneringshefbomen 24. De haken 28 passen in uitsparingen 29 in het sluitstuk 8 van de plaathouder. Zodoende is de plaathouder in het vlak van de tekening van figuur 7 met behulp van de plunjer 15 en de beide positioneerorganen 24 eenduidig gepositioneerd.
20 De gang van zaken bij het aanbrengen van een plaatcassette in het apparaat en het weer uit het apparaat verwijderen van de plaatcassette zal nu nader worden verduidelijkt aan de hand van de figuren 7 tot en met 9. Het apparaat, waarvan eenvoudigheidshalve slechts de delen die van belang zijn voor de uitvinding zijn getoond maar dat voor 25 het overige op gebruikelijke wijze uit metalen en kunststof delen kan zijn opgebouwd, bezit een tweetal sledes 12 die op zodanige dwarsaf-stand van elkaar zijn gelegen dat ze de beide aan de kant van het sluitstuk 8 gelegen hoeken van de plaatcassette kan opnemen. De sledes worden met behulp van een, in figuur 7 symbolisch met een dubbele stip-30 pellijn aangegeven, geleidingsbaan 30 in het apparaat parallel aan elkaar geleid. De sledes 12 bezitten aanslagen 31 waartegen, bij het inbrengen van de plaatcassette, het sluitstuk stoot. Bij het verder naar binnen duwen van de plaatcassette worden de beide sledes over de banen 30 verplaatst naar het inwendige van het apparaat. Figuur 8 toont de 35 situatie waarbij de slede 12 door de plaatcassette wordt verplaatst in de richting van de pijl 32 en wel juist voordat de slede de positie van ontgrendelhefboom 11, de houdhefboom 13 en een vanghefboom 14 bereikt.
8602773 PHN 11.917 13
Bij verdere verplaatsing naar links komt de nok 33 in contact met de dakvormige nok 34 van de vanghefboom 14. De vanghefboom is kantelbaar om een scharnieras 35 en wordt aan zijn linkeruiteinde door een trek-veer 36 belast die ernaar streeft de vanghefboom in links draaiende zin g te kantelen. De in figuur 8 getekende uitgangspositie van de drie hefbomen 11, 13 en 14 komt niet overeen met de normaal aanwezige uitgangspositie maar stelt veeleer de onderlinge positie voor zoals die aanwezig is op het moment dat de plaathouder in het apparaat is vergrendeld. De vanghefboom 14 bezit aan zijn bovenzijde een steun 37 die in IQ de getekende positie samenwerkt met een nok 38 van de houdhefboom 13·
De houdhefboom wordt belast door een trekveer 39 die ernaar streeft de houdhefboom in rechts draaiende zin te kantelen om de scharnieras 22.
In de getekende situatie wordt dit echter belet door de samenwerking van de steun 37 en de nok 38. Door de samenwerking van de nok 33 van de 15 slede met de nok 34 van de vanghefboom 14 wordt bij voortgaande verplaatsing van de slede 12 in de richting van de pijl 32 de vanghefboom in rechts draaiende zin om de scharnieras 35 gezwenkt waardoor de steun 37 onder de nok 38 van de houdhefboom 13 uit beweegt, zodat deze onder invloed van de trekveer 39 eveneens in de rechtsdraaiende richting 2Q wordt verzwenkt. De haak 40 van de houdhefboom 13 bevindt zich nu buiten de baan van de plaatcassette, welke baan is aangegeven met de beide stippellijnen 41. De ontgrendelhefboom 11 bezit een zich zijwaarts uitstrekkende nok 42 die bij voortgaande verplaatsing van de slede 12 volgens de pijl 32 in contact komt met een oploopvlak 43 aan de voorzijde 25 van de slede 12. De ontgrendelhefboom wordt door een trekveer 44 belast die de ontgrendelhefboom in rechtsdraaiende zin om de scharnieras 26 tracht te kantelen.
Door de samenwerking van de nok 42 met het oploopvlak 43 wordt de haak 27 van de ontgrendelhefboom 11 uit de baan 41 van de zich 3Q in de richting van de pijl 32 naar links bewegende plaatcassette gezwenkt, zodat de plaatcassette verder naar links kan bewegen. De beweging van de plaatcassette naar links gaat voort totdat de voorkant 45 van het sluitstuk 8 van de plaatcassette tegen het verticale deel 46 van de houdhefboom 13 stoot en deze linksom zwenkt tot in de in figuur 35 8 getoonde positie. Op het moment dat deze positie wordt bereikt begeeft de haak 40 zich in een opening 46 in de huls van de plaatcassette. De nok 42 van de ontgrendelhefboom 11 is inmiddels langs een tweede 8602773
If PHN 11.917 14 oploopvlak 47 van de slede 12 weer naar beneden gelopen zodat de haak 27 zich tegenover de haak 40 in de tegenoverliggende opening 46 van de huls van de plaatcassette heeft begeven. Door het naar links verzwenken van de houdhefboom 13 krijgt ook de vanghefboom 14 de gelegenheid om in 5 linksdraaiende richting te verzwenken, tot de onderlinge situatie van de hefbomen zoals in figuur 8 is getekend is bereikt. In deze positie drukken de haken 27 van de ontgrendelhefbomen op verende lippen 48 van de plaathouder 7. van de plaatcassette. Deze bevinden zich in uitsparingen 49 en bezitten een naar het sluitstuk 8 gekeerd vrij uiteinde 50. Aan het andere uiteinde vormen ze één geheel met de plaathouder. De verende lippen 48 zijn zo vervaardigd dat ze in hun initiële positie aan hun uiteinde 50 enigszins boven het vlak van de plaathouder uitsteken, zie vooral figuur 4. Het vrije uiteinde 50 is enigszins smaller dan het overige deel van de verende lip 48 zodat op enige afstand van het vrije 15 uiteinde schouders 51 aanwezig zijn. De beide schalen 2A en 2B van de huls zijn ieder voorzien van smalle naar de frontzijde van de huls open gleuven 52 waar de uiteinden 50 van de verende lippen 48 met speling inpassen. De gleuven 52 komen uit in bredere verdiepingen 53 die enigszins breder zijn dan de verende lippen 48. Bij gesloten plaatcassette 20 werken zodoende de schouders 51 van de verende lippen samen met de rand 54 van de verdieping 53 > waardoor de plaathouder/plaat-eenheid in de huls wordt vergrendeld. De plaatcassette werd op zich reeds eerder beschreven in de niet tijdig gepubliceerde eerdere octrooiaanvrage nr. 8601884 (PHN 11.818, hereby incorporated by reference).
n c
Is de plaatcassette eenmaal op de reeds eerder beschreven wijze in de eindpositie in het apparaat geraakt, dan worden door de haken 27 de verende lippen 48 verbogen waardoor deze niet langer samenwerken met de wand 54 van de verdieping 53· De beide haken 27 en 40 grijpen om het sluitstuk 8 heen ter plaatse van de smalle openingen 52 on van de huls. In deze situatie kan de huls uit het apparaat worden getrokken waarbij de plaathouder en dus ook de plaat in het apparaat achterblijven.
Bij het uit het apparaat verwijderen van de huls beweegt de slede 12 zich in een richting tegengesteld aan de pijl 32 van figuur 35 8. De haken 27 van de beide houdhefbomen houden het sluitstuk 8 van de plaathouder _7 tegen, samen met de haken 28 van de positioneerhefbomen 24. De vanghefboom 14 wordt door de nok 33 verzwenkt waardoor de ont- 8602773 PHN 11.917 15 grendelhefboom 13 de gelegenheid krijgt om onder invloed van de trekkracht van de veer 39 rechtsom te zwenken. Ook wanneer de nok 33 de nok 34 weer verlaat en dus de vanghefboom 14 de gelegenheid heeft gehad om weer linksom terug te zwenken blijft deze situatie bestaan, de steun 37 5 van de vanghefboom 14 kan niet onder de nok 38 van de ontgrendelhefboom 13 terecht komen. De verende kunststof lippen 48 van de plaathouder ]_ worden uitsluitend verend verbogen ten behoeve van de ontgrendeling van de plaathouder uit de huls en worden niet langer verbogen als de huls eenmaal is teruggetrokken. Hierdoor wordt voorkomen dat door relaxatie van de kunststof na een eventueel langdurig verblijf van de plaathou-der/plaat-eenheid in het apparaat de plaathouder niet meer op korrekte wijze in de huls vergrendeld zou kunnen worden.
De lijnen in figuur 9 geven de gang van zaken bij het aanbrengen van volle plaatcassette respectievelijk het daarna verwijderen 15 van de huls nogmaals in gravische vorm weer. Bij elke lijn is ter linkerzijde het verwijzingscijfer van de betreffende hefboom vermeld.
20 25 30 35 8602775

Claims (11)

1. Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat en omvattende: A - een plaatcassette met: A1 - een roteerbaar aandrijfbare plaat (1),
5 A2 - een uitwendige huls (2) met een frontopening die in verbinding staat met een plaatopneemruimte, A3 - een inwendige plaathouder (7) die een sluitstuk (8) voor het afsluiten van de frontopening van de huls (2) en vasthoudmiddelen (9) voor het vasthouden van de plaat bezit 10 zodat de plaathouder en de plaat in de huls tezamen een plaathouder/plaat-eenheid vormen, welke vasthoudmiddelen (9) onderling beweegbaar zijn tussen een vasthoudstand waarin de plaat wordt vastgehouden en een vrije stand waarin de plaat vrij is om ten opzichte van de plaathouder te bewegen en 15 A4 - grendelmiddelen (48) die met behulp van uitwendige middelen vanuit een grendelstand waarin de plaathouder (7) in de huls (2) is vergrendeld en een vrije stand waarin de plaathouder uit de huls schuifbaar is plaatsbaar zijn, B - een apparaat waarin de plaat inbrengbaar is en omvattende:
20 B1 - plaatcassette - ontgrendelingsmiddelen (13) voor het ontgrendelen van de plaathouder (7) van een ingebrachte plaatcassette en B2 - een uittrekmechanisme (11,13,14) voor het uit de huls trekken en in het apparaat achterhouden van de 25 plaathouder/plaat-eenheid tijdens een terugtrekken van de huls (2), met het kenmerk, - dat de plaatvasthoudmiddelen (9) buiten de huls (2) slechts met behulp van uitwendige middelen onderling van de vasthoudstand naar de 30 vrije stand beweegbaar zijn, zodat de plaathouder (7) en de plaat (1) ook buiten de huls (2) een plaathouder/plaat-eenheid vormen zolang de vasthoudmiddelen niet door de uitwendige middelen naar de losstand zijn bewogen en - dat het apparaat is voorzien van met de plaatvasthoudmiddelen (9) van 35 een ingebrachte plaathouder/plaat-eenheid samenwerkende plaatlosmiddelen (11, 15, 20, 24) voor het onderling bewegen van de plaatvasthoudmiddelen van de vasthoudstand naar de vrije stand. 8602773 PHN 11.917 17
2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de plaathouder (7) elastische middelen (8,16,17) omvat die de vasthoudmiddelen (9) elastisch naar de vasthoudstand belasten, zodat van een uit de huls (2) verwijderde plaathouder/plaat-eenheid de plaat 5 (1) slechts verwijderd kan worden met behulp van uitwendige middelen die de vasthoudmiddelen tegen electrische kracht bewegen en dat in de vasthoudstand de vasthoudmiddelen de plaat elastisch en althans in hoofdzaak rammelvrij vasthouden.
3. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10. dat het sluitstuk (8) van de plaathouder (7) minstens één scharnier omvat met een scharnieras loodrecht op het plaatoppervlak, - dat de vasthoudmiddelen uit twee vlerken (9) bestaan, één aan iedere zijde van de plaat, die aan het ene uiteinde (18) vrij zijn en aan het andere uiteinde met het sluitstuk zijn verbonden en 15. dat de vlerken (9) door het scharnieren van de delen (8,16) van het sluitstuk om de genoemde scharnieras beweegbaar zijn tussen de vasthoudstand en de vrije stand. if. Systeem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de plaathou der (7) als één geheel uit kunststof is vervaardigd en het minstens 20 aanwezige scharnier bestaat uit een elastisch vervormbaar deel (16) van het sluitstuk (8).
5. Systeem volgens conclusie 3» met het kenmerk, dat de plaatlos-middelen omvatten: - houdmiddelen (11) die het sluitstuk (8) van de plaathouder (7) nabij 25 elk der uiteinden vasthouden, - ten opzichte van de houdmiddelen tussen een operatieve en een inope-ratieve stand beweegbare drukmiddelen (15) tussen de houdmiddelen die, in het vlak van de plaathouder (7), tegen de voorzijde van het sluitstuk (8) drukken, alsmede 30. elastische middelen (20) die de houdmiddelen (11) en de drukmiddelen (15) ten opzichte van elkaar elastisch belasten naar de inoperatieve stand, zodat bij een in het apparaat aangebrachte plaathouder/plaat-eenheid een elastisch buigmoment op het sluitstuk (8) van de plaathouder (7) wordt uitgeoefend voor het spreiden van de vlerken 35 (9) naar de losstand.
6. Systeem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de houdmiddelen (11) op een vaste plaats zijn opgesteld en dat de drukmiddelen 8602773 * PHN 11.917 18 s (15) elastisch beweegbaar zijn.
7· Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het apparaat is voorzien van minstens één positioneerorgaan (24) dat samenwerkt met de plaathouder (7) voor het beletten van verplaatsingen van de plaat- houder volgens een as loodrecht op de rotatieas van de plaat en lood-5 recht op de richting van inbrengen en verwijderen van de plaatcassette.
8. Systeem volgens conclusie 6 en 7, met het kenmerk, - dat een positioneerorgaan (24) aanwezig is aan weerszijden van de drukmiddelen, - dat de positioneerorganen (24) als aanslag functioneren die de bewe- 10 ging van de vasthoudmiddelen van de vasthoudstand naar de vrije stand begrenzen en aldus de uiteindelijke vrije stand bepalen en - dat de plaathouder (7_) is voorzien van uitsparingen (29) voor het opnemen van de ermee samenwerkende delen (28) van de positioneerorganen 15
9. Plaatcassette voor een systeem volgens één der voorgaande conclusies.
10. Apparaat voor een systeem volgens één der voorgaande conclusies. 20 25 30 35 8602773
NL8602773A 1986-11-03 1986-11-03 Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat, omvattende een plaatcassette alsmede een apparaat. NL8602773A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602773A NL8602773A (nl) 1986-11-03 1986-11-03 Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat, omvattende een plaatcassette alsmede een apparaat.
EP87202091A EP0267644A1 (en) 1986-11-03 1987-10-30 System for recording/reading information on/from a disc, comprising a disc cassette and an apparatus
US07/116,609 US4849958A (en) 1986-11-03 1987-11-03 System for recording/reading information on/from a disc, comprising a disc cassette and an apparatus
KR870012277A KR890005730A (ko) 1986-11-03 1987-11-03 디스크 카세트 및 장치를 포함하는 디스크상의 정보 기록 및 그 판독용 시스템
JP62277525A JPH0758572B2 (ja) 1986-11-03 1987-11-04 ディスク情報記録/読取装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602773 1986-11-03
NL8602773A NL8602773A (nl) 1986-11-03 1986-11-03 Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat, omvattende een plaatcassette alsmede een apparaat.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8602773A true NL8602773A (nl) 1988-06-01

Family

ID=19848771

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8602773A NL8602773A (nl) 1986-11-03 1986-11-03 Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat, omvattende een plaatcassette alsmede een apparaat.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8602773A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR910006028Y1 (ko) 디스크 카트리지
KR100904246B1 (ko) 디스크식 기록 및/또는 재생 장치
US4817079A (en) Carrier retainer for disk cartridge
US9984722B2 (en) Disc storage cassettes
US4849958A (en) System for recording/reading information on/from a disc, comprising a disc cassette and an apparatus
US5796698A (en) Disc apparatus
NL8601884A (nl) Plaatcassette.
US6404720B1 (en) Disk drive
TWI242766B (en) Shutter opening and closing mechanism, and disk driving device
NL8602773A (nl) Systeem voor het inschrijven/uitlezen van informatie op/van een plaat, omvattende een plaatcassette alsmede een apparaat.
US7310804B2 (en) Apparatus to load a disc cartridge
US4428014A (en) Case for a rotary recording medium
US6081494A (en) Disc recording and reproducing apparatus having a drive mechanism for loading and ejecting a disc cartridge
US4519060A (en) Disc latching mechanism
NL8703009A (nl) Apparaat voor het afspelen van een roterend aandrijfbare plaat.
US7389521B2 (en) Disk cartridge
KR20000012099A (ko) 디스크 카트리지의 수납 케이스
JP6640897B2 (ja) ライブラリ装置
KR100247781B1 (ko) 광 디스크 기록 재생장치의 디스크 안착용 트레이
KR100247782B1 (ko) 광 디스크 기록 재생장치
KR950015201B1 (ko) 미니디스크 플레이어의 디스크카트리지 삽입, 배출장치
JP3849763B2 (ja) ディスク式記録再生装置
JP3806570B2 (ja) カートリッジの収納装置
US6266310B1 (en) Disc player with guide plate
JP2936972B2 (ja) ディスク装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed