NL8503287A

NL8503287A - Werkwijze en inrichting voor het ondersteunen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte.

Info

Publication number: NL8503287A
Application number: NL8503287A
Authority: NL
Original assignee: Stork Pmt
Priority date: 1985-11-27
Filing date: 1985-11-27
Publication date: 1987-06-16
Also published as: DK568686A; DK159713B; DE3672795D1; EP0230064A1; DK159713C; DK568686D0; EP0230064B1; ES2017070B3; US4779308A

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het ondersteu nen van een karkas of karkasdeel van ge slacht gevogelte.

k - A

855103/Ti/AP

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het ondersteunen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte t.b.v. het daaraan uitvoeren van bewerkingen waarbij men dit karkas of karkasdeel vastklemt m.b.v. een scherpe 5 hoek insluitende steundelen. Voorts heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Het Canadese octrooischrift 751593 beschrijft een werkwijze volgens welke een karkas van geslacht gevogelte 10 wordt ingeklemd tussen twee geprofileerde klemstukken waartussen het ruggedeelte van het karkas via de uithaalopening in het achterdeel wordt opgeschoven waarna het onderste klemstuk mechanisch in de richting van het bovenste wordt aangedreven zodat het karkasdeel tussen de klemstukken 15 wordt vastgesteld.

Deze bekende werkwijze is alleen geschikt voor toepassing bij karkassen of karkasdelen waarin het bekken nog aanwezig is en dus niet in een voorgaande deelbewerking is uitgesneden. Bovendien worden bij deze bekende werkwijze 20 de poten van het gevogelte mee omklemd, zodat het moeilijk, zoniet onmogelijk is van een met deze werkwijze vastgeklemd karkas de poten te verwijderen.

De uit bovengenoemde publicatie bekende inrichting omvat een rechtopstaand, doosvormig frame met een horizontaal 25 daaruit uitstekend, vast eerste klemdeel en een daaronder aangebracht, eveneens uitstekend en scharnierend ondersteund tweede klemdeel dat door een geschikt aandrijfmechanisme naar het eerste klemdeel kan worden gedrukt. Het eerste klemdeel is lepelvormig en het tweede klemdeel, dat rug en 30 poten ondersteunt, is komvormig uitgevoerd.

Ook voor deze bekende inrichting geldt het bezwaar dat verwerking van karkasdelen met weggesneden bekken niet mogelijk is, terwijl het verwijderen van poten weliswaar mogelijk, doch moeilijk uitvoerbaar is. Voorts is de inrichting 35 door de aanwezigheid van de scharnierende ondersteuning en het noodzakelijke aandrijfmechanisme gecompliceerd en in .-Γ'-ΐ-ντ -2- f ' ï feite alleen geschikt voor een stationaire opstelling, de ingewikkelde vorm der onderdelen bemoeilijkt het noodzakelijke periodiek reinigen.

Bekend zijn voorts inrichtingen met konusvormige opzet-5 stukken waarop de karkassen via de uithaalopening in het achterdeel worden gestoken.

Deze inrichting op zich is eenvoudig, doch een fixering van het karkas in een bepaalde stand is niet zeer effectief - het karkas kan immers om de konus verdraaien - terwijl 10 verder de buikholte niet bereikbaar is, wanneer als voorbereiding op het handmatig fileren het borstbeen moet worden uitgebroken.

De uitvinding heeft ten doel een werkwijze te verschaffen waardoor het karkas wordt gepositioneerd en gefixeerd en 15 waarbij het karkas in- en uitwendig optimaal toegankelijk is voor het uitvoeren van bewerkingen, in het bijzonder zodanig dat het karkas bij voorkeur slechts wordt aangegrepen aan die delen die aan het eind van de bewerkingen kunnen worden beschouwd als een bijprodukt. Tevens heeft de 20 uitvinding ten doel een inrichting te verschaffen die eenvoudig is en de zowel voor stationair gebruik als voor montage op een lopende band bruikbaar is en die zowel bij handmatige bewerkingen als bij gemechaniseerde bewerkingen kan worden toegepast.

25 Deze werkwijze wordt daardoor gekenmerkt dat men de steundelen doet aangrijpen op in de omgeving van de halsopening gelegen karkasdelen.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt aldus het karkas of het karkasdeel vastgehouden aan de voor consumptie 30 minst waardevolle delen waarbij de meest waardevolle delen, volledig worden vrijgehouden en een optimale bewerking en een zo hoog mogelijk snijrendement kunnen worden gerealiseerd.

Bovendien is de werkwijze volgens de uitivnding ge-35 schikt voor het bewerken van vele verschillende karkassen en/of karkasdelen.

Voor het ondersteunen van een compleet karkas van bijv. een kip of van een zgn, "front-half" brengt men een der steundelen via de halsopening in aanligging tegen de ' : ^ '· -\ ·*> .-¾ / - -y · a * * ^ -3- ruggegraat en doet men het andere steudeel de rug aan de buitenzijde ondersteunen.

Voor het ondersteunen van het karkas of een karkasdeel van een vogel met stevige structuur, zoals bijv. een kal-5 koen, kan men de beide steundelen inbrengen via de halsopening en ze door deze halsopening, de ruggegraat, de sleutelbeenderen en het borstbeen klemmend doen omsluiten.

Een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door steundelen met ten 10 minste twee, onderling een scherpe hoek insluitende en voor inwerking op in de omgeving van de halsopening gelegen karkasdelen bestemde steunvlakken.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een dergelijke inrichting is omschreven in conclusie 6 terwijl nadere uit-15 voeringsvormen van deze inrichting worden gekenmerkt door de maatregelen zoals beschreven in de conclusies 7 t/m 10.

Een andere voorkeursuitvoeringsvorm van die inrichting volgens de uitvinding is beschreven in conclusie 11 en een nadere uitwerking van deze inrichting is beschreven in 20 conclusie 12.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 is een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de opzetsteun volgens de uitvinding;

25 fig. 2 is een aanzicht in de richting van de pijl II

in fig. 1; fig. 3 is een vooraanzicht van deze uitvoeringsvorm; fig. 4 is een perspektivische afbeelding en toont de fixatie van een karkas op de opzetsteun volgens de uitvin-30 ding; fig. 5 is een vooraanzicht van een opzetsteun met karkasdeel ; fig. 6 is een vooraanzicht van een opzetsteun met een zg. "front-half" karkasdeel; 35 fig. 7 is een zijaanzicht van deze opzetsteun met kar kasdeel ; fig. 8 is een zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding;

fig. 9 is een aanzicht in de richting van de pijl IX

.. ... ,, ^ • . * .Vs ' i -4- in fig. 8; fig. 10 is een zijaanzicht van een derde uitvoeringsvorm; fig. 11 is een bovenaanzicht van deze uitvoeringsvorm 5 en fig. 12 toont het gebruik ervan.

De in de figuren 1 t/m 5 afgebeelde uitvoeringsvorm van de opzetsteun volgens de uitvinding, in zijn geheel aangegeven met het verwijzingscijfer 1, is uit een stuk uit 10 een geschikt materiaal, bijv. kunststof, gevormd en omvat een voetdeel 2 dat op elke geschikte wijze, bijv. door middel van schroeven 3 op een ondergrond 4 kan worden bevestigd. Deze ondergrond kan bijv. een eindloze transportbaan zijn die van de vloer uit wordt ondersteund en waarmee de 15 karkassen langs de verschillende bewerkingsstations worden gevoerd.

Vanuit het voetdeel 2 steekt het steundeel 5 uit dat aan de voorzijde is uitgevoerd met een steunvlak 6 waarin een uitholling 7 is gevormd. Nabij het ondereinde 6a van 20 het steunvlak 6 steekt een penvormig positioneringsorgaan 8 uit dat aan de naar het steunvlak 6 gerichte smalle zijde is voorzien van een uitholling 9. Aan weerskanten van de basis van dit penvormig positioneringsorgaan 8 zijn in de steunvlakken 6 twee langwerpige uithollingen 10a, 10b ge-25 vormd.

Bovendien is in het steundeel 5 een uitsparing 11 gevormd waarvan de langsas loodrecht staat op het symmetrie-vlak van de opzetsteun en waarin de uitholling 7 uitmondt. Deze boring 11 geeft een vrije doorgang voor de nek, voor-30 komt het opzamelen van bestanddelen uit de nek (veldelen, vliezen) en dient voorts voor het afvoeren van het bij de reiniging van de opzetsteun gebruikte reinigingswater.

Pig. 4 toont hoe een karkas.15, bestaande uit lijfdeel 16, poten 17a, 17b en vleugels 18a, 18b op de opzetsteun 1 35 wordt gefixeerd. De rug van het karkas valt in de uitholling 7; de - in de figuur niet zichtbare - nek valt in het ondereinde van de uitholling tussen steunvlak en positione-ringspen 8, waarvan het vrije einde 8a ligt in de karkasholte. De nek kan daarbij uitwijken naar de boring 11. Zo is

* · * A

• - ·: a j .....' - v O / 0 " *v -5- het karkas uitstekend gefixeerd d.m.v. rug, schouders en nekstomp zodanig dat, zoals is gebleken, ook grotere krachten daarop kunnen worden uitgeoefend bij bewerkingen die met de hand of machinaal worden uitgevoerd.

5 Fig. 5 toont een vooraanzicht van een opzetsteun 1 met karkas 15: het blijkt dat alle van belang zijnde te verwijderen delen voortreffelijk bereikbaar zijn. De achterpoten 17a, 17b kunnen worden verwijderd met een snede uitgevoerd volgens de streeplijnen 19a, 19b; de vleugels 18a, 10 18b kunnen worden verwijderd via een snede uitgevoerd volgens de streeplijnen 20a, 20b. Aldus blijkt dat alle van belang zijnde delen voortreffelijk beschikbaar zijn.

Fig. 6 toont een vooraanzicht van een zgn. "front-half1' 25 geplaatst op de opzetsteun 1; fig. 7 toont een zij-15 aanzicht daarvan. Een front-half is een karkasdeel waarvan poten en een gedeelte van de rug in een voorgaande bewerking reeds zijn verwijderd. Van een dergelijke front-half kunnen de vleugels 26a, 26b en de borst of het borstfilet worden verwijderd op dezelfde wijze als toegepast bij hele 20 karkassen volgens een veelvuldig bij het delen aan de hang-baan toegepaste methode. Ook hier geldt voor de bereikbaarheid van borst en vleugels datgene wat m.b.t. een geheel karkas in het voorgaande is aangevoerd.

De figuren 8, 9 hebben betrekking op een uitvoerings-25 vorm waarbij het rugsteundeel en het penvormig positione-ringsorgaan uit metaal, bijv. roestvrij staal, zijn vervaardigd. Op een steunplaat 30 is, bijv. door lassen, bevestigd het rugsteundeel 31 met het centrale hol doorgezette delen 33a, 33b; aan dit ondereinde is bevestigd het, naar 30 het rugsteundeel 32 holle penvormige positioneringsorgaan 34.

De figuren 10, 11 en 12 tonen een uitvoeringsvorm van de opzetsteun volgens de uitvinding, die in het bijzonder geschikt is te worden gebruikt voor gevogelte met een ste-35 vig karkas, waarvan de karkasdelen ter plaatse van de hals stevig met elkaar verbonden zijn door bind- en spierweefsel, ’ ...? 7 ’ «r' fc -6- zoals kalkoenen.

De steunde1en worden hier gevormd door een pen 40 en een V-vormige fixatieplaat 50, die op de pen is bevestigd met behulp van een vlak verbindingsdeel 51 en een korte 5 verbindingsrug 52. Beide steundelen zijn voorts met behulp van een tussenstuk 42 verbonden aan een dragerpen 43 die is oopgenomen in een opneemblok 47. Het opneemblok kan zijn bevestigd op een stationaire opstelling of op een transportbaan.

10 De insteekpen heeft een konisch einde 41 en de drager pen 43 is uitgevoerd met een aanslagring 44 en een borg-groef 46 welke laatste samenwerkt met een grendelpen 48, waarmee het mogelijk is de opzetsteun uit het blok 47 te verwijderen en naar wens in verschillende standen in te 15 stellen.

Zoals in het bijzonder figuur 11 toont divergeren de opstaande eindranden 54a en 54b naar de achterzijde van de insteekpen 40; hoe de opzetsteun wordt gebruikt, toont figuur 12. Via de nekopening worden opzetpen 40 met klemplaat 50 in 20 het karkas 56·; klemplaat en opzetpen worden daarbij klemmend omsloten door de nekopening 57, het borstbeen 58, ruggegraat 59, het sleutelbeen 60 en de ribben 61. Het einde 41 ondersteunt daarbij het karkas 56 nabij het einde van de rug.

V v „· V V Λ. / « Ά ______

Claims

1. Werkwijze voor het ondersteunen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte t.b.v. het daaraan uitvoeren van bewerkingen, waarbij men het karkas of karkasdeel vastklemt m.b.v. een scherpe hoek insluitende steundelen, met 5 het kenmerk dat men de steundelen doet aangrijpen op in de omgeving van de halsopening gelegen karkasdelen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat men een der steundelen via de halsopening in aanligging brengt tegen de ruggegraat en het andere steundeel de rug aan de bui- 10 tenzijde doet ondersteunen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat men de beide steundelen inbrengt via- de halsopening en 2e door deze halsopening, de ruggegraat, sleutelbeenderen en het borstbeen klemmend doet omsluiten.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 gekenmerkt door steundelen met ten minste twee, onderling een scherpe hoek insluitende en voor inwerking op de in de omgeving van de halsopening gelegen karkasdelen bestemde steunvlakken.

5. Inrichting volgens conclusie 4 en in het bijzonder be stemd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, gekenmerkt door een hol uitwendig rugsteundeel en een daar tegenover gelegen, in het karkas in te brengen, langwerpig, penvormig positioneringsorgaan, welk rugsteun-25 deel en positioneringsorgaan een scherpe hoek insluiten waarvan de top ligt nabij de basis van het positioneringsorgaan, een en ander zodanig dat tussen rugsteundeel en positioneringsorgaan een ruimte wordt gevormd ter opname van het voorste karkasdeel waarbij het vrije einde van het 30 positioneringsorgaan ligt tussen de ruggegraat en het borstbeen. 1 / -8-

6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat het tegenover het rugsteunvlak gelegen vlak van het positio-neringsorgaan hol is uitgevoerd.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6 gekenmerkt door twee, 5 aan weerskanten van de basis van het positioneringsorgaan grenzende uithollingen ter ondersteuning van de schouders van het karkas.

8. Inrichting volgens conclusie 5-7 gekenmerkt door een voetdeel en een daarvan uitgaand naar boven uitstekend 10 steundeel, waarvan het, van een uitholling voorziene, voorvlak het rugsteundeel vormt en van het ondereind waarvan het positioneringsorgaan uitsteekt.

9. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk dat dwars op het langs symmetrievlak van het steundeel daarin een 15 boring is gevormd waarmee de uitholling in resp. het rugsteundeel en positioneringsorgaan in verbinding staan.

10. Inrichting volgens conclusie 4 en in het bijzonder bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, gekenmerkt door een insteekpen welke een V-vormige klem- 20 plaat draagt die is uitgevoerd met vanaf het insteekeinde t.o.v. de achterste insteekpen divergerende eindranden.

11. Inrichting volgens conclusie 10 met het kenmerk dat het vooreinde van de klemplaat via een vlak verbindingsdeel met de insteekpen is verbonden. r· ·' · - · v ij J