NL8600330A

NL8600330A - Decanteerinrichting voor wijn.

Info

Publication number: NL8600330A
Application number: NL8600330A
Authority: NL
Original assignee: Cornelis Bosman
Priority date: 1986-02-11
Filing date: 1986-02-11
Publication date: 1987-09-01
Also published as: ATE52743T1; EP0234645A1; ES2017699B3; GR3000572T3; EP0234645B1; DE3762729D1

Description

·* ----* VO 8048

Titel; Decanteerinrichting voor wijn._

De uitvinding heeft betrekking op een decanteer-richting, voor het decanteren van wijn uit een fles in een opvangreservoir, bijvoorbeeld een karaf. De uitvinding heeft daarbij met name betrekking op het 5 decanteren van oude rode wijn vanuit een fles in een karaf zonder dat daarbij depot, dat zich onder in de fles bevindt, mee wordt overgeheveld.

Oude rode wijn bezit een depot dat zich onder in de fles, waarin de oude rode wijn is opgeslagen, 10 bevindt. Dit depot is voor consumptie minder geschikt en vermindert de kwaliteit van de wijn. Daarom dient te worden voorkomen dat de onderste, depot bevattende laag zich tijdens het uitschenken van de wijn met de overige heldere wijn vermengt. Hiertoe wordt de 15 wijn vóór consumptie allereerst voorzichtig vanuit de fles in een karaf geschonken waarbij de depot-laag in de fles wordt achtergelaten. Dit proces wordt decanteren genoemd. Dit decanteren is nog al eens een probleem voor de onervaren wijndrinker en-schenker 20 zodat alsnog depot in de karaf terecht komt of teveel wijn in de fles achterblijft. Maar ook de wat meer ervaren wijndrinkers- en schenkers, zoals horéca-personeel, maken nogal eens, bijvoorbeeld door grote drukte in een horeca-gelegenheid, fouten bij het decanteren.

25 Het gevolg is vaak dat bij het decanteren uit voorzichtigheid veel goede wijn in de fles achter blijft waardoor de opbrengst van de fles wijn sterk daalt.

De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te ondervangen en een decanteerinrichting te verschaffen 30 waarmee wijn op eenvoudige en efficiënte wijze kan worden gedecanteerd.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een decanteerin- ' ' . ^ ^ 3" <.

-2- richting van boven beschreven soort daardoor gekenmerkt, dat de decanteerinrichting is voorzien van een eerste buiselement en een tweede, effectief langer buiselement, beide voorzien van een aanvoer- en een afvoeropening, 5 waarbij het eerste buiselement middels de afvoeropening is gekoppeld met de aanvoeropening van het tweede buiselement, dat om het eerste buiselement, tenminste over een gedeelte van de lengte daarvan, een ciliiiderelement is geplaatst waarvan de binnendiameter groter is dan de buitendiameter 10 van het eerste buiselement, en.zodanig dat het cilinder- element aan het naar de afvoeropening van het eerste buiselement gekeerde einde uitwendige afdichtmiddelen omvat, waarmee het cilinderelement afdichtend in de hals van een fles kan worden gefixeerd, en dat het cilinderelement tussen de inwendige 15 en uitwendige afdichting, is voorzien van een aanvoeropening.

In het volgende zal de decanteerinrichting volgens de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een 20 decanteerinrichting volgens de uitvinding geplaatst in een fles en uitlopende in een karaf.

Figuur 2 toont een detail van de inrichting volgens figuur 1.

in een fles 1 met oude rode wijn bevindt zich 25 naast een deel heldere wijn 2 een laag depot 3 op de bodem 4 van fles 1. In de hals 5 van fles 1 is, zoals in meer detail in fig. 2 te zien is, een stop 6, die bijvoorbeeld uit kurk, rubber of kunststof kan zijn vervaardigd, geplaatst. Deze stop 6 sluit rondom volledig 30 op het inwendige van de hals 5 aan. In een boring 7 van de stop 6 is een cilinderlement 8 bevestigd. Ook dit cilinderelement 8 sluit ter plaatse van de stop volledig op de fles aan en zorgt voor een rondom luchtdichtige afsluiting. In het cilinderelement 8 is een eerste buis- ^ ** * ^ Ί -“7

* -> J I

' _ - \J

-3* element 9 geplaatst. Dit buiselement 9 heeft een kleinere uitwendige diameter dan de inwendige diameter van het cilinderelement 8. Om aan de bovenzijde toch een luchtdichte afdichting te verkrijgen is een O-vormige afdichting 5 10 aangebracht die elastisch in een inwendige groef 11 van het cilinderelement is gefixeerd. Deze afdichting 10 zorgt tevens voor een radiale ondersteuning van het buiselement 9 in het cilinderlement 8. Bovendien zorgt de afdichting voor enige axiale wrijving zodat het buiselement 10 niet de neiging heeft om in het cilinderelement 8 naar beneden te zakken. Een overeenkomstig resultaat als met de O-ring kan overigens ook bijvoorbeeld middels een, van een' doorvoeropening voorziene dop of stop op het cilinderelement 8 worden verkregen. Het buiselement 15 9 kan zo, met de aanvoeropening 12 op de juiste diepte in de fles, worden ingesteld. De diepte van de aanvoeropening 12 kan eenvoudig worden gewijzigd door het buiselement 9 in het cilinderelement 8 te verschuiven. Hiertoe dient slechts de wrijvingskracht, opgelegd door afdichting 20 10 te worden overwonnen. Om deze axiale langsbeweging op te vangen is de afdichtring 10 bij voorkeur volledig elastisch uitgevoerd en bijvoorbeeld uit een rubber of kunststof vervaardigd. Tussen de stop 6 en de afdichtring 10 is een aanvoeropening 13 in het cilinderlement 8 25 aangebracht. In deze opening 13, die middels de ruimte tussen de buitenwand van buiselement 9 en de binnenwand van de cilinderelement 8 met het inwendige van de fles in verbinding staat, is een blaaspijpje 14 bevestigd.

Op het uiteinde van het blaaspijpje 14 is weer een blaasbalgje 30 15 aangebracht. Met het indrukken van het blaasbalgje kan via blaaspijp 14 en aanvoeropening 13 een verhoogde druk in de fles worden verkregen. De blaaspijp 14 en de blaasbalg 15 zijn hiertoe overigens niet essentieel.

Ook kan worden volstaan met alleen een aanvoeropening - - ' Λ > ---------- *5 κ.

-4- of een aanvoeropening met blaaspijpje. In dat geval kan lucht met de mond in de aanvoeropening of in het blaaspijpje wórden geblazen. Wanneer echter het met de mond inblazen van lucht als minder prettig wordt ervaren 5 of ongewenst is, kunnen de blaasbalg 15 of andere compressie-middelen, zoals een zuigerpompje, worden toegepast.

Op het eerste buiselement 9 is een flexibel doorvoer-element 16 bevestigd dat de afvoeropening 17 met de aanvoeropening 18 van een tweede buiselement 19 verbindt.

10 Het eerste en het tweede buiselement 9 respectievelijk 19 zijn in dit geval beide star uitgevoerd en bijvoorbeeld uit metaal of glas vervaardigd terwijl de gewenste onderlinge flexibiliteit wordt verkregen door het flexibele door-voerelement 16 dat bijvoorbeeld uit een kunststof is 15 vervaardigd. Het zal overigens duidelijk zijn dat het eerste en/of tweede buiselement 9 respectievelijk 19 ook geheel of gedeeltelijk flexibel kunnen zijn uitgevoerd en dat het eerste en tweede buiselement eveneens in één element kunnen zijn geïntegreerd. Alleen van belang 20 is daarbij voor het principe van de werking van de decanteer inrichting dat de effectieve lengte van het tweede buiselement groter is dan die van het eerste buiselement.

Dat wil zeggen dat de verticale afstand van het hoogste punt van het leidingstelsel, tot een de uitlaatopening 25 van het tweede buiselement, groter moet zijn dan de verticale afstand van het hoogste punt tot aan de inlaat-opening van het eerste buiselement.

Op het buiselement 9 is in dit uitvoeringsvoorbeeld nog een kraag 20 bevestigt die dienst doet als aanslagvlak 30 tegen het boveneinde van cilinderelement 8 zodat de maxiamele insteekdiepte van buiselement 9 wordt begrensd, waardoor wordt voorkomen dat toch nog per ongeluk op depotdiepte wordt overgeheveld. Deze kraag 20 kan natuurlijk ook nog instelbaar op buiselement 9 zijn bevestigd, • - » -v 'V f\ ;! ,;i 1 (j —— J» -5- bijvoorbeeld voor aanpassing op afmetingen van de fles.

De werking van de wijnhevel is als volgt.

Nadat de fles 1 is ontkurkt en de decanteerinrichting middels stop 6 ten opzichte van de fles is gefixeerd, 5 kan het eerste buiselement 9 op de gewenste diepte in de fles 1 worden ingesteld. Het verdient daarbij voorkeur de inlaatopening 12 van het eerste buiselement 9 steeds vlak onder het wijnniveau in de fles aan te brengen.

Dit geldt dus ook voor het geval het niveau in de fles 10 langzaam zakt als gevolg van het decanteren. Het verdient dan dus de voorkeur het eerste buiselement 9 langzaam en stapsgewijs door het cilinderelement 8 naar beneden te drukken en in de fles te laten zakken tot vlak boven het depot-niveau. Hierbij kan overigens de aanwezigheid 15 van een kraag 20 zeer van pas komen. Dat de aanvoeropening van het eerste buiselement steeds vlak onder het vloeistofniveau wordt gehouden is natuurlijk geen noodzaak maar voorkomt wel dat in de fles sterke stromingen ontstaan.

Deze stromingen ontstaan wanneer een tussenlaag van 20 de wijnkolom wordt weggezogen en het boven gelegen kolom-gedeelte naar beneden zakt. Met name bij een beperkte resterende wijnkolom bestaat daarbij het risico dat ook stroming in de depot-laag optreedt, waardoor het depot zal gaan opwervelen en zich met de overige wijn 25 zal gaan vermengen.

Wanneer bovendien het tweede buiselement 19 met de afvoeropening 22 in een karaf 21 is geplaatst kan het decanteren worden gestart. Hiertoe is het voldoende met de mond lucht in aanvoeropening 13 of blaaspijpje 30 14 te blazen danwel het blaasbakje 15 één of meer keren in te drukken. Hierdoor zal in de fles boven het wijnniveau een verhoogde luchtdruk optreden. Aangezien -6- de fles middels de stop en de afdichting in het cilinder-element luchtdicht is afgesloten, kan deze verhoogde luchtdruk uitsluitend en alleen worden gecompenseerd door wijn in de buis elementen te stuwen. Wanneer het hele 5 buisstelsel, het eerste buiselement 9, het tweede buiselement 19 en de doorvoerbuis 16 volledig zijn gevuld houdt de stroming zichzelf in stand.

De gebruiker van de decanteerinrichting behoeft slechts de positie van de aanvoeropening 12 van het 10 eerste element in relatie tot het wijnniveau te controleren. De decanteerinrichting zal bij de maximale insteldiepte, ingesteld met behulp van de instelkraag of met de hand, na het wegzuigen van de, de aanvoeropening omringende wijn, door gebrek aan nieuwe toevoer, automatisch stoppen.

15 Aldus wordt een uitermate gebruiksvriendelijk en zeer nauwkeurig middel verkregen voor het, zonder depot, uitschenken van oude wijn.

Opgemerkt wordt dat na het voorgaande diverse modificaties van de beschreven decanteerinrichting voor 20 de deskundige voor de hand liggen. Zo kan bijvoorbeeld de aanvoeropening van het eerste buiselement onder een hoek met een radiaal vlak van het buiselement zijn aangebracht. Hierdoor wordt de aanvoeropening van het eerste element automatisch op minimale afstand van de bodem 25 van de fles gehouden zodat de eerste buis zondermeer tot onderin de fles kan worden geduwd. Een aanslagkraag is in dat geval dan ook niet noodzakelijk. Door deze schuine aanvoeropening wordt bovendien bewerkstelligd dat de wijn meer van opzij en minder van beneden wordt 30 aangezogen zodat wervelingen nabij de bodem van de fles in horizontale en met name vertikale richting worden voorkomen. Dit zelfde effect kan bijvoorbeeld ook worden -> Λ -Ί -7 */ Λ

... ., ,. V V 'J V

-7- * -* verkregen door het uiteinde van de eerste buis af te sluiten en in de wand van het uiteinde van de buis radiale aanvoeropeningen aan te brengen- Een dergelijke sterke zijdelingse aanzuiging wordt ook verkregen met een eerste 5 buis waarvan het uiteinde wel open is maar waarbij in de wand van het buisuiteinde tevens één of meer axiale sleuven zijn aangebracht. Dergelijke modificaties worden geacht binnen het kader van. de uitvinding te vallen.

-—:- I. -m

Claims

1. Decanteerinrichting voor het decanteren van wijn uit een fles in een opvangreservoir, met het kenmerk, dat de decanteerinrichting is voorzien van een eerste buiselement en een tweede, effectief 5 langer buiselement, beide voorzien van een aanvoeren een afvoeropening, waarbij het eerste buiselement middels de afvoeropening is gekoppeld met de aanvoeropening van het tweede buiselement, dat om het eerste buiselement, tenminste over een gedeelte van de lengte daarvan, een 10 cilinderelement is geplaatst waarvan de binnendiameter groter is dan de buitendiameter van het .eerste buiselement, en zodanig dat het cilinderelement aan het naar de afvoer-opening van het eerste buiselement gekeerde einde inwendig afdicht op het eerste buiselement, dat het cilinderelement 15 aan het naar de aanvoeropening van het eerste buiselement gekeerde einde uitwendig afdichtmiddelen omvat, waarmee het cilinderlement afdichtend in de hals van een fles kan worden gefixeerd, en dat het cilinderelement, tussen de inwendige en uitwendige afdichting, is voorzien van een 20 aanvoeropening.

2. Wijnhevel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het eerste buiselement in het cilinder- . element verschuifbaar·is.

3. Wijnhevel volgens conclusie 1-2, met het 25 kenmerk, dat het cilinderelement inwendig afdicht op het eerste buiselement middels een O-ring.

4. Wijnhevel volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de O-ring elastisch is opgesloten in ···* -/ -Λ . . / o o ü -9- een groef in de binnenwand van het cilindrische element.

5. Wijnhevel volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de uitwendige afdichtmiddelen worden gevormd door een stop, met een ronde radiale doorsnede, 5 en een axiale boring, die afsluitend om het cilinderelement is geplaatst.

6. Wijnhevel volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat de omtrekswand van de stop, in de richting van de aanvoeropening van het eerste buiselement, conisch 10 toeloopt.

7. Wijnhevel volgens conclusies 5-6, met het kenmerk, dat de stop uit kurk is vervaardigd.

8. Wijnhevel volgens conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de aanvoeropening van het cilinder-15 element is voorzien van een blaaspijpje.

9. Wijnhevel volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de aanvoeropening van het cilinderelement of op het blaaspijpje een blaasbalg is aangesloten.

10. Wijnhevel volgens conclusies 1-9, met 20. h e t kenmerk, dat het eerste en/of het tweede buiselement tenminste gedeeltelijk flexibel zijn uitgevoerd.

11. Wijnhevel volgens conclusies 1-10, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede buiselement onderling zijn gekoppeld middels een flexibele derde 25 buiselement.

12. Wijnhevel volgens conclusies 1-11, met het kenmerk, dat op de omtrek van het eerste buiselement een kraag is aangebracht als aanslag voor het cilinderelement. 30

13. Wijnhevel volgens conclusie 12,met het kenmerk, dat de kraag verschuifbaar en fixeerbaar om het eerste buitelement is aangebracht. ' J - ^