NL8503098A - Kap met lamellenwanden. - Google Patents

Description

* > -1-

Kap met, lamellenwanden

De uitvinding heeft betrekking op een kapf bijvoorbeeld een dakkap, met een aantal ópstaande, een aantal onderling evenwijdige, langwerpige lamellen omvattende, in hoofdzaak rechthoekige wanden en een door die wanden gedragen dek-5 plaat.

Een dergelijke kap, in het bijzonder een dakkap is bekend. Een bekende kap omvat een huis met wanden die bestaand uit metalen platen die van sneden zijn voorzien, welke sneden vlakken begrenzen die uit het vlak van de wand zijn 10 gedrukt. Een dergelijke constructie heeft het nadeel, geen flexibiliteit ten opzichte van de maatvoering te bezitten.

Ook is bekend, gebruik te maken van een uitgelaste platen met lamellen bestaande constructie. In het bijzonder deze laatste uitvoering heeft het nadeel, dat de totaal te 15 transporteren eenheden groot en zwaar zijn, waardoor ze relatief moeilijk te transporteren zijn en vaak zulke afmetingen hebben, dat ze niet kunnen worden vervoerd door in een gebouw reeds aanwezige deuren, zodat men zijn toevlucht moet nemen tot hijskranen of dergelijke hetgeen sterk kosten verhogend 20 werkt.

De uitvinding stelt zich ten doel, een kap, bijvoorbeeld een dakkap, zodanig uit te voeren, dat een grote flexibiliteit in de maatvoering is verkregen en dat de kap eenvoudig ter plaatse kan worden samengesteld, met gebruik 25 van een minimale hoeveelheid zeer eenvoudig gereedschap.

In verband daarmee stelt de uitvinding in het algemeen een kap van het beschreven type voor met het kenmerk dat elk van beide eindzones van elke lamel is ingeklemd tusen twee afstandhouders, welke afstandhouders in twee zich dwars 30 op de langsrichting van de lamellen uitstrekkende rijen zijn gerangschikt en door drukmiddelen naar elkaar worden gedrukt.

Teneinde een zeer eenvoudige opbouw mogelijk te maken onder verzekering van een zo groot mogelijke stijfheid met een minimale hoeveelheid onderdelen en materiaal, in het 35 bijzonder in het geval waarin de wanden een hoek, bij voorkeur een hoek van 90°, met elkaar maken, verdient die variant S5C3038 f ; -2- de voorkeur die het kenmerk vertoont dat de afstandhouders zijn ingericht voor aangrijping van de lamellen van twee aangrenzende wanden.

Met voordeel kunnen de afstandhouders elk zijn uit-5 gevoerd als een grosso modo blokvormig element met tenminste één uitsteeksel met twee onderling evenwijdige, onder een vooraf gekozen hoek en op onderlinge afstand geplaatste aan-gri jpingsvlakken.

Een zeer praktisch uitvoeringsvoorbeeld vertoont dé 10 bijzonderheid dat het uitsteeksel de vorm bezit van een blok met een in het algemeen parallelogramvormige dwarsdoorsnede.

Bij voorkeur is de vorm van de samenwerkende aan-grijpingsvlakken complementair en aangepast aan de vorm van de lamellen, bijvoorbeeld een geprofileerde vorm.

15 In een bepaald uitvoeringsvoorbeeld vertoont de kap volgens de uitvinding het kenmerk dat de afstandhouders van coaxiale doorgaande gaten zijn voorzien en dat de drukmiddelen een daardoorheen te brengen treksterk orgaan omvatten, dat tussen de buitenste eindvlakken van de uiterste afstand-20 houders van een rij kan worden gespannen.

Zeer eenvoudig is die variant, waarvan het trek-sterke orgaan een bout of draadstand met aan het ene einde een flensorgaan en aan het andere einde een moer omvatten.

Met voordeel is elke afstandhouder voorzien 25 van een zich in de langsrichting van een rij uitstrekkende sleuf. Deze sleuven kunnen paarsgewijs dienen voor het opnemen van bijvoorbeeld een blinde of geperforeerde plaat.

In een uitvoering waarvan de sleuven van een rij zich in één vlak bevinden kan de blinde plaat zich over een 30 aantal sleuflengtes uitstrekken, bijvoorbeeld voor het vormen van een blinde wand.

Teneinde een goed contact tussen de afstandhouders met spelingsvrije inklemming van de lamellen te verzekeren wordt bij voorkeur gebruikt gemaakt van een uitvoering vol-35 gens welke de afstand tussen samenwerkende aangrijpingsvlakken van aangrenzende afstandhouders is gekozen met het oog op de dikte van de in te klemmen lamellen.

1 7 ;Λ· 7 "s Λ λ

V V ‘j> 'v -J O

♦ ‘ 4 -3-

In een praktisch uitvoeringsvoorbeeld vertoont de kap volgens de uitvinding het kenmerk dat elke afstandhouder is voorzien van tenminste één zich in de langsrichting van de lamellen uitstrekkend gat voor het opneraen van een prop, bi j-5 voorbeeld voor bevestigingsdoeleinden.

De uitvinding heeft verder betrekking op een eind-afstandhouder bestaande uit een deel van een over een loodrecht op de langsrichtng van een rij staand vlak in tweeën gedeelde afstandhouder van het hiervoor beschreven type.

10 In dit verband verschaft de uitvinding tevens een werkwijze voor het vervaardigen van twee eind-afstandhouders, volgens welke werkwijze men een afstandhouder volgens één der conclusies 1-10 in tweeën deelt, bijvoorbeeld door zagen, over een loodrecht op de langsrichting van de rij staand 15 vlak.

Tevens betreft de uitvinding een lamel voor toepassing in samenhang met een kap van het beschreven type, welke lamel is gekenmerkt door tenminste één buiten de afstandhouders uitstekend deel, dat zodanig is omgezet, dat het in het 20 vlak van de rijen afstandhouders van de betreffende wand ligt. In een bepaalde uitvoering kan het uitstekende deel geperforeerd zijn.

In het algemeen is een dakopstand met een flensrand voor het dragen van een dakkap bekend. Teneinde de dakkap 25 volgens de uitvinding zeer eenvoudig te kunnen plaatsen en bijvoorbeeld voor onderhoudsdoeleinden of modificaties gemakkelijk te kunnen verwijderen verschaft de uitvinding een dakopstand, die het kenmerk vertoont dat de flensrand zich naar buiten toe uitstrekt.

30 De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de tekening van enkele uitvoeringsvoorbeelden, waartoe de uitvinding niet is beperkt. In de tekening tonen: fig.1 een dakkap in perspectivisch aanzicht; fig.2 de dakkap volgens fig.1 in een aanzicht, 35 waarbij de samenstellende delen ter wille van de duidelijkheid op enig onderlinge afstand zijn getekend; fig.3 een detail, waarin de samenwerking tussen af-standhouders en lamellen in een eerste uitvoeringsvorm zijn getoond; ίΛ Λ ; q # * -4- fig.4 een met fig.3 overeenkomend aanzicht van een variant? fig.5 de onderste afstandhouders van de kolom volgens fig.4, waarbij tevens de dakopstand met de grondplaat in 5 gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht zijn getoond; fig.6 een schematische weergave van een werkwijze voor het vervaardigen van eind-afstandhouders; en fig.7 een perspectivisch aanzicht van een detail 10 ter toelichting van de in de uitsteeksels aangebrachte gaten .

Fig.1 toont een dakkap 1. Dezelfde dakkap is in fig.2 weergegeven in een aanzicht, waarin de diverse samenstellende onderdelen op enige onderlinge afstand zijn weerge-15 geven.

Een dak 2 draagt een dakopstand 3 met een vierkante omtreksvorm, waarvan de bovenrand een naar buiten stekende flensrand 4 vertoont. Zoals fig.2 toont, is deze flensrand 4 van bevestigingsgaten 5 voorzien voor het doorlaten van 20 draadstangen 6.

De dakkap vertoont vier opstaande wanden 7, 8, waarvan er op de in fig.2 getoonde wijze drie, namelijk de met 7 aangeduide wanden zijn voorzien van lamellen 9 en de vierde, die met het verwijzingsgetal 8 is aangeduid, een 25 blinde plaat 10 vertoont.

De lamellen 9 en de plaat 10 vormen de dakkap 1 te samen met kolommen identieke afstandhouders 11 met elk een onderste afstandhouder 12 en bovenste afstandhouder 13, één en ander zoals nog nader zal worden beschreven.

30 Zoals fig.2 duidelijk toont, wordt op het dak 2 eerst de dakopstand 3 geplaatst. Daarop wordt een grondplaat 14 gelegd, die is voorzien van gaten 15, waarvan de positie correspondeert met de gaten 5 in de flensrand 4 van de dakop-..—· stand 3. Door de gaten 5, 15 wordt een draadstang 6 gestoken, 35 en aan de onderzijde wordt een moer 16 op de draadstang 6 geschroefd. Vervolgens wordt eerst een onderste afstandhouder 12 over de vier draadstangen 6 geschoven, waarna in nog nader te beschrijven positie een onderste lamel 9 op de betreffende

850 3 0 3 S

* -5- afstandhouders wordt geplaatst. Vervolgens wordt een volgend stel van vier afstandhouders 11 geplaatst, waarna weer één of meer lamellen worden geplaatst enz., totdat tenslotte op de laatste lamellen bovenste afstandhouders 13 worden geplaatst 5 door het schuiven over de draadstangen 6.

In het uitvoeringsvoorbeeld fig.1 en 2 wordt op nog nader te beschrijven wijze oolc de blinde plaat 10 met de afstandhouders 11 gekoppeld.

Tenslotte wordt op het samenstel van uit bijvoor-10 beeld gewapende kunststof bestaande afstandhouders 11, 12, 13 en de roestvrij stalen lamellen 9 een bijvoorbeeld polyester bovenplaat 17 aangebracht, die is voorzien van gaten 18 voor het doorlaten van de draadstangen 6. De positie van de gaten is, zoals duidelijk zal zijn, geregistreerd met de verkregen 15 positie van de draadstangen 6. Op de boven de aangebrachte bovenplaat 17 uitstekende delen van de draadstangen 6 worden moeren 19 aangebracht, zodat een trekkracht in de draadstangen 6 en daardoor een drukkracht tussen de afstandhouders 11, 12, 13 ontstaat, zodat de lamellen 9 star worden inge-20 klemd.

Door de hoeken, in dit geval de hoeken van 90° tussen de diverse wanden wordt door deze constructie als gevolg van het aantrekken van de moeren aan de einden vein de draadstangen 6 een zeer stijve en sterke constructie verkregen.

25 Figuur 3 toont een deel van een kolom van afstand houders 11 met een op afstand weergegeven bovenste afstand-houder 13. De afstandhouders 11 zijn elk uitgevoerd als in hoofdzaak blokvormig element met twee uitsteeksels 19, 20 met onderling identieke vormen, die zijn gevormd aan aangrenzende 30 zijvlakken van de afstandhouder 11. De uitsteeksels 19, 20 vertonen grosso modo de vorm van een blok met een in het algemeen parallelogramvormige dwarsdoorsnede. Onder verwijzing naar fig.3 wordt nu het uitsteeksel 19 beschreven; het uitsteeksel 20 is daarmee echter identiek.

35 Het bovenvlak 21 en het ondervlak 22 van het uit steeksel 19 dienenals aangrijpingsvlakken voor in te klemmen lamellen 9. Zoals uit fig.3 duidelijk zal zijn, werkt het ondervlak 22 van een hoger gelegen element samen met het boven- 83 3 3-)9 8 2 i» -6- vlak 21 van een daaronder gelegen element voor inklemming van een lamel 9. De hoek, waaronder de vlakken 21 en 22, die in dit voorbeeld evenwijdig zijn, staan, kan naar wens worden gekozen in overeenstemming met een bepaald gebruiksdoel. Er 5 wordt in dit verband tevens op gewezen, dat de hoeken, waaronder de uitsteeksels 19 en 20 zijn geplaatst, onderling kunnen afwijken.

In dit uitvoeringsvoorbeeld vertonen de lamellen 9 aan beide zijden een buiten de afstandhouders 11, 12, 13 uit-10 stekend deel 23, dat onder een zodanige hoek met het’ hoofdvlak van de lamel 9 is geplaatst, dat het in het vlak van de betreffende wand is gelegen.

Figuur 3 toont verder, dat de afstandhouders 11, 12, 13 zijn voorzien van geregistreerde doorgaande gaten 24 15 voor het doorlaten van een draadstang 6, op de in fig.2 getoonde wijze.

De afstand tussen samenwerkende aangrijpingsvlak-ken 21, 22 van aangrenzende afstandhouders 11, 12, 13 is gekozen in verband met de dikte van het plaatmateriaal, waaruit 20 de in te klemmen lamellen bestaan. Figuur 3 toont, dat de blokvormige hoofdlichamen van de afstandhouders 11, 12 ,13 met hun naar elkaar gerichte vlakken op elkaar zijn gedrukt, terwijl door de hiervoor genoemde (geringe) afstand tussen de aangrijpingsvlakken 21, 22 bovendien een uitstekende speling-25 vrije inklemming van de lamellen 9 is verzekerd. In het bijzonder bij gebruik van al dan niet gewapende kunststoffen voor het vervaardigen van de afstandhouders 11, 12, 13 kan door de relatief gemakkelijke elastische en eventueel plastische vervormbaarheid een uitstekende spelingvrije con-30 structie worden verkregen door een juiste dimensionering en het aanbrengen van een juiste trekspanning in de draadstangen 6.

Verder toont fig.3, dat het uitsteeksel 19, en dus ~ ook het identieke uitsteeksel 20, gedeeld is uitgevoerd, of, 35 anders gezegd, een in dit geval verticaal geplaatste doorgaande sleuf 25 vertoont. Hiermee kan worden bereikt, dat verticale blinde platen 26 kunnen worden aangebracht. In afwezigheid van lamellen 9 kunnen deze blinde platen 26 een λ > *7 A Λ .1*5 ύ 0 ‘i 0 V $ ö . - ' -*· -7- grotere hoogte bezitten dan overeenkomt met de hoogte van één afstandhouder 11. In fig.2 is bijvoorbeeld aangegeven, dat de achterste wand 8 niet is voorzien van lamellen, maar uitsluitend van een blinde plaat 10, die op zijn plaats wordt gehou-5 den in de in eikaars verlengde liggende sleuven 25 van de resp. afstandhouders 11, 12, 13.

Het uitsteeksel 19 vertoont twee zich in de langs-richting van de lamellen 9 uitstrekkende gaten 27, 28 voor het opnemen van een prop, bijvoorbeeld voor bevestigingsdoel-10 einden.

Figuur 4 komt overeen met fig.3. Deze figuur toont een met 11' aangeduide variant van de afstandhouder 11 volgens de hiervoor besproken figuren. In dit voorbeeld zijn de uitsteeksels, die in dit geval zijn aangeduid met resp.19' en 15 20', voorzien van werkzame eindvlakken, resp. een bovenvlak 21' en een ondervlak 22 * met complementaire vorm, waarvan de vorm is aangepast aan de geprofileerde vorm van de in fig.4 getoonde lamellen 9'. Dergelijke lamellen 9' hebben ten opzichte van de lamellen 3 volgens de hiervoor besproken figu-20 ren het voordeel, dat ze stijver zijn, hetgeen voor langere lamellen van voordeel kan zijn. De aandacht wordt erop gevestigd, dat de lamellen 9' spiegelsymmetrisch van vorm zijn, hetgeen het voordeel met zich meebrengt, dat de totale pro-fielbreedte relatief groot is, hetgeen de stijfheid bevor-25 dert, terwijl bovendien de lamellen 9' niet verkeerd kunnen worden geplaatst.

Figuur 3 toonde de wijze, waarop de bovenste afstandhouder 13 wordt geplaatst op een afstandhouder 11. Figuur 5 toont nu de wijze, waarop een onderste afstandhouder, 30 die in dit geval is aangeduid met 12 *, samenwerkt met een daarboven geplaatste afstandhouder 11' in het uitvoerings-voorbeeld volgens fig.4.

Duidelijk zal zijn, dat het bovenvlak van de boven-ste afstandhouder 13 volgens fig.3 en het ondervlak van de 35 onderste afstandhouder 12 * volgens fig.5 vlak is voor samenwerking met resp. het ondervlak van de bovenplaat 17 en het bovenvlak van de grondplaat 14.

«*" V

i ‘ -8-

Figuur 6 toont schematisch een werkwijze voor het vervaardigen van twee eind-afstandhouders 12', 131. Hiertoe wordt een afstandhouder 11' in tweeën gedeeld, bijvoorbeeld door zagen, of door snijden met gebruikmaking van een laser-5 straal, over een loodrecht op de langsrichting van een rij, dus de langsrichting van het gat 24 staand vlak 29.

Met verwijzing naar fig.6 wordt nu tevens gewezen op de opbouw van het blokvormige hoofdlichaam van de afstandhouder 11'. Dit hoofdlichaam omvat vier loodrecht op elkaar 10 staande wanden 30, die, behalve met hun verticale zijranden, tevens met elkaar zijn verbonden door een middendwarswand 31 die een doorlopende holle koker 32 draagt, waarvan het inwendige het doorgaande gat 24 vormt.

Zoals uit fig.6 blijkt, ligt het vlak 29 midden 15 door de middendwarswand 31. Hierdoor wordt verzekerd, dat de mechanische sterkte en stijfheid van de verkregen eind-af-standhouders 12' en 13' zo groot mogelijk is.

Ook blijkt nu uit fig.6, dat de gaten 27, 28 zodanig zijn geplaatst, dat het vlak 29 niet door deze gaten heen 20 loopt. Hierdoor wordt verzekerd, dat ook de eind-afstandhouders 12' en 13' voorzien zijn van volledige, dat wil zeggen door de delingsbewerking onaangetaste gaten, resp. 28 en 27.

De opbouw van de uitsteeksels 19' en 20' blijkt ook uit fig.6. Ze zijn hol, analoog aan de beschreven vorm van 25 het blokvormige hoofdlichaam van de afstandhouder 11', en de voor het opnemen van bijvoorbeeld een prop bestemde gaten 27, 28 zijn uitgevoerd als cilindervormige elementen.

In het algemeen zal het zonder toelichting duidelijk zijn, dat de getoonde en beschreven constructie van de 30 diverse afstandhouders een voldoende mechanische sterkte verzekerd met gebruikmaking van een minimale hoeveelheid materiaal.

Zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt, kunnen " bij het verzenden van een dakkap 1 alle onderdelen compact 35 worden gegroepeerd, waardoor het transportvolume relatief klein is en de kans op beschadiging tijdens transport minimaal. De opbouw van de dakkap 1 kan nagenoeg zonder speciale 5 Λ Ö 0 9 8 -9- hulpmiddelen geschieden. De dakopstand wordt, eventueel met gebruikmaking van de grondplaat 14, op het dak 2 geplaatst, de draadstangen 6 worden aangebracht, waarover de afstandhou-ders 11, 12, 13 worden geschoven, met tussenplaatsing van 5 lamellen 9 en eventueel verticale platen, zoals de plaat 10. Tenslotte wordt de bovenplaat of afdekplaat 17 geplaatst, waarna met behulp van de moeren 19 de dakkap wordt voltooid.

In een later stadium kunnen gewenste aanpassingen eenvoudig plaatsvinden door het extra plaatsen of wegnemen 10 van afstandhouders en lamellen en/of platen.

Figuur 7 toont een detail van een uitvoering, waarin in de rechterwand gebruik is gemaakt van lamellen 33 met geperforeerde omgezette delen 34, die een zodanige lengte bezitten, dat ze in de fig.7 configuratie aan elkaar aanslui-15 ten.

In de linkerwand zijn niet alle aangrijpingsvlakken van de uitsteeksels 19 benut, maar is gebruik gemaakt van een blinde plaat 35 die door middel van een beugel 36 een prop 37 draagt, die kan worden ingestoken in het gat 27.

20 Tevens is een prop 38 in fig.7 weergegeven, die een volgens een pijl 39 roteerbaar draadeind 40 draagt. Zoals met onderbroken lijnen is aangeduid, is de prop 38 van het type, dat door aantrekken van een moer 41 over een draadstang 42 een interne prop 43 in de richting van de pijl 44 doet bewe-25 gen, waardoor de van elastisch materiaal vervaardigde prop 38 uitzet en stevig komt vast te zitten in een gat 27, 28. Deze constructie is bijvoorbeeld geschikt voor het aanbrengen van scharnierbare, te openen en te sluiten lamellen. Deze zijn in fig.7 niet weergegeven.

- Λ

Claims (16)

1. Kap, bijvoorbeeld een dakkap, met een aantal opstaande, een aantal onderling evenwijdige, langwerpige lamellen omvattende, in hoofdzaak rechthoekige wanden en een door die wanden gedragen dekplaat, met het kenmerk dat elk van 5 beide eindzones van elke lamel is ingeklemd tusen twee af-standhouders, welke afstandhouders in twee zich dwars op de langsrichting van de lamellen uitstrekkende rijen zijn gerangschikt en door drukmiddelen naar elkaar worden gedrukt.

2. Kap volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de 10 afstandhouders zijn ingericht voor aangrijping van de lamellen van twee aangrenzende wanden.

3. Kap volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de afstandhouders elk zijn uitgevoerd als een grosso modo blokvormig element met tenminste één uitsteeksel met twee 15 onderling evenwijdige, onder een vooraf gekozen hoek en op onderlinge afstand geplaatste aangrijpingsvlakken.

4. Kap volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het uitsteeksel de vorm bezit van een blok met een in het algemeen parallelogramvormige dwarsdoorsnede.

5. Kap volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de vorm van de samenwerkende aangrijpings-vlakken complementair is en is aangepast aan de vorm van de lamellen, bijvoorbeeld een geprofileerde vorm.

6. Kap volgens één der voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk dat de afstandhouders van coaxiale doorgaande gaten zijn voorzien en dat de drukmiddelen een daardoorheen te brengen treksterk orgaan omvatten, dat tussen de buitenste eindvlakken van de uiterste afstandhouders van een rij kan worden gespannen.

7. Kap volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het treksterke orgaan een bout of draadstand met aan het ene einde een flensorgaan en aan het andere einde een moer omvatten.

8. Kap volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke afstandhouder is voorzien van een zich 35 in de langsrichting van een rij uitstrekkende sleuf.

9. Kap volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de sleuven van een rij zich in één vlak bevinden. 0 *J ) j o -11-

10. Kap volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de afstand tussen samenwerkende aangrijpingsvlakken van aangrenzende afstandhouders is gekozen met het oog op de dikte van de in te klemmen lamellen.

11. Kap volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat tenminste één zich in de langsrichting van de lamellen uitstrekkend gat voor het opneraen van een prop, bijvoorbeeld voor bevestigingsdoeleinden.

12. Eind-afstandhouder, bestaande uit een deel van 10 een over een loodrecht op de langsrichtng van een rij staand vlak in tweeën gedeelde afstandhouder volgens één der voorgaande conclusies.

13. Werkwijze voor het vervaardigen van twee eind-af standhouders volgens conclusie 12, met het kenmerk dat men 15 een afstandhouder volgens één der conclusies 1-10 in tweeën deelt, bijvoorbeeld door zagen, over een loodrecht op de langsrichting van de rij staand vlak.

14. Lamel voor toepassing met een kap volgens één der conclusies 1-11, gekenmerkt door tenminste één buiten de 20 afstandhouders uitstekend deel, dat zodanig is omgezet, dat het in het vlak van de rijen afstandhouders van de betreffende wand ligt.

15. Lamel volgens conclusie 14, met het kenmerk dat het uitstekende deel geperforeerd is.

16. Dakopstand met een flensrand voor het dragen van een dakkap volgens één der conclusies 1-11, met het kenmerk dat de flensrand zich naar buiten toe uitstrekt.