NL8502922A - Gietinzetonderdeel. - Google Patents

Description

• V

4 > — 4 VO 7459

Titel: Gietinzetonderdeel.

De uitvinding heeft betrekking op een gietinzetonderdeel voor een houder, welke afsluitbaar is met een komvormige doseerkap, die in de hals van de houder wordt gedrukt en de oorspronkelijke dwarsdoorsnede van de hals van de houder tot 1/10 of minder reduceert, waarbij het basisgebied 5 van het ingebrachte gietinzetonderdeel in de houder lager ligt dan het openingsgebied daarvan.

Bij een bekend gietinzetonderdeel van dit type (Europees octrooi-schrift 0.109.704) is:de zijwand cilindrisch en is in het onderste gedeelte een hellende scheidingswand aanwezig, welke het basisgebied vormt en van 10 waaruit zich een cilindrische gietverbinding uitstrekt. In het onderste gebied van de scheidingswand is een verdere opening aanwezig. Bij een afgebeelde uitvoeringsvorm reduceert dit bekende gietinzetonderdeel de oorspronkelijke dwarsdoorsnede van de hals van de houder, waarin het onderdeel wordt ingebracht, tot bij benadering 1/10, zodat de vloeistof 15 uit de houder in een kleinere stroom wordt afgevoerd dan in het geval van een volledig vrije hals van de houder, zodat de doseerkap veel gemakkelijker kan worden gevuld, zoals bijvoorbeeld gewenst is in het geval van zachte reinigingsmiddelflessen en dergelijke.

Bij het bekende gietinzetonderdeel vindt het gieten via de giet-20 verbinding plaats en tijdens dit gietproces dient de verdere opening in de scheidingswand zich op een plaats boven de afvoeropening van de giet-verbinding te bevinden, zodat een drukcompensatie via de opening kan worden verkregen. Indien de houder zodanig wordt vastgehouden, dat vloeistof ook via de opening in de scheidingswand kan wegstromen, betekent dit, 25 dat de vloeistof stroom door de opening zich niet naar de doseerkap beweegt en in plaats daarvan langs deze laatste wegstroomt.

De uitvinding stelt zich ten doel te voorzien in een gietinzetonderdeel, dat op een eenvoudige wijze is opgebouwd en dat het mogelijk maakt, dat een geregeld gieten plaatsvindt zonder dat het nodig is de 30 houder tijdens het gietproces op een bepaalde georiënteerde wijze vast te houden.

Volgens de uitvinding wordt dit probleem opgelost door een gietinzetonderdeel van het bovenbeschreven type, waarbij wordt voorzien in 0 7? Λ ) λ •i# Ü V i. \j --m - 2 - • * .

een komvormige constructie met ten minste drie op een uniforme wijze langs de omtrek verdeelde openingen, die bij voorkeur de vorm van gleuven hebben, welke zich in elk geval in de zijwand en het basisgebied uitstrekken.

5 Derhalve is het gietinzetonderdeel volgens de uitvinding komvor mig. Wanneer het in de hals van een houder wordt ingebracht, ligt het basisgebied daarvan verder in de houder dan het openingsgebied daarvan en, onafhankelijk van de wijze waarop de houder tijdens het gieten wordt vastgehoudern, beweegt de vloeistof zich slechts door sommige van 10 ‘ de langs de omtrek verdeelde gleuven en uit het openingsgebied, terwijl ten minste één opening beschikbaar is voor het verschaffen van een druk-compensatie in de houder.

Aangezien de openingen zich in het basisgebied uitstrekken, kan vloeistofresidu uit de doseerkap naar beneden stromen nadat deze laatste 15 op de houder is geplaatst en zich dan via de openingen terug in de houder bewegen.

Toegegeven wordt, dat een komvormig gietinzetonderdeel reeds bekend is (Duits octrooischrift 1.607.982), welk onderdeel in de hals van een houder kan worden ingebracht en in de zijwand daarvan bij het basis-20 gebied is voorzien van twee naar elkaar gekeerde openingen. Dit gietinzetonderdeel kan evenwel slechts zodanig in de hals van een houder worden ingebracht, dat de basiswand daarvan buiten de houder is gelegen en het openingsgebied daarvan de opening van de kom binnen de houder vormt. Bovendien is dit bekende gietinzetonderdeel niet geschikt om te worden 25 toegepast bij houders, welke moeten worden afgesloten door doseerkappen, omdat het restmateriaal, dat uit de opnieuw aangebrachte doseerkap naar beneden stroomt, in een ringvormig gebied van het gietinzetonderdeel stroomt doch niet weer in de houder kan terugkomen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het 30 basisgebied van het gietinzetonderdeel in de richting van het open eind daarvan convex en tussen de zijwand en het convexe basisgebied is het mogelijk te voorzien in een ringvormig overgangsgebied, waarin zich de openingen uitstrekken.

Tengevolge van' de convexe configuratie van het basisgebied wordt 35 een extra sterkte en stabiliteit van het gietinzetonderdeel verkregen 8502922

é V

- 3 - en. beweegt het restmateriaal, dat uit de doseerkap terugstroomt, zich ook vanuit het centrale deel van het convexe basisgebied in de richting van de gleuven en derhalve in de houder.

Teneinde in staat te zijn het gietinzetonderdeel volgens de uit-5 vinding mechanisch in een voorafbepaalde positie in de hals van een houder in te brengen, is het mogelijk aan het open uiteinde daarvan te voorzien in een naar buiten gerichte ringvormige schouder, waarbij aan het buitenvlak van de zijwand een afdichtvlak is gevormd. De automatische inbrengbeweging van het gietinzetonderdeel wordt op deze wijze begrensd 10 door samenwerking van de ringvormige schouder en het eindvlak van de hals van de houder, en tengevolge van het afdichtvlak verkrijgt men tegelijkertijd een afdichtpassing in de hals van de houder.

Teneinde in staat te zijn het gietinzetonderdeel stevig op de houder te verankeren kan een buitenste vasthoudwand zich uit de ring-15 vormige schouder uitstrekken en evenwijdig aan de zijwand verlopen.

Deze vasthoudwand strekt zich in de richting van het basisgebied uit en bezit aan het binnenvlak daarvan een verankeringsuitsteeksel.

Bij het inbrengen van het gietinzetonderdeel in de hals van een houder kan het verankeringsuitsteeksel zich over een overeenkomstig ver-20 ankeringsuitsteeksel op het buitenvlak van de hals van.de houder bewegen, vergezeld van een elastische deformatie van de vasthoudwand, teneinde een vergrendelende samenwerking achter de hals in de ingebrachte eindpositie te verkrijgen.

Bij een dergelijke constructie kan op het binnenvlak van de zij-25 wand een schroefdraad zijn gevormd, waarin een uitwendige schroefdraad van de doseerkap wordt geschroefd.

Bij een dergelijke constructie kunnen het gietinzetonderdeel en de ingeschroefde doseerkap als één eenheid en in een enkele handeling in de hals van de houder worden gebracht.

30 Voor het verkrijgen van een betrouwbare afdichting tussen het gietinzetonderdeel en de doseerkap, welke op de hals van de houder is gemonteerd, kan op het gietinzetonderdeel op het wandgebied, dat de ringvormige schouder vormt en op de op een afstand van het basisgebied gelegen zijde een ringvormig afdichtvlak worden aangebracht. Dit afdicht-35 vlak werkt op een afdichtende wijze samen met een overeenkomstig afdicht- - 4 - vlak van de doseerkap wanneer deze laatste is gemonteerd.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een gedeeltelijke doorsnede van een houder met een inge-5 bracht gietinzetonderdeel en een opgeschroefde doseerkap; en fig. 2 een doorsnede overeenkomende met die volgens fig. 1 van een andere gietinzetonderdeelconfiguratie.

De houder 1, welke in fig. 1 gedeeltelijk is weergegeven en bijvoorbeeld een zachte reinigingsmiddelfles is, bezit een hals 2 op het 10 buitenvlak waarvan een schroefdraad 3 is gevormd, waarop een doseerkap 4 door middel van de inwendige schroefdraad 5 daarvan is geschroefd.

Een komvormig gietinzetonderdeel 7 is in de hals 2 van de houder gedrukt en wel zodanig, dat het basisgebied 9, 10 daarvan zich in het inwendige van de houder 2 bevindt, terwijl het openingsgebied zich in 15 de buurt van de afvoeropening van de hals 2 van de houder bevindt.Het gietinzetonderdeel, dat op een conventionele wijze uit een elastische kunststof is vervaardigd, werkt met een buitenste ringvormige schouder 14 samen met het eindvlak van de hals 2 van de houder en een buitenste of afdichtvlak 12 van de zijwand 8, verbonden met de ringvormige schouder 14 20 is in afdichtende samenwerking met het binnenvlak van de hals 2 van de houder.

Het komvormige gietinzetonderdeel bezit een basisgebied 9, dat in de richting van het openingsgebied daarvan is gebogen en door middel van een ringvormig overgangsgebied 10 met de zijwand 8 is verbonden.

25 Gleuven 11, welke evenwijdig aan de longitudinale hartlijn van het gietinzetonderdeel 7 verlopen, zijn in de zijwand 8 aanwezig en strekken zich door het overgangsgebied 10 en juist in het convexe basisgebied 9 uit.

De zes gleuven 11 bij deze uitvoeringsvorm zijn op een uniforme wijze langs de omtrek verdeeld.

30 Xndien voor het verwijderen van de inhoud van de houder de doseer kap 4 wordt losgeschroefd en de houder 1 zodanig wordt gekanteld, dat de inhoud daarvan uitstroomt, passeert slechts een betrekkelijk kleine hoeveelheid vloeistof enige van de gleuven 11 omdat tengevolge van het gietinzetonderdeel 7 de oorspronkelijke dwarsdoorsnede van de hals 2 van de houder 35 aanmerkelijk wordt gereduceerd en meer in het bijzonder tot 1/10 of minder.

·*< u \ «Λ O ^ Η Λ iü * · *? v' V? ·**? V O* - 5 -

De veel kleinere hoeveelheid uitstromende inhoud vergeleken met de volledig vrije hals van de houder kan op een zeer eenvoudige wijze in de doseerkap 4 worden gebracht. Het vullen kan zonder moeilijkheden zodanig worden geregeld, dat de doseerkap 4 tot een bepaald niveau wordt gevuld.

5 Het is onbelangrijk in welke "kantelpositie" de hals 2 van de houder en derhalve het gietinzetonderdeel 7 zich tijdens het uitgieten bevinden omdat tengevolge van de uniforme verdeling van de gleuven 11 de vloeistof zich in elke gietpositie door sommige gleuven beweegt, terwijl andere gleuven met de omgevingslucht verbonden blijven teneinde te voorzien in 10 een drukcompensatie in het inwendige van de houder 1.

Wanneer de gevulde doseerkap 4 is geledigd kan de kap opnieuw op de schroefdraad 5 worden geschroefd, waarbij het hellende afdichtvlak 6 · daarvan op een afdichtende wijze samenwerkt met het hellende afdichtvlak 13· aan het boveneind van het gietinzetonderdeel 7. In deze positie, 15 als aangegeven in fig. 1, vloeit de vloeistofrest, welke nog in de doseerkap 4 aanwezig is, langs het binnenvlak van de kap 4 en druppelt in hoofdzaak op het overgangsgebied 10 en gedeeltelijk op het convexe basisgebied 9, zodat de vloeistofresten zich geleidelijk via de gleuven 11 terug in de houder 1 bewegen.

20 De 'uitvoeringsvorm volgens fig. 2 komt overeen met die volgens fig. 1 doordat een gietinzetonderdeel 17 in de hals 2' van een houder 1 is ingebracht, welk inzetonderdeel in elke zijwand 18 is voorzien van gleuven 21, welke zich in een ringvormig overgangsgebied 20 uitstrekken, overeenkomende met het overgangsgebied 10 in fig. 1. Overeenkomstig de 25 uitvoeringsvorm volgens fig. 1 is een convex basisgebied 19 met het ringvormige overgangsgebied 20 verbonden. Door middel van een afdichtvlak 22, dat op de buitenzijde van de zijwand 18 is gevormd, werkt het gietinzetonderdeel op een afdichtende wijze samen met het binnenvlak van de hals 2' van de houder en wordt de inbrengdiepte van het gietinzet-30 onderdeel 17 begrensd door de naar buiten gerichte ringvormige schouder 24, welke met het afdichtvlak 22 is verbonden en welke op het eindvlak van de hals 2' van de houder rust.

Een buitenste vasthoudwand 26 strekt zich in hoofdzaak evenwijdig aan de zijwand 18 vanuit het wandgebied, dat de ringvormige schouder 24 35 in fig. 2 vormt, naar beneden uit. In de vasthoudwand 26 is een naar -« * _-·% ‘ * 0’ ' 1 c - 6 - binnen gericht, ringvormig verankeringsuitsteeksel 28 gevormd, dat achter een op een overeenkomstige wijze gevormd verankeringsuitsteeksel 27 aan de buitenzijde van de hals 2' van de houder grijpt. Deze samenwerking wordt verkregen doordat de vasthoudwand 26 zich elastisch naar buiten 5 uitzet bij het inbrengen van het gietinzetonderdeel 17, zodat het verankeringsuitsteeksel 28 over het verankeringsuitsteeksel 27 grijpt en daarna achter dit laatste "snapt".

Op het binnenvlak in het openingsgebied van het gietinzetonderdeel 17 is een schroefdraad 25 gevormd en daarin is door middel van een 10 overeenkomstige uitwendige schroefdraad 5' de doseerkap 4' geschroefd.

In deze ingeschroefde positie werkt een hellend afdichtvlak 6' van de doseerkap 4, dat op een ringvormige ribbe is gevormd, op een af dichtende wijze samen met een hellend afdichtvlak 23, dat aan het bovenste uiteinde van het gietinzetonderdeel 17 in fig. 2 is gevormd.

15 De werking van het gietinzetonderdeel 17 tijdens het gietproces evenals tijdens het terugkeren van de resterende vloeistof uit de doseerkap 4' naar de houder 1' komt overeen met de werking van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1.

n 3 U £ 9 έ £

Claims (8)

1. Gietinzetonderdeel voor een houder, welke kan worden afgesloten door een komvormige doseerkap, welke in de hals van de houder wordt gedrukt en de oorspronkelijke dwarsdoorsnede van de hals van de houder tot 1/10 of minder reduceert, waarbij het basisgebied van het ingebrachte 5 gietinzetonderdeel in de houder lager ligt dan het openingsgebied daarvan gekenmerkt door een komvormige constructie met ten minste drie op een uniforme wijze langs de omtrek verdeelde openingen (11, 21),die zich in elk geval in de zijwand (8, 18) en in het basisgebied (9, 10, 19, 20) uitstrekken.

2. Gietinzetonderdeel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de openingen uit gleuven (11, 21) bestaan.

3. Gietinzetonderdeel volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat het basisgebied (9, 19) in de richting van het open uiteinde van het gietinzetonderdeel (7, 17) gebogen is.

4. Gietinzetonderdeel volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat tussen de zijwand (8, 18) en het convexe basisgebied (9, 19) een ringvormig overgangsgebied (10, 20) aanwezig is waarin zich openingen (21) uitstrekken.

5. Gietinzetonderdeel volgens een van de conclusies 1 tot 4, met het 20 kenmerk dat het onderdeel aan het open uiteinde is voorzien van een naar buiten gerichte ringvormige schouder (14, 24), waarbij een afdichtvlak (12, 22) op de buitenzijde van de zijwand (8, 18) is gevormd.

6. Gietinzetonderdeel volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat een buitenste vasthoudwand (26) , die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de zij- 25 wand (18) uitstrekt, uit de ringvormige schouder (24) uittreedt en zich in de richting van het basisgebied (19, 20) uitstrekt en aan het binnenvlak daarvan is voorzien van een verankeringsuitsteeksel (28).

7. Gietinzetonderdeel volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat op het binnenvlak van de zijwand (18) een schroefdraad (25) is gevormd.

8. Gietinzetonderdeel volgens een van de conclusies 5 tot 7 met het kenmerk, dat op de op een afstand van het basisgebied (9, 10, 19, 20) gelegen zijde van het wandgebied, dat een ringvormige schouder (14, 24) vormt, een ringvormig afdichtvlak (13, 23) aanwezig is. ? r * ? 9 0 *_' \/ / ** *· * ·