NL8600019A - Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. - Google Patents
Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8600019A NL8600019A NL8600019A NL8600019A NL8600019A NL 8600019 A NL8600019 A NL 8600019A NL 8600019 A NL8600019 A NL 8600019A NL 8600019 A NL8600019 A NL 8600019A NL 8600019 A NL8600019 A NL 8600019A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- circuit
- input
- video signal
- output
- delay
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N7/00—Television systems
- H04N7/01—Conversion of standards, e.g. involving analogue television standards or digital television standards processed at pixel level
- H04N7/0117—Conversion of standards, e.g. involving analogue television standards or digital television standards processed at pixel level involving conversion of the spatial resolution of the incoming video signal
- H04N7/012—Conversion between an interlaced and a progressive signal
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N5/00—Details of television systems
- H04N5/14—Picture signal circuitry for video frequency region
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Computer Graphics (AREA)
- Multimedia (AREA)
- Signal Processing (AREA)
- Picture Signal Circuits (AREA)
- Television Systems (AREA)
Description
C $ Λ· " ΡΗ» 11.613 1 N.V. PHILIPS' GLOEILAMPENFABRIEKEN TE EINDHOVEN. Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geïnterlinieerd videosignaal.
De uitvinding heeft betrekking op een videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geïnterlinieerd videosignaal, die een bewegingsadaptieve, door een beslissingsschakeling bedienbare, selectieschakeling bevat met drie 5 ingangen die met een videosignaalbron zijn gekoppeld voor het eraan toevoeren van in hoofdzaak met drie in positie opvolgende lijnen van twee rasters overeenkomende videosignalen en met een uitgang.
Uit Radio Mentor Elektronik Nr. 5, 1975, pagina 195 is een als lijnentalverdubbelingsschakeling uitgevoerde 10 videosignaalverwerkingsschakeling van de bovengenoemde soort bekend.
Daarin is een eerste ingang van de selectieschakeling rechtstreeks, een tweede ingang via een vertragingsschakeling met een vertraging van een lijntijd en een derde ingang via een vertragingsschakeling met een vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd met de 15 videosignaalbron gekoppeld. De uitgang van de selectieschakeling is daarbij via een lijnentalverdubbelaar met een ingangscombinatie van een omschakelaar gekoppeld waarvan een verdere ingangscombinatie via een verdere lijnentalverdubbelaar met de videosignaalbron is gekoppeld. De selectieschakeling bevat een met de eerste en de tweede ingang ervan 20 gekoppelde optelschakeling waarvan een uitgang aan een ingang van een omschakelaar ligt waarvan een verdere ingang is gekoppeld met de derde ingang van de selectieschakeling en een uitgang is gekoppeld met de uitgang van de selectieschakeling. De omschakelaar van de selectieschakeling wordt daarbij bediend door een als 25 beslissingsschakeling dienende bewegingsdetectieschakeling die de door de videosignaalbron geleverde videosignalen van twee opvolgende beelden met elkaar vergelijkt. De alleen voor de genoemde toepassing bruikbare selectieschakeling dient voor het verkrijgen van tussen de oorspronkelijke lijnen van een raster liggende toe te voegen lijnen uit 30 het vorige raster bij niet bewegende beelden of uit het zelfde raster uit de als interpolatieschakeling dienende optelschakeling bij bewegende beelden.
ë 0 u v ü 1 4 Ï %· PHN 11.613 2
De uitvinding heeft ten doel een videosignaalverwerkingsschakeling met een ander type selectie- en beslissingsschakeling te verschaffen die een beter beeld met minder storende verschijnselen levert en die bovendien bij vele andere soorten 5 videosignaalverwerkingen toepasbaar is.
Een videosignaalverwerkingsschakeling van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding heeft daartoe als kenmerk, dat de beslissingsschakeling drie, elk met een ingang van de selectieschakeling gekoppelde ingangen heeft en is ingericht voor het op elk moment bepalen 10 op welke ingang van de selectieschakeling de amplitude van het daaraan toegevoerde videosignaal het dichtst bij de gemiddelde waarde van de amplitudes aan de drie ingangen ligt, terwijl de selectieschakeling een schakeling bevat voor het onder invloed van de beslissingsschakeling koppelen van die ingang met zijn uitgang.
15 Tengevolge van deze maatregel blijkt de videosignaalverwerkingsschakeling zowel bij bewegende als bij stilstaande beelden een sterke vermindering van als gevolg van de interliniëring optredende storende verschijnselen op te leveren en voor allerlei bewegingsadaptieve videosignaalverwerkingen geschikt te 20 zijn zoals bijvoorbeeld onder andere bij lijnentalverdubbeling, of -halvering per raster en andere lijnentalomzettingen, rastertalomzettingen, ruisonderdrukking, decodering van differentiaal-impulsgemoduleerde signalen, stilstaand-beeldweergave van een beeldplatenspeler en vertikale contourcorrectie. Er is verder voor de 25 bewegingsadaptie geen beeldgeheugen meer vereist.
De uitvinding zal nu aan de hand van de tekening worden toegelicht.
In de tekening illustreert: figuur 1 met een blokschema een 30 videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding voor gebruik bij stilstaand-beeldweergave door een beeldplatenspeler, figuur 2 met een blokschema een andere videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding voor gebruik bij stilstaand-beeldweergave door een beeldplatenspeler, e 35 figuur 3 met een blokschema een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding waarin een lijnentalverdubbeling per raster plaatsvindt,
p - ·;’ n 'M
ΡΗΝ 11.613 3 Λ i figuur 4 met een blokschema een tweede mogelijke uitvoering van een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding waarmee een lijnentalverdubbeling per raster wordt verkregen, figuur 5 met een blokschema een derde mogelijke 5 uitvoering van een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding voor een lijnentalverdubbeling per raster, figuur 6 met een blokschema een vierde mogelijke uitvoering van een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding ter verkrijging van' een lijnentalverdubbeling per raster, 10 figuur 7 met een blokschema een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding voor een rastertalverdubbeling, figuur 8 met een blokschema een andere videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding voor een 15 rastertalverdubbeling, figuur 9 met een blokschema een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding ter verkrijging van ruisonderdrukking, figuur 10 met een blokschema een 20 videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding voor differentiaalimpulscode modulatie en -demodulatie, figuur 11 met een blokschema een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding ter verkrijging _ van vertikale contourcorrectie, 25 figuur 12 met een blokschema een andere videosignaalverwerkingsschakeling voor vertikale contourcorrectie volgens de uitvinding, figuur 13 met een blokschema een mogelijke uitvoering van een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding voor een 30 lijnentalhalvering per raster, figuur 14 met een blokschema een andere mogelijke uitvoering van een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding voor een lijnentalhalvering per raster, figuur 15 met een blokschema een mogelijke uitvoering van 35 een tweede kamfilterschakeling voor toepassing in de lijnentalverdubbelingsschakeling van figuur 6, figuur 16 met een blokschema een mogelijke uitvoering van ' 0 η λ i '? •J V -J 1 PHN 11.613 4 een als bewegingsdetector geschakelde videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding, figuur 17 met een blokschema een mogelijke uitvoering van een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding met een 5 lijnentalverdubbelingsschakeling, een niet-lineaire filterschakeling en een vertikale contourcorrectieschakeling, figuur 18 met een blokschema een videosignaalverwerkings-schakeling volgens de uitvinding waarin een kamfilterschakeling is ópgenomen na een niet-lineaire filterschakeling en een 10 li jnentalverdubbelingsschakeling, figuur 19 met een blokschema een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding met een tussen de uitgang en de ingangsschakeling van een niet-lineaire filterschakeling opgenomen regelschakeling, 15 figuur 20 met een blokschema een videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding met een andere mogelijke uitvoering van een tussen de uitgang en de ingangsschakeling van een niet-lineaire filterschakeling opgenomen regelschakeling en figuur 21 met een blokschema een 20 videosignaalverwerkingsschakeling volgens de uitvinding met een voor de ingangsschakeling van een niet-lineaire filterschakeling opgenomen richtingscorrectieschakeling.
In figuur 1 wordt aan een ingang 1 een videosignaal toegevoerd dat afkomstig is van een stilstaand geïnterlinieerd 25 televisiebeeld zoals bijvoorbeeld bij stilstaand-beeldweergave van een beeldplatenspeler. Dit videosignaal is van beeld tot beeld hetzelfde maar kan van raster tot raster verschillen. De twee rasters van een beeld worden A en B genoemd.
De ingang 1 is verbonden met een ingang 3 van een 30 selectieschakeling 5 en via een 'vertragingsschakeling 7 met een vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd met een ingang 9 van de selectieschakeling 5. Een ingang 11 van de selectieschakeling 5 ligt via een vertragingsschakeling 13 met een vertraging van een lijntijd en de vertragingsschakeling 7 aan de ingang 1.
35 De ingangen 3, 9 en 11 van de selectieschakeling 5 zijn via een schakelaar 15 respektievelijk 17, 19 verbonden met een uitgang 21 van de selectieschakeling 5. De schakelaars 15, 17, 19 hebben een s λ ;κ :: Γ '] ) . *' W w v ; o • * * PHN 11.613 5 bedieningssignaalingang 23 respektievelijk 25, 27 die een bedieningssignaalingangscombinatie van de selectieschakeling 5 vormen en die verbonden zijn met een bedieningssignaaluitgangscombinatie van een beslissingsschakeling 29 welke bedieningssignaaluitgangscombinatie een 5 uitgang 31 respektievelijk 33, 35 van een logische schakeling 37 omvat.
De logische schakeling 37, die bijvoorbeeld een poortschakeling of een alleen-leesgeheugen kan zijn, heeft een drietal ingangen 39, 41, 43 die tevens de uitgangen zijn van een drietal vergelijkingsschakelingen 45, 47, 49. Van de vergelijkingsschakeling 45 10 is een ingang 51 respektievelijk 53 verbonden met de ingang 11 respektievelijk 3 van de selectieschakeling 5. Een ingang 55 respektievelijk 57 van de vergelijkingsschakeling 47 ligt aan de ingang 11 respektievelijk 9 van de selectieschakeling 5 en een ingang 59 respektievelijk 61 van de vergelijkingsschakeling 49 aan de ingang 9 15 respektievelijk 3 van de selectieschakeling 5.
De uitgang 21 van de selectieschakeling 5 is verbonden met een ingang 63 van een omschakelaar 65 waarvan een verdere ingang 67 aan de ingang 1 ligt en een uitgang 68 de uitgang van de videosignaalverwerkingsschakeling vormt. Een bedieningssignaalingang 69 20 van de omschakelaar 65 ontvangt een schakelsignaal van de halve rasterfrequentie waardoor de omschakelaar 65 bijvoorbeeld tijdens de verwerking van een videosignaal uit de rasters B in de getekende en tijdens de verwerking van een videosignaal uit de rasters A in de niet getekende stand staat. Een schakelsignaal van de tegengestelde fase 25 geeft een vergelijkbaar resultaat.
De selectieschakeling 5 en de beslissingsschakeling 29 vormen samen een niet-lineaire filterschakeling 71 die dat signaal aan een van de ingangen 3, 9 of 11 van de selectieschakeling 5 doorgeeft aan de uitgang 21 dat het dichtst bij de gemiddelde waarde ligt van de 30 signalen aan die ingangen 3, 9 en 11.
Aan de ingangen 3, 9 en 11 van de selectieschakeling 5 liggen signalen p respektievelijk q en r die afkomstig zijn uit drie boven elkaar liggende beeldpunten van twee opeenvolgende rasters waarvan in dit geval het signaal p het middelste beeldpunt uit het huidige 35. raster en het signaal q het onderste en het signaal r het bovenste beeldpunt uit het vorige raster vertegenwoordigt. Wordt het signaal aan de ingang 43, respektievelijk 41, 39 van de logische schakeling 37, x - Λ λ ‘ . i * 't* ·- ; ^ t PHN 11.613 6 respektievelijk y, z genoemd dan geldt de volgende tabel waarin x = 0 voor p > q en x = 1 voor p < q y = 0 voor q > r en y = 1 voor q < r z = 0 voor r > p en z = 1 voor r < p 5 en I, II en III de gewenste toestand is van de schakelaar 15 respektievelijk 17 en 19 van de selectieschakeling 5 die door het signaal aan de uitgang 31 respektievelijk 33, 35 van de beslissingsschakeling 37 wordt veroorzaakt en waarbij een 0 de niet gesloten en een 1 de gesloten toestand voorstelt.
10
x y z I II III
0 0 0 d d d 0 0 10 10 0 10 10 0 15 0 1 1 0 0 1 1 0 0 0 0 1 10 110 o 110 0 10 1 1 1 d d d 20
De letter d geeft aan dat her er niet toe doet welke schakelaar wordt gesloten. Wordt voor de logische schakeling 37 een alleen-leesgeheugen gebruikt dan kan hiervoor bijvoorbeeld de schakelaar I worden gekozen. Bij het toepassen van een poort-schakeling kan 25 bijvoorbeeld voor x=y=z=0de schakelaar I en voor x = y = z = 1 de schakelaar III worden gekozen hetgeen dan de volgende logische formules oplevert.
I = x'z' + xy'z II = x'y'z + xyz' 30 III = yz + xy'z' waarin een accent een inversie aangeeft.
Bij een dergelijke toepassing van de niet-lineaire filterschakeling 71 worden flikkereffecten die met de beeldfrequentie optreden vermeden zonder dat het lijnental per beeldperiode wordt 35 verminderd. Er blijkt bij de stilstaand-beeld-weergave een betere beeldindruk verkregen te worden dan met enig andere, bekende, schakeling. Het zal duidelijk zijn dat in plaats van de r " -1 Γ *
3 ' * v J ‘i J
PHN 11.613 7 serieschakeling van de vertragingsschakeling 7 en 13 tussen de ingang 1 en de ingang 11 van de selectieschakeling 5 ook een enkele vertragingsschakeling met een vertraging van een rastertijd plus een halve lijntijd kan worden toegepast.
5 Als de vertragingsschakelingen 7 en 13 onderling worden verwisseld, kan de boven beschreven videosignaalverwerkingsschakeling worden toegepast voor lijnflikkerreductie bij omzetting van een geïnterlinieerd naar een niet-geinterlinieerd beeld door middel van een zodanige aanpassing van de vertikale afbuiging van de 10 beeldweergeefbuis van raster tot raster dat er een extra vertikale afbuiging over een halve lijnafstand van het oorspronkelijke raster, dus over een beeldlijnafstand van het oorspronkelijke beeld, plaatsvindt als de omschakelaar 65 in de getekende stand B staat.
In figuur 2, waarin overeenkomstige delen dezelfde 15 verwijzingscijfers hebben als in figuur 1 en voor de beschrijving waarvan daarnaar wordt verwezen, ligt de ingang 1 aan een ingang 73 van een parallelfilterschakeling 75. Aan de ingang 1 wordt eenzelfde signaal toegevoerd als in figuur 1. De ingang 73 van de parallelfilterschakeling 75 is tevens een ingang van een kamfilterschakeling 77 die deel uitmaakt 20 van de parallelfilterschakeling 75. Een verdere ingang 79 van de parallelfilterschakeling 75, die tevens een verdere ingang van de kamfilterschakeling 77 is, is via een omschakelaar 81 verbindbaar met de ingang 1 of met een uitgang van een vertragingsschakeling 83 met een vertragingstijd van een rastertijd min een halve lijntijd waarvan de 25 ingang aan de ingang 1 ligt. De omschakelaar 81 wordt bediend door een aan een ingang 85 ervan toegevoerd omschakelsignaal van de halve rasterfrequentie waardoor bij het optreden aan de ingang 1 van een signaal uit een A-raster de omschakelaar 81 de niet-getekende en bij het optreden van een signaal uit een B-raster de getekende stand aanneemt.
30 Het de ingang 73 respektievelijk 79 van de kamfilterschakeling 77 is een serieschakeling van vertragingselementen 87, 89, 91, 93 respektievelijk 95, 97, 99, 101 met elk een vertraging van een lijntijd verbonden. De uitgangen van de vertragingselementen 87, 89, 91, 93 respektievelijk 95, 97, 99, 101 zijn via 35 coëfficiëntschakelingen 103, 105, 107, 109 respektievelijk 111, 113, 115, 117 met een optelschakeling 119 respektievelijk 121 verbonden en via coëfficiëntschakelingen 123, 125, 127, 129 respektievelijk 131, Λ ' ^ 'i .· : -· - 1 PHN 11.613 8 133, 135, 137 met een optelschakeling 139 respektievelijk 141. Van de vertragingsschakeling 87 respectievelijk 95 is verder de ingang via een coëfficiëntschakeling 143 respektievelijk 145 met de optelschakeling 139 respektievelijk 141 verbonden.
5 Een uitgang 147 respektievelijk 149 van de optelschakeling 139 respektievelijk 121 ligt aan een ingang 151 respektievelijk 153 van een optelschakeling 155 waarvan een uitgang 157 tevens een uitgang van de kamfilterschakeling 77 is die aan de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71 ligt en aan een inverterende 10 ingang 159 van een aftrekschakeling 161 waarvan een niet-inverterende ingang 163 met de uitgang van het vertragingselement 89 is verbonden en een uitgang 165 een uitgang van de kamfilterschakeling 77 vormt.
Van de optelschakeling 119 respektievelijk 141 ligt een uitgang 167 respektievelijk 169 aan een ingang 171 respektievelijk 173 15 van een optelschakeling 175 waarvan een uitgang 177 een uitgang van de kamfilterschakeling 77 vormt, die rechtstreeks verbonden is met de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71 en via een vertragingsschakeling 179 met een vertraging van een ijntijd met de ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
20 Een uitgang 181 van de kamfilterschakeling 77 die tevens een uitgang van de parallelfilterschakeling 75 is, ligt aan de uitgang van het vertragingselement 97 en is verbonden met de ingang 67 van de omschakelaar 65 waarvan de ingang 63 is verbonden met een uitgang 183 van. een optelschakeling 185 welke uitgang 183 tevens een uitgang van de 25 parallelfilterschakeling 77 is. Van de optelschakeling 185 ligt een ingang 187 aan de uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 en een ingang 189 aan de uitgang 165 van de aftrekschakeling 161.
Tijdens het optreden van de A-rasters nemen bijvoorbeeld de omschakelaars 81 en 65 de niet getekende stand aan. Aan de uitgang 68 30 van de omschakelaar 65 wordt dan een ten opzichte van het signaal aan de ingang 1 twee lijntijden vertraagd signaal afgegeven dat verder onbewerkt is.
Tijdens het optreden van de B-rasters staan in dat geval de omschakelaars 81 en 65 in de getekende stand. De kamfilterschakeling 35 77 en de niet-lineaire filterschakeling 71 zijn dan werkzaam.
Aan de uitgang 157 van de kamfilterschakeling 77 verschijnt dan een gekamfilterd signaal dat in hoofdzaak overeenkomst C " ·' n -Ί 4 fj O ; ,· .. « i d PHN 11.613 9 met een signaal uit het huidige raster dat twee lijntijden vertraagd is. Aan de uitgang 177 van de kamfilterschakeling 77 verschijnt tegelijkertijd een gekamfilterd signaal dat in hoofdzaak overeenkomt met een twee lijntijden vertraagd signaal uit een lijn van het vorige raster 5 die juist onder de lijn van het huidige raster is gelegen waarmee het signaal aan de uitgang 157 overeenkomt.
Aan de ingangen 3, 9 en 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71 worden dan gekamfilterde signalen toegevoerd die in hoofdzaak overeenkomen met signalen afkomstig uit drie in vertikale 10 positie opvolgende lijnen van twee opeenvolgende rasters. Deze gekamfilterde signalen worden overeenkomstig hetgeen beschreven werd bij figuur 1 door de niet-lineaire filterschakeling 71 geselecteerd en aan de ingang 187 van de optelschakeling 185 toegevoerd waarvan de andere ingang 189 een complementair gekamfilterd signaal krijgt toegevoerd dat 15 de signaalcomponenten bevat die niet door de niet-lineaire filterschakeling 71 zijn verwerkt en die afkomstig' zijn van de uitgang 165 van de aftrekschakeling 161.
Voor het bemeten van de coëfficiëntschakelingen van de kamfilterschakeling 77 gelden de volgende overwegingen.
20 Als de kamfilterschakeling 77 werkzaam is zijn aan de ingangen 79 en 73 ervan tegelijkertijd een signaal uit een A en een B raster aanwezig. Deze beide signalen mogen evenveel invloed hebben op de signalen aan de uitgangen 157 en 177 van de kamfilterschakeling 77.
De coëfficiëntschakelingen 103 respektievelijk 105, 107, 109 kunnen 25 daarom gelijk worden gekozen aan de coëfficiëntschakelingen 111 respektievelijk 113, 115, 117 en de coëfficiëntschakelingen 143 respektievelijk 123, 125, 127, 129 gelijk aan de coëfficiëntschakelingen 145 respektievelijk 131, 133, 135, 137.
Signaalcomponenten met een periodiciteit in vertikale 30 richting overeenkomend met twee beeldlijnen moeten worden doorgelaten, signaalcomponenten met een periodiciteit in vertikale richting overeenkomend met drie beeldlijnen moeten worden onderdrukt en signaalcomponenten met een periodiciteit in vertikale richting overeenkomend met meer dan vier beeldlijnen moeten worden doorgelaten.
35 Verder mogen eventuele signaalsprongen in vertikale richting geen doorslingering vertonen.
Voor een kamfilterschakeling met acht * 'Λ η -Λ.
PHN 11.613 10 vertragingselementen per vertragingsschakeling in plaats van de duidelijkheidshalve slechts vier getekende, worden bijvoorbeeld de volgende waarden voor de coëfficiëntschakelingen gekozen 143 0,0083 111 0,0014 5 123 -0,0148 113 0,0089 125 0,0313 115 -0,1120 127 0,1325 117 0,1155 129 0,6815 n.d. 0,1155 n.d. 0,1325 n.d. -0,1120 10 n.d. 0,0313 n.d. 0,0089 n.d. -0,0148 n.d. 0,0014 n.d. 0,0083
De niet getekende coëfficiëntschakelingen zijn aangegeven met n.d.. De volgorde van links naar rechts in de schakeling komt 15 overeen met die van boven naar beneden in de tabel. De ingang 163 van de aftrekschakeling 161 respektievelijk de ingang 67 van de omschakelaar 65 moet nu verbonden worden met de uitgang van het vertragingselement 93 respektievelijk de uitgang van het vertragingselement 101. De optelschakeling 175 geeft in dit geval een signaal af in hoofdzaak 20 overeenkomend met een signaal uit het vorige raster en de optelschakeling 155 een signaal in hoofdzaak overeenkomend met een signaal uit het huidige raster.
De videosignaalverwerkingsschakeling van figuur 2 kan evenals die van figuur 1 worden toegepast voor lijnflikkerreduktie als de 25 omschakelaar 81 wordt weggelaten, de ingang 79 van de parallelfilterschakeling 75 aan de ingang 1 wordt gelegd en de ingang 73 van de parallelfilterschakeling 75 met de uitgang van de vertragingsschakeling 83 wordt verbonden in plaats van met de ingang 1 en als de vertikale afbuiging op dezelfde manier wordt gecorrigeerd als 30 aangegeven bij de beschrijving van figuur 1.
In figuur 3 waarin overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers hebben als in figuur 1, voor de beschrijving waarvan daarnaar wordt verwezen, moet het aan de ingang 1 toegevoerde videosignaal in lijnental worden verdubbeld. Om resten van 35 lijnflikkerverschijnselen in een beeld verkregen met een in lijnental verdubbeld videosignaal op te heffen wordt het videosignaal eerst via een kamfilter 201 gevoerd. Een uitgang 203 van het kamfilter 201 levert 'ï ' Λ 1 1 £) V AS ’•Λ' - V ~ % PHN 11.613 11 dan een videosignaal waarin voor een 625 lijnen per beeld systeem bij frequenties die (n ± 1/3) maal de rasterfrequentie en (m ±1/3) maal de lijnfrequentie bedragen (m = 0, 1, 2r ... ) (n = 0, 1, 2, ...) en vooral bij die in de buurt van (m ± 1/3) maal de lijnfrequentie van 5 het videosignaal dat aan het kamfilter wordt toegevoerd een verzwakking optreedt. Voor systemen met een ander lijnental per beeld is dat hetzelfde afgezien van de toevoeging aan n die dan anders kan zijn.
Voor het samenstellen van het kamfilter 201 gelden dezelfde overwegingen als voor de kamfilterschakeling van figuur 2, De 10 daarbij vermelde gegeven kunnen ook hier worden gebruikt. Het videosignaal aan de uitgang 203 van het kamfilter 201 wordt vervolgens aan de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71 toegevoerd en via de vertragingsschakeling 13 met een vertraging van een lijntijd aan de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71 en verder via de 15 vertragingsschakeling 7 met een vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd aan ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
De uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 levert nu een gekamfilterd videosignaal dat door de niet-lineaire filterschakeling van bewegingsafhankelijke storingen is bevrijd. Dit wordt toegevoerd aan een 20 ingang 205 van een optelschakeling 207 aan een ingang 209 waarvan een complementair gekamfilterd videosignaal wordt toegevoerd.
Het complementair gekamfilterde videosignaal is afkomstig van een uitgang 211 van een aftrekschakeling 213 waarvan een ingang 215 met de uitgang 203 van het kamfilter 201 is verbonden en een ingang 217 25 via een alles-doorlaatschakeling 219 met de ingang 1. De alles- doorlaatschakeling 219 heeft dezelfde vertragingstijd als het kamfilter 201. De combinatie van het kamfilter 201, de alles-doorlaatschakeling 219 en de aftrekschakeling 213 zal in het vervolg als tweede kamfilterschakeling 220 worden aangeduid.
30 De optelschakeling 207 levert aan een ingang 221 van een lijnentalverdubbelingsschakeling 223 een gefilterd videosignaal dat op elk moment uit een groep van drie lijnen gevormd door twee lijnen uit het huidige raster en een tussenliggende lijn uit het vorige raster die lijn vertegenwoordigt, waarvan de waarde van het videosignaal het 35 dichtst bij de gemiddelde waarde van de videosignalen van drie lijnen van die groep ligt, terwijl aan een verdere ingang 225 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223 een van de uitgang van de alles- 'i -* Λ
O , . .J
PHN 11.613 12 doorlaatschakeling 219 afkomstig ongefilterd videosignaal via een vertragingsschakeling 226 met een vertraging van een rastertijd plus een beeldlijntijd wordt toegevoerd.
De lijnentalverdubbelingsschakeling 223, die slechts 5 schetsmatig is getekend, heeft een met de ingang 221 respektievelijk 225 verbonden inschrijfschakelaar 227 respektievelijk 229, een viertal lijngeheugens 231, 233, 235, 237 en een met een uitgang 239 respektievelijk 241 verbonden uitleesschakelaar 243 respektievelijk 245. In de getekende stand van de schakelaars 227, 229, 243, 245 worden 10 de lijngeheugens 233, 237 gedurende een lijntijd van het om te zetten videosignaal ingeschreven en de lijngeheugens 231 en 235 twee keer op de dubbele snelheid uitgelezen. In de volgende lijntijd van het om te zetten videosignaal nemen de schakelaars 227, 229, 243, 245 de niet-getekende stand aan en worden lijngeheugens 231 en 235 ingeschreven en 15 de lijngeheugens 233 en 237 twee keer op de dubbele snelheid uitgelezen.
Aan de uitgang 239 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223 is daardoor voortdurend een videosignaal van de dubbele lijnfrequentie aanwezig waarvan telkens in een lijnenpaar de signaalwaarde in hoofdzaak gelijk is aan die signaalwaarde van drie 20 boven elkaar liggende lijnen van twee opvolgende rasters van het videosignaal aan de ingang 1, die de gemiddelde signaalwaarde van deze drie lijnen zo dicht mogelijk benadert, en aan de uitgang 241 is voortdurend een videosignaal aanwezig waarvan de signaalwaarde telkens in een lijnenpaar gelijk is aan die in een lijn van het omgezette 25 onbewerkte videosignaal.
De uitgangen 239 en 241 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223 worden afwisselend via een omschakelaar 244 met een uitgang 246 verbonden. De omschakelaar 243 ontvangt daartoe aan een ingang 247 een bedieningssignaal van de halve 30 lijnfrequentie van het omgezette videosignaal zodat aan de uitgang 246 afwisselend gedurende een lijntijd een omgezet videosignaal wordt afgegeven waarvan de signaalwaarde in hoofdzaak gelijk is aan die signaalwaarde van drie in positie opvolgende lijnen van het om te zetten videosignaal die de gemiddelde signaalwaarde van deze drie lijnen zo 35 dicht mogelijk benadert en gedurende een lijntijd een onbewerkt omgezet videosignaal wordt afgegeven. Daardoor wordt zonder de toepassing van een bewegingsdetector een videosignaal van de dubbele lijnfrequentie ,0019 PHN 11.613 13 verkregen dat een zeer grote storingsvrijheid bezit.
Omdat in het kamfilter 201 nu behalve een aantal vertragingsschakelingen met een vertraging van een lijntijd ook een vertragingsschakelng met een vertraging van een rastertijd moet worden 5 toegepast omdat de signalen van de even en oneven rasters een gelijke signaalweg volgen en signaalcomponmenten die een beeldpatroon met een periodiciteit van drie beeldlijnen veroorzaken en die een frequentie hebben van (n + 1/3) maal de rasterfrequentie ook moeten worden onderdrukt, zal in het algemeen de schakeling van figuur 2 de voorkeur 10 verdienen.
De schakeling van figuur 3 kan vereenvoudigd worden door het weglaten van het kamfilter 201, de alles-doorlaatschakeling 219, de aftrekschakeling 213, de vertragingsschakeling 226 en de optelschakeling 207. De ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71 en de ingang 15 van de vertragingsschakeling 13 worden dan aan de ingang 1 gelegd en de uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 aan de ingang 221 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223. Bij een zeer weinig voorkomend beeldpatroon met een periodiciteit in vertikale richting van drie beeldlijnen moet dan met een uiterst geringe met de 20 beeldfrequentie optredende storing genoegen worden genomen.
In figuur 4 is een andere mogelijke uitvoering van een schakeling voor het verkrijgen van een in lijnental per raster verdubbeld videosignaal aangegeven waarin gebruik wordt gemaakt van de in figuur 2 beschreven parallelfilterschakeling 75 en de in figuur 3 25 beschreven lijnentalverdubbelingsschakeling 223. De overeenkomstige delen hebben dezelfde verwijzingscijfers als in de voorgaande figuren.
De ingang 1 is in dit geval rechtstreeks verbonden met de ingang 79 van de parallelfilterschakeling 75 en via een vertragingsschakeling 251 met een vertraging van een rastertijd plus een 30 halve lijntijd met de ingang 73 van de parallelfilterschakeling 75. De uitgang 133 respektievelijk 181 van de parallelfilterschakeling 75 is verbonden met de ingang 221 respektievelijk 225 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223. Aan de bedieningssignaalingang 247 van de omschakelaar 246 wordt nu een omschakelsignaal van de halve 35 lijnfrequentie van het omgezette videosignaal toegevoerd.
Figuur 5 geeft een mogelijke uitvoering van een schakeling voor de verkrijging van een vrijwel storingsvrij in lijnental : ? 9 PHN 11.613 14 verdubbeld videosignaal waarbij een niet-lineaire filterschakeling 71 als beschreven in figuur 1 is opgenomen na een lijnentalverdubbelingsschakeling 223 als beschreven in figuur 3. De ingang 1 is rechtstreeks verbonden met de ingang 225 en via een 5 vertragingsschakeling 253, die een vertraging van een rastertijd plus een halve lijntijd heeft, met de ingang 221 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223'.
De uitgang 239 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223 is verbonden met de ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 10 71 en de uitgang 241 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223 ligt aan de ingang 3 en via een vertragingsschakeling 255 met een vertragingstijd van een lijntijd van het omgezette signaal aan de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 7.
Er blijkt geen omschakelaar nodig te zijn zoals bij de 15 schakelingen van figuren 3 en 4 omdat de niet-lineaire filterschakeling 71 automatisch het juiste weer te geven signaal kiest.
Als van de uitgangen van de geheugens 235, 237 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223 een tweede in tegenfase met de omschakelaar 245 werkende omschakelaar wordt aangebracht kan daarvan een 20 twee lijntijden vertraagd signaal worden afgenomen. De ingang van de vertragingsschakeling 253 kan dan in plaats van het signaal van de ingang 1 dit twee lijntijden vertraagde signaal toegevoerd krijgen en de vertragingstijd van de vertragingsschakeling 253 kan twee lijntijden korter worden gemaakt. De geheugens 235, 237 kunnen seriële geheugens 25 zijn die tijdens het versneld uitlezen weer worden ingeschreven met hun uitgangssignaal.
In figuur 6 is een variant op de schakeling van figuur 3 aangegeven waarbij een lijnentalverdubbelingsschakeling vóór de tweede kamfilterschakeling 220 is opgenomen in plaats van achter de 30 optelschakeling 207. Overeenkomstige delen hebben dezelfde verwijzingscijfers als in figuur 3. De omschakelaar 244 schakelt nu tussen de uitgang van de optelschakeling 207 en een met de uitgang 217 van de alles-doorlaatschakeling 219 van de tweede kamfilterschakeling 220 verbonden vertragingsschakeling 256 met een vertraging van een 35 lijntijd van het omgezette signaal. De ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71 is nu via een vertragingsschakeling 257 met een vertraging van een lijntijd van het omgezette signaal met de uitgang van -S, -v -
'V' , ·, J w ^ A J
PHN 11.613 15 de vertragingsschakeling 13 verbonden, die hier een vertraging heeft van een lijntijd van het omgezette signaal,, terwijl de ingang 209 van de optelschakeling 207 via een vertragingsschakeling 259 met een vertraging van een lijntijd van het omgezette signaal met de uitgang 211 van de 5 tweede kamfilterschakeling 220 is verbonden.
De ingang 1 van de schakeling is verbonden met een ingang 261 van een lijnentalverdubbelingsschakeling 263 en via een vertragingsschakeling 265, die een vertraging heeft van een rastertijd, met een ingang 267 ervan.
10 De lijnentalverdubbelingsschakeling 263 heeft een drietal lijngeheugens 269, 271, 273 waarvan de ingangen via een tweetal inschrijfschakelaars 275, 277 met de ingang 267 of 261 kunnen worden verbonden en waarvan de uitgangen via een uitleesschakelaar 279 met een uitgang 281 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 263 kunnen worden 15 verbonden. De uitgang 281 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 263 ligt aan de ingang van de tweede kamfilterschakeling 220.
De tweede kamfilterschakeling 220 bevat in dit geval alleen vertragingselementen met een vertraging van een lijntijd en kan desgewenst ook als recursief filter bijvoorbeeld als digitaal golffilter 20 met slechts twee vertragingselementen worden uitgevoerd.
Een voorbeeld van een dergelijke kamfilterschakeling uitgevoerd als transversaalfilter is in figuur 15 gegeven.
De inschrijf- en uitleesschakelaars 275, 277, 279 worden in een zodanig rythme bediend dat in elk van de lijngeheugens 25 afwisselend een andere lijn van het signaal aan de ingang 261 en van het signaal aan de ingang 267 wordt ingeschreven terwijl tussen twee inschrijfperiodes elk geheugen gedurende een halve lijntijd van het om te zetten signaal op de dubbele snelheid wordt uitgelezen. Aan de uitgang 281 treden dan achtereenvolgens op een lijn uit het huidige 30 raster, een lijn uit het vorige raster, een tweede lijn uit het huidige raster, een tweede lijn uit het vorige raster, een derde lijn uit het huidige raster en zo verder.
Hierdoor komt aan de uitgangen 203 van de tweede kamfilterschakeling 220 afwisselend een videosignaal in hoofdzaak 35 afkomstig van een lijn uit het huidige raster en uit het vorige raster ter beschikking in de volgorde waarin ze in positie in een beeld liggen zodat aan de ingangen 3, 9 en 11 van de niet-lineaire filterschakeling ~ ^ * . \
j J
PHN 11. 613 16 71 telkens in hoofdzaak de videosignalen uit drie in positie opvolgende lijnen uit twee rasters worden aangeboden.
Aan de omschakelsignaalingang 247 van de omschakelaar 244 wordt nu een omschakelsignaal van de halve lijnfrequentie van het 5 omgezette videosignaal toegevoerd zodat afwisselend een videosignaal van een lijn uit het huidige raster en in hoofdzaak van een uit drie opeenvolgende lijnen van twee rasters niet-lineair gefilterd signaal aan de uitgang 246 van de omschakelaar 244 wordt verkregen.
Desgewenst kan de tweede kamfilterschakeling 220 worden 10 weggelaten. De optelschakeling 207 en de vertragingsschakelingen 256 en 259 vervallen dan ook, de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71 en die van de vertragingsschakeling 13 worden dan verbonden met de uitgang 281 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 263 terwijl de omschakelaar 244 dan moet schakelen tussen de uitgang 21 en de ingang 9 15 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
In plaats van de vertragingsschakeling 265 en de lijnentalverdubbelingsschakeling 263 kan de schakeling van figuur 4 worden toegepast waarin dan de kamfilterschakeling 75 vervalt en de ingang 221 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223 wordt verbonden 20 met de uitgang van de vertragingsschakeling 251 en de ingang 225 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 223 aan de ingang 1 wordt gelegd.
In de videosignaalverwerkingsschakeling van figuur 7, waarin voor overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers zijn gebruikt als de vorige figuren, wordt een niet-lineaire filterschakeling 25 71, die in figuur 1 werd beschreven, toegepast in een interpolatieschakeling die is opgenomen na een rastertalverdubbelingsschakeling 283.
Aan de ingang 1, die tevens de ingang van de rastertalverdubbelingsschakeling 283 is, wordt een geïnterlinieerd 30 videosignaal toegevoerd waarvan de rasters A, B, C, D, E, ... zijn genoemd. De rasters A, C, ... duren bij de verdubbeling een rastertijd plus een halve lijntijd, de rasters B, D, ... een rastertijd min een halve lijntijd. Aan een uitgang 285 van de rastertalverdubbelings-schakeling 283 komt dan een videosignaal ter beschikking waarvan de 35 rasterfrequentie verdubbeld is en waarin elk .raster van het ingangssignaal twee keer achter elkaar voorkomt. Dit videosignaal wordt hier A, A, B, B, C, C, D, D, genoemd. Dit videosignaal wordt toegevoerd ; > η ;
.-v 'J 'J l J
PHN 11.613 17 aan de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71, aan een omschakelaar 287 en aan een eerste ingang van een omschakelaar 289.
De uitgang van de omschakelaar 287 is via een serieschakêling van vertragingsschakelingen 291, 293, 295 verbonden met 5 de ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71. De andere ingang van de omschakelaar 287 ligt aan de verbinding van de vertragingsschakelingen 293 en 295. De vertragingsschakelingen 291, 293, 295 hebben een vertragingstijd van respektievelijk een lijntijd, een rastertijd min anderhalve lijntijd en een lijntijd van het omgezette 10 videosignaal.
De ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71 is via een omschakelaar 297 verbindbaar met de verbinding van de vertragingsschakelingen 291, 293 of met die van de vertragingsschakelingen 293, 295. De ingang 11 van de niet-lineaire 15 filterschakeling 71 ligt verder aan een tweede ingang van de omschakelaar 289 waarvan een derde ingang met de uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 is verbonden. De uitgang 298 van de omschakelaar 289 vormt de uitgang van de schakeling.
De schakeling met de omschakelaars 287, 289, 297, de 20 vertragingsschakelingen 291, 293, 295 en de niet-lineaire filterschakeling 71 vervangt een interpolatieschakeling en geeft eén betere storingsonderdrukking dan de bekende interpolatieschakelingen.
De omschakelaars moeten als volgt worden bediend. Als de groep van rasters A, B, B, C een schakelcyclus wordt genoemd die 25 periodiek wordt herhaald bij de volgende groepen van vier rasters C, D, D, E; E, F, F, G en zo verder en waarin telkens vier schakelperioden een, twee, drie en vier genoemd optreden, moet de omschakelaar 287 in de getekende stand staan in de perioden twee en vier, de omschakelaar 297 in de getekende bovenste stand in de periode twee. De omschakelaar 289 30 moet verder in de perioden twee en drie in de niet-getekende middelste stand staan, in de periode vier in de getekende bovenste stand en in de periode één in de niet-getekende onderste stand. In de perioden één en drie moet de omschakelaar 287 in de niet-getekende stand staan en de omschakelaar 297 moet in de periode drie in de niet- c 35 getekende stand saan. Gedurende de perioden één en vier is de stand van de omschakelaar 297 niet van belang omdat dan de omschakelaar 289 in de bovenste of de onderste stand staat en het uitgangssignaal van de j ^ PHN 11.613 18 schakeling niet van de niet-lineaire filterschakeling 71 wordt verkregen.
Tengevolge van de werking van de omschakelaar 287 komt in een cyclus B, B, C, C aan de ingang 11 van het niet-lineaire filter een cyclus A, k, B, B ter beschikking die dus ongeveer een rastertijd van 5 het oorspronkelijke signaal vertraagd is ten opzichte van de cyclus B, 'B, C, C.
De omschakelaar 297 zorgt ervoor dat aan de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71 een signaal komt dat gedurende de periode drie ten opzichte van dat aan de ingang 3 een lijntijd vertraagd 10 is en gedurende de periode twee ten opzichte van dat aan-de ingang 11 een lijntijd vervroegd. Hierdoor komen aan de ingangen 3, 9 en 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71 gedurende de periode twee en drie, drie in positie opvolgende lijnen uit twee opvolgende rasters ter beschikking, in de periode twee twee lijnen uit het raster A en een 15 tussengelegen lijn uit het raster B en in de periode drie twee lijnen uit het raster B en een tussengelegen lijn uit het raster A. In deze perioden twee en drie is dan ook de niet-lineaire filterschakeling 71 werkzaam in het uitgangssignaal omdat de omschakelaar 289 dan in de middelste stand staat.
20 Aan de uitgang 298 komt in een eerste cyclus dan achtereenvolgens in de periode één een signaal uit het raster A, in de perioden twee en drie een uit drie opvolgende lijnen van de rasters A en B niet-lineair gefilterd signaal en in de periode vier een signaal uit het raster B ter beschikking.· In de verdere cycli wordt A vervangen 25 door C en B door D en zo verder.
De omschakelaar 289 kan vervallen als de omschakelaar 297 wordt uitgebreid met twee standen zodat de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71 in de periode vier met de ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71 wordt doorverbonden en in de periode 30 één met de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
In figuur 8 is aangegeven hoe de videosignaalverwerkingsschakeling van figuur 7 aangepast moet worden als er een parallelfilterschakeling 75 zoals beschreven in figuur 2 wordt toegepast. Overeenkomstige delen hebben dezelfde verwijzingscijfers als 35 in de voorgaande figuren.
De omschakelaar 289 heeft hier maar twee standen en is met zijn ingangen aan de uitgangen 183 en 181 van de ?. Λ ' ^ 1 Ü V' > t' ° > PHN 11.613 19 parallelfilterschakeling 75 gelegd. In de perioden een en vier staat de omschakelaar 289 in de niet-getekende onderste stand en is de uitgang 298 verbonden met de uitgang 181 van de parallelfilterschakeling 75 en ontvangt daaruit een niet bewerkt vertraagd signaal. In de getekende 5 bovenste stand van de omschakelaar 289 die in de perioden twee en drie moet worden ingenomen is de uitgang 298 verbonden met de itgang 183 van de parallelfilterschakeling 75 en ontvangt een door de niet-lineaire filterschakeling 71 van de parallelfilterschakeling 75 bewerkt gekamfilterd signaal.
10 De ingang 73 van de parallelfilterschakeling 75 wordt via een omschakelaar 301, die in de periode drie in de niet-getekende stand staat, in die periode drie verbonden met de uitgang 285 van de rastertalverdubbelingsschakeling 283 en in de periode twee, waarin de omschakelaar 301 in de getekende stand staat met de uitgang van 15 vertragingsschakeling 293. Omdat het signaal aan de ingang 73 van de parallelfilterschakeling 75 gedurende de perioden één en vier niet verwerkt wordt in het uitgangssignaal is de stand van de omschakelaar 301 in de perioden één en vier niet van belang.
De ingang 79 van de parallelfilterschakeling 75 wordt via 20 een omschakelaar 303 in de perioden enén en twee, waarin de niet-* getekende stand wordt aangenomen, verbonden met de uitgang 285 van de rastertalverdubbelingsschakeling 283 en in de perioden drie en vier, waarin de'getekende stand optreedt, met de uitgang van de vertragingsschakeling 295.
25 In figuur 9 is een ruisonderdrukkingsschakeling voor een aan een ingang 1 toegevoerd videosignaal aangegeven waarin een niet-lineaire filterschakeling 71 zoals beschreven in figuur 1 wordt toegepast. De uitgang 21 van deze niet-lineaire filterschakeling 71 is verbonden met een inverterende ingang 305 van een aftrekschakeling 307 30 aan een niet inverterende ingang 309 waarvan het van de ingang 1 afkomstige videosignaal wordt toegevoerd. Een uitgang 311 van de aftrekschakeling 307 ligt via een overdrachtsschakeling 313 met een overdrachtsfactor k, die bijvoorbeeld op een bekende manier bewegingsafhankelijk kan zijn, aan een ingang 315 van een 35 optelschakeling 317 waarvan een andere ingang 319 ook is verbonden met de uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
Een uitgang 321, die tevens de uitgang van de schakeling •; ; . : I y * * PHN 11.613 20 vormt, is via een vertragingsschakeling 323 met een vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd verbonden met de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71 en met een ingang van een vertragingsschakeling 325 die een vertraging van een lijntijd heeft en 5 waarvan de uitgang aan de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71 ligt en aan de ingang van een vertragingsschakeling 327. De vertragingsschakeling 327 heeft een vertraging van rastertijd min een halve lijntijd en uitgang ervan ligt aan de ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
10 De niet-lineaire -filterschakeling 71 laat nu automatisch een van zijn drie ingangssignalen door dat het beste geschikt is voor de meest gunstige ruisonderdrukking.
Tussen de uitgang van de vertragingsschakeling 323 en de doorverbonden ingangen 305 en 329 van de aftrekschakeling 307 en de 15 optelschakeling 317 kunnen desgewenst een kamfilterschakeling 220 en een optelschakeling 207 worden opgenomen zoals aangegeven in figuur 3.
In figuur 10 wordt de niet-lineaire filterschakeling 71 toegepast in een DPCM decoder 331 waarvan een ingang 333 met een uitgang 335 van een quantiserende aftrekschakeling 337 is verbonden waarvan een 20 niet inverterende ingang 339 aan de ingang 1 ligt en een inverterende ingang 341 aan een uitgang 343 van de decoder 331 zodat een DPCM encoder wordt gevormd. Voor overeenkomstige delen zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt als in de voorgaande figuren.
De uitgang 343 van de decoder 331 is verbonden met de 25 uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 die zijn uitgangssignaal ook levert aan een ingang 345 van een dequantiserende optelschakeling 347 waarvan een verdere ingang 349 aan de ingang 333 van de decoder 331 ligt.
Een uitgang 350 van de dequantiserende optelschakeling 30 347 is via een vertragingsschakeling 351 met een vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd verbonden met de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71 en met de ingang van een vertragingsschakeling 353 met een vertraging van een lijntijd waarvan de uitgang aan de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71 ligt en 35 aan de ingang van een vertragingsschakeling 355. De vertragingsschakeling 355 heeft een vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd en de uitgang ervan is verbonden met de ingang 11 van $ Λ 1 O.
I «V
V » PHN 11.613 21 % de niet-lineaire filterschakeling 71.
De quantiserende aftrekschakeling 337 geeft voor elk binnenkomend monster van het videosignaal een code af die overeenkomt met een waarde die afhangt van het verschil in amplitude tussen het 5 videosignaal aan de uitgang 343 van de decoder 331 en de amplitude van het videosignaalmonster aan de ingang 1.
De decoder 333 is een integratorschakeling waarin de waarde van de code gevoegd wordt bij een waarde van een videosignaalmonster dat in positie in het beeld vrijwel overeenkomt met 10 de positie in het beeld van het monster aan de ingang 1. De meest geschikte positie die voor de integratie het meest nauwkeurige resultaat oplevert wordt nu bepaald door de niet-lineaire filterschakeling 71.
In figuur 11 zijn voor dezelfde delen dezelfde verwijzingscijfers gebruikt als in de voorgaande figuren. De ingang 1 is 15 verbonden met de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71 waarvan de ingang 9 via een vertragingsschakeling 359 aan de ingang 1 ligt en de ingang 11 via een vertragingsschakeling 361 aan de uitgang van de vertragingsschakeling 359. De vertragingsschakeling 359 heeft een vertraging van een lijntijd, de vertragingsschakeling 361 heeft een 20 vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd. De niet-lineaire filterschakeling 71 krijgt daardoor een videosignaal van twee lijnen uit het huidige raster en een tussenliggende lijn uit het vorige raster toegevoerd en geeft daarvan op elk moment de dichtst bij de gemiddelde waarde van deze drie videosignalen liggende waarde door aan zijn uitgang 25 21. De uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 is verbonden met een ingang 363 van een optel- en aftrekschakeling 365 en via een vertragingsschakeling 367 met een vertraging van een lijntijd met een verdere ingang 369 ervan. Een derde ingang 371 van de optel- en aftrekschakeling 365 is verbonden met de uitgang van de 30 vertragingsschakeling 359 die verder aan een ingang 373 van een optelschakeling 375 ligt. Een verdere ingang 377 van deze optelschakeling 375 is via een overdrachtsschakeling 379 met een eventueel regelbare overdrachtsfaktor k met een uitgang 381 van de optelen aftrekschakeling 365 verbonden. Een uitgang 383 van de c 35 optelschakeling 375 vormt de uitgang van de als vertikale contourcorrectieschakeling dienende schakeling.
Van de aan de ingangen van de optel- en aftrekschakeling ' I f) * i y PHN 11.613 22 365 toegevoerde videosignalen wordt de halve som van de signalen aan de ingangen 363 en 369 afgetrokken van het signaal aan de ingang 371 en wordt dit verschil doorgegeven aan de uitgang 381. Deze halve som is de gemiddelde waarde van in twee opvolgende lijntijden dichtst bij de 5 gemiddelde waarde liggende waarden van de videosignalen van drie in vertikale positie opvolgende lijnen waarvan het signaal overeenkomende met de middelste lijn wordt toegevoerd aan de ingang 371 van de optelen aftrekschakeling 365. Het signaal aan de uitgang 381 van de optel- en aftrekschakeling 365 levert een sprongcorrectiesignaal via de 10 overdrachtsschakeling 379 aan de ingang 377 van de optelschakeling 375 dat wordt opgeteld bij het aan de ingang 373 toegevoerde signaal van de genoemde middelste lijn waardoor een op elk moment zo gunstig mogelijke contourcorrectie wordt verkregen.
In figuur 12 is aangegeven hoe de vertikale 15 contourcorrectieschakeling van figuur 11 moet worden aangepast als er de parallelfilterschakeling 75 van figuur 4 en figuur 2 in wordt toegepast. Overeenkomstige delen hebben dezelfde verwijzingscijfers als in de voorgaande figuren, voor de beschrijving ervan wordt daarnaar verwezen.
20 De met de ingang van de vertragingsschakeling 367 verbonden ingang 363 van de optel- en aftrekschakeling 365 is nu aan de uitgang 183 van de parallelfilterschakeling 75 gelegd terwijl de met de ingang 371 van de optel- en aftrekschakeling 365 verbonden ingang 373 van de optelschakeling 375 aan de uitgang 181 van de 25 parallelfilterschakeling 71 ligt via een vertragingsschakeling 385 met een vertraging van een lijntijd. Deze laatste vertragingsschakeling 385 kan desgewenst vervallen als op het betreffende kamfilter in de parallelfilterschakeling 75 de aftakking naar de uitgang 181 een lijntijd later wordt genomen.
30 In figuur 13 waarin voor overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers zijn gebruikt als in de voorgaande figuren en voor de beschrijving waarvan daarnaar wordt verwezen, wordt aan de ingang 1 een geiiinterlinieerd videosignaal toegevoerd waarvan het lijnental per raster vrijwel gehalveerd moet worden bijvoorbeeld van 624,5 naar 35 312,5. Dit signaal wordt via een vertragingsschakeling 401 met een vertraging van een rastertijd plus een halve lijntijd van het om te zetten videosignaal aan de ingang 73 van de bij figuur 2 besproken '· Λ ϋΛ ,j -Λ y y i y PHN 11.613 23 parallelfilterschakeling 75 toegevoerd.
De uitgang 183 van de parallelfilterschakeling 75 levert een gefilterd videosignaal aan een ingang 403 van een interpolatieschakeling 405. De uitgang 181 van de 5 parallelfilterschakeling 75 geeft aan een ingang 407 van de interpolatieschakeling 405 een onbewerkt videosignaal af met een aan de vertraging van het videosignaal aan de ingang 403 aangepaste vertraging.
De interpolatieschakeling 405 is wat zijn opbouw betreft gelijk aan de kamfilterschakeling 77 van figuur 2 zonder de 10 aftrekschakeling 161 en de uitgangen 165 en 181, en heeft tot doel frequentiecomponenten van meer dan 312 perioden per beeldhoogte te onderdrukken. De coëfficiënten van de coëfficiëntschakelingen 143 respektievelijk 111, 123, 113, 125, 115, 127, 117 en 129 kunnen bijvoorbeeld de waarden 0 respektievelijk 0, -1/8, 1/4, 3/4, 1/4, -1/8, 15 0 en 0 hebben. De waarden van de coëfficiënten van de coëfficiëntschakelingen 145 respektievelijk 103, 131, 105, 133, 107, 135, 109 en 137 zijn daaraan gelijk.
De interpolatieschakeling 405 heeft een uitgang 409 respektievelijk 411 die overeenkomt met de uitgang 157 respektievelijk 20 177 van de kamfilterschakeling 77 van figuur 2. Deze uitgangen 409 en 411 zijn elk verbonden met een ingang van een optelschakeling 413 waarvan een uitgang is verbonden met een ingang 415 van een bijvoorbeeld bekende lijnentalhalveringsschakeling 417, van een uitgang waarvan het gewenste signaal met grote storingsvrijheid wordt verkregen.
25 In figuur 14 waarin overeenkomstige delen genummerd zijn als in de voorgaande figuren en voor de beschrijving waarvan daarnaar wordt verwezen, is een vereenvoudigde uitvoering van de schakeling van figuur 13 aangegeven. De ingang 407 van de interpolatieschakeling 405 is hier verbonden met de ingang 1 van de schakeling die ook aan de ingang 3 30 van de bij figuur 1 besproken niet-lineaire filterschakeling 71 ligt. De ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling is verbonden met een uitgang van een vertragingsschakeling 431 met een vertraging van een lijntijd waarmee ook een ingang van een vertragingsschakeling 433 met een vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd is verbonden 35 waarvan de uitgang aan de ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71 ligt.
In figuur 15 is een mogelijke uitvoering van de tweede : ' II -M) PHN 11.613 24 kamfilterschakeling 220 voor toepassing in de schakeling van figuur 6 geschetst. Met de ingang 281 is een serieschakeling van vertragingselementen 421, 423, 425, 427, 429 en 431 verbonden die elk een vertraging van een lijntijd hebben. De ingangen en uitgangen ervan 5 zijn via coëfficiëntschakelingen 433, 435, 437, 439, 441, 443 en 445 verbonden met een optelschakeling 447 waaraan een uitgang 449 is verbonden met de uitgang 203 en met een inverterende ingang 451 van een aftrekschakeling 453 waarvan een niet inverterende ingang 455 aan de uitgang van het vertragingselement 425 ligt die verder verbonden is met 10 de uitgang 217. De uitgang van de aftrekschakeling 453 ligt aan de uitgang 211 van de kamfilterschakeling.
In figuur 16, waarin overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers hebben als in de voorgaande figuren, is de uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 verbonden met een ingang 501 15 van een aftrekschakeling 503 waarvan een verdere ingang 505 aan de ingang 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71 ligt.
Een uitgang 507 van de aftrekschakeling 503 levert dan een bewegingsindicatiesignaal aan een ingang 509 van een hoogdoorlaatfilter 511 van een uitgang 513 waarvan een signaal wordt 20 verkregen dat bewegingsafhankelijk is maar dat praktisch nul is als er een stilstaande vertikale sprong in het beeld optreedt zodat die dus niet als beweging wordt gedetecteerd.
Wordt de schakeling na een lijnentalverdubbelings-schakeling, bijvoorbeeld die van figuur 6, toegepast dan wordt de 25 vertragingsschakeling 7, die in de figuur een vertraging van een rastertijd min een halve lijntijd heeft, vervangen door een vertragingsschakeling met een vertraging van een lijntijd en wordt de ingang 505 van de aftrekschakeling 503 verbonden met de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
30 In figuur 17 hebben overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers als in de voorgaande figuren. Een lijnentalverdubbelingsschakeling 265, 263 wordt gevolgd door een niet-lineaire filterschakeling 13, 257, 71 zoals beschreven bij figuur 6. De niet met de uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 35 verbonden ingang van de omschakelaar 244 ligt hier aan de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
De uitgang 246 van de omschakelaar 244 is verbonden met q 8 ?\ λ η ) n
3 Va? V V ·.- j V
t PHN 11.613 25 de ingang 363 van de optel- en aftrekschakeling 365 en met een ingang van een vertragingsschakeling 515 met een vertraging van een lijntijd waarvan de uitgang aan de ingang van de vertragingsschakeling 367, aan de ingang 371 van de optel- en aftrekschakeling 365 en aan de ingang 373 5 van de optelschakeling 375 ligt.
De lijnentalverdubbelings- en filterschakeling vóór de ingang van de vertragingsschakeling 515 en de ingang 363 van de optelen aftrekschakeling 365 mag desgewenst vervangen worden door die van figuur 3, 4, 5 of 6.
10 In figuur 18, waarin overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers hebben als in de voorgaande figuren, is aangegeven hoe in een combinatie van een lijnentalverdubblingsschakeling 265, 263, een niet-lineaire filterschakeling 71en een kamfilterschakeling 517 deze kamfilterschakeling opgenomen kan worden na de niet-lineaire 15 filterschakeling. Hierdoor wordt het mogelijk de kamfilterschakeling zodanig te ontwerpen dat onafhankelijk van elkaar de sprongweergave en de onderdrukking van door de niet-lineaire bewerking ontstane ongewenste signaalcomponenten ervan zo gunstig mogelijk kunnen worden gemaakt.
De kamfilterschakeling 517 is complementair en heeft twee 20 complementair filterende signaalwegen van een.tweetal ingangen 519, 521 naar een in dit geval als optelschakeling uitgevoerde combineerschakeling 523 waarvan een uitgang 525 is verbonden met een van de ingangen van de omschakelaar 244. De ingang 519 respektievelijk 521 van de complementaire kamfilterschakeling 517 is verbonden met de 25 uitgang 21 respektievelijk de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
Duidelijkheidshalve is de complementaire kamfilterschakeling 517 in de tekening uitgevoerd met twee kamfliters 527, 529. Elk van deze filters kan samengesteld zijn zoals aangegeven in 30 figuur 15 waarbij de aftrekschakeling 453 en de uitgang 217 dan niet worden toegepast.
De coëfficiënten kunnen voor een gunstige uitvoering als volgt wordt gekozen:
Λ ;N 1 'V
ö \.j --Ψ i PHN 11.613 26
Coëfficiënt Filter 527 Filter 529 433 +0,0625 -0,0625 435 -0,1875 +0,1875 5 437 +0,1875 -0,1875 439 +0,8750 +0,1250 441 +0,1875 -0,1875 443 -0,1875 +0,1875 445 +0,0625 -0,0625 10
Hiermee wordt voldaan aan de eisen die aan het kamfilter 529 moeten worden gesteld. Deze zijn de volgende: de verzwakking van de frequenties met een aantal perioden per beeldhoogte in de buurt van een derde van het aantal beeldlijnen, veroorzaakt door het niet-lineaire 15 filter 71, moet worden gecorrigeerd evenals de honderdtachtig graden phasedraaiing die daarbij optreedt, de phasekarakteristiek moet lineair zijn, bij frequenties met een aantal perioden per beeldhoogte gelijk aan de helft van het aantal beeldlijnen moet de verzwakking maximaal zijn, de gelijkstroomoverdracht moet één zijn en de 20 frequentiekarakteristiek voor frequenties in de buurt van nul perioden per beeldhoogte moet zo vlak mogelijk zijn.
Wordt het aantal vertragingslijnen en coëfficiënten van het kamfilter 529 uitgebreid dan kan de frequentiekarakteristiek vlakker worden gehouden tot dichter bij de frequentie overeenkomende met 25 het halve aantal beeldlijnen per beeldhoogte en de verzwakking bij die frequentie groter worden gemaakt hetgeen voor niet bewegende beelden gunstig is. Voor bewegende beelden is de aangegeven samenstelling een gunstige.
Eén van de kamfliters 527 of 529 kan worden vervangen 30 door een vertragingsschakeling als de betreffende ingang 521 respektievelijk 519 van de complementaire kamfilterschakeling en de andere ingang 519 respektievelijk 521 via een aftrekschakeling met de ingang van het kamfilter 529 respektievelijk 527 worden verbonden. Afhankelijk van het teken van de overdracht van elk van de ingangen naar 35 de uitgang van de betreffende aftrekschakeling moet de combineerschakeling 523 dan een optel- of een aftrekschakeling zijn.
De lijnentalverdubbelings- en niet-lineaire
/' 0 1 U
PHN 11.613 27 filterschakeling 285, 263, 13, 157, 71 kan worden vervangen door de lijnentalverdubbelings- en niet-lineaire filterschakeling 253, 223, 255, 71.'van figuur 5. De met de betreffende ingang van de omschakelaar 244 verbonden ingang 521 van de complementaire kamfilterschakeling 517 moet 5 dan verbonden worden met de ingang 3 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
Als de complementaire kamfilterschakeling 517 wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de figuur kan het kamfilter 527 desgewenst zodanig worden uitgevoerd dat bovendien een vertikale 10 contourcorrectie wordt verkregen. De onderste ingang van de omschakelaar 244 moet dan met de uitgang van het kamfilter 527 worden verbonden.
In figuur 19 waarin overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers hebben als in de vorige figuren, is aangegeven hoe de complementaire kamfilterschakeling 517 van figuur 18 kan worden 15 vervangen door een regelschakeling 530.
Een videosignaal wordt van de uitgang 21 van de niet-lineaire filterschakeling 71 via een ingang 531 van de regelschakeling 530 aan een ingang 533 van een amplitudeverhoudingsregelschakeling 535 toegevoerd. Het videosignaal aan de ingang 9 van de niet-lineaire 20 filterschakeling 71 wordt via een ingang 537 van de regelschakeling 530 aan een verdere ingang 539 van de amplitudeverhoudingsregelschakeling 535 toegevoerd. Een uitgang 541 van de amplitudeverhoudingsregelschakelin g 535 is verbonden met de bovenste ingang van de omschakelaar 244.
Een regelsignaalingang 543 van de 25 amplitudeverhoudingsregelschakeling 535 is verbonden met een uitgang van een functiegenerator 545 die als programmeerbaar alleen-leesgeheugen (PROM) uitgevoerd kan zijn. De functiegenerator 545 ontvangt een signaal van een uitgang van een absolute-verschilwaardebepalende schakeling 547 waarvan de ingangen zijn verbonden met de uitgangen van een tweetal 30 absolute-verschilwaardebepalende schakelingen 549 en 551, die de absolute verschilwaarde bepalen tussen de signalen aan de ingang 531 respektievelijk 537 van de regelschakeling 530 en het uitgangssignaal van een middelingsschakeling 552 waarvan de ingangen 553, 555, 557 zijn verbonden met de ingangen 11 respektievelijk 9, 3 van de niet-lineaire 35 filterschakeling 71.
De verkrijging van het regelsignaal voor de amplitudeverhoudingsregelschakeling 535 berust op de volgende PHN 11.613 28 overwegingen. De niet-lineaire filterschakeling 71 verzwakt frequenties waarvan het aantal perioden per beeldhoogte ongeveer gelijk is aan een derde van het lijnental per beeld het meest en geeft dan de meeste vervorming. De energie-overdracht bij die frequenties is het kleinst.
5 Een maat voor deze energie-overdracht kan worden verkregen met behulp van de absolute-verschilwaardebepalende schakelingen 549, 551 en 547.
Als de energie-overdracht van het niet-lineaire filter 71 klein is moet de overdrachtsfaktor k van de ingang 539 naar de uitgang 541 van de amplitudeverhoudingsregelschakeling 535 groot worden gemaakt door het 10 regelsignaal aan de ingang 543 ervan zodat er een onvervormde signaaloverdracht plaatsvindt. Is de energie-overdracht groot dan wordt de overdrachtsfaktor k klein gemaakt en wordt de overdracht 1-k van de ingang 533 naar de uitgang 541 van de amplitudeverhoudingsregelschakeling 535 groot zodat het niet-lineaire filter 71 dus werkzaam wordt gemaakt.
15 In plaats van een continu regelbare amplitudeverhoudingsregelschakeling 535 kan desgewenst een omschakelaar worden toegepast.
De functiegenerator 545 kan een aan de wensen van de gebruiker aangepast regelgedrag en een drempelwerking verzorgen.
20 De bij figuur 18 gemaakte opmerkingen over de mogelijke toepassing van een andere lijnentalverdubbelingsschakeling gelden ook hier.
De regelschakeling 530 kan ook in andere toepassingen van het niet-lineaire filter 71 worden gebruikt als steeds het 25 videosignaal overeenkomende met de middelste van de drie opeenvolgende beeldlijnen aan de ingang 555 van de middelingsschakeling 552 en de ingang 537 van de regelschakeling 530 wordt toegevoerd. De middelingsschakeling 552 heeft zoals in de figuur is aangegeven een overdrachtsfaktor gelijk aan een vierde, van zijn ingangen 553 en 557 30 naar zijn uitgang en gelijk aan een half van zijn ingang 535 naar zijn uitgang.
In figuur 20, waarin overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers hebben als in de vorige figuren, is aangegeven hoe het regelsignaalopwekkende gedeelte van de regelschakeling 530 van 35 figuur 19 op een andere manier kan worden uitgevoerd.
Daartoe is tussen de uitgang 281 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 263 en de ingang van de -ï ·"* ·'. ö ' v \ . v : y
*' V
PHN 11.613 29 vertragingsschakeling 13 en na de uitgang van de vertragingsschakeling 257 een vertragingsschakeling 561 respektievelijk 563 met een vertraging van een lijntijd opgenomen.
Met de uitgang 281 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 5 respektievelijk de uitgang van de vertragingsschakeling 561 respektievelijk 13, 157, 563 is een ingang 565 respektievelijk 567, 569 en 571, 573, 575 van de regelschakeling 530 verbonden. De ingangen 573 en 569 respektievelijk 575 en 567, 571 en 575 van de regelschakeling 530 liggen aan de ingangen van een absolute-verschilwaardebepalende 10 schakeling 575 respektievelijk 577, 579 waarvan de uitgang is verbonden met een ingang van een absolute-verschilwaardebepalende schakeling 581 respektievelijk 583, 585 waarvan de andere ingang is verbonden met een uitgang van een drempelwaarde-opwekkingsschakeling 587. De uitgangen van de absolute-verschilwaardebepalende schakelingen 581, 583, 15 585 zijn verbonden met ingangen van de functie-generator 545.
Aan de uitgang 281 van de lijnentalverdubbelingsschakeling 263 en de uitgangen van de vertragingsschakelingen 561, 13, 257, 563 zijn nu videosignalen uit vijf direct boven elkaar liggende lijnen van twee rasters aanwezig. Frequenties met een periodental in de buurt van 20 een derde van het aantal beeldlijnen per beeldhoogte kunnen nu worden gedetecteerd met behulp van de absolute-verschilwaardebepalende schakelingen 575, 577, 579, 581, 583, 585 en de functiegenerator 545.
Zijn deze aanwezig dan wordt het niet-lineaire filter 71 uitgeschakeld door de amplitudeverhoudingsregelschakeling 535 zoals besproken bij 25 figuur 19.
Deze frequenties zijn aanwezig als voortdurend ten minste twee van de uitgangsspanningen van de absolute verschilwaardebepalende schakelingen 575, 577, 579 de aan de absolute-verschilwaardebepalende schakelingen 581, 583, 585 aangelegde drempelwaarde overschrijden.
30 Ook hier geldt weer dat een toepassing in andere videosignaalverwerkingsschakelingen met een niet-lineair filter mogelijk is als aan de ingangen van de absolute-verschilwaardebepalende schakelingen videosignalen uit vijf direct boven elkaar liggende lijnen van twee rasters en aan de niet-lineaire filterschakeling 71 35 videosignalen uit de middelste drie van deze lijnen worden aangeboden.
In figuur 21, waarin overeenkomstige delen dezelfde verwijzingscijfers hebben als in de vorige figuren, wordt de niet-* '.· ** „ * PHN 11.613 30 lineaire filterschakeling 71 voorafgegaan door een richtingscorrectieschakeling 601.
Aan een drietal ingangen 603, 609, 611 daarvan worden videosignalen toegevoerd die overeenkomen met drie in vertikale richting 5 onder elkaar gelegen beeldpunten van drie in positie opeenvolgende lijnen uit twee opeenvolgende geïnterlinieerde rasters van een weer te geven beeld. Aan de ingang 609 wordt bijvoorbeeld het videosignaal overeenkomende met het middelste beeldpunt toegevoerd en via een vertragingsschakeling 613 met een vertragingstijd overeenkomende met 10 bijvoorbeeld de tijdsduur van een beeldelement en een uitgang 615 van de richtingsselectieschakeling 601 toegevoerd aan de ingang 9 van de niet-lineaire filterschakeling 71.
De ingang 603 van de richtingscorrectieschakeling 601 is verbonden met een serieschakeling van twee vertragingsschakelingen 617, 15 619 die elk eenzelfde vertragingstijd hebben als de vertragingsschakeling 613, en met de onderste van drie ingangen van de bovenste omschakelaar van een richtingsselectieschakeling 621. De bovenste respektievelijk middelste van deze drie ingangen is verbonden met de uitgang van de vertragingsschakeling 619 respektievelijk 617, 20 De ingang 611 van de richtingscorrectieschakeling 601 is verbonden met een serieschakeling van twee vertragingsschakelingen 623, 625 die ook elk eenzelfde vertragingstijd hebben als de vertragingsschakeling 613, en met de bovenste van de drie ingangen van de onderste omschakelaar van de richtingsselectieschakeling 621. De 25 onderste respektievelijk middelste van deze drie ingangen is verbonden met de uitgang van de vertragingsschakeling 625 respektievelijk 623.
De uitgang van de bovenste respektievelijk onderste omschakelaar van de richtingsselectieschakeling 621 ligt via een uitgang 627 respektievelijk 629 van de richtingscorrectieschakeling 601 aan de 30 ingang 3 respektievelijk 11 van de niet-lineaire filterschakeling 71. De richtingsselectieschakeling 621 is vanzelfsprekend een electronische schakeling die bediend wordt door een richtingsselectiesignaalcombinatie die aan een ingangscombinatie 631 ervan wordt toegevoerd en die afkomstig is van een uitgangscombinatie 633 van een bijvoorbeeld als 35 programmeerbaar alleen-leesgeheugen (PROM) uitgevoerde functiegenerator 635.
De functiegenerator 635 heeft een vijftal ingangen 637 /'· ^ *> .-j η ^
~ 'J J :j j 'J
PHN 11.613 31 respektievelijk 639, 641, 643, 645 die zijn verbonden met een uitgang van een vergelijkingsschakeling 647 respektievelijk 649, 651, 653, 655. De vergelijkingsschakeling 647 respektievelijk 649 vergelijkt de signaalwaarde afkomstig van een absolute-verschilwaardebepalende 5 schakeling 657 respektievelijk 659 met een van een drempelwaardegenerator 661 afkomstige drempelwaarde.
Een ingang van de absolute-verschilwaardebepalende schakeling 647 respektievelijk 649 ligt aan de uitgang van een absolute-verschilwaardebepalende schakeling 663, 665. Een verdere ingang van de 10 absolute-verschilwaardebepalende schakeling 657 respektievelijk 659 ligt aan de uitgang van een absolute-verschilwaardebepalende schakeling 665 respektievelijk 667. De uitgang van de absolute-verschilwaardebepalende schakeling 663 is verder verbonden met een ingang van de vergelijkingsschakelingen 651 en 655, die van de absolute-15 verschilwaardebepalende schakeling 665 met een ingang van de vergelijkingsschakelingen 651 en 653 en die van de absolute-verschilwaardebepalende schakeling 667 met een ingang van de vergelijkingsschakelingen 653 en 655.
Wordt de bovenste respektievelijk middelste en onderste 20 stand van de richtingsselectieschakeling 621 I respektievelijk II en III genoemd en de signalen aan de ingangen 637 respektievelijk 639, 641, 643, 645 van de functiegenerator 635 A respektievelijk B, C, D, E dan geldt de volgende tabel voor de standen I en III. In alle andere gevallen wordt de stand II ingenomen.
Γ* · i v* ^ V v PHN 11.613 32 A B C D E Stand 621
0 0 0 0 0 III
0 0 0 0 1 I
5 0 0 0 1 1 I
0 0 1 0 0 III
0 1 0 0 0 III
0 10 0 1 I
0 10 1 11
10 0 1 1 0 0 III
1 0 0 0 0 III
1 0 0 0 1 I
10 0 11 I
10 10 0 III
15
Hierbij is aangenomen dat C respektievelijJc D, E logisch één zijn als respektievelijk de uitgangswaarde van de schakeling 663 groter is dan die van de schakeling 665, die van de schakeling 667 groter dan die van de schakeling 665 en die van de schakeling 667 groter 20 dan die van de schakeling 663.
Dit betekent dat de niet-lineaire filterschakeling 71 videosignalen van beeldpunten krijgt toegevoerd die afhankelijk van de richting van een contour schuin boven elkaar liggen in de richting van die contour waardoor een betere storingsonderdrukking door de niet-25 lineaire filterschakeling 71 wordt verkregen.
De richtingscorrectieschakeling 601 kan in alle besproken voorbeelden worden toegepast waarbij wel rekening moet worden gehouden met de vertraging van een beeldpunt die erdoor wordt veroorzaakt. Afgezien van de vertragingsschakelingen blijven alle met de 30 ingangen 3, 9 en 11 van de niet-lineaire filterschakelingen verbonden verdere schakelingen dan daarmee verbonden.
De richtingscorrectieschakeling 601 kan desgewenst zodanig worden uitgebreid dat in de signaalwegen vanaf de ingangen 603 en 611 naar de richtingselektieschakeling 621 en de funktiegenerator 635 videosignalen 35 overeenkomende met meer beeldpunten worden gebruikt voor het selekteren van meer richtingen van contouren.
0 19
Claims (16)
1. Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geïnterlinieerd videosignaal, die een bewegingsadaptieve, door een beslissingsschakeling bedienbare, selectieschakeling bevat met drie ingangen die met een videosignaalbron zijn gekoppeld voor het eraan 5 toevoeren van in hoofdzaak met drie in positie opvolgende lijnen van twee rasters overeenkomende videosignalen en met een uitgang, met het kenmerk, dat de beslissingsschakeling (29) drie, elk met een ingang (3, 9, 11) van de selectieschakeling (5) gekoppelde ingangen (51, 53, 57) heeft en is ingericht voor het op elk moment bepalen op welke ingang 10 (3, 9, 11) van de selectieschakeling (5) de amplitude van het daaraan toegevoerde videosignaal het dichtst bij de gemiddelde waarde van de amplitudes aan de drie ingangen ligt, terwijl de selectieschakeling (5) een schakeling (15, 17, 19) bevat voor het onder invloed van de beslissingsschakeling (29) koppelen van die ingang met zijn uitgang (21).
2. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een kamfilterschakeling (77) bevat voor het toevoeren van zodanig gekamfilterde videosignalen aan de ingangen (3, 9, 11. van de selectieschakeling (5) dat daarin signaalcomponenten met een perdiodiciteit in vertikale richting overeenkomend met drie beeldlijnen 20 worden onderdukt, overeenkomend met twee worden doorgelaten, overeenkomend met meer dan vier eveneens worden doorgelaten en signaalsprongen in vertikale richting geen doorslingering vertonen (figuur 2).
3. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1 of 25 2, met het kenmerk, dat de beslissingsschakeling 29 drie vergelijkingsschakelingen (45, 47, 49) bevat die elk een ingangspaar (51, 53,- 55, 57; 59, 61) hebben dat met een ander paar van de ingangen (3, 9, 11) van de selectieschakeling (5) is gekoppeld en waarvan de uitgangen met een adresingahgscombinatie (39, 41, 43) van een alleen-30 leesgeheugen (37) zijn gekoppeld terwijl het alleen-leesgeheugen een uitgangscombinatie (31, 33, 35) heeft die met een bedieningssignaalingangscombinatie (23, 25, 27) van de selectieschakeling (5) is gekoppeld (figuur 1).
4. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, 2 35 of 3, met het kenmerk, dat deze een lijnentalverdubbelingsschakeling (223) bevat waarvan een ingang (221) ten minste via de selectieschakeling (21) met de videosignaalbron (1) is gekoppeld en een \ ' λ -.. . .,· V i PHN 11.613 34 andere ingang (225) via een vertragingsschakeling (219, 226; 95, 27, ' 83) (figuren 3, 4).
5. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de videosignaalverwerkingsschakeling een 5 lijnentalverdubbelingsschakeling (223) bevat waarvan een ingang (221) ten minste via een vertragingsschakeling (253) met een vertraging van een rastertijd plus een halve lijntijd en een andere ingang (225) rechtstreeks met de videosignaalbron (1) is gekoppeld (figuur 5).
6. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, 2 10 of 3, met het kenmerk, dat deze een lxjnentalverdubbelingsschakeling (263) bevat met een drietal lijngeheugens (269, 271, 273) met elkaar gedeeltelijk overlappende inschrijfcycli (figuur 6).
7. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de videosignaalbron een 15 rastertalverdubbelingsschakeling (283) van het k, k, B, B,-type bevat (figuren 7, 8).
8. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een recursieve ruisreductieschakeling is met een terugkoppelweg (321, 319, 305) waarin de selectieschakeling (3, 9, 20 11, 71, 21) is opgenomen (figuur 9).
9. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een DPCM-decoder (331) is waarvan een ingang (333) is gekoppeld met een ingang (349) van een optelschakeling (347) waarvan een verdere ingang (345) via een vertragingsschakeling (71, 355, 25 353, 351) met een uitgang (349) van de optelschakeling (347) is gekoppeld welke vertragingsschakeling de selectieschakeling (5, 71) · bevat (figuur 10).
10. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een uitgang (21) van de selectieschakeling (5) met 30 een ingang (363) van een een vertikaal contourcorrectiesignaal vormende optel- en aftrekschakeling (365) is gekoppeld en via een vertragingsschakeling (367) met een vertraging van een lijntijd met een verdere ingang 369 daarvan, welke optel- en aftrekschakeling een derde ingang (371) heeft die met een ingang (9) van de selectieschakeling (5) 35 is gekoppeld (figuur 11).
11. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de kamfilterschakeling (75) een tweetal uitgangen 9. Λ Ί ·.< -J •X.» v V U· !i PHN 11.613 35 (181, 183) heeft die respektievelijk via een vertragingsschakeling (385) die met een vertraging van een lijntijd ten opzichte van elkaar een gekamfilterd signaal kunnen leveren aan twee ingangen (371, 363) van een optel- en aftrekschakeling (365) waarvan een derde ingang (369) via 5 een vertragingsschakeling (367) met een vertraging van een lijntijd is gekoppeld met een van de genoemde uitgangen (183) van de kamfilterschakeling (75) en welke optel- en aftrekschakeling (365) een contourcorrectiesignaal kan leveren (figuur 12).
12. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, 2 10 of 3, met het kenmerk, dat deze een lijnentalhalveringsschakeling bevat (417) die ten minste via een interpolatieschakeling (405) met de selectieschakeling (5 in 71 of 75) is gekoppeld (figuren 13, 14).
13. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat met de uitgang (21) van de selectieschakeling een 15 ingang (501) van een aftrekschakeling (503) is verbonden waarvan een verdere ingang (505) is verbonden met de ingang (11) van de beslissingsschakeling waaraan een videosignaal uit een vorig raster wordt toegevoerd zodat aan een uitgang (507) van de aftrekschakeling (503) een bewegingsindicatiesignaal wordt verkregen (figuur 16).
14. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een lijnentalverdubbelingsschakeling bevat waarvan de uitgangsschakeling (281) is gekoppeld met de ingangsschakeling (3, 9, 11) van de als niet-lineaire filterschakeling dienende beslissing- en selectieschakeling (71) en dat de uitgang (21) 25 en een ingang (9) van de beslissings- en selectieschakeling (71) via een complementaire kamfilterschakeling (517) met de ingangen van een omschakelaar (244) zijn gekoppeld (figuur 18).
15. Videosignaalverwerkingsschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een met de uitgang (21) en met de 30 ingangsschakeling (3, 9, 11) van de als niet-lineaire filterschakeling dienende beslissings- en selectieschakeling (71) gekoppelde regelschakeling (530) bevat (figuren 19, 20).
16. Videosignaalverwerkingsschakeling"^ralgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met de ingangsschakeling (3, 35 9, 11) van de als niet-lineaire filterschakeling dienende beslissings- en selectieschakeling (71) een richtingscorrectieschakeling (601) is gekoppeld (figuur 21). $ - · ; ‘j * j
Priority Applications (13)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8600019A NL8600019A (nl) | 1985-02-12 | 1986-01-08 | Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. |
FI860557A FI79225C (fi) | 1985-02-12 | 1986-02-07 | Videosignalbehandlingskrets foer behandling av en videosignal med radspraong. |
DE19863688399 DE3688399T2 (de) | 1986-01-08 | 1986-02-10 | Videosignalverarbeitungsschaltung. |
EP19890201489 EP0339755B1 (en) | 1986-01-08 | 1986-02-10 | Video signal processing circuit |
EP86200172A EP0192292B1 (en) | 1985-02-12 | 1986-02-10 | Video signal processing circuit for processing an interlaced video signal |
DE8686200172T DE3672065D1 (de) | 1985-02-12 | 1986-02-10 | Verschachtelte videosignalverarbeitungsschaltung. |
KR1019860000972A KR920006950B1 (ko) | 1985-02-12 | 1986-02-12 | 비월 주사된 비디오 신호 처리용 비디오 신호 처리회로 |
JP61028767A JPS61189083A (ja) | 1985-02-12 | 1986-02-12 | ビデオ信号処理回路 |
US06/828,937 US4740842A (en) | 1985-02-12 | 1986-02-12 | Video signal processing circuit for processing an interlaced video signal |
AU53416/86A AU580135B2 (en) | 1985-02-12 | 1986-02-12 | Video signal processing circuit for processing an interlaced video signal |
CA000501646A CA1248623A (en) | 1985-02-12 | 1986-02-12 | Video signal processing circuit for processing an interlaced video signal |
KR8911861A KR920006951B1 (en) | 1985-02-12 | 1989-08-21 | Video signal processing circuit |
JP2151795A JPH065902B2 (ja) | 1985-02-12 | 1990-06-12 | ビデオ信号処理回路 |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8500379A NL8500379A (nl) | 1985-02-12 | 1985-02-12 | Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. |
NL8500379 | 1985-02-12 | ||
NL8600019A NL8600019A (nl) | 1985-02-12 | 1986-01-08 | Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. |
NL8600019 | 1986-01-08 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8600019A true NL8600019A (nl) | 1986-09-01 |
Family
ID=19845501
Family Applications (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8500379A NL8500379A (nl) | 1985-02-12 | 1985-02-12 | Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. |
NL8600019A NL8600019A (nl) | 1985-02-12 | 1986-01-08 | Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. |
Family Applications Before (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8500379A NL8500379A (nl) | 1985-02-12 | 1985-02-12 | Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (2) | NL8500379A (nl) |
-
1985
- 1985-02-12 NL NL8500379A patent/NL8500379A/nl not_active Application Discontinuation
-
1986
- 1986-01-08 NL NL8600019A patent/NL8600019A/nl not_active Application Discontinuation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL8500379A (nl) | 1986-09-01 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8501582A (nl) | Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. | |
EP0549681B2 (en) | Video image processing | |
JPH042278A (ja) | 動き検出回路および手ぶれ補正装置 | |
CA1225146A (en) | Circuitry for correcting frame combed luminance signal for motion induced distortion | |
BE1012172A5 (nl) | Werkwijze en inrichting voor videoverwerking. | |
EP0487186B1 (en) | Motion signal detecting circuit | |
US5365281A (en) | Motion signal detecting circuit | |
US4348689A (en) | Phase adjusting system for carrier chrominance signal | |
JPS59110296A (ja) | テレビジョン信号のくし形濾波方法 | |
NL8503346A (nl) | Werkwijze en schakelinrichting voor het omzetten van een videosignaal. | |
NL8600019A (nl) | Videosignaalverwerkingsschakeling voor de verwerking van een geinterlinieerd videosignaal. | |
CA2048976C (en) | Motion signal detecting circuit | |
KR100268018B1 (ko) | 비선형적 신호 처리 장치 및 그 방법 | |
JP2003530029A (ja) | 光変調除去手段を有するカメラ | |
EP0648046B1 (en) | Method and apparatus for motion compensated interpolation of intermediate fields or frames | |
KR100518159B1 (ko) | 순차 화상의 시퀀스를 발생시키기 위한 방법 및 회로 장치 | |
JPH0356038B2 (nl) | ||
EP0772351A1 (en) | Motion detection for interlaced video signals | |
EP0546469A1 (en) | Method and apparatus for vertical interpolation | |
NL8104532A (nl) | Lijnentalomzetschakeling voor een televisiesignaal. | |
JPH03292079A (ja) | 動き検出回路 | |
GB2343317A (en) | Video motion detection | |
KR920003397B1 (ko) | Tv신호처리를 위한 움직임 검출회로 | |
JPH02166994A (ja) | 動き検出回路 | |
JPS6225589A (ja) | 動きベクトル検出回路 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BV | The patent application has lapsed |