NL8602479A - Inrichting voor een een eensporige flessenstroom-transporterende transporteur voor het verminderen van het lawaai in het bereik van overgangsplaatsen van de open naar de gesloten flessenstroom. - Google Patents

Description

-1- k -ï VO 8393

Inrichting voor een een éénsporige flessenstrcom-transporterende transporteur voor het verminderen van het lawaai in het bereik van overgangsplaatsen van de open naar de gesloten flessenstroom._

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor een een éénsporige flessenstroom-transporterende transporteur voor het verminderen van het lawaai in het bereik van overgangsplaatsen van de open naar de gesloten flessenstroom.

5 Van éénsporj ge transportsystemen voor het transport van flessen binnen flessenvulinstallaties wordt niet alleen een groot transportver-mogen verlangt, doch ook in het belang van de humanisering van de arbeidsplaats en met het oog op de bescherming van het milieu grote waarde gehecht aai» een laag lawaainiveau. Een bijzondere bron voor lawaai 10 vormt het tegen elkaar aan stoten van afzonderlijke flessen in het bereik van zogenaamde overgangsplaatsen, respectievelijk stuwzones, waar een open rij flessen in een gesloten flessenrij overgaat, zie Forschungsbericht Nr. 313 ("Planung larmarmer Transportsysteme für Flaschen und Glaser) , W. Probst, blz. 65, alinea 4.1.2. Dit is bij-15 voorbeeld voor flessensorteerstations, vulmachines, etiketteermachines, doch in het bereik van het samenkomen het geval.

Doel van de uitvinding voor transporteurs van het hierboven bedoelde type is een inrichting te verschaffen, door middel waarvan zelfs bij onderscheidenlijke stand van de overgangsplaats, respectieve-20 lijk het stuwpunt bereikt moet worden, dat de met deelafstand en de snelheid van de transportband aankomende flessen van de open flessenstroom op de overgangsplaats met ten opzichte van de snelheid van de transportband aanzienlijk gereduceerde snelheid met de flessen van de gesloten flessenstroom voorzichtig tegen elkaar aangebracht worden.

25 Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat in het bereik van de overgangsplaats in de lichaamshoogte van de flessen van de éénsporige flessenstroom met een bewegelijke drager verbonden, evenwijdig aan het transportvlak van de transporteur zwenkbare, zacht elastische dempmiddelen aanwezig zijn, waarvan bij het bewegen van de 30 drager in de transportrichting van de éénsporige flessenstroom ten minste één dempmiddel voor de overgangsplaats in een steeds tussen naburige flessen van de open éénsporige flessenstroom bestaand interval invoerbaar en bij of naar een plaats gevonden hebbende vermindering van het interval tot op de dikte van het of de dempmiddel(en) uit het §502479 i' ·ϊ -2- interval verwijderbaar is.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding volgen uit de onder-conclusies.

Door de verbluffend eenvoudige maatregel, voor het tegen elkaar 5 aanstoten van de flessen daartussen, en wel steeds tussen meer dan twee flessen, in de horizontaal gerichte stijfheid bezittende, gemakkelijk buigende dempmiddelen of dempschoepen te schuiven en na een aanzienlijk verminderen van de grote tussen steeds twee naburige flessen bestaande afstand van het interval de dempmiddelen of dempschoepen weer uit de 10 intervallen te verwijderen, wordt het direct tegen elkaar aanstoten van de met groot interval aangevoerde flessen verhinderd en bereikt, dat op de overgangsplaatsen de flessen met aanzienlijk kleinere snelheid voorzichtig, respectievelijk nauwelijks merkbaar -tegen elkaar aanstoten en aldus het lawaai aanzienlijk verminderd is. Omdat de gemakkelijk 15 buigende dempmiddelen of dempschoepen op een in het bereik van de overgangsplaatsen, respectievelijk stuwzones geïnstalleerde, zijdelings ten opzichte van de transportband voor de flessen verlopende eindloze . band aangebracht zijn, waarvan de snelheid met de snelheid van de transportband overeenstemt, kan de nieuwe inrichting aan het bereik 20 van elke overgangsplaats, respectievelijk stuwzone van een transporteur probleemloos toegevoegd worden.

De afstand tussen de op hun band op elkaar volgend aangebrachte afzonderlijke dempschoepen is gelijk aan de flesverdeling tussen twee flessen of kleiner gekozen, zodat een zeker en storingsvrij werken van 25 de inrichting gewaarborgd is.

De dempschoepen bestaan bij voorkeur uit een als zodanig elastisch materiaal, zoals bijvoorbeeld dunne beklede of onbeklede plaatjes veren-staal, rubber, kunststof , borstels.

Omdat de inrichting volgens de uitvinding als een constructieve 30 eenheid met een eigen aandrijving uitgevoerd kan zijn, is deze praktisch op alle overgangsplaatsen, respectievelijk stuwpunten van een flessen-transportsysteem toepasbaar. In het eenvoudigste geval is echter een aandrijving voor de transportband van het flessentransportsysteem voldoende, bijvoorbeeld door een magnetische koppeling tussen de transport-35 band en de band met de dempschoepen.

De uitvinding vormt aldus een technisch eenvoudige en doelmatig werkende inrichting, waardoor het lawaainiveau van een transportinstal- 8802479 -3- latie aanzienlijk kan zakken, bij een gelijktijdig behoud van een groot transportvermogen van de installatie.Bovendien wordt gevoelig transportmateriaal voorzichtig behandeld.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 2.547.729 is het wel bekend, 5 aan een flessentransportband een eindloze band met als zodanig stijve transportvingers toe te voegen. Deze transportvingers hebben echter tot taak, de boven de transportband ongesorteerd aankomende flessen met betrekking tot een bepaalde deelafstand geordend' naar een ronde tafel te voeren, waarvandaan de flessen voor het verpakken of voor het af-10 voertransport komen. Bovendien zijn zogenaamde transportsterren bekend, die eveneens tot taak hebben, ongeordend aanrollend transportmateriaal op een bepaalde deèlafstand te brengen, respectievelijk op een bepaalde deelafstand te fixeren. Op zulke inrichtingen heeft de uitvinding echter niet betrekking.

15 De uitvinding wordt hierna aan de hand van een in de tekening min of meer schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld beschreven. Getoond zijn: fig. 1 een éénsporige transporteur in bovenaanzicht met een bij zijn transportband behorende, voor het dempen van lawaai dienende 20 inrichting volgens de uitvinding met een van dempmiddelen voor ziene eindloze band, fig. 2 de inrichting met transporteur in zijaanzicht volgens de pijl-richting I in fig 1 en fig. 3 de inrichting met transporteur in bovenaanzicht met een even-25 wij dig aan de transportband omlopende eindloze band.

Zoals uit de figuren 1 en 2 blijkt, loopt in het bereik van een overgangsplaats ÜB zijdelings boven het transportvlak van de transportband 1 een van zijdelingse geleidende verhogingen 2, 3 voorziene, éénsporige transporteur 4 een drager op de wijze van een eindloze band 5 30 om. De in het voorbeeld als vlakke riem uitgevoerde band 5, welke echter ook een tandriem, een ronde riem of een geschikte ketting kan zijn, beweegt na het keren om een eerste losse rol 6 naar de transportband 1 toe via een in een scherpe hoek ten opzichte van de transportrichting 7 van de transportband 1 schuin verlopend traject en aansluitend daar-35 aan, naar een op het passeren van een tweede losse rol 8 volgende loop langs een evenwijdig aan de transportband 1 verlopend traject, om een stroomafwaarts van de overgangsplaats UB van de open naar de gesloten β S 0 2 4 7 -4- flessenstroom aangebrachte aangedreven rol 9 terug naar de eerste losse rol 6. De eerste en de tweede losse rol 6 en 8 alsmede de aangedreven rol 9 lopen om verticale assen en zijn elk in een lagerbok 11 tot 13 gelagerd. Voor het leiden van de band 5 langs de schuine, respectievelijk 5 de evenwijdige trajecten kan voor elk traject een tegen de bandbinnen-zijde aanliggende steun 14, respectievelijk 15 aanwezig zijn.

Met de band 5 verbonden zijn naar de transportband 1 toewijzende, evenwijdig aan het transportvlak van de transportband zwenkbare gemakkelijk buigbare elastische dempmiddelen aanwezig. Zij vormen een reeks 10 achter elkaar en hebben onderlinge afstanden, welke met de deelafstand tussen twee naburige flessen van de open flessenstroom ongeveer gelijk of kleiner is, doch de dikte van een dempmiddel aanzienlijk overschrijdt. Het betreffende dempmiddel is bij voorkeur als dempschoep 17 uitgevoerd? er kunnen echter ook rijen borstels aangebracht zijn. Als materiaal voor 15 de dempschoepen 17 komt rubber of kunststof, borstelmateriaal, een verlaagde dunne verende plaat of een dergelijk materiaal in aanmerking.

De dempschoepen zijn hetzij op grond van hun elasticiteit met betrekking tot de band 5 in horizontale richting scharnierend doch 20 in verticale zin van grote stijfheid maar -wel schamierbaar met de band 5 verbonden en in hun lengte zodanig bemeten, dat zij in de betreffende tussen naburige flessen 16 gelegen interval L van de op de transportband 1 aangevoerde open flessenstroom gevoerd kunnen worden. Ten minste aan hun vrij ten opzichte.van de transportband 1 uitstekende eindbereik 25 zijn de dempschoepen dun uitgevoerd, opdat bij het verwijderen uit het betreffende interval de overblijvende weg naar het opsluiten in de gesloten flessenstroom zo kort mogelijk, in het ideale geval nagenoeg nul is.

Zoals uit fig. 1 blijkt, worden de dempschoepen 17 in het bereik 30 van het schuin verlopende traject in het betreffende interval L vanaf de zijde ingevoerd en aan het einde van het evenwijdig verlopende traject daaruit verwijderd, opdat de flessen met aanzienlijk verminderde snelheid tot een gesloten flessenstroom op elkaar kunnen aansluiten.

Daartoe heeft de band 5 een grotere snelheid dan de gesloten flessen-35 stroom. Bij voorkeur is voor de band 5 een bewegingssnelheid geschikt, welke met de snelheid van de transportband 1 overeenstemt. Daarvan kan echter ook naar de eis de snelheid van de band 5 afwijken, zonder daar- 8802478 -5- bij de uitvindingsgedachte te verlaten.

Als aandijving 18 voor de aangedreven rol 9 kan een aan de lagere bok 13 met flenzen vastgezette, regelbare aandrijfmotor, echter ook een in toerental regelbare motor aanwezig zijn. Mogelijk is het ook, de band 5 5 via de normaliter als schamierenbandketting uitgevoerde transportband 1 aan te drijven. Dit kan via niet weergegeven koppelingsmiddelen plaatsvinden, waarmede een aandrijvende verbinding tussen de transportband 1 en de rol 9 gemaakt 'wordt of door middel van een magnetische koppeling.

Bij het toepassen van zulk een koppeling zou de rol 9 door de transport-10 band 1 door middel van een op de rand daarvan gezette met magneten bezet wiel of door middel van een met magneetplaten bezette ketting plaatsvinden.

De in de figuren 1 en 2 weergegeven inrichting kan als zelfstandige constructieve eenheid uitgevoerd zijn, bijvoorbeeld,doordat de voor de eerste en tweede losse rol 6, 8 en de aangedreven rol 9 nood-15 zakelijke lagerbokken 11 tot 13 op een frame 10 van de transporteur 4 bevestigbare, door streeppunt lijnen weergegeven plaat 19 aangebracht worden.

Afwijkend van het in figuur 1 weergegeven verloop van de band 5 kan de band 5, zoals figuur 3 toont, ook over het gehele naar de trans-20 portband 1 toegekeerde traject evenwijdig verlopend aangebracht zijn waardoor de tweede losse rol 8 vervalt. In het bereik van de eerste losse rol is een op de dempschoepen 17 aangrijpende geleidingscurve 20 aanwezig, welke de dempschoepen 17 in de intervallen van de open flessenstroom spoort invoegt.

25 Bij een scharnierende verbinding van de dempschoepen 17 met de band 5 is het voor één of meer dempschoepen 17 noodzakelijke scharnier zodanig uitgevoerd, dat de met het zwenkbare. scharnierdeel verbonden dempschoep, respectievelijk de dempschoepen van boven af tussen de intervallen L geroerd en eruit door een naar boven plaatsvindend terug-30 zwenken verwijderd worden. Voor het van bovenaf plaatsvindend invoeren is in het bereik van de eerste losse rol 6 en voor het terugzwenken in het bereik van de aangedreven rol 9 steeds een voor de voorbedoelde zwenkfuncties geschikt uitgevoerde geleidingscurve 20 aanwezig.

8 o 0 2 4 7 8

Claims (12)

1. Inrichting voor een een éénsporige flessenstroom-transporterende transporteur voor het verminderen van het lawaai in het bereik van overgangsplaatsen van open tot gesloten flessenstroom, met het kenmerk, dat in het bereik van de overgangsplaats in de lichaamshoogte van de 5 flessen van de éénsporige flessenstroom met een bewegelijke drager verbonden, evenwijdig aan het transportvlak van de transporteur 4 zwenkbaar, zacht elastische dempmiddelen aanwezig zijn, waarvan bij het bewegen van de drager in de transportrichting 7 van de éénsporige flessenstroom ten minste één dempmiddel voor de overgangsplaats in een steeds tussen na-10 burige flessen van de open éénsporige flessenstroom bestaand interval L invoerbaar en bij of na de plaats gevonden hebbende vermindering van het interval tot op de dikte van het of de dempmiddel (en) uit het interval verwijderbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dempmidde-15 len als dempsehoepen 17 zijn uitgevoerd, welke met behoud van een onderlinge afstand met de drager verbonden zijn en dat de drager een zijdelings aan de transporteur 4 aangebrachté, om verticale assen omlopende eindloze band 5 is, waarvan de bewegingssnelheid met de snelheid van de transportband 1 overeenstemt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de afstand tussen de op de band 5 op elkaar volgend aangebrachte afzonderlijke dempmiddelen 17 gelijk of kleiner is dan de deelafstand TA van twee naburige flessen 16 van de open flessenstroom.

4. nrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de demp-25 middelen 17 uit een als zodanigéLastisch materiaal, zoals dunne onbeklede of beklede verende staalplaatjes, rubber, kunststof of dergelijke bestaan.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de dempmiddelen 17 een aantal borstels omvatten.

6. Inrichting volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de dempsehoepen 17 schamierbaar met hun drager 5 verbonden zijn. 8602479 -7-

7. Inrichting volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de dempmiddelen 17 met de drager 5 als aan plaats veranderbare, een eigen aandijving 18 bezittende connstructieve eenheid uitgevoerd zijn.

8. inrichting volgens conclusies 1-6', met het kenmerk, dat de de 5 dempmiddelen 17 bezittende band 5 via koppelmiddelen door de transport- vand 1 van de transporteur 4 aangedreven is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door een magnetische koppeling tussen de transportband 1 en de band 5 met de dempmiddelen 17.

10. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat de dempmiddelen 17 dubbelrijig bovenelkaar liggend aan de drager 5 bevestigd zijn.

11. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat twee dragers 5 bovenelkaar liggend bij de transporteur 4 behoren.

12. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dempmiddelen 17 zodanig schamierbaar met de deze dragende band 5 verbonden zijn, dat zij van bovenaf tussen naburige flessen gezwenkt kunnen worden. 5302479