NL8502905A

NL8502905A - Hulpmiddel en werkwijze voor het door buizen trekken van draden.

Info

Publication number: NL8502905A
Application number: NL8502905A
Authority: NL
Original assignee: Jochen Mohrien
Priority date: 1985-10-24
Filing date: 1985-10-24
Publication date: 1987-05-18
Also published as: EP0219918A1; CA1270478A; JPS62104414A

Description

% * -1- 25101/JF/tv

Korte aanduiding: Hulpmiddel en werkwijze voor het door buizen trekken van draden.

De uitvinding heeft betrekking op een hulpmiddel voor het 5 door buizen trekken van draden en op een werkwijze voor het met behulp van dit hulpmiddel door buizen trekken van draden.

In het bijzonder is de onderhavige uitvinding gericht op het door al dan niet buigzame elektriciteitsbuizen trekken van elektriciteitsdraden.

10 Het is bekend op de volgende manier elektriciteitsdraden door elektriciteitsbuizen te trekken. Eerst wordt vanaf het ene einde van een elektriciteitsbuis een trekdraad ingebracht, totdat deze aan het andere einde van de elektriciteitsbuis tevoorschijn komt. Dan wordt, indien dit niet eerder is gebeurd het uit het andere einde van de elektriciteitsbuis komende 15 einde van de trekdraad ontbloot, waarna voor zover dit nog niet is gebeurd de door de elektriciteitsbuis te trekken elektriciteitsdraden, bijvoorbeeld zeven, ook alle aan een einde worden ontbloot. Vervolgens worden de ontblote einden van alle draden, dat wil zeggen trekdraad en te trekken draden zo in elkaar gedraaid dat de te trekken draden door de trekdraad door de elektriciteits-20 buis kunnen worden getrokken.

Hierbij dient het in elkaar draaien van de draden in het bijzonder de ontblote einden ervan zo te geschieden dat de door de elektriciteitsbuis te trekken draden een zo smal mogelijke bundel vormen, waarbij de te trekken draden in de bundel nagenoeg evenwijdig aan elkaar liggen. In figuur 1 van de later te beschrijven 25 tekening is aangegeven op welke manier de hierboven besproken ineendraaiing tot stand kan zijn gebracht.

De hierboven besproken bekende werkwijze heeft de volgende nadelen. De draden dienen over een betrekkelijk grote lengte te worden ontbloot, dat wil zeggen van isolatie worden ontdaan. Na het trekken 30 worden de ontblote einden afgeknipt, hetgeen tot een vrij grote materiaal-verspilling leidt.

Het ineendraaien moet verstandig en voorzichtig gebeuren,om de doorsnede van de hiervoor beschreven bundel draden zo gering mogelijk te houden en de handen niet te beschadigen, hetgeen tot tijdsverlies 35 leidt.

Om verder te voorkomen dat de afgeknipte einden van de ineen-gedraaide ontblote gedeelten van de draden tijdens het trekken in het Λ A Λ ^ • ' / fi Λ.

& -2- 25101/JF/tv * inwendige van de buis blijven steken, wordt in de praktijk het geheel van de ineendraaiing omwikkeld met isolatieband, hetgeen natuurlijk isolatieband en verder tijd kost.

Ten slotte bestaat altijd de mogelijkheid dat de elektrische 5 draden bij het trekken losraken, waardoor het verdere trekken kan worden belemmerd of onmogelijk gemaakt.

Samenvattend is het volgens de stand van de techniek niet mogelijk de draden probleemloos te trekken, terwijl er verder veel verspilling van materiaal en tijd optreedt.

10 De onderhavige uitvinding beoogt althans de hierboven genoemde nadelen op te heffen en voorziet daartoe in een hulpmiddel van de in de aanhef genoemde soort, dat het kenmerk heeft, dat dit een van een aantal draadklemmen voorziene klemmendrager omvat.

Voorkeursuitvoeringsvormen van het hulpmiddel volgens de 15 onderhavige uitvinding zijn in de aangehechte onderconclusies 2-1A aangegeven.

Wanneer ook de uitvinding op het trekken door elektriciteitsbuizen van elektriciteitsdraden wordt toegepast, worden eveneens de draden, dat wil zeggen inclusief de trekdraad, ontbloot, maar dan over 20 een wezenlijk geringere lengte en worden vervolgens de ontblote draad- einden in de draadklemmen gestoken, waaruit ze door de werking van de draadklemmen niet meer door terugtrekken zijn te verwijderen. Praktijkproeven hebben aangetoond dat bij de normaal gedurende het trekken optredende trekkrachten de draden niet van het hulpmiddel losraken» Zodoende is er geen toepassing 25 van isolatieband noodzakelijk, noch aanvullende maatregelen voor het voorkomen van loslating.

De voordelen van de onderhavige uitvinding zijn dan ook dat probleemloos draden kunnen worden getrokken en dat er geen materiaal-verspilling,noch verspilling van tijd optreedt.

30 De hulpmiddelen volgens de onderhavige uitvinding zijn goedkoop te vervaardigen en kunnen eventueel voor hergebruik zijn ingericht, maar ook voor gedeeltelijk hergebruik, in het bijzonder door afscheiding van gebruikte delen van het hulpmiddel.

De werkwijze volgens de uitvinding is gekenmerkt door de 35 maatregelen volgens elk van de aangehechte conclusies 15-19·

De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van de tekening, waarin:

85 0 2 9 0 S

^ -—** -3- 25101/JF/tv

Figuur 1 de ineendraaiing van de ontblote uiteinden van de trekdraad en de te trekken draden voor het trekken aangeeft;

Figuur 2 schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van het hulpmiddel volgens de uitvinding toont; en 5 Figuur 3 schematisch een aanzicht in doorsnede van een voorbeeld draadkiem van een hulpmiddel volgens de uitvinding laat zien.

In figuur 1 is de trekdraad met 20 aangegeven terwijl enkele te trekken draden met 21 zijn aangegeven.

Zoals te zien in figuur 2 omvat het hulpmiddel voor het door 10 buizen, in het bijzonder al dan niet buigzame elektriciteitsbuizen trekken van draden, in het bijzonder elektriciteitsdraden,een van een aantal draadklemmen 2 voorziene klemmendrager_1. In de getoonde uitvoeringsvorm van het hulpmiddel volgens de uitvinding is de klemmendrager 1 langwerpig en bij voorkeur vervaardigd uit een kunststof; terwijl de draadklemmen 15 2 op afstand in de overlangse richting van de klemirendrager 1 zijn aangebracht. De draadklemmen 2 kunnen op de klemmendrager 1 zijn aangebracht, maar in de getoonde uitvoeringsvorm zijn de draadklemmen 2 in de klemmendrager 1 ingebed.

De draadklemmen 2 kunnen geheel uit kunststof zijn vervaardigd 20 en een geheel uitmaken van de klemmendrager 1. In de getoonde uitvoeringsvorm bevatten de een geheel met de kleramendrager 1 uitmakende draadklemmen 2 metalen, bij voorkeur stalen veren 3.

Nu naar zowel figuur 2 als 3 verwijzend omvatten de draadklemmen 2 een bij voorkeur gesloten holte 4 voor het opnemen van eer. bij voor-25 keur ontbloot draadeinde van hetzij een te trekken draad 21, hetzij een trekdraad 20, een opening 5, 5’ voor het uitwendig van de draadkiem 2 toevoeren van het draadeinde in de holte 4 en ten minste een in de holte opgenomen veer 3 in lijn met de opening 5, 5' waarbij de veer 3 zo is gevormd en/of ingericht, dat dit alleen beweging van het draadeinde in, en dus niet uit de holte 30 4 toelaat.

Hoewel in de getoonde uitvoeringsvorm met uitzondering van de opening 5, 5' de holten 4 van de draadklemmen 2 zijn gesloten, zou tegenover de opening 5, 5’ een andere opening kunnen zijn aangebracht, waardoor na het trekken van de draden de afgeknipte einden zouden kunnen worden 35 getrokken door de draadkiem, zodat het hulpmiddel opnieuw zou kunnen worden gebruikt. De laatstgenoemde uitvoeringsvorm van het hulpmiddel zou de voorkeur kunnen verdienen, wanneer de besparing van materiaal, in casu het hulpmiddel, opweegt tegen de extra te besteden tijd voor het uittrekken van de ontblote draadstukken.

2 Z * * · V V V - ' > -4- 25101/JF/tv * 'll *

Zoals getoond in figuur 2 maakt de aslijn van de opening 5' een hoek van π rad met die van de overige 5. Dat wil zeggen dat de trekdraad 20 in figuur 2 van links wordt ingevoerd, terwijl de te trekken draden 21 van rechts worden ingevoerd. Ook is het mogelijk te voorzien in meerdere 5 openingen 5’, die een hoek van ir rad met die van de overige maken 5, waarbij het met het oog op hergebruik de voorkeur verdient de openingen 5' achter elkaar aan te brengen, zodat bij het eerste gebruik van het hulpmiddel de buitenste opening 5’ voor het inbrengen van de trekdraad 20 kan worden toegepast en voor een tweede gebruik van het hulpmiddel de direkt daarachter 10 liggende opening 5’, wanneer niet alle openingen 5 voor het trekken van elektrische draden 21 zijn toegepast, bijvoorbeeld twee in plaats van.vijf, waarbij dan bij voorkeur de buitenste twee openingen 5 zijn toegepast.

Door het afknippen van de gedeelten van de klemmendrager met de buitenste opening 5* en de buitenste openingen 5 wordt dus een hulpmiddel verkregen 15 voor het trekken van vier elektrische draden.

Het vormt daarbij geen bezwaar dat wanneer het laatst beschreven hulpmiddel, twee openingen 5* en zes openingen 5,wordt toegepast voor het trekken met een trekdraad van zeven elektriciteitsdraden.

Ofschoon in de getoonde uitvoeringsvorm alle openingen 5, 5’ in 20 lijn op een langsas van de klemmendrager 1 zijn ingericht kunnen de openingen verspringend op de klemmendrager zijn ingericht en kunnen verder de aslijnen van respectieve openingen andere, eventueel verschillende hoeken met elkaar maken.

Zoals in het bijzonder getoond in figuur 3 zijn de veren 3 25 van de draadklemmen 2 in hoofdzaak V- of ü-vormig, waarbij de hoek in de veren 7 naar de opening 5 is gericht, een van de benen 8 vast tegen een wand van de holte 4 aanligt en het andere been 9 in de buurt van een andere wand van de holte eindigt, zoals getoond, of daartegen aan ligt.

De wand 10 in de buurt waarvan het been 9 van de veer 3 eindigt kan tegen-30 over het einde van het been 9 voorzien zijn in een verdikking 11 om het in de opening 5, 5’ ingebrachte uiteinde zekerder tegen uittrekken te blokkeren.

Ofschoon in figuur 3 in de holte 4 één veer 3 is aangebracht, kunnen meerdere veren achter elkaar zijn geplaatst, waarbij natuurlijk 35 ook kan zijn voorzien in meerdere verdikkingen 11. De punt 7 van een tweede veer 3 ligt dan in de buurt van het einde van het been 8 van een daarvoor liggende veer 3.

O A A 5¾ .;· 0 j ^ *? v * •_* ^ -5- 25101/JF/tv

Zoals gezegd heeft de onderhavige uitvinding ook betrekking op een werkwijze voor het door buizen, bij voorkeur elektriciteitsbuizen, trekken van draden, in het bijzonder elektriciteitsdraden, door het in een buis, waardoor draden moeten worden getrokken aanbrengen van een trek-5 draad 20, het koppelen van de te trekken draden 21 met de trekdraad en het met de trekdraad trekken van de te trekken draden door de buis (in de figuren niet getoond), waarbij zowel de trekdraad als de te trekken draden in de openingen, respectievelijk 5' en 5 van de draadklemmen 2 van een hulpmiddel volgens de uitvinding worden geduwd.

10 Bij voorkeur worden de draden voor het duwen in de openingen 5, 5' van de draadklemmen 2 ontbloot. Deze laatste methode verdient de voorkeur, wanneer de tijd nodig voor het ontbloten van de draden opweegt tegen het gemak van het in de openingen duwen van de draden en de verbeterde trekzekerheid.

15 Zoals gezegd kunnen na het trekken de draden van het hulp middel worden geknipt en het hulpmiddel worden weggegooid. Ook kunnen selectief de selectief gebruikte draadklemmen 2 met daarbij behorende delen van de klemmendrager 1 van het hulpmiddel worden afgeknipt, waarna het overblijvende gedeelte van het hulpmiddel voor hergebruik kan worden 20 gebruikt.

Ook zoals eerder gezegd, kan bij toepassing van twee openingen 5, 5» in een draadkiem 2 na het afknippen de afgeknipte stukken uit de draadkiem worden getrokken en kan het gehele onderdeel weer opnieuw worden gebruikt.

25 Wanneer de hulpmiddelen volgens de uitvinding niet voor hergebruik zijn bestemd worden ze eenvoudigweg van de draden geknipt.

Ten slotte wordt opgeraerkt dat het hulpmiddel verschillende vormen kan aannemen en allerlei werkwijzen voor het gebruik van het hulpmiddel kunnen worden toegepast, hetgeen allemaal uitvoeringsvormen 30 van de onderhavige uitvinding zijn, zolang het hulpmiddel dient om door het klemmen van de draden op het hulpmiddel met een trekdraad de te trekken draden door een buis te trekken. Vooral elektriciens zullen de enorme voordelen van dit hulpmiddel en de onderhavige werkwijze inzien.

£ -ï Λ 1 Λ Λ Λ W ^ J -» J V 0

Claims

1. Hulpmiddel voor het door buizen trekken van draden, met het kenmerk, dat dit een van een aantal draadklemmen voorziene klemmendrager 5 omvat.

2. Hulpmiddel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klemmendrager langwerpig is.

3. Hulpmiddel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draadklemmen op afstand in de overlangse richting van de klemmendrager 10 zijn voorzien.

4. Hulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draadklemmen in de klemmendrager zijn ingebed.

5. Hulpmiddel volgens een van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de draadklemmen op de klemmendrager zijn aangebracht.

6. Hulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draadklemmen een holte voor het opnemen van een draad-einde omvatten, een opening voor het uitwendig van de draadkiem in de holte voeren van het draadeinde en ten minste één in lijn met de opening in de holte opgenomen veer, die zo is gevormd en/of in de holte is 20 ingericht, dat deze alleen beweging van het draadeinde in de holte toelaat .

7. Hulpmiddel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat met uitzondering van de opening de holten van de draadklemmen zijn gesloten.

8. Hulpmiddel, volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat 25 de aslijn van ten minste een van de openingen een hoek van it rad met die van de overige maakt.

9· Hulpmiddel volgens een van de conclusies 6 tot en met 8, met het kenmerk, dat de openingen in lijn op een langsas van de klemmendrager zijn ingericht.

10. Hulpmiddel volgens een van de conclusies 6 tot en met 9, met het kenmerk, dat de veren in hoofdzaak V- of U-vormig zijn,waarbij de punt naar de opening is gericht, een van de benen vast tegen een wand van de holte aanligt en het andere been vrij tegen een andere wand van de holte aanligt of in de buurt daarvan eindigt.

11. Hulpmiddel volgens een van de conclusies 6 tot en met 10, met het kenmerk, dat de draadklemmen meerdere achter elkaar geplaatste vererr omvatten. S’.SÖi) -7- 25101/JF/tv V *—£ ^

12. Hulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat althans de klemmendrager van kunststof is.

13. Hulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de veren van metaal zijn.

14. Hulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dit is ingericht voor het door al dan niet buigzame elektriciteitsbuizen trekken van elektriciteitsdraden.

15. Werkwijze voor het door buizen trekken van draden door het in een buis aanbrengen van een trekdraad, het koppelen van de te trekken 10 draden met de trekdraad en het trekken van de trekdraad door de buis, met het kenmerk, dat de te trekken draden met de trekdraad worden gekoppeld door de einden van deze draden door de openingen in de holten van een aantal draadklemmen van een hulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies te voeren.

16. Werkwijze volgens conclusie 15 voor zover de draden elektri citeitsdraden zijn, met het kenmerk, dat de draden voor het in de holten voeren worden ontbloot.

17· Werkwijze volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat na het trekken het hulpmiddel van de draden wordt gescheiden.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat voor zover van toepassing het niet gebruikte gedeelte van het hulpmiddel voor hergebruik van de rest van het hulpmiddel wordt afgescheiden.

19· Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het voor hergebruik bestemde gedeelte zo van het hulpmiddel wordt afgescheiden, 25 dat ten minste een van de draadklemmen van het voor hergebruik bestemde deel van het hulpmiddel een opening heeft, die een hoek van tr rad met die van de overige maakt. Eindhoven, oktober 1985. = -.:--05