NL8602678A - Installatiekast met verbeterde aansluit- en montagemogelijkheden. - Google Patents

Installatiekast met verbeterde aansluit- en montagemogelijkheden. Download PDF

Info

Publication number
NL8602678A
NL8602678A NL8602678A NL8602678A NL8602678A NL 8602678 A NL8602678 A NL 8602678A NL 8602678 A NL8602678 A NL 8602678A NL 8602678 A NL8602678 A NL 8602678A NL 8602678 A NL8602678 A NL 8602678A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rail
box
installation
feed
shaped
Prior art date
Application number
NL8602678A
Other languages
English (en)
Other versions
NL186936C (nl
NL186936B (nl
Original Assignee
Holec Syst & Componenten
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Holec Syst & Componenten filed Critical Holec Syst & Componenten
Priority to NL8602678A priority Critical patent/NL186936C/nl
Publication of NL8602678A publication Critical patent/NL8602678A/nl
Priority to NL9001134A priority patent/NL192757C/nl
Publication of NL186936B publication Critical patent/NL186936B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL186936C publication Critical patent/NL186936C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/06Joints for connecting lengths of protective tubing or channels, to each other or to casings, e.g. to distribution boxes; Ensuring electrical continuity in the joint
    • H02G3/0616Joints for connecting tubing to casing
    • H02G3/0625Joints for connecting tubing to casing with means for preventing disengagement of conductors
    • H02G3/0683Joints for connecting tubing to casing with means for preventing disengagement of conductors with bolts operating in a direction transverse to the conductors
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/081Bases, casings or covers
    • H02G3/083Inlets
    • H02G3/085Inlets including knock-out or tear-out sections
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/16Distribution boxes; Connection or junction boxes structurally associated with support for line-connecting terminals within the box

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Connector Housings Or Holding Contact Members (AREA)
  • Connection Or Junction Boxes (AREA)
  • Connections Arranged To Contact A Plurality Of Conductors (AREA)

Description

-r ι N03W23 1 Do/3Sm I·.
Installatiekast met verbeterde aansluit- en montagemogelijkheden.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking öp een installatiekast voor een elektrische installatie, in het bijzonder voor het installeren 5 van schakel- en beveiligingsmiddelen, welke kast aan althans éën zijwand is voorzien van doorvoermiddelen voor het opnemen van het leidingstelsel van de installatie.
Dergelijke installatiekasten worden in de praktijk ook wel groepen-kasten of verdeelkasten genoemd en worden veelal gebruikt voor de dis-10 tributie van elektrische energie in woonhuizen, gebouwen enz. en kunnen zelfstandig of met meerdere installatiekasten tot een zogenaamde kastenbatterij worden samengevoegd. Voor het beveiligen van de elektrische installatie bevatten deze installatiekasten diverse elementen waaronder installatie-automaten, aardlek-automaten, smeltveiligheden en schake-15 laars. Voorts kunnen in of aan deze installatiekasten elektrische inrichtingen waaronder een beltransformator, meetapparatuur en dergelijke worden aangebracht.
Om de in de installatiekast aanwezige apparatuur enerzijds met bijvoorbeeld het openbare elektriciteitsnet en anderzijds met de plaatse-20 lijke elektrische installatie te verbinden bestaan de doorvoermiddelen meestal uit een of meerdere aan tegenoverliggende zijwanden van de kast aangebrachte doorvoeropeningen.
Het leidingstelsel van een elektrische installatie in een huis of gebouw wordt meestal in twee of meer aansluitingen of groepen verdeeld, 25 welke via afzonderlijke leidingen met de installatiekast worden verbonden. Het aantal doorvoeropeningen voor de plaatselijke installatie moet daarom aan het gewenste aantal aansluitingen of groepen kunnen worden aangepast.
Hiertoe kan een zijwand van de kast van een vaste opening zijn 30 voorzien waarin, afhankelijk van het gewenste aantal aansluitingen of groepen, een invoerstuk kan worden aangebracht. Dit invoerstuk bevat in het algemeen een vast aantal open buisvormige doorvoeropeningen, die geschikt zijn voor installatiebuizen van een bepaalde afmeting. De buisvormige doorvoeropeningen steken daarbij meestal buiten de kast uit en 35 bevinden zich op een ten opzichte van de buisdiameter relatief grote afstand van de achterwand van de kast waarmee deze tegen een muur of wand wordt bevestigd.
De installatiebuizen die met de installatiekast moeten worden verbonden eindigen in veel gevallen op een afstand van het plafond en wor-40 den tegen de muur of wand naar de installatiekast geleid. Het op de in- 8602678 'Λ 2 stallatiekast aan te sluiten uiteinde van de installatiebuizen moet dan, opdat een mechanisch spanningsvrije montage in de uitstekende buisvormige doorvoeropeningen wordt verkregen, ten opzichte van de muur of wand naar voren worden opgebogen hetgeen een tijdrovend karwei is met kans op 5 beschadiging van de buiseinden. Het toepassen van losse invoerstukken met elk een verschillend aantal door voeropeningen heeft voorts grote nadelen met betrekking tot het aantal op voorraad te houden onderdelen.
Er zijn ook uitvoeringsvormen van installatiekasten bekend met een of meerdere vast in een zijwand van de kast aangebrachte doorvoeropenin-10 gen, die echter ook op een relatief grote afstand van de achterwand van de kast zijn aangebracht, waardoor de installatiebuizen eveneens opgebogen moeten worden.
In de praktijk wordt o.a. bij huisinstallaties vrijwel steeds tussen de aansluiting op het openbare elektriciteitsnet en de installatie-15 kast waarop de plaatselijke elektrische installatie wordt aangesloten een verbruikmeetinrichting zoals een kWh-meter opgenomen. De verbruiks-meetinrichting en de installatiekast worden dan meestal direct aangrenzend boven elkaar geplaatst. De beide behuizingen kunnen dan in de aangrenzende zijwanden elk van een vaste opening zijn voorzien, die niet 20 noodzakelijkerwijs buisvormige of anderszins geschikt hoeft te zijn voor het opnemen van een installatiebuis.
In deze opening kan, indien de aansluiting van de installatiekast desondanks via een installatiebuis of kabel plaatsvindt, eveneens een soortgelijk los invoerstuk met een geschikte doorvoeropening worden op-25 genomen.
Omdat de aansluiting op het openbare elektriciteitsnet dan echter meestal via een enkele installatiebuis plaatsvindt, hoeven slechts invoerstukken met één opening op voorraad te worden gehouden, hetgeen minder nadelig is. Er zijn echter ook speciaal voor dit doel geschikte in-30 stallatiekasten vervaardigd waarbij de invoeropening voor de installatiebuis van het openbare elektriciteitsnet vast in de kast is meegevormd, In beide gevallen blijft het genoemde nadeel van het opbuigen van de installatiebuis aanwezig.
Installatiekasten zijn verder tevens voorzien van een geleidende 35 rail voor de benodigde veiligheidsaarding. Deze aardrail is bij de bekende uitvoeringsvorm tegen de achterwand in de kast aangebracht, ongeveer ter hoogte van de doorvoeropeningen voor de plaatselijke installatie. Omdat de aansluitdraden voor het aansluiten van de plaatselijke installatie op de in de groepenkast aanwezige apparatuur voor deze aard-40 rail langs lopen, bemoeilijken ze het aansluiten en het zicht op de 8602678 3 * aardrail. Dit is met name nadelig bij wijziging en/of uitbreiding van de installatie. Omdat een goede visuele controle van de op de aardrail gemaakte verbindingen hierbij wordt belemmerd, hetgeen nog verder wordt bemoeilijkt wanneer de kast op een slecht toegankelijke plaats is gemon-5 teerd, kan het voorkomen dat een bijvoorbeeld niet deugdelijk herstelde verbinding met de aardrail niet wordt waargenomen. Omdat de aardrail, vanwege de beschikbare ruimte in de kast, bovendien dicht onder de door-voeropeningen is aangebraeht wordt het maken van aansluitingen op deze aardrail verder bemoeilijkt doordat de draden van de plaatselijke in-10 stallatie moeilijk opzij kunnen worden geduwd.
Om de aardrail buiten de kast te kunnen aansluiten, bijvoorbeeld om een koppeling met een aardrail in een aangrenzende kast of met een uitwendige aardleiding te maken, zijn de bekende installatiekasten aan weerszijden voorzien van uitstootbare delen waar doorheen de rail of een 15 uitwendige aardleiding kan worden doorgevoerd. Wanneer een op een dergelijke wijze aangesloten installatie wordt gewijzigd, waardoor bijvoorbeeld de koppeling van de aardrail aan de andere zijde van de kast moet plaatsvinden, zal de oorspronkelijke gemaakte opening blijven bestaan hetgeen uit veiligheidsoverwegingen, met name aanrakingsgevaar, onge-20 wenst is.
De onderhavige uitvinding beoogt de hierboven beschreven nadelen van de bekende installatiekasten op te heffen door een installatiekast met verbeterde aansluit- en montagemogelijkheden te verschaffen, die het kenmerk heeft dat de doorvoermiddelen bestaan uit tuitvormige doorvoer-25 organen welke in de kast uitsteken en dicht nabij de achterwand van de kast zijn gelegen en dat aan weerszijden van de althans ene zijwand in de daaraan grenzende tegenover elkaar gelegen zijwanden van de kast uitwendig toegankelijke nisvormige ruimtes binnen de kast zijn gevormd, zodanig dat de uiteinden van althans een voor de tuitvormige doorvoerorga-30 nen aan te brengen in lengterichting verschuifbare geleidende rail, in het bijzonder voor veiligheidsaarding, in de respectieve nisvormige ruimtes naar buiten kunnen uitsteken.
De in de installatiekast aangebracht nisvormige ruimtes waarin de althans ene geleidende rail zijwaarts van de kast naar buiten kan uit-35 steken zijn in een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding als vöor de tuitvormige doorvoerorganen inspringende wanddelen van de kast gevormd. Een verdere uitvoeringsvorm van de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding heeft het kenmerk dat de nisvormige ruimtes zich uitstrekken tot in de althans ene, van doorvoerorganen voorzie-40 ne zijwand en vanaf deze zijwand eveneens uitwendig toegankelijk zijn.
8602678 4 4
Wanneer volgens een verder kenmerk van de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding de nisvormige ruimtes zodanige afmetingen hebben dat aan een uiteinde van de geleidende rail aangebrachte middelen voor koppeling van de rail met een rail van een andere kast daarin kun-5 nen worden opgenomen, kunnen aangrenzende kasten volgens de onderhavige uitvinding waarvan de geleidende rails moeten worden gekoppeld tegen elkaar worden geplaatst, omdat de rails na te zijn gekoppeld weer zodanig in de kast kunnen worden teruggeschoven, dat ze niet meer buiten de eigen kast uitsteken, 10 Het genoemde probleem van de wegbreekbare openingen bij de gebrui kelijke installatiekasten voor het koppelen van rails van aangrenzende kasten, wordt in de onderhavige uitvinding vermeden doordat in de voorkeursuitvoeringsvorm de doorsteekopening in de wand van* de nisvormige ruimte, waar doorheen de geleidende rail vanuit de kast naar buiten kan 15 uitsteken, zodanige aan de omtrek van de rail aangepaste afmetingen bezit dat de rail hierin nauwsluitend verschuifbaar past. Doordat voorts de wand van de kast waar de rail doorheen steekt ten opzichte van de omtrek van de kast naar binnen inspringt en de nisvormige ruimtes door een uiteinde van de rail, eventueel voorzien van bevestigingsmiddelen, wor-20 den opgevuld, kan eenvoudig aan bepaalde afdichtingseisen, in het bijzonder met betrekking tot aanrakingsgevaar, worden voldaan, ook na uitbreiding of wijziging van de installatie, hetgeen een voordeel is ten opzichte van de bekende installatiekasten.
Doordat volgens de onderhavige uitvinding de doorvoerorganen voor 25 het aansluiten van het leidingstelsel van de installatie dicht nabij de achterwand van de kast zijn gelegen, waarbij de voorkeursuitvoeringsvorm verder het kenmerk heeft dat een gedeelte van de omtrek van de tuitvor-mige doorvoerorganen samenvalt met de achterwand van de kast, kan het zogenaamde opbuigen van de installatiebuizen achterwege blijven, hetgeen 30 een besparing in montagetijd oplevert.
Om het genoemde nadeel van het op voorraad houden van losse invoer-stukken met meerdere doorvoeropeningen en met doorvoeropeningen voor buizen van verschillende diameters te vermijden, zijn de doorvoerorganen van de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding vast meege-35 vormd, waarbij de voorkeursuitvoeringsvorm een verder kenmerk heeft dat de tuitvormige doorvoerorganen over de gehele breedte van de althans ene zijwand zijn aangebracht en door wegbreekbare deksels zijn gesloten. Om voorts installatiebuizen van verschillende diameters op de kast aan te kunnen sluiten, heeft de voorkeursuitvoeringsvorm van de installatiekast 40 volgens de onderhavige uitvinding een verder kenmerk dat de diameter van 8602678 * 5 de tuitvormige doorvoerorganen trapsgewijs naar het inwendige van de kast afneemt.
Doordat bij de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding de doorvoerorganen ruitvormig in de kast uitsteken en dicht nabij de ach-5 terwand daarvan zijn aangebracht, kan de ruimte die zich bevindt voor de tuitvormige doorvoerorganen met voordeel worden benut voor het aanbrengen van de althans ene verschuifbare geleidende rail voor bijvoorbeeld veiligheidsaarding. Doordat de aansluitdraden van de plaatselijke installatie nu tussen de rail en de achterwand van de installatiekast 10 doorlopen, is deze rail vanaf de voorzijde van de kast beter bereikbaar en zichtbaar zodat aansluitdraden hierop gemakkelijker kunnen worden aangesloten. De ruimte die de rail anders op de achterwand van de bekende installatiekasten inneemt, kan nu met voordeel voor andere doeleinden worden benut, bijvoorbeeld voor het installeren van apparatuur met gro-15 tere afmetingen.
Om onder de geschetste moeilijke omstandigheden bij de bekende installatiekasten een deugdelijke aansluiting op de aardrail te kunnen waarborgen worden hulpstukjes toegepast, bijvoorbeeld in de vorm van U-vormige beugels, waarmee de aan te sluiten draad via een schroefverbin-20 ding op de rail wordt vastgeklemd. Omdat deze losse hulpstukjes klein van afmeting zijn komt het in de praktijk vaker voor dat ze zoekraken, waardoor de aansluitdraad zonder een dergelijk hulpstukje slechts door het smalle oppervlak van de kop van de met de aardrail te koppelen schroef op de rail wordt vastgeklemd, waardoor een deugdelijke verbin-25 ding niet gewaarborgd is omdat de draadader gedeeltelijk onder deze kop kan "wegdraaien". Dit probleem zal zich ook voordoen bij uitbreiding of wijziging van de installatie, waarbij men meestal niet de beschikking heeft over passende hulpstukjes.
Om het maken van betrouwbare aansluitingen op de geleidende rail, 30 bijvoorbeeld de aardrail, verder te vergemakkelijken zonder de noodzaak voor losse hulpstukken voorziet een verdere uitvoeringsvorm van een installatiekast volgens de onderhavige uitvinding voorts in een geleidende rail, welke het kenmerk heeft dat bevestigingsplaatsen van de rail voor het aansluiten van draden in de kast van althans een dwars op de rail 35 gelegen groef en daarmee samenwerkende nok zijn voorzien, zodanig dat een door middel van een op de van inwendige schroefdraad voorziene bevestigingsplaatsen met de rail te verbinden draadader in de althans ene groef en onder de kop van de schroef geklemd blijft.
Om de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding speciaal 40 geschikt te maken voor koppeling met aangrenzende soortgelijke kasten, 8602678 6 om op deze wijze een in het voorgaande reeds genoemde kastenbatterij te vormen, heeft de voorkeursuitvoeringsvorm van de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding nog een verder kenmerk dat de kast van middelen is voorzien waarmee een geleidende rail met een lengte die nagenoeg 5 overeenkomt met de uitwendige breedte van de kast, zodanig in langsrich-ting verschoven kan worden, dat telkens een uiteinde van de rail aan weerszijde van de kast over een afstand naar buiten kan uitsteken en dat in de niet-verschoven middenstand de rail niet buiten de kast uitsteekt.
In een verdere uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 10 wordt dit bewerkstelligd doordat in langsrichting van de rail een sleuf— vormige opening is aangebracht waarin een in de kast gemonteerde pen past die samen met de passende doorsteekopeningen in de nisvormige ruimtes de rail verschuifbaar ondersteunt. Volgens een verder kenmerk is de pen een schroef waarmee de rail tegen verschuiving in langsrichting kan 15 worden geblokkeerd.
Weer een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het kenmerk, dat binnen de kast in de ruimte voor de tuitvormige doorvoerorga-nen althans een naar voren uitstekende afstandhouder voor ondersteuning van de geleidende rail is gelegen, zodat in de daardoor gevormde ruimtes 20 tussen afstandhouders onderling en/of tussen de althans ene afstandhou-der en een respectieve nisvormige ruimte althans een haaks op de geleidende rail aan te brengen schroef kan worden opgenomen, waardoor de rail in een bepaalde stand kan worden geblokkeerd.
Om de rails van aangrenzende kasten met elkaar te kunnen koppelen 25 heeft een geleidende rail voor toepassing in de onderhavige uitvinding het kenmerk, dat de rail aan althans een uiteinde van middelen is voorzien voor koppeling van de rail met een gelijksoortige rail van een andere kast of met een uitwendige geleider. In een andere uitvoeringsvorm is daartoe het althans ene uiteinde van de geleidende rail als steker 30 uitgevoerd waarop een opschuifklemcontact kan worden gestoken. Voorts kan het althans ene uiteinde van een opening zijn voorzien voor het opnemen van bevestigingsmiddelen.
Zoals in het voorgaande reeds opgemerkt lopen de verbindingen tussen de apparatuur in de kast en het overige deel van de installatie 35 doorgaans via installatiebuizen, waarin de benodigde bedrading is opgenomen. Deze verbindingen worden meestal eenmalig, dat wil zeggen bij de aanleg van de installatie aangebracht.
Voor apparatuur die naderhand wordt aangebracht en/of aangesloten zijn dan speciale voorzieningen nodig, zoals aansluitblokjes of door-40 voeropeningen anders dan voor de installatiebuizen. Hierbij kan o.a. ge- 8602678 7 dacht worden aan het aansluiten van een belinstallatie of aansluitingen voor het op afstand uitlezen van meterstanden, bediening van schakelaars enz..
Wanneer de beltransformator in de installatiekast is geplaatst, zal 5 bij latere aansluiting van de belinstallatie het deksel van de kast moeten worden verwijderd om de benodigde aansluitingen met de transformator te kunnen maken. Het verwijderen van het deksel van de installatiekast kan echter, vooral wanneer dit door ondeskundigen gebeurt, aanleiding geven tot onveilige situaties en zal dus zoveel mogelijk vermeden dienen 10 te worden. Wanneer de beltransformator niet in, maar aan de buitenzijde van de installatiekast is gemonteerd, zoals ook veelvuldig gebeurt, zal men voor het aansluiten de kast niet meer behoeven te openen. Het blijft dan echter toch nodig om bijzondere maatregelen te treffen zoals een speciale doorvoeropening in de kast of extra bedrading om de primaire 15 wikkeling van de transformator op de plaatselijke installatie aan te sluiten.
De onderhavige uitvinding heeft nu verder tot doel ook de aansluiting van deze apparatuur te verbeteren en te vergemakkelijken, zonder dat de kast van speciale doorvoeropeningen of vaste aansluitklemmen moet 20 worden voorzien en zonder dat de installatiekast na aanleg opnieuw moet worden geopend. Een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding verschaft daartoe een doorverbindingsblokje dat losneembaar kan worden aangebracht in een doorvoerorgaan van een installatiekast volgens de onderhavige uitvinding, welk doorverbindingsblokje wordt gekenmerkt 25 door een behuizing van elektrisch isolerend materiaal met een zodanige vorm dat in gemonteerde toestand een eerste gedeelte daarvan buiten de kast uitsteekt en een tweede gedeelte het doorvoerorgaan van de kast afsluit, waarbij in de behuizing van het doorverbindingsblokje althans een in langsrichting doorlopend kanaal is gevormd waarin een bus van elek-30 trisch geleidend materiaal is opgenomen en waarbij nabij elk van de uiteinden van het althans ene kanaal openingen zijn aangebracht welke corresponderen met van schroefdraad voorziene openingen nabij elk van de uiteinden van de geleidende bus voor het met behulp van althans een passende schroef vastklemmen van de aansluitdraden in de bus.
35 Met een dergelijk doorverbindingsblokje wordt een universele aan sluitmogelijkheid verschaft, welke eenvoudig ook bij reeds bestaande in-stallatiekasten kan worden toegepast en waarmee in of aan de installa-tiekasten bevestigde apparatuur op gemakkelijke en veilige wijze respectievelijk uitwendig of in de kast met de plaatselijke installatie kan & C ö 2 6 7 8 •4 8 worden verbonden.
Met het doorverbindingsblokje volgens de onderhavige uitvinding heeft men nu de mogelijkheid om reeds bij de aanleg van de elektrische installatie apparatuur die pas later gebruikt zal gaan worden in de kast 5 te installeren en alvast op dit doorverbindingsblokje aan te sluiten.
Om aan bepaalde veiligheidsvoorschriften, met name aanrakingsge-vaar, te voldoen hebben verdere uitvoeringsvormen van het doorverbindingsblokje volgens de uitvinding het kenmerk dat de althans ene schroef in het eerste gedeelte zodanig door aan de behuizing gevormde tuitvor-10 mige isolerende uitsteeksels wordt omgeven dat in gemonteerde toestand deze althans ene schroef tegen aanraking met de hand is beschermd en dat het althans ene kanaal zodanig asymmetrisch in de behuizing is gelegen dat de althans ene schroef in het tweede gedeelte in gemonteerde toestand volledig door het doorvoerorgaan wordt omgeven en zo tegen aanra-15 king met de hand is beschermd.
Ten einde het doorverbindingsblokje stevig in de doorvoeropening van de kast te kunnen bevestigen, heeft een uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding het kenmerk dat het het doorvoerorgaan afsluitende tweede gedeelte van middelen is voorzien voor het in het doorvoeror-20 gaan vasthouden van het doorverbindingsblokje.
Hiertoe heeft een uitvoeringsvorm van het doorverbindingsblokje het kenmerk, dat het tweede gedeelte van elastisch vervormbare uitwendige uitsteeksels is voorzien waarmee de diameter van het doorverbindings-blokje zodanig groter is dan de inwendige diameter van het doorvoeror-25 gaan dat het doorverbindingsblokje klemmend in het doorvoerorgaan kan worden vastgehouden.
Een verdere uitvoeringsvorm van het doorverbindingsblokje volgens de onderhavige uitvinding heeft voorts hiertoe het kenmerk, dat het althans ene kanaal zodanig asymmetrisch in de behuizing is gelegen dat de 30 althans ene schroef in het tweede gedeelte in gemonteerde toestand volledig door het doorvoerorgaan wordt omgeven en zo tegen aanraking met de hand is beschermd.
Om ervoor te zorgen dat het doorverbindingsblokje in een bepaalde stand in het doorvoerorgaan van de installatiekast kan worden gefixeerd, 35 om verdraaien van het blokje tijdens montage te verhinderen, heeft een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding verder het kenmerk dat het doorverbindingsblokje centreermiddelen omvat om het blokje in gemonteerde toestand tegen verdraaiing te blokkeren. In een verdere uitvoeringsvorm bestaan deze centreermiddelen uit althans één, aan het tweede ge-40 deelte meegevormde naar buiten uitstekende nok, welke in een daarmee 8602678 9 * corresponderende uitsparing in het doorvoerorgaan past. Een weer verdere uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat het tweede gedeelte een rechte rand bezit die in gemonteerde toestand van het blokje, samen met de wand of muur waartegen de kast is gemonteerd, verdraaiing van het blokje ver-5 hindert.
Een met het doorverbindingsblokje uitgeruste installatiekast heeft ten opzichte van bekende kasten het voordeel dat de beschikbare kast-ruimte en doorvoerorganen beter kunnen worden benut. Immers wanneer bijvoorbeeld op de plaats van niet geïnstalleerde apparatuur voor de bevei-10 liging van de installatie een beltransformator in de kast wordt aangebracht, kan het voor deze apparatuur bestemde doorvoerorgaan nu met voordeel worden benut voor het via het doorverbindingsblokje maken van uitwendige aansluitingen op de transformator. Er is dus geen aparte doorvoeropening nodig in een andere zijwand van de installatiekast dan 15 die waar de doorvoerorganen voor de plaatselijke installatie zijn aangebracht, hetgeen bij de bekende installatiekasten wel het geval is. Bij de bekende kasten kan dit het aaneengesloten, bijvoorbeeld als kastenbatterij, installeren hiervan verhinderen.
Voorts zullen er bij toepassing van een doorverbindingsblokje in 20 een installatiekast volgens de onderhavige uitvinding ook geen problemen ontstaan bij het uitwendig aansluiten van een aardleider op de geleidende rail van die kast.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een op de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
25 Figuren la-d tonen in diverse aanzichten een voorkeursuitvoerings vorm van de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 toont een doorsnede langs de lijn A-A van de installatiekast volgens figuur la; figuur 3 toont op vergrote schaal een tuitvormig doorvoerorgaan in 30 doorsnede volgens figuur 2; figuur 4 toont op vergrote schaal het bovenaanzicht van de installatiekast volgens figuur la met een daarin gedeeltelijk gestreept weergegeven gemonteerde geleidende rail; figuur 5 toont hetzelfde aanzicht van de installatiekast volgens 35 figuur 4 waarbij de geleidende rail aan een zijde buiten de kast uitsteekt; figuur 6 toont een bovenaanzicht van een verdere installatiekast volgens de onderhavige uitvinding met eveneens een daarin gedeeltelijk gestreept weergegeven gemonteerde geleidende rail die zijwaarts van de 40 kast uitsteekt; 8602678 10 figuur 7 toont: in detail het vooraanzicht van een in de installatiekast volgens figuur 6 toegepaste geleidende rail; figuur 8 toont een wijze waarop geleidende rails van aangrenzende installatiekasten.kunnen worden gekoppeld; 5 figuur 9a-d toont in diverse aanzichten een doorverbindingsblokje zoals toegepast in de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur la toont het vooraanzicht van een installatiekast 1 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uivinding. De doorvoer-10 middelen voor de plaatselijke installatie bevinden zich in de bovenste zijwand 2 en de opening voor de aansluiting op het openbare elektriciteitsnet bevindt zich in de tegenover liggende onderste zijwand 3. In de achterwand 4 van de installatiekast zijn middelen, bijvoorbeeld nokken 5, aangebracht waarop in de installatiekast te installeren apparatuur 15 voor onder andere het verbinden van de plaatselijke elektrische installatie met het openbare elektriciteitsnet kan worden aangebracht. De kast bezit voorts een aantal bevestigingsgaten 6 voor montage op een wand of muur, De kast bezit verder op de hoekpunten een aantal vanaf de voorzijde toegankelijke montagegaten 7 voor het bijvoorbeeld via zogenaamde 20 "kwartslag-snelsluitingen" aanbrengen van een deksel (niet getoond) op de kast. In de uitvoeringsvorm volgens de figuur is voor het aansluiten van het openbare elektriciteitsnet in de onderste zijwand 3 een grotere opening 8 aangebracht die, zoals in de inleiding reeds is vermeld, door middel van een los invoerstuk (niet getoond) met passende doorvoerope-25 ning kan worden gesloten. Dit invoerstuk wordt dan in de U-vormige ge-leidingssleuven 9, 10 geschoven.
Figuur 1b toont een aanzicht van de zijwand 11 van de installatiekast volgens figuur la. De als inspringend wanddeel van de zijwand 11 gevormde nisvormige ruimte 13 strekt zich uit tot in de bovenste zijwand 30 2. Deze nisvormige ruimte is hier dus zowel vanaf de bovenste zijwand 2 als vanaf de zijwand 11 van buiten toegankelijk. Op soortgelijke wijze is in de zijwanden 2, 12 een nisvormige ruimte 13 gevormd.
In het in figuur lc getoonde bovenaanzicht van de installatiekast volgens figuur la zijn duidelijk de dicht bij de achterwand 4 van de 35 kast geplaatste doorvoeropeningen 14 van de tuitvormige doorvoerorganen voor het aansluiten van de leidingen van de plaatselijke elektrische installatie te zien. Deze doorvoeropeningen 14 liggen dicht tegen elkaar en zijn over de gehele breedte van de installatiekast aangebracht. Gezien vanaf de voorzijde van de installatiekast bevinden de nisvormige 40 ruimtes 13 zich voor de doorvoeropeningen 14.
8602678 11
Figuur ld toont het onderaanzicht tegen de onderste zijwand 3 van de installatiekast volgens figuur la. Duidelijk is te zien dat in de kast zich vanaf de doorvoeropeningen 14 naar voren uitstrekkende af-standhouders 15 zijn gevormd, voor het steunen Van een in de installa-5 tiekast voor de doorvoeropeningen 14 aan te brengen geleidende rail.
Figuur 2 toont een doorsnede langs de lijn A-A van de installatiekast volgens figuur la. De bevestigingsgaten 6 steken iets voorbij de achterwand naar buiten uit, om eventuele oneffenheden van de wand of muur waarop de installatiekast moet worden gemonteerd op te kunnen van-10 gen. De doorvoeropeningen 14 in de bovenste zijwand 2 zijn tuitvormig in de kast verlengd en zijn in de getoonde uitvoering geschikt voor het opnemen van installatiebuizen met diameters van twee verschillende afmetingen. De diameter van de tuitvormige doorvoeropening neemt daartoe stapvormig naar het inwendige van de kast af. Voor het in de kast uit-15 stekende tuitvormige gedeelte van de doorvoeropening 14 is het montage-gat 7 voor het opnemen van de bevestigingselementen voor het monteren van een deksel op de kast te zien. Aan de onderzijde is eveneens een voor hetzelfde doel bestemde montagegat 7 te zien.
Figuur 3 toont op vergrote schaal gedetailleerd de doorsnede van de 20 tuitvormige doorvoeropening 14 volgens figuur 2. De brede opening 16 kan bijvoorbeeld geschikt zijn voor het opnemen van installatiebuizen met een genormaliseerde diameter van 3/4", terwijl de kleinere opening 17 voor het opnemen van installatiebuizen met een genormaliseerde diameter van 5/8" geschikt kan zijn. Aan de onderzijde van het tuitvormige ge-25 deelte bevindt zich een wegbreekbaar deksel 18, dat via een rondom lopende inkerving 46 aan een stootrand 45 aan de onderzijde van de tuitvormige doorvoeropening 14 is vastgemaakt en in niet-weggebroken toestand de doorvoeropening afsluit.
Het is het niet strikt noodzakelijk dat de doorvoeropening 14 ge-30 schikt moet zijn voor montage van installatiebuizen van verschillende diameter, er kan ook worden volstaan met doorvoeropeningen met een diameter welke overeenkomt met de in huisinstallaties meest voorkomende buisdiameter van 5/8". Indien gewenst kunnen uiteraard ook doorvoeropeningen worden verschaft welke geschikt zijn om buizen van meer dan twee 35 verschillende diameters op te nemen.
Uit figuur 3 is duidelijk te zien dat een gedeelte van de zijwand van de tuitvormige doorvoeropening in een lijn samenvalt met de achterwand 4 van de installatiekast. Het in de inleiding genoemde opbuigen van de op de installatiekast aan te sluiten installatiebuizen wordt hiermee 40 voorkomen.
860 2 6 7 fe 12
Figuur 4 toont een bovenaanzicht van de installatiekast volgens figuur la met daarin een gedeeltelijk gestreept weergegeven aangebrachte geleidende rail 19, welke aan weerszijden van de kast in de nisvormige ruimtes 13 uitsteekt. De voor het verbinden van een aansluitdraad met de 5 geleidende rail 19 aangebrachte klemschroeven 20 bevinden zich hierbij zodanig tussen de gestreept weergegeven afstandshouders 15, dat verschuiving van de geleidende rail 19 in langsrichting hierdoor wordt verhinderd. De afmeting van de rail is nagenoeg gelijk aan de breedte van de installatiekast, gemeten tussen de zijwanden 11 en 12, zodat de rail 10 in de weergegeven toestand niet buiten de installatiekast uitsteekt. De geleidende rail 19 wordt door in de respektieve wand 21 van de nisvormige ruimtes 13 aangebrachte, aan de afmetingen van de rail 19 aangepaste sleufvormige doorsteekopeningen 22 verschuifbaar ondersteund. De mon-tagegaten 7 voor een deksel zijn eveneens gestreept weergegeven.
15 Figuur 5 toont hoe bij de installatiekast volgens figuur 4 de ge leidende rail 19 naar buiten kan uitsteken. De afstandsstukken 15 hebben daarbij een zodanige afstand ten opzichte van de wand 21 van de nisvormige ruimte 13, dat door het opnemen van een klemschroef 20 in de ruimte tussen een afstandshouder 15 en de genoemde wand 21 de geleidende rail 20 19 in de zoals weergegeven buiten de installatiekast uitstekende stand kan worden geblokkeerd. In plaats van twee afstandhouders 15 zoals getoond, kan ook met êën, bijvoorbeeld in het midden gelegen, afstandhouder 15 worden volstaan. Ook kunnen meer dan twee geschikt geplaatste af-standhouders worden aangebracht. Met behulp van de in deze uitvoerings-25 vorm aan de uiteinden van de geleidende rail 19 aangebrachte bevesti-gingsgaten 23 kan dan bijvoorbeeld door middel van een schroefverbinding een uitwendige aansluitdraad, bijvoorbeeld een aardleiding, worden aangesloten. Het is op soortgelijke wijze uiteraard ook mogelijk om de rail in plaats van aan de zijwand 12, aan de zijwand 11 buiten de kast te la-30 ten uitsteken.
Aan weerszijden van de klemschroeven 20 bevinden zich nokken 24, welke samen met dwars op de bevestigingsplaatsen voor de aansluitdraden op de rail gelegen groeven 25 ervoor zorgen dat bij montage de draad-aders niet zijdelings onder de kop van de schroef 20 kunnen wegdraaien 35 en dat de aansluitdraden op betrouwbare wijze onder de kop van de klemschroef en in deze groeven 25 geklemd blijven zonder dat aparte hulpstukken noodzakelijk zijn. Om aansluitdraden van verschillende doorsne-des te kunnen opnemen worden de groeven 25 bij voorkeur V-vormig uitgevoerd, zoals getoond.
40 Figuur 6 toont een bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm 0002678 13 van een installatiekast volgens de onderhavige uitvinding met grotere afmetingen dan in figuur 4 resp. 5. De geleidende rail 19 is hierin met behulp van een bevestigingsschroef 26 op afstand van en op dezelfde plaats voor de tuitvormige doorvoeropeningen 14 gemonteerd als in de 5 reeds getoonde uitvoeringsvormen. De schroef 26 wordt bevestigd in een van overeenkomstige schroefdraad voorziene verhoging 27 die op de gestreept weergegeven omtrek 28 van de tuitvormige doorvoeropeningen 14 in de installatiekast is gelegen*
In figuur 7 is de in figuur 6 toegepaste geleidende rail 19 en een 10 gedeelte van de installatiekast getoond. Voor het verschuiven van de rail in langsrichting daarvan is in het midden van de rail een sleufvormige uitsparing 29 aangebracht, waarmee de rail langs de bevestigingsschroef 26 kan schuiven. Op deze wijze kan de rail, in tegenstelling tot de in figuur 5 getoonde uitvoeringsvorm, binnen een door de lengte van 15 de sleufvormige opening 28 begrensde afstand, willekeurig ver buiten de installatiekast uitsteken en in een dergelijke stand worden geblokkeerd. De geleidende rail 19 bezit eveneens nokken 24 en sleuven 25 voor het op betrouwbare wijze verbinden van aansluitdraden met de rail. Hoewel niet
• A
getoond, zal het duidelijk zijn dat om dezelfde reden ook de verbin-20 dingsplaats rond de gaten 23 in de rail 19 van een of meerdere nokken 24 en sleuven 25 kan worden voorzien. Voorts kunnen de uiteinden van de geleidende rail als bijvoorbeeld platte steker worden uitgevoerd, welke met een zogenaamd opschüifklemcontact voor het koppelen van rails of het aansluiten van een geleider kan samenwerken (niet getoond).
25 Figuur 8 toont een wijze waarop de geleidende rails van twee aan grenzende kasten kunnen worden gekoppeld. Hiertoe is gebruik gemaakt van een van gaten voorzien strookvormig verbindingselement 30 dat door middel van in de bevestigingsgaten 23 opgenomen schroeven 31 met de respek-tieve geleidende rails is verbonden. De nisvormige ruimtes 13 hebben zo-30 danige afmetingen dat het verbindingselement 30 en de schroeven 31 hierin gemakkelijk kunnen worden opgenomen. In de praktijk zal het verbindingselement 30 eerst met de ene rail in de buiten de kast uitstekende positie worden verbonden, waarna deze in de middenstand wordt teruggeschoven, en vervolgens met de andere rail in de buiten de kast uitste-35 kende positie worden verbonden, waarna ook deze rail in de middenstand wordt teruggeschoven en de kasten tegen elkaar kunnen worden gemonteerd .
De koppeling van de geleidende rails kan uiteraard ook op andere wijzen dan getoond, bijvoorbeeld door middel van U-vormige beugels, of 40 via de genoemde steker-opschuifklemcontact-stekerverbinding tot stand 8602678 \ 14 worden gebracht.
Omdat de nisvormige ruimtes hier ook vanaf de bovenste zijwand 2 van buiten de kast toegankelijk zijn, kunnen in plaats van schroeven 31 met een zaagsnede ook schroeven 31 met een bijvoorbeeld zeskante kop 5 worden toegepast die met behulp van een steeksleutel kunnen worden bediend, zonder dat de rail daartoe buiten de kast hoeft uit te steken. Dit is vooral makkelijk bij het losmaken van de koppeling. Een of de beide kasten hoeven dan niet eveneens losgemaakt te worden. Wanneer de diepte van de nisvormige ruimte 20 zo wordt gemaakt dat het opschuif-10 klemcontact hierin voldoende kan worden verschoven kan ook in gemonteerde toestand van de kasten hiermee makkelijk een koppeling worden gemaakt of verbroken.
Het zal duidelijk zijn dat met de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding op eenvoudige wijze een kastenbatterij kan worden ge-15 vormd, zonder belemmeringen van zijwaarts aan de kasten uitstekende verbinding sdraden en dergelijke. Wanneer in een later stadium de installatie moet worden gewijzigd, hoeft slechts het verbindingselement 30 losgenomen te worden, en blijven er geen ongewenste openingen aan de zijwand van de kast over.
20 Het zal duidelijk zijn dat in plaats van een enkele geleidende rail ook meerdere geleidende rails op de wijze volgens de onderhavige uitvinding, bijvoorbeeld onder elkaar, kunnen worden aangebracht waardoor op eenvoudige wijze een zgn. railkastenbatterij van aan elkaar gekoppelde geleidende rails kan worden gevormd. Eveneens is het mogelijk 25 om niet alleen aan de bovenzijde, bij de doorvoeropeningen van de plaatselijke installatie, een geleidende rail in de kast aan te brengen maar kan er ook aan de zijde waar bijvoorbeeld het openbare elektriciteitsnet op de kast wordt aangesloten, een dergelijke rail met nisvormige ruimtes volgens de onderhavige uitvinding worden aangebracht.
30 De installatiekast is zo geconstrueerd dat bij de aanleg van het leidingstelsel van de elektrische installatie de installatiekast in lege toestand gemonteerd kan worden, waarna in een later stadium de apparatuur in de kast kan worden geïnstalleerd.
Het spreekt vanzelf dat, in tegenstelling tot de getoonde wijze, 35 ook de doorvoeropening voor de aansluiting van het openbare elektriciteitsnet vast in bijvoorbeeld de zijwand 3 en dicht tegen de achterwand 4 van de installatiekast 1 kan worden aangebracht. Op soortgelijke wijze als de doorvoeropeningen 14.
Bij voorkeur wordt de kast van een thermoplastisch kunststof ver-40 vaardigd, waardoor de kast door middel van bijvoorbeeld spuitgieten kan 8 6 C 2 6 7 8 15 * worden vervaardigd en de doorvoerorganen met voldoende mechanische stevigheid zoals getoond in de achterwand van de kast kunnen worden opgenomen.
In de figuren 9a-d zijn verschillende aanzichten en doorsnedes van 5 een uitvoeringsvorm van het in de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding toepasbare doorverbindingsblokje 32 getoond, In figuur 9a zijn in de van een elektrisch isolerend materiaal vervaardigde behuizing 33 van het doorverbindingsblokje 32 in langsrichting aangebrachte kanalen 34 voor het opnemen van een bus van een elektrisch geleidend mate-10 riaal gestreept weergegeven. Nabij de uiteinden van deze kanalen 34 zijn respectievelijk openingen 35, 36 aangebracht welke corresponderen met nabij de uiteinden van de geleidende bus (niet getoond) gevormde, van schroefdraad voorziene openingen voor het opnemen van een schroef voor het in de geleidende bus vastklemmen van een aansluitdraad.
15 Figuur 9b toont een doorsnede langs de lijn A-A van het doorverbin dingsblokje 32 volgens figuur 9a. De openingen 36 bevinden zich onder een schijfvormig gedeelte 37 van de behuizing 33, de diameter waarvan nagenoeg overeenkomt met de diameter van een doorvoeropening van de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding, bijvoorbeeld de in fi-20 guur 3 getoonde brede opening 16. Het doorverbindingsblokje 32 heeft in langsrichting van de kanalen 34 gezien een zodanige afmeting dat het schijfvormig gedeelte 37 na montage in een doorvoeropening van de installatiekast daardoor wordt omgeven en dat het overige gedeelte 37 van het doorverbindingsblokje daarbij buiten de installatiekast uitsteekt.
25 Aan het uiteinde van het in de doorvoeropening op te nemen gedeelte van het doorverbindingsblokje is in de getoonde uitvoeringsvorm een verende arm 39 met een haakvormig uiteinde 40 aangebracht. Deze verende arm heeft een zodanige lengte dat na het monteren van het doorverbindingsblokje in de installatiekast de rechte zijde 47 van het haakvormig uit-30 einde achter de zich aan de onderste begrenzing van de tuitvormige doorvoeropening 14 in de installatiekast bevindende stootrand 45 aangrijpt, waardoor het doorverbindingsblokje in de doorvoeropening wordt vastgehouden. Het blokje kan slechts verwijderd worden wanneer de kast wordt geopend en de verende arm 39 naar de middellijn van het blokje, los van 35 de aangrijping, wordt weggeduwd. In figuur 9a is de verende arm in bovenaanzicht weergegeven.
Boven de openingen 35 zijn op zodanige wijze tuitvormige isolerende uitsteeksel 41 gevormd, dat na montage van een aansluitdraad in een in het kanaal 34 opgenomen bus, de hiervoor toegepaste schroef niet buiten 40 het tuitvormig uitsteeksel 41 uitsteekt, om aanraking met de hand te 8602678 16 * vermijden. De lengte van het tuitvormige uitsteeksel 41 en de toe te passen schroef voor het vastklemmen van een aansluitdraad in de bus zijn bij voorkeur zodanig aangepast dat wanneer de schroef in het tuitvormige uitsteeksel 41 wordt gebracht, deze al niet meer met de hand kan worden 5 aangeraakt nog voordat de schroef contact maakt met de geleidende bus. Bij voorkeur zijn in het tuitvormige uitsteeksel 41 inwendig naar voren stekende ribben 42 aangebracht om ervoor te zorgen dat een in het uitsteeksel 41 aangebrachte schroef een zodanige kracht ondervindt dat deze zich niet gemakkelijk, bijvoorbeeld onder invloed van trilling, uit het 10 tuitvormige uitsteeksel 41 kan verplaatsen.
Voor de in de openingen 36 aan te brengen schroeven zijn geen speciale maatregelen nodig om aanrakingsgevaar met de hand te voorkomen, omdat na montage deze schroeven volledig in het doorvoerorgaan van de installatiekast worden opgenomen, welke doorvoeropening door het schijf-15 vormige gedeelte 37 wordt afgesloten. Aan het in een doorvoeropening op te nemen uiteinde van de kanalen 34 is voorts een verhoging 43 gevormd als barrière voor de in de kanalen 34 aan te brengen geleidende bussen.
Figuur 9c toont een doorsnede langs de lijn B-B van het verbin-dingsblokje 32 volgens figuur 9a. Hieruit is te zien dat de behuizing 20 van het doorverbindingsblokje op de plaats van de openingen 36 ten opzichte van de omtrek van het schijfvormige gedeelte 37 naar binnen inspringt, om het in de openingen 36 aanbrengen van een met de geleidende bus te koppelen schroef mogelijk te maken. De tuitvormige uitsteeksels 41 zijn eveneens gedeeltelijk zichtbaar.
25 De kanalen 34 zijn zodanig asymmetrisch ten opzichte van de ronde doorsnede van het schijfvormige gedeelte 37 geplaatst, dat de via de openingen 36 met de bus te koppelen schroeven na montage niet buiten het schijfvormige gedeelte 37 uitsteken. De juiste ligging van de kanalen 34 is afhankelijk van de afmetingen van de schroeven, welke een zodanige 30 lengte moeten bezitten, dat afhankelijk van de diameter van de geleidende bus, aansluitdraden van verschillende diameter daarin stevig kunnen worden vastgeklemd.
De afzonderlijke draden in de aansluitbussen van het doorverbindingsblokje kunnen vanzelfsprekend met meerdere schroeven worden vastge-35 klemd, hetgeen meerdere gaten 35, 36 in een kanaal 34 vereist.
Aan het schijfvormige gedeelte 37 zijn verder naar buiten uitstekende rechthoekige nokken 38 zichtbaar. Deze nokken kunnen samenwerken met in de doorvoeropeningen van de installatiekast aangebrachte uitsparingen, om het doorverbindingsblokje in de doorvoeropeningen te centre-40 ren en om verdraaiing daarvan tijdens het maken van aansluitingen op het 8602678 17 doorverbindingsblokje te verhinderen. Uiteraard kunnen de nokken 38 ook anders dan rechthoekig, bijvoorbeeld cilindrisch van vorm zijn.
Om verdraaiing van het blokje in gemonteerde toestand te voorkomen, kan het schijfvormig gedeelte 17 ook een in het geheel of gedeeltelijk 5 grotere diameter hebben dan de doorvoeropening waarin het blokje moet worden opgenomen. De bijvoorbeeld grotere diameter, welke grenst aan de tuitvormig uitsteeksels 41 blijft dan na montage buiten het doorvoeror-gaan. Door hieraan een rechte rand te vormen, welk na montage tegenover de muur of wand waarop de kast is gemonteerd ligt, zodanig dat de tuit-10 vormige uitsteeksels toegankelijk blijven, kan eveneens een borging tegen verdraaien worden bewerkstelligd. Het in het doorvoerorgaan passende deel van het schijfvormig gedeelte, dat grenst aan de openingen 36, kan dan voldoende houdkracht van het blokje in de doorvoeropening verschaffen.
15 Uit figuur 9c is te zien dat de verbindingskanalen 34 een aan een smalle zijde afgeronde rechthoekige doorsnede hebben. De in de kanalen 34 op te nemen geleidende bussen (niet getoond) bezitten een overeenkomstige doorsnede, waardoor wordt verzekerd dat de bussen slechts zodanig in de kanalen kunnen worden opgenomen dat de voor het bevestigen van de 20 schroeven aangebrachte schroefgaten daarin corresponderen met de in de behuizing aangebrachte openingen 35, 36.
Figuur 9d toont een doorsnede van het verbindingsblokje 32 volgens figuur 9a langs de lijn C-C. Hieruit is te zien dat het na montage in een doorvoeropening uitstekende gedeelte 44 van het doorverbindingsblok-25 je een nagenoeg rechthoekige doorsnede bezit. De tuitvormige uitsteeksels 41 steken hierbij allen aan dezelfde kant van het doorverbindingsblokje uit.
In plaats van de in deze uitvoeringsvorm van het doorverbindingsblokje 32 getoonde verende arm 39 om het blokje in een doorvoeropening 30 vast te houden, kan het schijfvormige gedeelte 37 ook van uitwendige elastisch vervormbare uitsteeksels, bijvoorbeeld in langsrichting van het schijfvormige gedeelte 37 gevormde ribben of ruggen zijn voorzien, zodanig dat de diameter van het gedeelte 37 iets groter is dan de diameter van de doorvoeropening waardoor het doorverbindingsblokje klemmend 35 in een dergelijke doorvoeropening kan worden vastgehouden (niet getoond) . Dit laatste heeft verder het voordeel dat de lengte van de verende arm 39 niet noodzakelijkerwijs aangepast hoeft te zijn aan de lengte van de tuitvormige doorvoeropening van de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding, maar universeel toepasbaar is in installatie-40 kasten met doorvoeropeningen van willekeurige lengtes. Het spreekt van- 8602678 01 18 zelf dat het klemmenblokje niet beperkt is tot uitvoeringsvormen met drie aansluitbussen, zoals getoond, maar dat dit aantal kan worden gevarieerd.
Gezien de maatregelen met betrekking tot het aanrakingsgevaar, is 5 het doorverbindingsblokje volgens de onderhavige uitvinding niet alleen geschikt voor doorverbindingen met lage spanning, bijvoorbeeld de secundaire zijde van een beltransformator, maar is het ook geschikt om onder hogere spanning werkende apparatuur, bijvoorbeeld 220/380 V door te verbinden.
10 Het doorverbindingsblokje kan ook met voordeel worden toegepast in de tuitvormige openingen van leidingdozen van het leidingstelsel van de elektrische installatie. Het blokje is verder ook geschikt om toe te passen in de doorvoeropening van een deksel van een, zoals in huisinstallaties gebruikelijk, in het plafond gemonteerde aansluitdoos, voor 15 het aansluiten van verlichtingsarmaturen. Dit heeft het voordeel dat er niet, zoals in de praktijk gebruikelijk, draden van de elektrische installatie buiten de in het plafond gemonteerde aansluitdoos hoeven uit te steken. Dergelijke uitstekende draden worden in de praktijk gemakkelijk beschadigd, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
20 Het doorverbindingsblokje wordt bij voorkeur vanwege de goede elek trisch isolerende eigenschappen en voordelige verwerkingsmogelijkheden van een thermoplastische kunststof vervaardigd, zoals bijvoorbeeld polyamide .
Het spreekt vanzelf dat de onderhavige uitvinding niet tot de in de 25 figuren weergegeven voorkeursuitvoeringsvormen met betrekking tot zogenaamde groepen- of verdeelkasten beperkt is, maar dat de omvang van de uitvinding zich ook uitstrekt tot bijvoorbeeld railkasten, veilighedenkasten, schakelkasten enz..
30 35 40 8602678

Claims (28)

1. Installatiekast voor een elektrische installatie, in het bijzonder voor het installeren van schakel- en beveiligingsmiddelen, welke 5 kast aan althans één zijwand is voorzien van doorvoermiddelen voor het opnemen van het leidingstelsel van de installatie, met het kenmerk, dat de doorvoermiddelen bestaan uit tuitvormige doorvoerorganen welke in de kast uitsteken en dicht nabij de achterwand van de kast zijn gelegen en dat aan weerszijden van de althans ene zijwand in de daaraan grenzende 10 tegenover elkaar gelegen zijwanden van de kast uitwendig toegankelijke nisvormige ruimtes binnen de kast zijn gevormd, zodanig dat de uiteinden van althans een voor de tuitvormige doorvoerorganen aan te brengen in lengterichting verschuifbare geleidende rail, in het bijzonder voor vei-ligheidsaarding, in de respectieve nisvormige ruimtes naar buiten kunnen 15 uitsteken,
2. Installatiekast volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de nisvormige ruimtes als voor de tuitvormige doorvoerorganen inspringende wanddelen van de kast zijn gevormd.
3. Installatiekast volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de nis- 20 vormige ruimtes zich uitstrekken tot in de althans ene van doorvoerorganen voorziene zijwand en vanaf deze zijwand eveneens uitwendig toegankelijk zijn,
4. Installatiekast volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de nisvormige ruimtes zodanige afmetingen hebben dat aan een uiteinde 25 van de geleidende rail aangebrachte middelen voor koppeling van de rail met een rail van een andere installatiekast daarin kunnen worden opgenomen.
5. Installatiekast volgens althans een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorsteekopening in de wand van de nisvormige 30 ruimte, waar doorheen de geleidende rail vanuit de kast naar buiten kan uitsteken, zodanige aan de omtrek van de rail aangepaste afmetingen bezit dat de rail hierin nauwsluitend verschuifbaar past.
6. Installatiekast volgens althans een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een gedeelte van de omtrek van de tuitvormige door- 35 voerorganen samenvalt met de achterwand van de kast.
7. Installatiekast volgens althans een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tuitvormige doorvoerorganen over de gehele breedte van de althans ene zijwand zijn gelegen en door wegbreekbare deksels zijn gesloten.
8. Installatiekast volgens althans een van de voorgaande conclusies, 8602678 # met het kenmerk, dat de diameter van de tuitvormige doorvoerorganen trapsgewijs naar het inwendige van de kast afneemt.
9. Installatiekast volgens althans een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze bestaat uit thermoplastisch kunststof.
10. Installatiekast volgens althans een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kast van middelen is voorzien waarmee de geleidende rail met een lengte die nagenoeg overeenkomt met de uitwendige breedte van de kast, zodanig in langsrichting verschoven kan worden dat telkens een uiteinde van de rail aan weerszijde van de kast over een af- 10 stand naar buiten kan uitsteken en dat in de niet-verschoven middenstand de rail niet buiten de kast uitsteekt.
11. Installatiekast volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat binnen de kast in de ruimte voor de tuitvormige doorvoerorganen althans een naar voren uitstekende afstandhouder voor ondersteuning van de geleiden- 15 de rail is gelegen, zodat in de daardoor gevormde ruimtes tussen af-standhouders onderling en/of tussen de althans ene afstandhouder en een respectieve nisvormige ruimte althans een haaks op de geleidende rail aan te brengen schroef kan worden opgenomen, waardoor de rail in een bepaalde stand kan worden geblokkeerd. 20
12, Installatiekast voorzien van een geleidende rail volgens conclu sie 10, met het kenmerk, dat de rail in langsrichting van een sleufvor-mige opening is voorzien waarin een in de kast gemonteerde pen past die samen met de passende doorsteekopeningen in de nisvormige ruimtes de rail verschuifbaar ondersteunt.
13. Installatiekast volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de pen een schroef is waarmee de rail tegen verschuiving in langsrichting kan worden geblokkeerd.
14. Installatiekast volgens conclusie 10 tot en met 13, met het kenmerk, dat de rail aan althans een uiteinde van middelen is voorzien voor 30 koppeling van de rail met een gelijksoortige rail van een andere kast of met een uitwendige geleider,
15. Installatiekast volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het althans ene uiteinde van de geleidende rail als steker is uitgevoerd waarop een opschuifklemcontact kan worden gestoken.
16. Installatiekast volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat het althans ene uiteinde van een opening is voorzien voor het opnemen van bevestigingsmiddelen.
17. Installatiekast volgens conclusie 10 tot en met 16, met het kenmerk, dat bevestigingsplaatsen van de rail voor het aansluiten van dra- 40 den in de kast van althans een dwars op de rail gelegen groef en daarmee 8602678 samenwerkende nok zijn voorzien, zodanig dat een door middel van een schroef op de van inwendige schroefdraad voorziene bevestigingsplaatsen met de rail te verbinden draadader in de althans ene groef en onder de kop van de schroef geklemd blijft.
18. Doorverbindingsblokje dat losneembaar kan worden aangebracht in een doorvoerorgaan van een installatiekast volgens althans een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een behuizing van elektrisch isolerend materiaal met een zodanige vorm dat in gemonteerde toestand een eerste gedeelte daarvan buiten de kast uitsteekt en een tweede gedeelte 10 het doorvoerorgaan van de kast afsluit, waarbij in de behuizing van het doorverbindingsblokje althans een in langsrichting doorlopend kanaal is gevormd waarin een bus van elektrisch geleidend materiaal is opgenomen en waarbij nabij elk van de uiteinden van het althans ene kanaal openin-gen zijn aangebracht welke corresponderen met van schroefdraad voorzien 15 openingen nabij elk van de uiteinden van de geleidende bus voor het met behulp van althans een passende schroef vastklemmen van de aansluitdra-den in de bus.
19. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de althans ene schroef in het eerste gedeelte zodanig door aan de 20 behuizing gevormde tuitvormige isolerende uitsteeksels wordt omgeven dat in gemonteerde toestand deze althans ene schroef tegen aanraking met de hand is beschermd.
20. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat het althans ene kanaal zodanig asymmetrisch in de behuizing 25 is gelegen dat de althans ene schroef in het tweede gedeelte daarvan in gemonteerde toestand volledig door het doorvoerorgaan wordt omgeven en zo tegen aanraking met de hand is beschermd.
21. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 18 tot en met 20 , met het kenmerk, dat het het doorvoerorgaan afsluitende tweede gedeelte van 30 middelen is voorzien voor het in het doorvoerorgaan vasthouden van het doorverbindingsblokje.
22. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het tweede gedeelte van elastisch vervormbare uitwendige uitsteeksels is voorzien waarmee de diameter van het doorverbindingsblokje zoda- 35 nig groter is dan de inwendige diameter van het doorvoerorgaan dat het doorverbindingsblokje klemmend in het doorvoerorgaan kan worden vastgehouden .
23. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de uitsteeksels door in langsrichting gevormde ribben of ruggen wor- 40 den gevormd. 8602678
24. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat aan het uiteinde van het tweede gedeelte althans een in langsrich-ting uitstekende verende arm is aangebracht, met een zodanige lengte dat het haakvormige uiteinde van deze althans ene arm aan de begrenzing van 5 het doorvoerorgaan in de installatiekast kan aangrijpen.
25. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 18 tot en met 24, met het kenmerk, dat het doorverbindingsblokje centreermiddelen omvat om het blokje in gemonteerde toestand tegen verdraaiing te blokkeren.
26. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 18 tot en met 25, met 10 het kenmerk, dat de centreermiddelen bestaan uit althans êên aan het tweede gedeelte meegevormde naar buiten uitstekende nok, welke in een daarmee corresponderende uitsparing in het doorvoerorgaan past.
27. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 18 tot en met 25, met het kenmerk, dat het tweede gedeelte een rechte rand bezit die in gemon- 15 teerde toestand van het blokje, samen met de wand of muur waartegen de kast is gemonteerd, verdraaiing van het blokje verhindert.
28. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 18 tot en met 27, met het kenmerk, dat het bestaat uit thermoplastisch kunststof. 20 25 30 35 40 8602678
NL8602678A 1986-10-24 1986-10-24 Installatiekast voor elektrische installaties. NL186936C (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602678A NL186936C (nl) 1986-10-24 1986-10-24 Installatiekast voor elektrische installaties.
NL9001134A NL192757C (nl) 1986-10-24 1990-05-14 Doorverbindingsblokje voor een installatiekast.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602678A NL186936C (nl) 1986-10-24 1986-10-24 Installatiekast voor elektrische installaties.
NL8602678 1986-10-24

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8602678A true NL8602678A (nl) 1988-05-16
NL186936B NL186936B (nl) 1990-11-01
NL186936C NL186936C (nl) 1993-06-16

Family

ID=19848715

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8602678A NL186936C (nl) 1986-10-24 1986-10-24 Installatiekast voor elektrische installaties.
NL9001134A NL192757C (nl) 1986-10-24 1990-05-14 Doorverbindingsblokje voor een installatiekast.

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9001134A NL192757C (nl) 1986-10-24 1990-05-14 Doorverbindingsblokje voor een installatiekast.

Country Status (1)

Country Link
NL (2) NL186936C (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8803070A (nl) * 1988-12-15 1990-07-02 Hollandse Apparatenfab Inzetstuk van een apparatenkast voor electrische installaties.
BE1011833A3 (nl) * 1997-12-16 2000-02-01 Jvk Plastics Nv Inbouwdoos voor elektrisch installatiemateriaal.

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1987446A (en) * 1933-03-18 1935-01-08 Gen Electric Outlet box
FR1437312A (fr) * 1965-06-21 1966-04-29 Boîtier pour installations électriques à montage rapide de tubes ou gaines de diamètres différents
US3902002A (en) * 1974-02-13 1975-08-26 Gen Electric Grounding attachment for non-metallic enclosures
US4277641A (en) * 1979-09-26 1981-07-07 Gte Products Corporation Electrical outlet box and cable clamp device
US4536613A (en) * 1982-09-30 1985-08-20 Slater Electric Inc. Clamp bushing for securing an electrical cable to an electrical outlet box

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL49436C (nl) *
CH256322A (de) * 1947-05-09 1948-08-15 Sursee Werke Ag Verbindungsklemme für elektrische Leitungen.
CH275941A (de) * 1948-12-23 1951-06-15 Sauter Ag Klemmenblock, bei der Blockkörper aus Isolierstoff besteht und der zum Einsetzen in Gehäuse elektrischer Apparate bestimmt ist.
DE2009232A1 (de) * 1970-02-27 1971-09-09 Hartmann & Braun Ag Mehrpolige Klemmenanordnung für Gehäuse
BE856000A (fr) * 1977-06-22 1977-12-22 Acec Socle a bornes

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1987446A (en) * 1933-03-18 1935-01-08 Gen Electric Outlet box
FR1437312A (fr) * 1965-06-21 1966-04-29 Boîtier pour installations électriques à montage rapide de tubes ou gaines de diamètres différents
US3902002A (en) * 1974-02-13 1975-08-26 Gen Electric Grounding attachment for non-metallic enclosures
US4277641A (en) * 1979-09-26 1981-07-07 Gte Products Corporation Electrical outlet box and cable clamp device
US4536613A (en) * 1982-09-30 1985-08-20 Slater Electric Inc. Clamp bushing for securing an electrical cable to an electrical outlet box

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8803070A (nl) * 1988-12-15 1990-07-02 Hollandse Apparatenfab Inzetstuk van een apparatenkast voor electrische installaties.
BE1011833A3 (nl) * 1997-12-16 2000-02-01 Jvk Plastics Nv Inbouwdoos voor elektrisch installatiemateriaal.

Also Published As

Publication number Publication date
NL9001134A (nl) 1990-10-01
NL186936C (nl) 1993-06-16
NL186936B (nl) 1990-11-01
NL192757C (nl) 1998-01-06
NL192757B (nl) 1997-09-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2018451C (en) Multiple function electrical outlet and electrical distribution system utilizing the same
US6059605A (en) Watthour meter socket adapter
US3609647A (en) Electrical receptacle
KR970003177B1 (ko) 모듈을 호환할 수 있는 배전 시스템
US4649230A (en) Electrical universal connecting box
EP2400329A1 (en) Apparatus for handling data conductors
US9970634B1 (en) Recessed luminaire for remodel applications
HU201850B (en) Channel of rail conductor with connecting device
US4433204A (en) Junction box for poke-thru floor fittings
US1608621A (en) Electrical conduit system
WO1986007202A1 (en) An outlet box provided with coaxial connectors
US3393397A (en) Terminal block
GB2404097A (en) Wall Mounted Electrical Connector Module
NO750564L (nl)
HUT68301A (en) Data communications outlet kit
US2281515A (en) Secondary service box
KR200410218Y1 (ko) 광분배함
EP2113716B1 (en) A light fitting to be recessed into a suspended power distribution track
NL8602678A (nl) Installatiekast met verbeterde aansluit- en montagemogelijkheden.
GB2341733A (en) Plug-in elecrical accessory assemblies
CA2929189C (en) Apparatus for connection of electric light fixtures having fault-current discharge
US2707203A (en) Electrical junction box
NO180318B (no) Koblingsboks forsynt med festeanordninger for befestigelse til kanaler
US4500161A (en) Electrical connector with sliding collar
AU2008243065B2 (en) Mounting box for electrical wiring accessories, assemblies and methods of installation thereof

Legal Events

Date Code Title Description
A1C A request for examination has been filed
R1B Notice of opposition during period of laying open
NP1G Patent granted (not automatically) [patent specification modified]
SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: HOLEC HOLLAND N.V.

SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: EATON HOLDING INTERNATIONAL I BV

Owner name: EATON ELECTRIC N.V.

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20060501