NL8520379A - Ankerlierinrichting. - Google Patents

Description

8520379 PCT/N085/00072

Ankerlierinrichting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een ankerlierinrichting, omvattende ten minste één wikkeltrommel, die van hoofdzakelijk conische zijvlakken is voorzien, en die door middel van een geschikt aandrijforgaan kan worden gero-5 teerd, en waaromheen een touw kan worden gelegd om via de roterende wikkeltrommel hierop een trekkracht uit te oefenen.

De onderhavige ankerlier is in beginsel bedoeld voor gebruik bij kleine schepen, die niet van dergelijke inrichtingen zijn voorzien. Het zal echter duidelijke zijn dat 10 de onderhavige ankerlier tevens gebruikt kan worden bij grote schepen, bijvoorbeeld vissersschepen, die van een aandrijfor-gaan voorzien moeten zijn voor het optrekken van zware visnetten.

Er is reeds een ankerlier bekend, die geschikt is 15 om aan de zijde van het schip of achterop het schip te worden bevestigd, waarbij het schip op één van deze plaatsen voorzien is van een permanent bevestigde, afzonderlijke boegrol, waarover de dregankerlijn of het -touw wordt geleid, wanneer het dreganker uit zee wordt gelicht. Zelfs wanneer de anker-20 lier zelf verwijderd is, wanneer deze niet in gebruik is, zal de afzonderlijke boegrol in het algemeen permanent bevestigd blijven op het dek van het schip, hetgeen in sommige gevallen niet gewenst is.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het ver-25 schaffen van een ankerlier, die de mogelijkheid vermindert, dat het touw, dat via één van de wikkeltrommels wordt opgetrokken een dubbele laag vormt, waardoor het touw wordt geblokkeerd .

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het 30 verschaffen van een ankerlierinrichting, die zodanig is ingericht, dat deze gemakkelijk op de boot kan worden bevestigd en daarvan kan worden verwijderd.

Deze doeleinden worden bereikt met een ankerlier-inrichting volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de 35 inrichting volgens de uitvinding één of meer geleidearmen omvat, die zich van de ankerlier zelf uitstrekken en die zo- 8520379 - 2 - danig ten opzichte van de wikkeltrommel zijn aangebracht/ dat het touw naar het binnenvlak van de wikkeltrommel wordt geleid.

Met andere woorden wordt volgens de uitvinding een 5 ankerlierinrichting verschaft, die twee of meer geleidearmen omvat, die een integraal deel van de ankerlierinrichting vormen. Deze geleidearmen geleiden het touw naar de binnenzijde van de wikkeltrommel en zullen voorkomen, dat het touw in een dubbele laag wordt gelegd, hetgeen blokkeren tot ge-10 volg zou hebben. Tussen de geleidearmen kunnen één of meer rollen worden bevestigd, waarbij de rollen voorkomen dat het touw in contact komt met de wand van het schip, voordat dit langs de wikkeltrommel wordt geleid.

Deze geïntegreerde ankerlier kan op diverse plaat-15 sen op het schip worden bevestigd, waarbij volgens de uitvinding speciale dekbevestigingsorganen worden verschaft, waardoor het veel eenvoudiger wordt de geïntegreerde ankerlier te bevestigen en te verwijderen. Met andere woorden is de ankerlier aan zijn achterzijde voorzien van uitstekende bevesti-20 gingsorganen, die geschikt zijn om te passen in overeenkomende kopvormige bevestigingsmiddelen op een steunorgaan, bijvoorkeur een scheepsdek, waarbij de afmetingen van de anker-lierbevestigingsorganen ten opzichte van de dekbevestigingsorganen zodanig is, dat er ruimte wordt geboden voor een ver-25 grendelingsorgaan, bijvoorbeeld een vergrendelingswig.

Vervolgens zal de uitvinding verder worden beschreven met betrekking tot de tekeningen, die een uitvoeringsvorm van de ankerlier volgens de uitvinding tonen. In de tekeningen tonen: 30 Fig. 1: een vooraanzicht van een volgens de uitvin ding uitgevoerde ankerlier;

Fig. 2: een bovenaanzicht van de ankerlier volgens fig. 1;

Fig. 3: een gedeeltelijk als doorsnede weergegeven 35 zijaanzicht van de ankerlier van fig. 1;

Fig. 4: een aanzicht op een grotere schaal van delen, die gebruikt worden voor het aan een scheepsdek bevestigen van een ankerlier; en 8520379 - 3 -

Fig. 5: de delen van fig. 4, wanneer de ankerlier zich in de bevestigde en vergrendelde toestand bevindt.

In de figuren 1-3 is 1 de aanduiding voor de gehele ankerlier, omvattende een huis 2, dat plaats biedt aan de 5 noodzakelijke aandrijfmachines voor de werking van twee wikkeltrommels 3a en 3b. Elk van de wikkeltrommels 3a, 3b is voorzien van een relatief vlak middendeel 4, dat wordt begrensd door hoofdzakelijk conische zijvlakken 4a en 4b.

Door middel van de in het huis 2 aangebrachte aan-10 drijforganen, kan de ene of de andere aandrijftrommel 3a, respectievelijk 3b met een geschikte snelheid worden aangedreven, en kan om één van de wikkeltrommels, bijvoorbeeld wikkeltrommel 3a een touw 5 gelegd worden om via de roterende wikkeltrommel hierop een trekkracht uit te oefenen.

15 Van de ankerlier 1 strekken zich twee geleidearmen 6a en 6b uit, waarbij de geleidearmen zodanig zijn aangebracht ten opzichte van de wikkeltrommels, dat het touw 5 naar het binnenste zijvlak 4a van de wikkeltrommel 3a, respectievelijk 3b wordt geleid.

20 In de weergegeven uitvoeringsvorm, die aan elke zijde van de ankerlier 1 van een wikkeltrommel 3a, respectievelijk 3b is voorzien, is voor elke wikkeltrommel één gelei-dearm 6a, respectievelijk 6b aangebracht, waarbij tussen de armen 6a en 6b een orgaan, bijvoorbeeld een roteerbare rol 25 7 is aangebracht, waarover het touw 5 kan glijden, wanneer dit ingehaald wordt.

Het zal echter duidelijk zijn dat meer dan één geleidearm voor elke wikkeltrommel kan worden aangebracht, waarbij de geleidearmen dan in paren worden aangebracht, en 30 waarbij tussen elke arm van één paar een rol is bevestigd.

In fig. 3 is een doorsnede van de rol 7 afgebeeld, welke rol aan zijn einde met de respectievelijke geleidearmen 6a en 6b is bevestigd door middel van geschikte bevestigingsmiddelen 7a, 7b. Als gevolg van de plaatsing van de twee ge-35 leidearmen 6a en 6b, zal het touw 5 naar de binnenzijde van de wikkeltrommel, waarop het is gelegd worden geleid, als gevolgd waarvan het touw geen dubbele laag kan vormen en dus niet geblokkeerd kan raken. De rol 7 tussen de geleidearmen 8520379 - 4 - 6a en 6b dragen er zorg voor, dat het touw 5 op afstand blijft van de scheepswand, voordat het tot in de wikkeltrom-mel 3a wordt geleid.

Aan de achterste delen van de ankerlier 1 zijn uit-5 stekende bevestigingsorganen 8a en 8b aangebracht, waarbij, zoals uit figuren 4 en 5 blijkt, deze bevestigingsmiddelen in overeenkomstige, kopvormige, op een basis 10, bijvoorbeeld een scheepsdek en meer in het bijzonder het zijdek van een schip aangebrachte bevestigingsorganen 9 passen.

10 De afmetingen van de ankerlierbevestigingsmiddelen 8a, 8b ten opzichte van de dekbevestigingsmiddelen 9 is zodanig, dat er ruimte wordt geboden aan vergrendelingsorganen, bijvoorbeeld een wig 11. De ankerlierbevestigingsmiddelen 8b, die in figuren 4 en 5 zijn weergegeven, hebben de vorm van 15 een langwerpige, van een uitsparing 12 voorziene plaat, welke uitsparing 12 tijdens het tot in de dekbevestigingsmiddelen 9 aanbrengen tot in aangrijping kan komen met een kraalrandvor-mig deel 13 van de dekbevestigingsmiddelen.

Wanneer de ankerlier 1 moet worden bevestigd, wor-20 den de ankerlierbevestigingsmiddelen 8a, 8b in respectievelijke dekbevestigingsmiddelen 9 gevoerd, waarna de ankerlier naar voren wordt gedrukt. De vrije ruimte in de dekbevestigingsmiddelen 9 wordt gevuld door de vergrendelingswig 11, die op zijn beurt tegen uitvallen wordt beschermd door middel 25 van een onder veerdruk staande stalen kogel 14 in elk van de ankerlierbevestigingsmiddelen 8a, 8b.

Het zal duidelijk zijn dat de beschreven ankerlier geen afzonderlijke boegrol behoeft zoals reeds bekende ankerlier en behoefden, die meestal permanent op het dek waren be-30 vestigd. In tegenstelling daarmee is de onderhavige ankerlier voorzien van geleidearmen, die het touw naar de binnenzijde van de wikkeltrommel leiden waardoor het touw geen dubbele laag kan vormen, zodat dit niet geblokkeerd kan raken. Omdat de onderhavige ankerlier als een geïntegreerde eenheid is ge-35 construeerd en voorzien is van unieke dekbevestigingsmiddelen, kan deze zeer eenvoudig worden bevestigd en worden verwijderd. De geïntegreerde uitvoeringsvorm omvat eveneens de mogelijkheid tot bevestiging direct op het zijdek van het 8520379 - 5 - schip, waarbij de dekbevestigingsmiddelen aanwezig blijven, wanneer na gebruik de ankerlier wordt verwijderd.

8520379

Claims (7)

1. Ankerlierinrichting (1), omvattende ten minste één wikkeltrommel (3a, 3b), die van hoofdzakelijk conische zijvlakken (4, 4b) is voorzien en die door middel van een geschikt aandrijforgaan kan worden geroteerd, en om welke 5 wikkeltrommel (3a, 3b) een touw (5) kan worden gelegd om via de roterende wikkeltrommel hierop een trekkracht uit te oefenen, met het kenmerk, dat de inrichting één of meer ge-leidearmen (6a, 6b) omvat, die zich van de lier (1) zelf uitstrekken, en die zodanig ten opzichte van de wikkeltrommel 10 (3a, 3b) zijn aangebracht dat het touw (5) naar de richting van het binnenvlak (4a) van de wikkeltrommel (3a, 3b) wordt geleid.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij aan beide zijden van de lier (1) een wikkeltrommel (3a, 3b) is 15 aangebracht, met het kenmerk, dat voor elke wikkeltrommel (3a, 3b) een geleidearm (6a, 6b) is aangebracht en dat tussen de armen (6a, 6b) een orgaan (7) is aangebracht waarover het touw (5) kan glijden, bijvoorbeeld ten minste een roteerbare rol.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor elke wikkeltrommel meer dan één geleidearm is aangebracht en dat de geleidearmen in paren zijn aangebracht, waarbij tussen elk paar een rol is aangebracht.

4. Inrichting volgens één van de conclusies 1-3, 25 met het kenmerk, dat aan de achterste delen van de lier (1) uitstekende ankerlierbevestigingsorganen (8a, 8b) zijn aangebracht, die in overeenkomende kopvormige, op een basis, bijvoorkeur een bootdek (10) aangebrachte bevestigingsorganen (9) passen, en dat de afmetingen van de ankerlierbevesti-30 gingsorganen (8a, 8b) ten opzichte van de dekbevestigings-organen (9) zodanig zijn dat plaats geboden wordt aan een vergrendelingsorgaan (11), bijvoorbeeld een vergrendelings-wig.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, 35 dat de ankerlierbevestigingsorganen (8a, 8b) gevormd worden door een van een uitsparing (12) voorziene langwerpige plaat, 8520379 - 7 - waarbij, wanneer de bevestigingsorganen (8a, 8b) op de dek-bevestigingsorganen (9) worden geplaatst, de uitsparing tot in aangrijping kan komen met een kraalrandvormig deel (13) van de dekbevestigingsorganen, en dat in de bevestigde posi-5 tie de vergrendelingswig (11) de in de plaat aangebrachte uitsparing (12) naar de kraalrand (13) dringt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de ankerlierbevestigingsorganen (8a, 8b) een onder veer-druk staand orgaan (14) omvatten, dat door de ingebrachte 10 vergrendelingswig (11) deze laatste op zijn plaats houdt.

7. Inrichting volgens conclusie 1 en 4, met het kenmerk, dat de ankerlier een integrale eenheid vormt, die, onafhankelijk van een afzonderlijke boegrol, op diverse plaatsen op een bootdek kan worden bevestigd. 8520379