NL8503157A - Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van aan schijf- of plakvormige voedingsmiddelen aanhangende vloeistof en werkwijze en inrichting voor het bakken van chips. - Google Patents

Description

N.0. 33.483 ^

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van aan schijf- of plakvormige voedingsmiddelen aanhangende vloeistof en werkwijze en inrichting voor het bakken van chips.

In eerste instantie heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van aan schijf- of plakvormige voedingsmiddelen aanhangende vloeistof.

Bij de verwerking van schijf- of plakvormige 5 voedingsmiddelen kant het voor dat aan de oppervlakken aanhangende vloeistof, zoals water of olie, eau nadelige invloed heeft op het rendenent van het betreffende verwerkingsproces of op de kwaliteit van het eindproduct. Het blijkt dat die aanhangende vloeistof in het bijzonder in het geval van een laag schijven of plakken niet of nauwelijks 10 van de oppervlakken te verwijderen zijn. De laag biedt een te grote weerstand voor een afblaasstrocm waardoor aan weerszijden van de laag een te groot drukverschil zou ontstaan die tot problemen met de toe- en afvoer van het volumineuze product en eventueel tot lékken zou leiden.

Met de uitvinding wordt beoogd dit bezwaar te onderis vangen en de aanhangende vloeistof zonder problemen voor een belangrijk deel te kunnen verwijderen. Hiertoe worden volgens de uitvinding de voedingsmiddelen in een opstaande stand gebracht en wordt vervolgens gas of damp langs de oppervlakken van de plakken of schijven geblazen.

Deze werkwijze kan nuttig zijn bij het ontwateren van 20 gewassen schijven of plakken (bijvoorbeeld aardappelschijf jes); een belangrijk toepassingsgebied is echter het verwijderen van aanhangende olie in een bakproces bijvoorbeeld toegepast voor het bakken van chips (zie bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooischrift 4.167.137). Bij het verlagen van het vochtgehalte zal olie vanaf een zékere waarde van dat 25 vochtgehalte door vermindering van de waterdampuitstoot uit de aardappelschijf jes, de neiging hebben in de poriën van deze schijfjes te dringen waardoor het vetgehalte tot een ongewenste waarde kan toenenen.

De uitvinding heeft dan ook tevens betrekking op een 30 werkwijze voor het bakken van chips, waarbij een doelstelling is het naar binnendringen van olie in de poriën van de schijfjes in hoofdzaak te verhinderen. Volgens de uitvinding wordt het watergehalte van aardappelschijf jes door middel van hete olie in een bakoven verlaagd tot een waarde tussen 3 en 8 %, worden deze schijfjes uit de olie ^ -w* * vp A '·* > i, 1 i ƒ» / *» ^ "J i < • * i 2 genomen en wordt door middel van de bovenstaande werkwijze de aanhangende olie van de schijfjes in hoofdzaak verwijderd en worden de aldus behandelde schijfjes in een droogeenheid nagedroogd tot het watergehalte lager is dan 2,6 %.

5 Een aanmerkelijke besparing van energiekosten wordt bereikt indien voor het langs de oppervlakken van de opstaande schijfjes blazen van een gas of damp gebruik wordt gemaakt van de in de bakoven vrijkomende bakdampen.

Echter ook een methode met een afblaasstrocm uit 10 stikstof, een afblaasstrocm uit koolzuur met waterdamp of een afblaasstrocm met oververhitte waterdamp behoort tot de mogelijkheden. Voor het verwarmen van deze stromen kan van microgolven gebruik worden gemaakt.

De uitvinding betreft voorts een inrichting voor het 15 verwijderen van aan schijf- of plakvormige voedingsmiddelen aanhangende vloeistof. Deze inrichting is gekenmerkt door een van ongeveer verticale strippen of pennen voorziene transporteur voor het in opstaande stand vervoeren van de plakken of schijven, en middelen om gas of damp dwars op de transportrichting van die transporteur te blazen.

20 Gewoonlijk wordt het product in een relatief dikke laag aangevoerd op een aanvoer transporteur. Volgens de uitvinding is nabij het afvoereinde van die aanvoertransporteur een kantelinrichting geplaatst cm de plakken of schijven in een in hoofdzaak opstaande stand te brengen naar genoemde van ongeveer verticale strippen of pennen 25 voorziene transporteur.

De kantelinrichting bestaat bij voorkeur uit een aantal naast elkaar geplaatste schuine goten waarvan de breedte in het algemeen kleiner is dan de kleinste oppervlakte-afmetingen van de plakken of schijven. Om verstoppingen te vermijden zal het vaak nodig 30 zijn de goten in trilling te brengen.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking qp een inrichting voor het bakken van chips die is gekenmerkt door een bakoven in de vorm van een olievat, een afvoertransporteur voor het uit het olievat afvoeren van gedeeltelijk gebakken aardappelschijfjes, een 35 bovengenoemde kantelinrichting, een bovengenoemde van verticale strippen of pennen voorziene ontvettingstransporteur met afblaas-middelen, en een nadroogtunnel met transporteur voor het nadrogen van de chips tot het gewenste eindvochtgehalte.

« .:¾ »7 .-3 *' · ··»· K ·* *' - >*/ ^ *j v - · ,.♦ * 3 ' '

Om voor het afblazen van aanhangende olie gebruik te kunnen maken van de bakdampen uit de bakoven is de van ongeveer verticale strippen of pennen voorziene ontvettingstransporteur opgenomen in een dampcirculatiesysteem dat in verbinding staat met de dansruimte van 5 het olievat, dat door een kap is afgesloten.

De langs de chips geblazen dampen dienen een voldoend hoge temperatuur en snelheid te hebben. Vandaar dat in het dampcircu-latiesysteem ten minste één aanjager en ten minste één warmtewisselaar is aangebracht,· terwijl bovendien voor het afscheiden van de olie een 10 druppelvanger in dat circuit is cpgencmen.

Een doelmatige constructie van de ontvettingstransporteur bestaat uit geperforeerde breedtestroken die elk zijn bevestigd aan een staaf waarbij elk van die staven aan zijn beide einden aan een aan te drijven ketting is bevestigd waarbij de genoemde verticale 15 strippen of pennen met onderlinge afstand op de geperforeerde breedtestroken zijn aangebracht.

Het onderpart van de ontvettingstransporteur moet een zo klein mogelijke weerstand tegen de dampstrocm bieden en daarom verdient het de voorkeur dat de breedtestroken in het onderste part 20 zodanig schuin staan dat tussen de stroken openingen zijn vrijgelaten.

Omdat de gehele bakinrichting voor het opvangen en doorleiden van bakdamp is afgesloten, is het zonder bijzondere voorziening niet mogelijk cm monsters te nemen. Om het bakproces, en in het bijzonder het vochtgehalte van de chips juist voor de ontvetter in de 25 hand te kunnen houden, is zo een bemonstering echter van groot belang.

Daarom verdient het de voorkeur cm tussen de oliebak en de kantel-inrichting een bemonsteringsinrichting aan te brengen in de vorm van een zuigbuis die eindigt in een scheidingsinrichting voor chips en gas.

30 De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een langsdoorsnede van een bakoven voor het bakken van aardappelschijf jes tot chips onder toepassing van 35 een inrichting voor het verwijderen van aanhangende olie van de gedeeltelijk gebakken chips.

Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van de ontvettingstransporteur, waarbij delen weggebroken zijn gedacht.

. .·< O * 0 * « „ * 4

Figuur 3 toont een doorsnede volgens de lijn III-III

in figuur 1.

Figuur 4 toont een doorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 1.

5 De weergegeven inrichting is bedoeld voor het bakken van dunne aardappelschijfjes tot chips, waarbij voorzieningen zijn getroffen cm het oliegehalte van de chips te verminderen zonder de energieconsumptie te vergroten. In dit opzicht is de uitvinding een verbetering van de inrichting volgens het Amerikaanse octrooischrift 10 4.167.137, welke verbetering vooral betrekking heeft op het verwijderen van aan de gedeeltelijk gebakken chips aanhangende olie voor dat de chips tot hun eindvochtgehalte worden gedroogd. Deze aanhangende olie kan dus niet in de chips dringen. Deze verbetering heeft echter ook andere toepassingsmogelijkheden.

15 De inrichting cravat een langgerekt olievat 1, middelen om de schijfjes in de olie te dompelen en van het toevoereinde (linkerzijde in figuur 1) naar het afvoereinde te voeren welke middelen op zichzelf bekend zijn. Van die middelen is slechts de transporteur 2 getékend. Bij het afvoereinde van de bak is een hellende transporteur 3 20 getekend die bestemd is cm de gedeeltelijk gebakken chips in een relatief dikke laag uit de olie te verwijderen en naar een laagverdunnings-transporteur 4 te voeren die een grotere snelheid heeft dan de transporteur 3 en een relatief dunne laag chips kan vervoeren naar een nader te beschrijven ontvettingsinrichting 5 die op zijn beurt uitmondt 25 in een nadrooginrichting 6.

De inrichting is afgesloten door een kap 7. Voor het afvoeren van een gedeelte van de bakdampen naar buiten mondt een afvoerkanaal 8 in de kap uit. Bij het begin en het einde van de inrichting bevindt zich een afvoerkanaal 9 respectievelijk 10 via welk 30 resterende bakdampen en binnentredende lucht kunnen worden afgevoerd.

De lucht kan dus niet de ruimte onder de kap binnentreden.

Van het afvoerkanaal 8 takt zich een van een ventilator 12 voorziene leiding 13 af die uitmondt boven de laagverdunnings-transporteur 4. Zowel in de leiding 8 boven de aftakking van de leiding 35 13 als in de ventilator 12 is een regelklep 14 respectievelijk 15 aangebracht door middel waarvan de verhouding van de direct naar buiten af te voeren hoeveelheid bakdampen en de naar de ontvettingsinrichting 5 en de nadrooginrichting 6 te voeren hoeveelheid bakdampen kan worden ingesteld.

8503137 * ν'* 5

Een toevoertransporteur 16 voor ongebakken aardappel-sdiijf jes mondt bij het toevoereinde van de bak 1 uit.

De aardappelschijfjes worden zo lang in de hete olie in de bak 1 gehouden dat het vochtgehalte is teruggebracht tot een 5 waarde hoger dan 3 gew. %, bij voorkeur tussen 3 en 8 gew. % . De door middel van de transporteur 3 uit de olie gevoerde chips worden in de nog nader te bespreken nadrooginrichting 6 gedroogd tot het vochtgehalte lager is dan 2,6 % en bij voorkeur tussen 1,5 en 2,5 % ligt.

Alvorens in die nadrooginrichting 6 te geraken dient de aan de chips 10 klevende olie grotendeels te worden verwijderd in de ontvettings-inrichting 5.

Deze ontvettingsinrichting cravat een aantal naast elkaar geplaatste schuine goten 17 waarvan het boveneinde zich bij het afvoereinde van de verdunningstransporteur bevindt en waarvan het 15 ondereinde juist boven de ontvettingstransporteur 18 is geplaatst. De goten 17 hebben een gemeenschappelijke achterwand die in trilling kan worden gebracht door een trilinrichting 17a.

De breedte van de goten 17 is kleiner dan de lengteen breedte-afmetingen van chips zodat de in liggende toestand aan-20 gevoerde chips op de bovenranden van de gootwanden kantelen tot een opstaande stand en in deze opstaande stand naar beneden glijden tot op de ontvettingstransporteur 18. Op deze transporteur 18 moeten de chips de opstaande stand behouden. Hiertoe is de ontvettingstransporteur 18 voorzien van een groot aantal in rijen gerangschikte verticale strippen 25 of pennen 19 die zijn bevestigd op geperforeerde horizontale stroken 20. Elk van deze stroken 20 is bevestigd aan een staaf 21 die bij zijn beide einden is verbonden met een aan te drijven ketting 22 zonder einde. In plaats van een, uit geperforeerde stroken bestaande wand, kan ook een geweven gazen band of een z.g. draadogenband met ingevoegde 30 verticale strippen of pennen worden gebruikt.

De afstand tussen de rijen strippen 19 kant, gezien in de breedterichting van de transporteur 18, ongeveer overeen met de breedte van de goten 17. De qp de transporteur 18 terecht gekorven chips zullen dan ook hun opstaande stand handhaven en niet in de cp elkaar 35 liggende stand terugkeren. De strippen 19 zijn met kleine onderlinge afstand in langsrijen geplaatst cm het ankeren van de kettingen 12 met de stroken 20 mogelijk te maken. In het onderpart van de transporteur 18 liggen de stroken 20 zodanig schuin, dat spleten 23 worden gevormd · ’ 3 7 6 die de weerstand van het onderpart tegen doorstroming van een damp-stroon verminderen.

Het gedeelte van de boven de olie in het vat 1 gevormde hete bakdampen dat via de leiding 12 wordt aangevoerd, stroomt 5 door en of langs de laagverdunningstransporteur 4 via een spleet 24 in de ruimte onder de ontvettingstransporteur 18.

Zoals uit figuur 3 blijkt staat de ontvettingstransporteur dwars op een bakdampkringlocp 25 waarin de bakdampen enige malen worden rondgevoerd. In deze kringloop bevindt zich een druppel-10 vanger 26, een aanjager 27, en een warmtewisselaar 28. De met flinke snelheid in deze kringloop rondgeslingerde hete danpen zullen bij het passeren van de transporteur 8 de aariklevende olie van de op het bovenpart van die transporteur staande chips afblazen. De chips worden daarbij op de transporteur gedrukt hetgeen noodzakelijk is omdat de 15 voor het afblazen benodigde gassnelheid vele malen groter is dan de pneumatische transportsnelheid. Door de opstaande stand van de chips wordt een korte behandelingstijd bereikt evenals een geringe gasstrocm-weerstand. Dit is erg belangrijk cm te voorkomen dat via gaslekken in de inrichting dampen ontsnappen respectievelijk lucht wordt aangezogen.

20 Hierdoor zou gevaar bestaan dat de olie bij hoge temperatuur zou bederven.

De afgeblazen olie wordt in de druppelscheider 26 afgescheiden en kan via een tap 29 worden afgevoerd. De aanjager 27 zorgt ervoor dat de door de damp ondervonden weerstand ruimschoots 25 wordt gecompenseerd en de bakdampen de gewenste snelheid krijgen. Nadat de olie van de ópstaande chips is afgeblazen kernen de chips door middel van de transporteur terecht in de nadrooginrichting 6 waarin een transporteur 31 is opgesteld waarop de chips in liggende toestand verder worden getransporteerd en intussen door de stroom bakdampen of 30 een andere hete inerte gasstroem verder worden gedroogd tot het gewenste eindvochtgehalte tussen 1,5 en 2,5 gew. % is bereikt. Indien de bakdampen worden gebruikt voor de einddroging verlaten deze hiertoe de ontvettingsinrichting via de spleet 35, stromen omlaag door de laag chips op de transporteur 31, stromen vervolgens door de warmtewisselaar 35 36 en dan omhoog door de laag chips op de transporteur 31. Tenslotte verlaten de bakdampen de inrichting via de afvoerpijp 10, Ook kan een geforceerde doorstroming en recirculatie van gassen toegepast worden met behulp van een tegen de warmtewisselaar gemonteerde ventilator.

•3 o ! g 1 ϋ i f 7

Het eindproduct wordt afgevoerd door de transporteur 37. Andere hete gassen dan bakdampen voor de einddroging zijn stikstof, een met een gasgenerator verkregen mengsel van koolzuur en waterdamp, en oververhitte stocm. Voor de verwarming kan onder andere gebruik 5 worden gemaakt van microgolven.

Zoals in figuur 1 is aangegeven zijn op verschillende plaatsen kleppen en flappen aangebracht cm de bakdampen zender grote verliezen volgens de gewenste banen te doen stremen.

Wezenlijk voor de uitvinding is dat het product in 10 een ópstaande stand wordt gebracht cm de aanklevende vloeistof doelmatig te kunnen verwijderen. In de weergegeven inrichting vindt dit verwijderen plaats door een deel van de bakdampen die in de oliebak 1 zijn gevormd. Dit levert energiewinst op doch wezenlijk is dit niet.

Uiteraard zijn de methode en de inrichting voor het 15 verwijderen van aan een plat voedingsproduct aanhangende vloeistof niet beperkt tot het verwijderen van olie in een bakoven. Ook het verwijderen van aanklevend water van een gewassen product als aardappel-schijfjes, behoort tot de mogelijkheid waarbij het product in een opstaande stand wordt gebracht en een gasstroem er zodanig langs wordt 20 geblazen dat de schijfjes op hun steunvlak worden gedrukt.

Bij de oven volgens de uitvinding is van belang dat het product dat de olie verlaat en naar de ontvetter 5 wordt gevoerd een vochtgehalte heeft dat tussen bepaalde grenzen ligt. Indien het vochtgehalte onder 3 % is gelegen zou de aanklevende olie teveel in de 25 poriën van het product zijn gedrongen om door middel van de ontvetter 5 een voldoende verlaging van het vetgehalte te bereiken. Indien daarentegen het vochtgehalte groter zou zijn dan 8 % zou de behandeling in de bak 1 te weinig effect hebben gehad waarbij het eindvochtgehalte te hoog zou zijn of te veel energie in de nadroging in de inrichting 6 zou 30 moeten worden gestopt. Daarcm is het van belang de chips die de olie hebben verlaten regelmatig te banonsteren, hetgeen in verband met de afsluitkap 7 geen gemakkelijke zaak is. Cm toch eenvoudig monsters te kunnen nemen is de in figuur 4 weergegeven inrichting ontwikkeld. Deze bestaat uit een van een afsluiter 38 voorziene zuigbuis 39 die is 35 aangesloten op een scheidingsinrichting 40 voor het scheiden van bak-danpen en chips. De scheidingsinrichting is bijvoorbeeld uitgevoerd in de vorm van een cycloon met een afvoer 41 voor damp en een afvoer 42 voor afgezogen chips. Alternatief kunnen de afgezogen bakdampen via een perspijp 43 naar de bakinrichting worden teruggeleid, zodat minder ' 7 * V r y * / t 8 energie verloren gaat. De pijpen 41, 43 zijn bijvoorbeeld aangesloten op respectievelijk de zuig- en perszijde van een pomp 44.

Het zal duidelijk zijn dat door de afsluiter 38 korte tijd te openen, een monster chips bij 42 kan worden afgenanen en op het 5 watergehalte kan worden gecontroleerd.

Binnen het kader van de uitvinding zijn vele wijzigingen en toepassingen mogelijk. Belangrijk is dat een laag op elkaar liggende schijf- of plakvormige voedingsmiddelen, waaraan een vloeistof kleeft, een te grote weerstand voor een afblaasstroon vormt 10 waardoor aan weerszijden van de laag een groot drukverschil nodig zou zijn dat problemen zou geven bij de toe- en afvoer van het volumineuze product en langs toe- en afvoerkanalen tot grote gas- of damplekken zou leiden. Door het product in ongeveer verticale stand op een transporteur te brengen worden deze problemen opgelost.

Ü 0 0 0 I 0 / i ___

Claims (12)

1. Werkwijze voor het verwijderen van aan schijf- of plakvormige voedingsmiddelen aanhangende vloeistof, m e t h e t kenmerk, dat de voedingsmiddelen in een ópstaande stand worden gebracht, en vervolgens gas of damp langs de oppervlakken van de 5 plakken of schijven wordt geblazen.

2. Werkwijze voor het bakken van chips, m e t h e t kenmerk, dat het watergehalte van aardappelschijf jes door middel van hete olie in een bakoven wordt verlaagd tot een waarde tussen 3 en 8 %, dat de schijfjes uit de olie worden genomen en door middel van de 10 werkwijze volgens conclusie 1 aanhangende olie van de schijfjes in hoofdzaak wordt verwijderd, en dat de aldus behandelde schijfjes in een droogeenheid worden nagedroogd tot het watergehalte lager is dan 2,6 %.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, m e t h e t 15 kenmerk, dat voor het langs de oppervlakten van de opstaande schijfjes blazen van een gas of damp gebruik wordt gemaakt van de in de bakoven vrijkomende bakdampen.

4. Inrichting voor het verwijderen van aan schijf- of plakvormige voedingsmiddelen aanhangende vloeistof, geken- 20 merkt door een van ongeveer verticale strippen of pennen voorziene transporteur voor het in opstaande stand vervoeren van de plakken of schijven en middelen cm gas of damp dwars op de transport-richting van die transporteur te blazen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, geken- 25 merkt door een aanvoertransporteur voor het liggend aanvoeren van de plakken of schijven en een nabij het afvoer einde van de aanvoertransporteur geplaatste kantelinrichting cm de plakken of schijven in een in hoofdzaak opstaande stand te brengen naar genoemde van ongeveer verticale strippen voorziene transporteur.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t h e t kenmerk, dat de kantelinrichting bestaat uit een aantal naast elkaar geplaatste schuine goten waarvan de breedte in het algemeen kleiner is dan de kleinste oppervlakte-afmetingen van de plakken of schijven.

7. Inrichting voor het bakken van chips, geken merkt door een bakoven in de vorm van een olievat, een afvoer-transporteur voor het uit het olievat afvoeren van gedeeltelijk '-3-^7 •r ». V V,' i J gebakken aardappelschijfjes, een kantelinrichting volgens conclusie 6, een van verticale strippen voorziene ontvettingstransporteur met afblaasmiddelen volgens conclusie 4, en een nadroogtunnel met transporteur voor het nadrogen van de chips tot het gewenste eind-5 vochtgehalte.

8. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de van ongeveer verticale strippen of pennen voorziene ontvettingstransporteur is opgenamen in een dampkringloopsysteem dat in verbinding staat met de dansruimte van het olievat dat door een 10 kap is afgesloten.

9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat in het dampkringloopsysteem ten minste één aanjager, ten minste één warmtewisselaar en ten minste één oliedruppelvanger is opgenamen.

10. Inrichting volgens één van de conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de ontvettingstransporteur bestaat uit geperforeerde breedtestroken die elk zijn bevestigd aan een staaf en elk van die staven aan zijn beide einden is verbonden met een aan te drijven ketting, waarbij de genoemde verticale strippen of pennen met 20 onderlinge afstand op de geperforeerde breedtestroken zijn geplaatst.

11. Inrichting volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat de breedtestroken in het onderste part van de ontvettingstransporteur zodanig schuin staan dat tussen de stroken openingen zijn vrijgelaten.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 7-11, gekenmerkt door een tussen de oliebak en de kantelinrichting aangebachte bemonsteringsinrichting in de vorm van een zuigbuis die eindigt in een scheidingsinrichting voor chips en gas. V - < % ' -n Λ i . . < * -J ,< J -V.J 3 -J J