NL8503553A - Contactinrichting voor een afgeschermde kabel. - Google Patents

Contactinrichting voor een afgeschermde kabel. Download PDF

Info

Publication number
NL8503553A
NL8503553A NL8503553A NL8503553A NL8503553A NL 8503553 A NL8503553 A NL 8503553A NL 8503553 A NL8503553 A NL 8503553A NL 8503553 A NL8503553 A NL 8503553A NL 8503553 A NL8503553 A NL 8503553A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable
bottom plate
hood
contact
plug
Prior art date
Application number
NL8503553A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Du Pont Nederland
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Du Pont Nederland filed Critical Du Pont Nederland
Priority to NL8503553A priority Critical patent/NL8503553A/nl
Priority to NL8600041A priority patent/NL8600041A/nl
Priority to CA000525495A priority patent/CA1284526C/en
Priority to US06/942,187 priority patent/US4701001A/en
Priority to BR8606315A priority patent/BR8606315A/pt
Priority to KR1019860011070A priority patent/KR950002034B1/ko
Priority to MX4748A priority patent/MX160129A/es
Priority to AU66841/86A priority patent/AU583778B2/en
Priority to EP86202372A priority patent/EP0228750B1/en
Priority to DE86202372T priority patent/DE3688284T2/de
Priority to AT86202372T priority patent/ATE88298T1/de
Publication of NL8503553A publication Critical patent/NL8503553A/nl
Priority to JP1995013451U priority patent/JP2577476Y2/ja

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R9/00Structural associations of a plurality of mutually-insulated electrical connecting elements, e.g. terminal strips or terminal blocks; Terminals or binding posts mounted upon a base or in a case; Bases therefor
    • H01R9/03Connectors arranged to contact a plurality of the conductors of a multiconductor cable, e.g. tapping connections
    • H01R9/05Connectors arranged to contact a plurality of the conductors of a multiconductor cable, e.g. tapping connections for coaxial cables
    • H01R9/053Connectors arranged to contact a plurality of the conductors of a multiconductor cable, e.g. tapping connections for coaxial cables using contact members penetrating insulation
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R12/00Structural associations of a plurality of mutually-insulated electrical connecting elements, specially adapted for printed circuits, e.g. printed circuit boards [PCB], flat or ribbon cables, or like generally planar structures, e.g. terminal strips, terminal blocks; Coupling devices specially adapted for printed circuits, flat or ribbon cables, or like generally planar structures; Terminals specially adapted for contact with, or insertion into, printed circuits, flat or ribbon cables, or like generally planar structures
    • H01R12/70Coupling devices
    • H01R12/71Coupling devices for rigid printing circuits or like structures
    • H01R12/75Coupling devices for rigid printing circuits or like structures connecting to cables except for flat or ribbon cables
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R4/00Electrically-conductive connections between two or more conductive members in direct contact, i.e. touching one another; Means for effecting or maintaining such contact; Electrically-conductive connections having two or more spaced connecting locations for conductors and using contact members penetrating insulation
    • H01R4/24Connections using contact members penetrating or cutting insulation or cable strands
    • H01R4/2416Connections using contact members penetrating or cutting insulation or cable strands the contact members having insulation-cutting edges, e.g. of tuning fork type
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R9/00Structural associations of a plurality of mutually-insulated electrical connecting elements, e.g. terminal strips or terminal blocks; Terminals or binding posts mounted upon a base or in a case; Bases therefor
    • H01R9/03Connectors arranged to contact a plurality of the conductors of a multiconductor cable, e.g. tapping connections
    • H01R9/05Connectors arranged to contact a plurality of the conductors of a multiconductor cable, e.g. tapping connections for coaxial cables
    • H01R9/0515Connection to a rigid planar substrate, e.g. printed circuit board

Landscapes

  • Coupling Device And Connection With Printed Circuit (AREA)
  • Multi-Conductor Connections (AREA)

Description

1 '* ^ N.0. 33.568
Contactinrichting voor een afgeschermde kabel.
De uitvinding heeft betrekking op een contactinrichting voor een 5 afgeschermde kabel, in het bijzonder een coaxiale kabel met althans een binnengeleider en een hiervan geïsoleerde buitengeleider in de vorm van een mantel, welke kontaktinrichting is opgebouwd uit een bodemplaat van isolerend materiaal waarop eerste en tweede, elektrisch gescheiden en onderling evenwijdige, in de langsrichting van de aan te sluiten coaxi-10 ale kabel verschoven contactorganen zijn aangebracht, die voorzien zijn van pennen die benedenwaarts door de bodem van de bodemplaat steken, waarbij het naar boven uitstekende deel van het eerste contactorgaan is gevormd als opsteekcontact, waarvan de centrale snijgleuf door de eventuele isolatiemantel van de buitengeleider kan dringen en in electri-15 sche verbinding kan treden met de blanke buitengeleider en waarbij het naar boven stekende einde van het althans ene tweede contactorgaan eveneens is gevormd als opsteekcontact, waarvan de centrale snijgleuf door de eventuele isolatie van een binnengeleider in electrische verbinding kan treden met de blanke binnengeleider alsmede een kap die 20 over de opsteekcontacten op de bodemplaat kan worden geplaatst en hieraan kan worden vergrendeld.
Een dergelijke inrichting is bekend uit de Amerikaanse octrooi-schriften 4.533.193 en 4.533.199.
Enkelvoudige afgeschermde coaxiale kabels zijn in hun meest alge-25 mene vorm concentrisch opgebouwd uit een cilindrische binnengeleider van elektrisch geleidend materiaal omgeven door een cilindrische bin-nenmantel van isolerend materiaal en een rond deze binnenmantel aangebrachte schermvormige cilindrische buitengeleider van elektrisch geleidend materiaal waarbij deze buitengeleider meestal nog omgeven wordt 30 door een buitenmantel van isolerend materiaal. De binnengeleider kan bestaan uit een massieve draad of uit een aantal samengeslagen draden van dunnere diameter. De buitengeleider kan gevormd zijn als een gevlochten draadscherm, een rondom gewikkelde metaalfolie of een combinatie van beide. Bij meervoudige afgeschermde kabels worden in plaats van 35 een binnengeleider kunnen ook twee of meer van een isolatiemantel voorziene binnengeleiders toegepast. Coaxiale kabels met een gevlochten scherm als buitengeleider en een massieve binnengeleider worden in de praktijk het meest toegepast.
Bij het handmatig verbinden van een dergelijke kabel met bijvoor-40 beeld een plaat met gedrukte bedrading, zal in de praktijk in het alge- -* * ··; V* , ;·* £/ V ^ > i 2 meen aan een kabeleinde de buitenmantel over een lengte rond de buitengeleider verwijderd moeten worden, de buitengeleider over een kortere lengte rond de binnenmantel verwijderd moeten worden en de binnenmantel over een nog kortere lengte rond de binnengeleider verwijderd moeten 5 worden. Dit is een nogal arbeidsintensief en daardoor tijdrovend karwei, waarbij de kans op fouten of beschadigingen aan de kabel zelf groot is, hetgeen de kwaliteit van de kabel en de betrouwbaarheid van de verbinding niet ten goede komt.
Bij het over een te grote lengte verwijderen van de buitengeleider 10 van een coaxiale kabel ten opzichte van de binnengeleider kan een ernstige misaanpassing in de impedantie van de kabel onstaan, die een verstoring van het over die kabel te transporteren elektrische signaal kan veroorzaken.
Met de inrichting uit de Amerikaanse octrooischriften 4.533.193 en 15 4.533.199 is een relatief snelle verbinding van een of meerdere coaxia- le kabels met een plaat met gedrukte bedrading mogelijk, waarbij van de kabel, voordat deze in de contactinrichting wordt geplaatst, eerst de buitenmantel en de buitengeleider over eenzelfde lengte van het kabeleinde verwijderd moeten worden, waarbij de binnenmantel rond de binnen-20 geleider gehandhaafd dient te blijven. De op deze wijze voorbewerkte kabel dient vervolgens te worden geplaatst in de, de respectievelijke isolerende mantels doorsnijdende opsteekcontacten van de contactorganen. Hierna wordt de contactinrichting door middel van een scharnierend aan de bodemplaat bevestigd deksel gesloten. Het deksel is van diverse 25 naar binnen stekende zogenaamde aambeelden voorzien, die als het deksel gesloten worden op de gemonteerde kabels worden gedrukt en deze in gemonteerde positie houden.
Deze bekende inrichting heeft een aantal nadelen. De kabel wordt aanvankelijk alleen op zijn plaats gehouden door de opsteekcontacten. 30 Bij het omlaagklappen van het deksel drukken de aambeelden op de kabel, en wel een op de buitenmantel, een op de binnenmantel en een op de blanke ader. Deze delen kunnen hierbij zodanig doorbuigen, dat er onjuiste druk- en trekspanningen op de coaxiale kabel worden uitgeoefend. Bij de noodzakelijke voorbewerking van de kabel dient er dan ook nauw-35 keurig op te worden gelet, dat de resterende delen van de kabel niet worden beschadigd, in het bijzonder de binnenmantel, omdat er anders bij het doorbuigen door de druk van de aambeelden een elektrische verbinding kan optreden tussen de binnengeleider en de gevlochten buitengeleider.
40 Verder ontbreken speciale trekontlastmiddelen die moeten voorkomen ·- w.-» -3» - · ! ") Λ -% "il 3 ‘ * dat bij het uitoefenen van een trekkracht in de langsrichting van de gemonteerde kabel, dus in de richting van de achter elkaar staande contactorganen, de aansluitingen losraken en bijvoorbeeld de binnengelei-der in electrische verbinding kan treden met het contactorgaan voor de 5 buitengeleider.
Ook biedt de bekende inrichting geen visuele controlemogelijkheid vanaf de buitenzijde van de contactinrichting op de kabel in de eindtoestand, dat wil zeggen met gesloten deksel. Het is immers zeer wel denkbaar, dat zoals hierboven opgemerkt de door het sluiten van de dek-10 sel veroorzaakte drukkrachten op de kabel kunnen leiden tot storingen in de verbinding. Vooral bij montage op uitgebreide schaal kan dit een groot nadeel vormen omdat hierdoor een controle van de verbinding in de eindtoestand slechts met behulp van meetapparatuur uitgevoerd kan worden.
15 Gebleken is verder dat door de mechanische opbouw van de kabel in de praktijk dikwijls grote krachten kunnen optreden op de opsteekcon-tacten zoals onder andere toegepast in de bekende inrichting, welke niet bijdragen tot het behoud van een betrouwbare elektrische verbinding met onder meer de buitengeleider van de coaxiale kabel.
20 Gelet op de bovenbeschreven nadelen heeft de uitvinding tot doel een contactinrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, in het bijzonder voor het verbinden van een afgeschermde kabel, zoals een coaxiale kabel met bijvoorbeeld een schakeling op een plaat met een gedrukte bedrading, waarbij een snelle montage mogelijk is met 25 een in de eindtoestand gegarandeerde betrouwbare verbinding, die grotere krachten in de langsrichting van de kabel op kan nemen zonder dat dit tot storingen in de verbinding leidt.
De contactinrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de kap is voorzien van speciaal gevormde ruimten, die vanaf een in een 30 zijwand van de kap aangebrachte insteekopening voor de coaxiale kabel in de kap, in de insteekrichting van de kabel achter elkaar zijn gelegen en vanaf de insteekopening afnemende binnenmaten bezitten voor het opnemen en althans gedeeltelijk ondersteunen van het volgens een bepaald passend strippatroon voorbereide uiteinde van de kabel, en dat de 35 kap verder is voorzien van doorvoeren voor de opsteekcontacten, welke doorvoeren vanaf de zijde van de kap die op de bodemplaat wordt gedrukt tot in bepaalde van de genoemde ruimten doorlopen, zodat de opsteekcontacten tot in genoemde ruimten kunnen doordringen.
Bij de contactinrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt 40 de kabel, in het bijzonder een coaxiale kabel alzijdig of grotendeels
- V -.V J
4 % 4 ondersteund door de nauwe bijpassende ruimten in de kap, waarvan de verschillende binnenmaten overeenkomen met de verschillende buitenmaten van de delen van de gestripte kabel. Deze delen worden derhalve veel beter ondersteund. In het bijzonder als de invoeropening is aangepast 5 aan de buitendiameter van de kabel kunnen grotere trekkrachten worden opgenomen. De opsteekcontacten kunnen zich hierbij bevinden in sleuven in het huis die zich dwars op de insteekrichting van de kabel uitstrekken, waardoor deze ook grotere krachten kunnen opnemen als in de langs-richting aan de kabel wordt getrokken.
10 Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het kenmerk, dat de ruimte voor het opnemen van de buitenmantel van de coaxiale kabel aan de naar de bodemplaat gekeerde zijde open is en dat de bodemplaat is voorzien van een opstaand deel, dat schuivend in deze open zijde past en een aan de uitwendige diameter van genoemde kabel aange-15 past bovenoppervlak bezit, welk opstaand deel een zodanige lengte bezit, dat na het op de bodemplaat vergrendelen van de kap een ruimte ontstaat, die de buitenmantel van de kabel alzijdig zal ondersteunen.
Hierbij kan het uitstekende deel dat past in de open zijde van de eerste ruimte zodanige afmetingen worden gegeven, dat een sterkere 20 klemkracht op de buitenmantel van de kabel wordt uitgeoefend, nadat de kap op het deksel is geplaatst en vergrendeld.
De kap wordt verder bij voorkeur voorzien van althans een venster, dat vanaf de buitenzijde van de kap doordringt tot in althans een deel van de genoemde ruimten in de kap. Door dit venster kan de positie en 25 de vorm van het gestripte uiteinde van de kabel worden waargenomen nadat dit in de kap is geschoven en nadat de kap op de bodemplaat is vergrendeld en de verschillende delen tussen de opsteekkontakten zijn geklemd.
Verder is de bodemplaat bij voorkeur voorzien van twee veerkrach-30 tige vergrendellippen, die vanaf respektievelijke zijranden van de bodemplaat tegenover elkaar gelegen naar boven steken, waarbij hun vrije boveneinden zijn voorzien van naar binnen gekeerde nokken, terwijl de kap is voorzien van achter elkaar gelegen vlakken aan de zijkanten waar zich de vergrendellippen bevinden, en waarachter de in-35 springende nokken achtereenvolgens kunnen grijpen als de kap op de bodemplaat wordt gedrukt.
Het naar boven stekende deel van althans het eerste contactorgaan is bij voorkeur. uitgevoerd als dubbel opsteekcontact met evenwijdige contactorganen, waarvan de vorkachtige tanden in de insteekrichting ge-40 zien achtereenvolgens zijn voorzien van een scherp dwars mes op de top j, \ in fs* Βψ
Ti 5 * van. elke tand voor het insnijden van de externe isolatiemantel, een schuin snijvlak voor het verder doorsnijden van de isolatiemantel, en een plat vlak, evenwijdig aan de insteekrichting van de kabel, dat contact maakt met de blanke geleider, een en ander zodanig dat een traps-5 gewijze doorsnijding van de kabelisolatie word verkregen.
De bodemplaat en de kap van de contactinrichting volgens de uitvinding bestaan bij voorkeur uit gespoten isolatiemateriaal, terwijl de electrische contactorganen uit een stuk electrisch geleidend plaatmateriaal worden geponst. Hierdoor is op grote schaal en op eenvoudige 10 wijze een goedkope en grote productie mogelijk.
De uitvinding zal thans nader toegelicht worden aan de hand van op de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.
Fig. 1 toont perspectivisch de opbouw van een voorkeursuitvoeringsvorm van een uiteen genomen contactinrichting volgens de uitvin-15 ding voor een coaxiale kabel;
Fig. 2 toont een perspectivische, gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een kap volgens de uitvinding voorzien van opneemruimten voor het voorbewerkte kabeleinde;
Fig. 3 toont een bovenaanzicht van de contactinrichting volgens 20 fig. 1 met de mogelijkheid tot visuele waarneming van het kabeleinde in de contactinrichting, alsmede het voorbewerkte kabeleinde;
Fig. 4 toont een zijaanzicht van de contactinrichting volgens fig.
1 met in stippellijn getekende contactorganen;
Fig. 5 toont een vooraanzicht van de contactinrichting volgens 25 fig. 1 voordat de kap op de bodemplaat is gedrukt;
Fig. 6 toont het vooraanzicht volgens fig. 5 met tot op de bodemplaat gedrukte kap;
Fig. 7 toont een perspectivisch aanzicht van de contactinrichting volgens de uitvinding met gemonteerd kabeleinde; 30 Fig. 8 toont een uit een stuk van electrisch plaatmateriaal ver vaardigde, geponste contactorgaan dat bij de inrichting volgens de uitvinding wordt toegepast.
Fig. 9 toont een contactorgaan in zijaanzicht.
In de voorkeursuitvoering van de contactinrichting volgens de uit-35 vinding zoals getoond in fig. 1, bevat de bodemplaat 1 van isolerend materiaal een eerste contactorgaan 3 en een tweede verschoven contactorgaan 4, beide geponst uit electrisch geleidend plaatmateriaal, zoals in fig. 8 is weergegeven. De beide contactorganen 3 en 4 zijn voorzien van benedenwaarts door de bodemplaat 1 stekende omgebogen platte pennen 40 5 voor het tot stand brengen van een elektrische verbinding met bij- - . > „ J 0 Ó * «· 6 voorbeeld een plaat met een gedrukte bedrading, waarbij pennen door de openingen in deze plaat kunnen worden gestoken en hierin kunnen worden gesoldeerd. De contactorganen 3 en 4 kunnen zoals vermeld worden geponst uit plaatmateriaal, maar kunnen ook op andere wijze worden ver-5 vaardigd.
Het contactorgaan 3 is aan het boven de bovenplaat 1 gelegen deel 6 gevormd als een dubbel opsteekcontact, dus met twee evenwijdige op-steekcontacten die door een bodemplaat met elkaar zijn verbonden. Elk opsteekcontact is op overigens bekende wijze voorzien van een sleuf 10 tussen de twee tanden van een vork, welke sleuf plaatselijk snijranden kan bezitten voor het doorsnijden van isolatiemateriaal. Hetzelfde kan gelden voor het tweede contactorgaan 4. De naar binnen gekeerde snijranden van deze opsteekcontacten zullen bij het in deze opsteekcontac-ten drukken van de kabel door de eventuele buitenmantel dringen, al-15 thans wat betreft het eerste contactorgaan 3, en wat betreft het tweede contactorgaan 4 door de isolerende binnenmantel, voorzover deze niet verwijderd is, tot contact wordt gemaakt met de ader van de binnenge-leider, waarbij de randen zich in het materiaal van de geleiders kunnen ingraven.
20 In de in fig. 2 getoonde gedeeltelijke dwarsdoorsnede van de kap 2 van fig. 1 zijn duidelijk de speciaal gevormde opneemruimten voor de verschillende delen van het voorbewerkte kabeleinde te herkennen zoals aangegeven met de verwijzingscijfers 9, 10, 11, 12, 13. Nadat over een lengte gerekend vanaf het kabeleinde de isolerende buitenmantel en bin-25 nenmantel, alsmede de buitengeleider op een speciale wijze zijn verwijderd of gestript, wordt dit uiteinde vanaf links in de fig. 1 en 2 in de achter elkaar gelegen ruimten van de kap 2 geschoven. De blanke bin-nengeleider wordt dan opgesloten in de ruimte 12 en enerzijds ondersteund door het bovenvlak van deze ruimte 12 die naar beneden toe open 30 is, en anderzijds door het vlak 13, waarop deze geleider komt te rusten. Het overblijvende gedeelte van het kabeleinde wordt ondersteund door de vlakken 9 en 10, waarbij het dwars af gesneden einde van de isolerende buitenmantel en de buitengeleider stoot tegen het dwarse vlak 11, dat uitmondt in het venster 19, dat zelf weer het verlengde is van 35 een ruimte met het steunvlak 10. Verder bevindt zich tussen het dwarse vlak 11 en de ruimten 12 en 13 voor de blanke geleider een afgeschuind vlak 16, dat dient voor het geleiden van de binnengeleider van de coaxiale kabel, al of niet nog geïsoleerd, naar de ruimten en het contactorgaan voor deze binnengeleider.
40 In de kap zijn verder sleuven 14 en 15 aangebracht, die vanaf be- > * -a : ;) 0 ΰ · - · ‘ ' v* 7 * ^ neden tot voorbij de ruimten 9, 10 respektievelijk 12 doorlopen. Deze sleuven dienen voor het opnemen van de platte opsteekcontacten 3 en 4.
Deze sleuven zijn even breed als de contactorganen, zodat deze bij het insteken van de coaxiale kabel zijdelings worden ondersteund.
5 De speciaal gevormde opening 19 in de kap 2 levert het reeds ge noemde venster op, waardoor vanaf de buitenzijde van de kap 2 een visuele controlemogelijkheid wordt verschaft op de juiste positie van de kabel in de verschillende ruimten van de kap.
Als het kabeleinde in de kap 2 is geplaatst wordt de kap 2 omlaag 10 op de bodemplaat 1 gedrukt. De platte vorkdelen 6 schuiven daarbij in de sleuven 14 en 15 en de gestripte kabeleinddelen tussen de opsteekcontacten.
Bij het naar beneden drukken van de kap 2 met het daarin opgenomen kabeleinde op de bodemplaat 1 en het in de opsteekcontacten drukken van 15 het kabeleinde kan het kabeleinde in voorgemonteerde positie gemakkelijk in de kap 2 opgesloten worden gehouden, waardoor wordt gegarandeerd dat de buitengeleider in goede elektrische verbinding treedt met het eerste contactorgaan 3 en de binnengeleider in goede elektrische verbinding met het tweede contactorgaan 4. Een en ander kan via het 20 venster 19 worden waargenomen, ook of in de eindtoestand van de verbinding de kabel nog de juiste positie inneemt en er geen ongewenste verbindingen tussen de binnengeleider en de buitengeleider en hun respectievelijke contactorganen is opgetreden en ook of de kabel bij het plaatsen van de kap niet is beschadigd.
25 Aan weerszijden van de bodemplaat bevinden zich lipvormige ver grendel organen 17, die tegenover elkaar vanaf de bodemplaat naar boven steken en bij voorkeur een geheel met het materiaal van de bodemplaat vormen. Deze lippen zijn voorzien van naar binnen springende nokken 22 met een naar boven afgeschuind deel 23. Bij het omlaag drukken van de 30 kap 2 op de bodemplaat 1 worden de lippen 17 hierdoor uit elkaar gedrukt.
Als de kap 2 geheel naar beneden is gedrukt, grijpen de nokken 22 van de lippen 17 achter de vlakken 18. In de kap 2 in fig. 1 zijn in de opneemsleuf voor de lip 17 ook een dwars vlak 28 en een schuin vlak 27 35 aangegeven. Deze passen bij de nokvorm van de lip 17. Hiermee kan de kap 2 in een voorgemonteerde positie aan de bodemplaat 1 worden vastgehouden, zie ook de figuren 5 en 6. In deze voorgemonteerde positie bevinden de contactorganen zich nog niet in de bijbehorende ruimten, zodat het kabeleinde gemakkelijk kan worden ingeschoven. Daarna wordt de 40 kap 2 verder op de bodemplaat 1 gedrukt en komt de electrische verbin- • c .·· j 8 ding met de contactorganen tot stand. In de voorgemonteerde positie kan de kap 2 met de bodemplaat 1 worden opgeslagen en verzonden.
In het bovenaanzicht van fig. 3 is de vorm van het kabeleinde 20 na de strip- of voorbewerking aangegeven en nadat dit einde tot in zijn 5 eindpositie in de kap 2 is geschoven. De volgetrokken lijnen geven het deel van de kabel weer, dat zich buiten de kap 2 bevindt en dat door het venster 19 vanaf de buitenzijde van de kap 2 zichtbaar is. Zoals blijkt is de binnenmantel, tussen de buitengeleider en de binnengelei-der, volgens het hiervoor gebruikelijke stripproces recht afgesneden 10 tot op de blanke binnengeleider 25 of een aparte isolatiemantel hiervan.
Fig. 4 toont een zijaanzicht van het contactorgaan volgens fig. 3. De bodemplaat 1 valt nu geheel binnen de kapconstructie, die hier van opzetpootjes 27 is voorzien. Met onderbroken lijnen zijn in zijaanzicht 15 de contactorganen 3 en 4 aangegeven.
De fig. 5 en 6 tonen de contactinrichting volgens de uitvinding in vooraanzicht met de kap 2 in voorgemonteerde positie boven de bodemplaat 1, respectievelijk op deze bodemplaat 2 gedrukt. Met dezelfde verwijzingscijfers als in fig. 1 en 2 worden dezelfde onderdelen aange-20 geven.
Fig. 7 toont in perspectief de contactinrichting volgens de uitvinding nadat de kap 2 met daarin opgenomen het kabeleinde 20 op de bodemplaat 1 is geplaatst en met behulp van de vergrendellippen 17 aan deze bodemplaat 1 is vergrendeld.
25 Uit de benedenzijde van de bodemplaat 1 steken een aantal aan- sluitpennen 5. In deze uitvoeringsvorm heeft het tweede contactorgaan 4 slechts een aansluitpen. Dit kan vanzelfsprekend ook het geval zijn bij het eerste contactorgaan 3.
De specifieke vorm van het eerste contactorgaan 3 is weergegeven 30 in fig. 8, nadat dit contactorgaan uit plaatmateriaal is geponst. Duidelijk is in het vorkvormige uiteinde 6 de trapsgewijze reductie van de afstand tussen de snijmessen zichtbaar met de schuin verlopende delen 26 voor het trapsgewijs doorsnijden van de isolerende buitenmantel van de coaxiale kabel. Bij voorkeur bevindt zich aan het boveneinde bij 29 35 een scherpe snijrand, dwars op het vlak van de tekening. Deze snijrand 29 maakt een eerste insnijding in de externe isolatiemantel. De isolatiemantel wordt dan verder doorgesneden door het schuine deel 26, dat als mes is uitgevoerd met een dakvormige snijrand 31 of snijrand aan de rand. Het daarop aansluitende deel 30 heeft geen scherpe snijrand, om-40 dat dit in contact komt met de electrisch geleidende mantel, die niet - . » ra -Ï7 - 0 0 2 3 9 '* ..............^
m """IJ
mag worden doorgesneden.
In het bovenaanzicht van fig- 8 zijn in het centrale deel de aan” sluitpennen 5 al naar beneden omgebogen» dus van het vlak van de tekening af. Rechts in fig. 8 is de situatie weergegeven waarbij ook de op-5 staande vorken 6 naar boven zijn omgebogen.
Fig. 9 geeft tenslotte een zijaanzicht van de uiteindelijke omgebogen vorm rechts in fig. 8. Het tweede contactorgaan 3 kan op soortgelijke wijze worden vervaardigd, maar is in de hier weergegeven uitvoeringsvorm niet voorzien van de trapsgewijze vernauwing van de snijsleuf 10 met de zijvlakken 26. Vanzelfsprekend kan deze echter ook bij het contactorgaan 4 worden toegepast.
Het zal duidelijk zijn dat verschillende varianten van deze voorkeursuitvoering mogelijk zijn, bijvoorbeeld door het veranderen van de opneemruimten, 12, 13, 9, etc. in de kap 2. Zoals reeds vermeld, kan 15 ook het tweede contactorgaan 4 als isolatiedoorsnijdend opsteekcontact worden uitgevoerd, waardoor tijdens het voorbewerken van het kabeleinde de isolerende binnenmantel van de co-axiale kabel niet geheel behoeft te worden verwijderd.
In plaats van een coaxiale kabel, dat wil zeggen met slechts een 20 binnengeleider en een coaxiaal daaromheen gelegen buitengeleider, kan de contactinrichting volgens de onderhavige uitvinding vanzelfsprekend ook worden toegepast voor een afgeschermde kabel met meer dan een bin-nengeleider, bijvoorbeeld voor een afgeschermde kabel met twee afzon derlijke binnengeleiders. In dat geval kunnen bijvoorbeeld twee verdere 25 contactorganen 4 worden toegepast, die ofwel achter elkaar zijn opgesteld, of iets onderling dwars op de insteekrichting van het kabeleinde ten opzichte van elkaar verschoven, waardoor een geleider naast het aan de voorzijde, gezien vanuit de insteekrichting, gelegen tweede contactorgaan gevoerd kan worden naar het verdere, iets meer naar achteren ge-30 legen contactorgaan 4. Ook kunnen de contactorganen 4 naast elkaar worden opgesteld. Een van de belangrijke voordelen van de uitvinding, t.w. het inklemmen van de buitenmantel in de ruimte 9 en het oppervlak 8, fig. 1, blijft behouden, waardoor een zeer goede trekontlasting wordt verschaft, terwijl de kap 2 van opneemruimten voor de verdere binnenge-35 leiders kan worden voorzien. De ruimten 9, 10, 11, 16, 13 en 12 zijn niet beperkt tot de afmetingen en volgorden zoals weergegeven, maar kunnen aan verschillende gestripte uiteinden worden aangepast. In de figuren zijn de uitvoeringsvormen weergegeven voor een bij voorkeur toegepaste stripwijze.
^ * A
- ; >>

Claims (7)

1. Contactinrichting voor een afgeschermde kabel, in het bijzonder een coaxiale kabel met althans een binnengeleider en een hiervan geïso-5 leerde buitengeleider in de vorm van een mantel, welke kontaktinrichting is opgebouwd uit een bodemplaat van isolerend materiaal waarop eerste en tweede, elektrisch gescheiden en onderling evenwijdige, in de langsrichting van de aan te sluiten coaxiale kabel verschoven contactorganen zijn aangebracht, die voorzien zijn van. pennen die beneden-10 waarts door de bodem van de bodemplaat steken, waarbij het naar boven uitstekende deel van het eerste contactorgaan is gevormd als opsteek-contact, waarvan de centrale snijgleuf door de eventuele isolatiemantel van de buitengeleider kan dringen en in electrische verbinding kan treden met de blanke buitengeleider en waarbij het naar boven stekende 15 einde van het althans ene tweede contactorgaan eveneens is gevormd als opsteekcontact, waarvan de centrale snijgleuf door de eventuele isolatie van een binnengeleider in electrische verbinding kan treden met de blanke binnengeleider alsmede een kap die over de opsteekcontacten op de bodemplaat kan worden geplaatst en hieraan kan worden vergrendeld, 20 met het kenmerk, dat de kap (2) is voorzien van speciaal gevormde ruimten, die vanaf een in een zijwand van de kap aangebrachte insteekopening voor de coaxiale kabel in de kap, in de insteekrichting van de kabel achter elkaar zijn gelegen en vanaf de insteekopening afnemende binnenmaten bezitten voor het opnemen en althans gedeeltelijk 25 ondersteunen van het volgens een bepaald passend strippatroon voorbereide uiteinde van de kabel, en dat de kap verder is voorzien van doorvoeren voor de opsteekcontacten, welke doorvoeren vanaf de zijde van de kap die op de bodemplaat wordt gedrukt tot in bepaalde van de genoemde ruimten doorlopen, zodat de opsteekcontacten tot in genoemde ruimten 30 kunnen doordringen.
2. Contactinrichting volgens conclusie l,met het kenmer k, dat de ruimte (9) in de kap (2) voor het opnemen van de buitenmantel van de coaxiale kabel aan de naar de bodemplaat (1) gekeerde zijde open 35 is en dat de bodemplaat (1) is voorzien van een opstaand deel, dat schuivend in deze open zijde past en een aan de uitwendige diameter van genoemde kabel aangepast bovenoppervlak (8) bezit, welk opstaand deel een zodanige lengte bezit, dat na het op de bodemplaat (1) vergrendelen van de kap (2) een ruimte ontstaat, die de buitenmantel van de coaxiale 40 kabel alzijdig zal ondersteunen. , ·'3 J 5 3 3 ii ' ’
3. Contactinrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de kap (2) is voorzien van althans een venster (19) dat vanaf de buitenzijde van de kap (2) doordringt tot in althans een deel van genoemde ruimten in de kap. 5
4. Contactinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodemplaat (1) is voorzien van twee veerkrachtige vergrendellippen (17), die vanaf respectievelijke zijranden van de bodemplaat (1) tegenover elkaar gelegen naar boven steken en 10 aan hun vrije boveneinden zijn voorzien van naar binnen springende nokken (22) en dat de kap (2) is voorzien van achter elkaar gelegen vlakken (28, 18) waarachter de naar binnen springen nokken (22) achtereenvolgens kunnen grijpen als de kap op de bodemplaat wordt gedrukt.
5. Contactinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kap (2) is voorzien van sleuven (14, 15) voor het opnemen van de platte opsteekcontacten (3, 4), welke sleuven zodanige afmetingen bezitten dat de opsteekcontacten alzijdig worden ondersteund. 20
6. Contactinrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat de breedte van de sleuven (14, 15) dwars op de insteek-richting gelijk is aan de breedte van de opsteekcontacten.
7. Contactinrichting volgens althans een van de voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat het naar boven stekende deel van althans het eerste contactorgaan (3) is uitgevoerd als dubbel op-steekcontact met evenwijdige contactorganen, waarvan de vorkachtige tanden (6) in de insteekrichting gezien achtereenvolgens zijn voorzien 30 van een scherp dwars mes (29) op de top van elke tand voor het insnijden van de externe isolatiemantel, een schuin snijvlak (26, 31) voor het verder doorsnijden van de isolatiemantel, en een plat vlak, evenwijdig aan de insteekrichting van de kabel, dat contact maakt met de blanke geleider, een en ander zodanig dat een trapsgewijze doorsnijding van de kabelisolatie word verkregen. ._ ΑΑλλλ ·, -> — y -f ---------;___j
NL8503553A 1985-12-23 1985-12-23 Contactinrichting voor een afgeschermde kabel. NL8503553A (nl)

Priority Applications (12)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8503553A NL8503553A (nl) 1985-12-23 1985-12-23 Contactinrichting voor een afgeschermde kabel.
NL8600041A NL8600041A (nl) 1985-12-23 1986-01-10 Contactinrichting voor een afgeschermde kabel.
CA000525495A CA1284526C (en) 1985-12-23 1986-12-16 Connector for a coaxial cable
US06/942,187 US4701001A (en) 1985-12-23 1986-12-16 Connector for a coaxial cable
BR8606315A BR8606315A (pt) 1985-12-23 1986-12-19 Conector para um cabo coaxial
KR1019860011070A KR950002034B1 (ko) 1985-12-23 1986-12-22 동축 케이블용 접속기
MX4748A MX160129A (es) 1985-12-23 1986-12-22 Mejoras en conector para un cable coaxial
AU66841/86A AU583778B2 (en) 1985-12-23 1986-12-22 Connector for a coaxial cable
EP86202372A EP0228750B1 (en) 1985-12-23 1986-12-23 Connector for a coaxial cable
DE86202372T DE3688284T2 (de) 1985-12-23 1986-12-23 Verbinder für ein Koaxialkabel.
AT86202372T ATE88298T1 (de) 1985-12-23 1986-12-23 Verbinder fuer ein koaxialkabel.
JP1995013451U JP2577476Y2 (ja) 1985-12-23 1995-12-19 コネクタ

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8503553 1985-12-23
NL8503553A NL8503553A (nl) 1985-12-23 1985-12-23 Contactinrichting voor een afgeschermde kabel.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8503553A true NL8503553A (nl) 1987-07-16

Family

ID=19847063

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8503553A NL8503553A (nl) 1985-12-23 1985-12-23 Contactinrichting voor een afgeschermde kabel.

Country Status (2)

Country Link
AU (1) AU583778B2 (nl)
NL (1) NL8503553A (nl)

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4533193A (en) * 1983-11-21 1985-08-06 Burndy Corporation IDC termination for coaxial cable having alignment & stabilizing means
US4533191A (en) * 1983-11-21 1985-08-06 Burndy Corporation IDC termination having means to adapt to various conductor sizes
NL8600041A (nl) * 1985-12-23 1987-07-16 Du Pont Nederland Contactinrichting voor een afgeschermde kabel.

Also Published As

Publication number Publication date
AU6684186A (en) 1987-06-25
AU583778B2 (en) 1989-05-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8600041A (nl) Contactinrichting voor een afgeschermde kabel.
US3963319A (en) Coaxial ribbon cable terminator
CN100470931C (zh) 压力接合连接器
EP1796218A1 (en) Connector with ground connection improved in protection against a noise trouble
NL8003708A (nl) Doosconnector.
JPS63193472A (ja) 電気コネクタ及びその製造方法
US20120058667A1 (en) Electrical connector
JP2014022111A (ja) ワイヤ接続器
US3920301A (en) Electrical connectors for flat cable and methods of making same
GB1563837A (en) Apparatus for mounting electrical circuitry
US4586776A (en) Cable termination assembly and wire stripping apparatus and method
US5727965A (en) Branch connector apparatus
EP0525249A1 (en) Electrical connector and method of connecting shielded cable to same
KR101521386B1 (ko) 케이블 접속 방법
EP0429962A1 (en) Multiconductor cable connector and method of loading same
US4677702A (en) Wire insulation stripper guide
EP0429961B1 (en) Multiconductor cable connector and method of loading same
US4611874A (en) Device for making LSA-PLUS contact with conductor wires of different types and sizes
NL8503553A (nl) Contactinrichting voor een afgeschermde kabel.
US3867760A (en) Printed circuit board lead wire receptacle
US4799903A (en) Electrical connector with safety partition
US5238428A (en) Round-to-flat shielded connector assembly
NL1022159C2 (nl) Kabelconnector en methode voor het vervaardigen van een kabelconnector.
US4752237A (en) Solderless connector
EP0450996B1 (fr) Dispositif pour fixer un câble coaxial, et le relier à la masse d'une plaque de circuit imprimé

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed