NL8600503A

NL8600503A - Werkwijze voor automatische abonnee-opsporing in meercellige radionetten.

Info

Publication number: NL8600503A
Application number: NL8600503A
Authority: NL
Original assignee: Licentia Gmbh
Priority date: 1985-02-28
Filing date: 1986-02-27
Publication date: 1986-09-16
Also published as: DE3507058A1; DE3507058C2

Description

NO 33584 Do/JSgi =

V 1 'JK

Werkwijze voor automatische abonnee-opsporing in meercellige radionetten.

Beschrijving 5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor automatische abonnee-opsporing in meercellige radionetten, waarbij de verbindingsin-richtingen van het radionet via kabels met elkaar verbonden zijn en een telefoonabonnee door het kiezen van een verbindingsinrichting het uitzenden van een gestaffelde opsporingsoproep via meerdere verbindingsin-10 richtingen aan een beweeglijke radio-abonnee met onbekende standplaats veroorzaakt, zoals uit het DE-OS 21 28 204 bekend is.

In telefoonnetten met rechtstreekse kiesmogelijkheid van radio-abonnee* s moet de telefoonabonnee voor het abonneenummer een radiokenge-tal kiezen. Wanneer het radionet ten gevolge van de grootte van het 15 werkgebied uit meerdere radiozones bestaat, zijn per zone verschillende radiokengetallen vastgelegd. Voor het rechtstreeks kiezen van een radio-abonnee is daardoor kennis van de standplaats van het voertuig en het daarbij behorende radiokengetal een voorwaarde.

Deze voorwaarde is in de regel niet gegeven bij voertuigen die 20 veelvuldig van radiozone wisselen en bij telefoonabonnee* s die slechts af en toe radiogesprekken voeren. Gespreksverbindingen zijn dan dikwijls slechts door herhaalde kiespogingen in meerdere radiozones mogelijk.

Uit het in de inleiding genoemde DE-OS 21 28 204 is een werkwijze 25 voor radio-abonnee-opsporing bekend, waarbij een oproeppoging van een telefoonabonnee aan een hoofdcentrale verder wordt geleidt en daar vandaan een gestaffelde uitzending van opsporingsoproepen aan de radio-abonnee via alle in het bereik van de hoofdcentrale aangesloten verbin-dingsinrichtingen wordt veroorzaakt. De telefoonabonnee ontvangt berich-30 ten zoals "radio-abonnee wordt opgespoord" of over de bezettoestand van de radiozones enz. Nadelig bij deze werkwijze is dat het telefoonnet extra belast wordt, dat de telefoonabonnee tijdens de gehele opsporingshandeling het net bezet en dat extra centrale-inrichtingen noödzakelijk zijn. Bovendien worden verdere kies- en opsporingshandelingen noodzake-35 lijk, wanneer de radiozone waarin de gezochte radio-abonnee zich bevindt bezet is of wanneer deze het gesprek niet aanneemt (bijvoorbeeld wanneer hij zich niet in zijn voertuig bevindt).

Er zijn nog een groot aantal werkwijzen bekend, waarbij de standplaats van radio-abonnee*s voortdurend wordt vastgesteld en geactuali-40 seerd en in geheugens wordt opgeslagen, die een telefoonabonnee afvraagt Γ ^ /¾ Λ £ λ * .

v v v y ύ y j 4' > 2 respectievelijk die bij een oproep automatisch afgevraagd worden. De standplaatsinformatie kan in centrale abonneenummergeheugens opgeslagen zijn (vergelijk bijvoorbeeld DE—AS 20 40 028), in ruimtelijk verdeelde tussengeheugens (bijvoorbeeld NTZ 1974, nr. 7, pagina 256) of bij de lo-5 cale radiocentrales van de radio-abonnee (bijvoorbeeld DE-OS 23 10 188). In elk geval zijn dure bijkomende inrichtingen noodzakelijk, alsmede voortdurende meld— en/of bewakingsprocedures.

Deze kosten zijn bij radionetten van gemiddelde grootte niet gerechtvaardigd, dit geldt in het bijzonder voor niet-openbare netten van 10 energieleveringsbedrijven, grotere gemeentebedrijven, overheid, industrie enz.

Het is daardoor de opgave van de uitvinding een werkwijze van de in de inleiding genoemde soort, in het bijzonder voor radionetten van gemiddelde grootte, aan te geven welke op eenvoudige en economische wijze 15 een radio-abonnee-opsporing toestaat, zonder onnodige belasting van het telefoonnet en zonder extra benodigde kiespogingen wanneer de radio-abonnee het gesprek niet aanneemt of zijn radiozone bezet is.

Een werkwijze volgens de uitvinding heeft daartoe de volgende kenmerken 20 - de telefoonabonnee kiest de verbindingsinrichting van de radiozone waarin hij de radio-abonnee vermoedt, alsmede het radio-abonneenummer van de radio-abonnee en daarna zijn eigen abonneenummer; - de gekozen verbindingsinrichting zendt een voorafbepaald aantal oproepen via zijn aangesloten zend/ontvanginrichting aan de radioabonnee; 25 wordt deze niet bereikt dan geeft de verbindingsinrichting een abonnee-informatie, bestaande uit het radio-abonneenummer van de radio-abonnee en het abonneenummer van de telefoonabonnee door aan de volgende verbindingsinrichting en gaat zelf in ruststand; - de via een ringleiding met elkaar verbonden verbindingsinrichtingen 30 zenden oproepen uit, respectievelijk geven de abonnee-informatie door aan de telkens volgende verbindingsinrichting, totdat de radio-abonnee is gevonden; - is de radio-abonnee gevonden, dan wordt het abonneenummer van de telefoonabonnee in een terugkiesgeheugen van het radio-abonnee-apparaat 35 overgedragen; - neemt de radio-abonnee het gesprek aan, dan bouwt de overeenkomstige verbindingsinrichting de kortste spreekweg terugwaarts naar de telefoonabonnee op.

De overige conclusies houden voordelige uitvoeringen van de uitvinding 40 in.

·. ·' 0 5 * £-3

De uitvinding wordt in het navolgende aan de hand van de figuren nader verklaard. Hierin toont; fig. 1 schematisch een meercellig radionet, aangesloten op een telefoonnet met een enkele verbindingsinrichting; 5 fig. 2 schematisch een meercellig radionet, aangesloten op een te lefoonnet met meerdere verbindingsinrichtingen; fig. 3 en fig. 4 een in de tijd verlopend diagram van de verschillende mogelijkheden die kunnen optreden bij het volgens de uitvinding opsporen van een radio-abonnee in een zescellig radionet.

10 De werkwijze volgens de uitvinding is gebaseerd op het inzetten van terugkiesgeheugens in voertuiginrichtingen of portofoons van radio-abon-nee’s. De verbindingsopbouw wordt in twee deelhandelingen afgewikkeld: 1. abonnee-opsporing en informatie-overdracht; 2. spreekwegdoorschakeling. De abonnee-opsporing vindt plaats door het cyclisch uitzenden van 15 oproepen via alle verbindingsinrichtingen. Deze zijn via V24-interfaces ringvormig met elkaar verbonden. De telefoonabonnee geeft zijn eigen abonneenummer als nakiesnummer op. Bij het bereiken van de radio-abonnee wordt het abonneenummer in het terugkiesgeheugen van het mobiele apparaat overgedragen. Bij aanname van het gesprek door de radio-abonnee 20 vindt dan meteen een terugwaarts gerichte spreekwegdoorschakeling plaats. Bij afwezigheid van de radio-abonnee van zijn mobiele apparaat kunnen maximaal acht oproepen in het terugkiesgeheugen opgeslagen en bij terugkeer door terugkiezen beantwoord worden.

Fig. 1 toont schematisch een meercellig radionet, dat op een tele-25 foonnet is aangesloten. Vier verbindingsinrichtingen met kanaaleenheden KE 1 tot en met KE 4 zijn via een ringleiding (door brede pijlen aangeduid) met elkaar verbonden. Hieraan zijn de radiokengetallen 81 tot en met 84 toebedeeld. Een telefoonabonnee heeft het abonneenummer 421. Een radio-abonnee (voertuig) heeft het radio-abonneenummer 22. De telefoon-30 abonnee vermoedt dat de radio-abonnee in het gebied van de verbindings-inrichting KE 2 is. Hij kiest daarom het radiokengetal 82 hiervan, het radio-abonneenummer 22 en als nakiesnummer zijn eigen abonneenummer 421.

De kanaaleenheid KE 2 zendt via de aangesloten zend/ontvanginrichting de radio-oproep 22 uit. Omdat een abonneebevestiging uitblijft, geeft hij 35 de abonnee-informatie bestaande uit de nummers 22-421 door aan de volgende kanaaleenheid KE 3 en gaat zelf in ruststand. De opsporingscyclus s gaat verder totdat in het gebied van KE 4 de radio-abonnee wordt gevonden en deze een abonneebevestiging zendt. Als gevolg hiervan wordt het abonneenummer 421 in het terugkiesgeheugen overgedragen. Wanneet de ra-40 dio-abonnee het gesprek aanneemt, dan bouwt de kanaaleenheid KE 4 de . - 1 3

i X

4 spreekweg terugwaarts direct op tot aan de telefoonabonnee 421.

Fig. 2 toont een verder radionet, dat aan een telefoonnet met meerdere verbindingsinrichtingen 71 tot en met 73 is aangesloten. Opspo-ringscyclus en spreekwegdoorschakeling vinden analoog aan de bovenstaan-5 de beschrijving plaats en zijn aan de hand van de figuur gemakkelijk na te gaan.

De figuren 3 en 4 tonen in een in de tijd verlopend diagram op verschillende regels verschillende mogelijkheden, die bij de opsporing van een radio-abonnee in een zescellig radionet kunnen optreden. Hierbij 10 wordt de werkwijze volgens de uitvinding in een voorkeursuitvoering toegepast. In fig. 4 zijn de derde en vierde regel uit fig. 3 voor een gemakkelijker begrip herhaald. Diagrampunten met omcirkelde cijfers komen overeen met de in het navolgende opgesomde handelingen.

De telefoonabonnee (A-Tln.) bezet bijvoorbeeld de kanaaleenheid KE 15 1 van de verb inding sinrichting door het kiezen van het radiokengètal FKZ. De aangesloten kanaaleenheid geeft kiestoon (W-toon). Na het kiezen van het radio-abonneenummer XYZ vindt een abonneenummervergelijking met een bestand plaats., om radio-abonnees met terugkiesgeheugen te herkennen.

20 (1) Bij een negatieve vergelijking vindt meteen uitzending van de abon- nee-oproep TR plaats. Na het ontvangen van de abonneebevestiging TQ hoort de A-abonnee de oproeptoon (A-toon) uit het radio-abonnee-ap-paraat. De verbinding wordt tot stand gebracht, wanneer de radio-abonnee het handapparaat HA opneemt.

25 (2) Bij een positieve vergelijking geeft de kanaaleenheid KE 1 vier se conden lang nakiestoon (NW-toon). De A-abonnee herkent de mogelijkheid tot het nakiezen van zijn eigen abonneenummer. Vindt het nakiezen niet plaats, dan volgt na vier seconden het uitzenden van de abonnee-oproep TR met de afwikkeling zoals volgens (1).

30 (3) Met de start van het nakiezen (ABODE) wordt de nakiestoon afgebro ken. De begrenzingstijd (4 s) wordt bij elk cijfer opnieuw gestart. Binnen deze tijd kan het nakiezen voortgezet of - bij fout kiezen -worden afgebroken. De lengte van het nakiezen wordt slechts door de capaciteit van het terugkiesgeheugen begrensd. Na afloop van de na- 35 kiestijd geeft de kanaaleenheid het nakies-teken NW-E. De abonnee- informatie TI bestaande uit het radio-abonneenummer XYZ en het abonneenummer ABODE is daarmee opslagen. Aansluitend zendt de kanaaleenheid KE 1 de abonnee-oproep TR.

(4) Wanneer de radio-abonnee (B-Tln.) direct wordt bereikt (TQ-ontvang) , 40 dan hoort de A-abonnee de kiestoon. Neemt de B-abonnee het gesprek : < y ' *· ƒ _ <r -L -, 5 aan (begi.noproep BR) dan ontstaat de gesprekstoestand; het nakiesgeheugen in de kanaaleenheid KE 1 wordt dan gewist.

(5) Wanneer de B-abonnee het gesprek niet aanneemt en de A-abonnee tijdens de oproepsignaleringstijd (90 s) het handapparaat HA oplegt, 5 dan draagt de kanaaleenheid de nakiesinformatie ABCDE als nakiesop- roep NWR aan het terugkiesgeheugen van het radio-abonnee-apparaat over.

(6) Wanneer de B-abonnee niet direct wordt bereikt (geen abonneebeves-tiging TQ)dan geeft de kanaaleenheid na het driemaal uitzenden van 10 een oproep bezettoon B en start de opsporingscyclus SZ door het doorgeven van de abonnee-informatie TI aan de volgende kanaaleenheid KE 2. Aansluitend gaat KE 1 in ruststand en begint KE 2 met abonnee— oproepen TR.

(7) Bij het eveneens uitblijven van een abonneebevestiging TQ vindt 15 doorgifte van de abonnee-informatie TI plaats aan de volgende vrije kanaaleenheid KE 4 met gelijktijdige tussenopslag van de abonnee-informatie TI in de bezette kanaaleenheid KE 3 enz. tot en met KE 6.

(8) Door de kanaaleenheid KE 6 wordt de gezochte radio-abonnee bereikt.

Na ontvangst van de abonneebevestiging TQ wordt de opsporingscyclus 20 SZ beëindigd en wordt een wiscyclus LZ gestart. Daarmee wordt de op geslagen abonnee-informatie TI in de eveneens bezette kanaaleenheid KE 5 gewist en de lopende oproepcyclus in de tussentijds vrijgekomen kanaaleenheid KE 3 afgebroken. Aansluitend zendt de kanaaleenheid KE 6 de nakiesoproep NWR aan het terugkiesgeheugen van de ra- 25 dio-abonnee. Wordt de terugkiesoproep NWR binnen tien seconden door de terugoproep RR beantwoord, dan bouwt de kanaaleenheid KE 6 de spreekverbinding met de A-abonnee direct op, wordt binnen de begren-zingstijd (10 s) de terugoproep RR niet ontvangen, dan werkt de kanaaleenheid KE 6 verdere eventueel opgeslagen opsporingsopdrachten 30 af. In het andere geval gaat hij weer in rusttoestand. De radio-abonnee kan de oproep dan later beantwoorden. Hij wordt echter in ieder geval bereikt, ook wanneer hij zich niet bij zijn apparaat bevindt of wanneer de radiozone waarin hij zich bevindt juist bezet is.

35 40

Claims

1. Werkwijze voor automatische abonnee-opsporing in meercellige ra-5 dionetten, waarbij de verbindingsinrichtingen van het radionet via kabels met elkaar zijn verbonden en een telefoonabonnee door het kiezen van een verbindingsinrichting het uitzenden van een gestaffelde opspo-ringsoproep via meerdere verbindingsinrichtingen aan een beweeglijke ra-dio-abonnee met onbekende standplaats veroorzaakt, gekenmerkt door: 10. de telefoonabonnee (A-Tln.) kiest de verbindingsinrichting (KE 1 tot en met KE 6), van de radiozone waarin hij de radio-abonnee (B-Tln.) vermoedt, alsmede het radio-abonneenummer (XYZ, 22) van de radio-abonnee en daarna zijn eigen abonneenummer (ABCDE, 421, 71421); - de gekozen verbindingsinrichting zendt een voorafbepaald aantal oproe-15 pen (TR) via zijn aangesloten zend/ontvanginrichting aan de radioabonnee (B-Tln.); wordt deze niet bereikt dan geeft de verbindingsinrichting een abonnee-informatie (TI), bestaande uit het radio-abonneenummer (XYZ, 22) van de radio-abonnee en het abonneenummer (ABCDE, 421, 71421) van de telefoonabonnee door aan de volgende verbindingsinrichting en gaat zelf in 20 ruststand; - de via een ringleiding met elkaar verbonden verbindingsinrichtingen (KE 1 tot en met KE 6) zenden oproepen (TR) uit, respectievelijk geven de abonnee-informatie (TI) door aan de telkens volgende verbindingsinrichting, totdat de radio-abonnee (B-Tln.) is gevonden; 25. is de radio-abonnee (B-Tln.) gevonden, dan wordt het abonneenummer (ABCDE, 421, 71421) van de telefoonabonnee (A-Tln.) in een terugkiesge-heugen van het radio-abonnee-apparaat overgedragen; - neemt de radio-abonnee (B-Tln.) het gesprek aan, dan bouwt de overeenkomstige verbindingsinrichting de kortste spreekweg terugwaarts naar de 30 telefoonabonnee (A-Tln.) op.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gekozen verbindingsinrichting een nakiestoon (NW-toon) aan de telefoonabonnee (A-Tln.) overdraagt, voordat deze het nakiezen kan uitvoeren.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verbin-35 dingsinrichting het gekozen radio-abonneenummer (XYZ, 22) met een bestand vergelijkt, waarin radio-abonnees met terugkiesgeheugen opgenomen zijn, en dat hij slechts bij een positief vergelijkingsresultaat de nakiestoon (NW-toon) overdraagt.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat een op-40 sporingscyclus door het doorgeven van de abonnee-informatie (TI) tussen ~ : v-i* ' ’j' V V % de verbindingsinrichtingen slechts dan wordt uitgevoerd, wanneer de telefoonabonnee (A-Tln.) het nakiezen heeft uitgevoerd en binnen een vooraf bepaalde tijd het handapparaat heeft opgelegd.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het ken-5 merk, dat de abonnee-informatie (TI) telkens aan de volgende vrije ver-bindingsinrichting wordt doorgegeven en in bezette verbindingsinrichtingen tussenopgeslagen wordt, en dat bezette verbindingsinrichtingen na beëindiging van hun bezettoestand met het uitzenden van oproepen (TR) beginnen.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de verbin- dingsinrichting in de radiozone waarvan de gezochte radiodeelnemer (B-Tln.) werd gevonden, een wiscyclus (LZ) start, die de nog lopende op-roepuitzendingen in andere verbindingsinrichtingen beëindigt, respectievelijk tussenopgeslagen abonnee-informatie (TI) wist. 15 20 25 30 35 40 • ' Jo