NL8502748A

NL8502748A - Metallurgisch vat en verstelorgaan.

Info

Publication number: NL8502748A
Application number: NL8502748A
Authority: NL
Original assignee: Hoogovens Groep Bv
Priority date: 1985-10-09
Filing date: 1985-10-09
Publication date: 1987-05-04
Also published as: EP0221587B1; EP0221587A3; DE3663342D1; US4768685A; EP0221587A2

Description

4 *_________5 Vy.....

1 HO 588 NL

METALLURCHISCH VAT EN VERSTELORGAAN

Door aanvraagster worden als uitvinders genoemd:

Jacobus Adrianus de Waal Malefijt te Haarlem Cornells Haringhuizen te Heiloo

De uitvinding heeft betrekking op een metallurgisch vat met onder tegen de bodem een regelbaar uitstroomorgaan, bijvoorbeeld een verdeelbak voor een continugietmachine met een regelschuif, waarbij het uitstroomorgaan via een koppeling en een drijfstang in ** drijvende zin is verbonden met een aandrijf orgaan.

Tevens heeft de uitvinding betrekking op een verstelorgaan omvattende een aandrijforgaan, een drijfstang en een koppeling, welk verstelorgaan bij verplaatsbare vaten welke onderwerp van de uitvinding zijn, toegepast kunnen worden.

^ Metallurgische vaten met onder tegen de bodem een regelbaar uitstroommechanisme komen in de staalindustrie veelvuldig voor.

Als voorbeeld kan een verdeelbak van een continugietmachine dienen, van waaruit een gietpijp in een gietvorm steekt en de uitstroom door deze gietpijp door middel van een regelschuif wordt geregeld.

^ Een dergelijke verdeelbak is verplaatsbaar uitgevoerd omdat het gieten doorgang moet kunnen vinden, indien deze verdeelbak bijvoorbeeld gerepareerd moet worden. Een andere verdeelbak wordt in dat geval ingezet. De frequentie waarmee van verdeelbak gewisseld wordt hangt af van de gietcyclus.

20

Doorgaans worden ongeveer drie a vier gietpannen met te gieten staal afkomstig uit een staalfabriek, in de verdeelbak geleegd, en vindt nadat het gieten klaar is en de verdeelbak op wat reststaal en slak na leeg is, het wisselen van verdeelbak plaats.

Het komt echter ook voor dat al na één lading, dat wil zeggen 25 na de inhoud van ëën gietpan gegoten te hebben, van verdeelbak gewisseld wordt.

% Ά P ** 7 i 8 i ' *

2 HO 588 NL

De verdeelbak die gebruikt is voor het gieten, wordt vervolgens gecontroleerd op de kwaliteit van de bemetseling en de uitstroomope-ningen.

Te dien einde is het noodzakelijk een aantal verdeelbakken in 5 omloop te hebben, waaraan in verband met het op peil houden van de gewenste produktiecapaciteit van de gietmachine, de eis gesteld moet worden dat zij snel omgewisseld kunnen worden.

De regelschuif die onder tegen de bodem van de verdeelbak is gemonteerd, is via een drijfstang in drijvende zin aan een aandrijf- 10 orgaan, zoals een hydraulische cilinder, verbonden.

In het geval iedere verdeelbak tevens een hydraulische cilinder omvat, is een snelle omwisseling van verdeelbakken mogelijk doordat slechts de hydraulische toevoer en afvoerleidingen los respectievelijk aangekoppeld hoeven te worden.

15 Dit heeft echter het nadeel dat olie uit het hydraulische systeem op het gietbordes terecht kan komen, waardoor de kans op brand toeneemt. Bovendien moet het hydraulische systeem op geregelde tijden ontlucht worden, en kan vuil in het systeem komen waardoor olielekkages op gaan treden.

20 De uitvinding beoogt dit probleem op te lossen door de hydrau lische cilinder niet met de verdeelbak mee te wisselen, maar slechts één hydraulische cilinder toe te passen.

Deze aandrijving moet dan snel gewisseld kunnen worden.

Hiertoe is het verplaatsbare vat volgens de uitvinding gekenmerkt 25 doordat het aandrijf orgaan uitneembaar past in een aan de vatbodem bevestigde, openzwenkbare, houder, dat de drijfstang om zijn langsas draaibaar is, waarmee de koppeling, welke aan een zijde verbonden is met de drijfstang, kan worden los- respectievelijk vastgemaakt.

30 Het voordeel dat de ombouw van de aandrijving van één verdeelbak op de volgende bijzonder snel kan verlopen, speelt in het bijzonder een belangrijke rol in het geval van het zogenaamde twin-gieten.

Bij het twin-gieten zijn in één gietvorm twee gietpijpen aanwezig van waaruit staal uit de verdeelbak in de gietvorm wordt 35 gebracht. Per gietpijp is een regelschuif met aandrijving aanwezig, waarmee de staalstroom geregeld kan worden.

Het aantal te wisselen aandrijvingen en de hiervoor benodigde tijd is het dubbele van bij normaal gieten. De nieuwe montage- en demontagetechniek volgens de uitvinding draagt in het bijzonder *Nk 't, Λ ="9 »

V ΙΛ j 1 *} . · V

V 'U 4. - V Ö » —!—i.

3 HO 588 NL

bij twin-gieten bij aan het handhaven van een hoge produktiecapaci-teit van de continugietmachine.

Bij voorkeur is het aandrijforgaan dubbelzijdig uitgevoerd met twee drijfstangen en twee koppelingen welke elk aan een uitstroomor-5 gaan zijn verbonden.

Hiermee wordt als belangrijk voordeel bereikt dat de montage-en demontagetijd niet veel afwijkt van die bij normaal gieten, nu het aantal te wisselen aandrijvingen gelijk is aan het aantal aandrijvingen bij normaal gieten.

10 Bovendien wordt het voordeel bereikt dat het dubbelzijdig uitgevoerde aandrijforgaan een effectief gebruik maakt van de beperkte ruimte onder de verdeelbak, waar voor extra aandrijvingen geen plaats gevonden kan worden.

Het twin-gieten wordt daarmee door deze voorkeuruitvoeringsvorm 15 op eenvoudige wijze mogelijk gemaakt.

Bij voorkeur zijn de twee drijfstangen in hun draairichting gekoppeld zodat de koppelingen van beide drijfstangen gelijktijdig los- respectievelijk vastgemaakt kunnen worden.

Bij voorkeur heeft de drijfstang een pal waarmee de draaibewe-20 ging van de drijfstang kan worden uitgevoerd, welke pal in een geleiding gebracht kan worden waardoor de draaibeweging van de drijfstang geblokkeerd wordt. Hiermee kan de koppeling, welke met de drijfstang meedraait snel vergrendeld worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft het aandrijforgaan de 25 vorm van een cilinder, waarbij een aangedreven element passend in de cilinder, vast is verbonden met de drijfstang.

Dit heeft het voordeel dat de drijfstang ten behoeve van het verdraaien niet losgemaakt hoeft te worden van het aangedreven element, of dat een andere constructie toegepast moet worden 30 waarbij de drijfstang kan draaien zonder dat het aandrijforgaan mee moet kunnen draaien.

Bij de voorkeursconstructie is het aangedreven element niet draaibaar aan de drijfstang verbonden en kan de rotatie van de drijfstang nochtans uitgevoerd worden door rotatie van het aange-35 dreven element in de cilinder.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de binnenwand van de cilinder voorzien van een in langsrichting verlopende spie, respectievelijk een spiebaan, en het aangedreven element van een daarmee samenwerkende uitsparing, respectievelijk uitstulping, waarbij het i02 74? i *·

4 HO 588 NL

aangedreven element en de spie(baan) fungeren als pal en geleiding.

Na plaatsing van de cilinder in de houder kan in dat geval de cilinder, bijvoorbeeld met een daaraan bevestigde hendel, verdraaid worden waardoor tevens de drijfstang verdraaid wordt en de koppeling 5 vergrendeld wordt.

De lekkage die doorgaans bij een hydraulische cilinder met een spie(baan) optreedt, is in dit geval een voordeel doordat de lekolie als afvoermiddel voor de overtollige warmte aan de onderzijde van de verdeelbak fungeert.

10 Bij voorkeur is het verwijderbare deel van de houder aan één zijde met een scharnier verbonden met het vaste deel van de houder en kan het verwijderbare deel aan de andere zijde met een klem verbonden worden aan het vaste deel van de houder, welke klem zwenkbaar verbonden is aan de andere zijde van het vaste deel van 15 de houder.

Hiermee is het aankoppelen van de regelschuifaandrijving bij een nieuwe verdeelbak, te verrichten door vier handelingen uit te voeren, te weten: 20 a. het in de houder hangen van de aandrijving b. het uitsturen van de zuiger totdat de zijde van de koppeling welke met de drijfstang is verbonden, bij de zijde van de koppeling welke met het uitstroomorgaan is verbonden, gebracht is.

25 c. het verdraaien van de aandrijving tot de koppeling vastgezet is.

d. het vergrendelen van de koppeling door het vastzetten van de klem.

De uitvinding zal aan de hand van bijgaande tekening, in een 30 niet beperkende uitvoeringsvorm, nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont het aandrijforgaan, de hiermee samenwerkende drijfstangen en één van de koppelingen die vastgezet is aan een regelschuif.

Figuur 2 toont een doorsnede door het aandrijforgaan over de 35 lijn B-B in figuur 1

Figuur 3 toont de bevestiging van de koppeling aan de regel-schuif in een doorsnede over de lijn A-A in figuur 1, in niet vastgezette toestand.

In figuur 1 wordt als aandrijforgaan een hydraulische cilinder φ :s. λ o 1 ' -5 * i—--i

5 HO 588 NL

X getoond welke dubbelzijdig is uitgevoerd met twee drijfstangen 2 en 3.

De hydraulische cilinder 1 kan in een houder 4 worden opge-hangen die onder aan een verdeelbak 5 is bevestigd.

5 De drijfstang 2 is aan een zijde verbonden met de hydraulische cilinder 1 door de zuiger 6, en aan de andere zijde met de koppeling 7.

Door verdraaiing van de koppeling 7 kan deze worden vastgezet.

Een analoge constructie is voorzien voor drijfstang 3.

10 In de praktijk geschiedt de montage van het verstelorgaan als volgt:

De houder 4 (fig. 2) bestaat uit een vast deel 4* en een verwijderbaar deel 4^. Het verwijderbare deel 4** is aan ëën zijde met een scharnier 8 verbonden aan het vaste deel 4*. Aan de andere 15 zijde zijn beide delen met een wegzwenkbare klem 9 aan elkaar te koppelen.

Na het losdraaien en wegzwenken van de klem 9, kan het verwijderbare deel 4^ van de houder 4 weggedraaid worden en de hydraulische cilinder 1 van het verstelorgaan in de houder 4 gehangen worden.

20 Bij het plaatsen van de hydraulische cilinder 1 zijn de zuigers 6 en 14 ingetrokken. Na het ophangen van de hydraulische cilinder 1 in houder 4 worden de zuigers 6 en 14 naar buiten gestuurd totdat de koppeling 7 in sleuf 10 (zie fig. 3) van de (niet getekende) regelschuif valt. Hetzelfde geldt voor de koppeling en de sleuf 25 welke aan de zijde van drijfstang 3 aanwezig zijn.

Aan de hydraulische cilinder 1 is een hendel 11 bevestigd waarmee de cilinder 1 in de houder 4 geroteerd kan worden.

De cilinder 1 is aan de binnenzijde met een spie 12 uitgevoerd, en de zuigers 6 en 14 hebben een hierbij passende spiebaan 13.

30 Door deze constructie wordt de rotatie van de cilinder 1 overgedragen aan de drijfstang 2 en de koppeling 7, waardoor de koppeling 7 in de sleuf 10 wordt vastgezet. Gelijktijdig gebeurt hetzelfde met de koppeling die is verbonden aan drijfstang 3.

Vervolgens wordt het verwijderbare deel 4* van de houder 4 met 35 het vaste deel 4^ verbonden door het aandraaien van de klem 9.

Hierdoor wordt de koppeling 7 in de sleuf 10 vergrendeld. Hiermee is tevens de koppeling die is verbonden aan drijfstang 3 vergrendeld.

8 3 0 2 7 4 S

6 HO 588 NL

De inrichting is nu gereed om simultaan de regelschuiven te bedienen die aan drijfstang 2 en 3 gekoppeld zijn. Deze situatie is aanwezig in figuur 1.

5 10 15 20 25 30 35

9 % A v 7 J\ S

V z) —a r

Claims

1. Metallurgisch vat met onder tegen de bodem een regelbaar uitstroomorgaan, bijvoorbeeld een verdeelbak voor een continu-gietmachine met een regelschuif, waarbij het uitstroomorgaan via een koppeling en een drijfstang in drijvende zin is verbonden met een aandrijf orgaan, met het kenmerk, dat het aandrijf-orgaan uitneembaar past in een aan de vatbodem bevestigde, openzwenkbare, houder, dat de drijfstang om zijn langsas draaibaar is, waarmee de koppeling, welke aan een zijde verbonden is met de drijfstang, kan worden los- respectievelijk vastgemaakt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij twee regelbare uitstroommechanismen aanwezig zijn, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan dubbelzijdig is uitgevoerd met twee drijfstangen en twee koppelingen welke elk aan een uitstroomorgaan zijn verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de twee drijfstangen in hun draairichting gekoppeld zijn.

4. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de drijfstang een pal heeft waarmee de draaibeweging van de drijfstang kan worden uitgevoerd, welke pal in een geleiding gebracht kan worden waardoor de draaibeweging van de drijfstang geblokkeerd wordt.

5. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan de vorm van een cilinder heeft, waarbij een aangedreven element passend in de cylinder, vast is verbonden met de drijfstang.

6. Inrichting volgens conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat de binnenwand van de cilinder is voorzien van een in langsrichting verlopende spie, respectievelijk een spiebaan, en het aangedreven element van een daarmee samenwerkende uitsparing, respectievelijk uitstulping, waarbij het aangedreven element en de spie(baan) fungeren als pal en geleiding. ^ m. Λ ,«v "* i ' > A . 4 "Λ * *

7. Inrichting volgens conclusies 5 of 6 met het kenmerk, dat het verwijderbare deel van de houder aan ëën zijde met een scharnier verbonden is met van het vaste deel van de houder en het verwijderbare deel aan de andere zijde met een klem verbonden kan worden aan het vaste deel van de houder, welke klem zwenk-baar verbonden is aan de andere zijde van het vaste deel van de houder.

7 HO 588 NL

8. Verstelorgaan bijvoorbeeld voor gebruik bij de inrichting volgens conclusies 1-6, omvattende een aandrijforgaan, een drijfstang' en een koppeling, met het kenmerk, dat aandrijforgaan en koppeling door middel van de drijfstang in drijvende zin met elkaar verbonden zijn, en de koppeling aan een daarvoor bestemd orgaan, bijvoorbeeld een regelschuif, los- respectievelijk vastgemaakt kan worden door verdraaiing van de drijfstang om zijn lengteas.

8 HO 588 NL

9 HO 588 NL

9. Verstelorgaan volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan dubbelzijdig is uitgevoerd met twee drijfstangen en twee koppelingen welke elk aan daarvoor bestemde organen kunnen worden verbonden.

10. Verstelorgaan volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de twee drijfstangen in hun draairichting gekoppeld zijn.

11. Verstelorgaan volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de drijfstang een pal heeft waarmee de draaibeweging van de drijfstang kan worden uitgevoerd, welke pal in een geleiding gebracht kan worden waardoor de draaibeweging van de drijfstang geblokkeerd wordt.

12. Verstelorgaan volgens conclusies 8-11, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan de vorm van een cilinder heeft, waarbij een aangedreven element passend in de cilinder vast is verbonden met de drijfstang. -Λ * A A *7 J ü3y 2 /¾ 8

13. Verstelorgaan volgens conclusie 11 en 12, met het kenmerk, dat de binnenwand van de cilinder is voorzien van een in langsrich-ting verlopende spie, respectievelijk een spiebaan, en het aangedreven element van een daarmee samenwerkende uitsparing, respectievelijk uitstulping, waarbij het aangedreven element en de spie(baan) fungeren als pal en geleiding. rt 5 f» Λ ’T' i·'» cOxtu v ·.: