NL8502690A - Springbal. - Google Patents

Description

NO 33434 Springbal

De uitvinding heeft betrekking op een springbal bestaande uit een oppompbaar ballichaam van elastisch materiaal en een stijve ringvormige 5 plaat, die in de opgepompte toestand van het ballichaam klem zit in de ringvormige plaat, van welke springbal, althans het ballichaam is vervaardigd in een vorm, zoals een rotatiegietvorm.

Een dergelijke springbal is algemeen bekend en bijvoorbeeld getoond en beschreven in de ter visie gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 10 7005221 en in het Amerikaanse octrooischrift 3.716.229. Deze bekende springballen bestaan uit een oppompbaar balvormig lichaam, dat is vervaardigd uit een elastisch materiaal, bijvoorbeeld een elastische kunststof, zoals polyvinylchloride. De vervaardiging van een dergelijk ballichaam vindt plaats met behulp van een rotatiegietvorm waarbij de 15 balwand van het ballichaam wordt gevormd door in een verhitte vorm kunststof te brengen en deze onder invloed van de centrifugale krachten gelijkmatig te verdelen over de binnenwand van de vorm.

De ringvormige plaat kan uit elk geschikt voldoende stijf materiaal bestaan, doch wordt doorgaans vervaardigd uit kunststof in een 20 inspuitgietvorm. Een geschikte kunststof is polyethyleen.

Bij de bekende springballen vindt de verbinding tussen de ringvormige plaat en het ballichaam plaats hetzij door deze delen aan elkaar te lassen danwel uitsluitend Op basis van wrijving.

Lassen heeft het bezwaar, dat het een extra handeling vereist met 25 het risico, dat in de wand van het ballichaam zwakke plekken optreden danwel de verbinding tussen de elastische relatief zachte kunststof van het ballichaam en de harde kunststof van de plaat niet overal van voldoende kwaliteit is.

Het meest toegepast wordt dan ook de verbinding door wrijving, die 30 ontstaat doordat het ballichaam tijdens het oppompen en als gevolg daarvan uitzetten in de opening van de plaat wordt vastgeklemd waarbij zich boven en onder de plaat uitpuilingen vormen, zodat de plaat dus met zijn binnenrand klem zit in een insnoering, die op deze wijze in het ballichaam is gevormd.

35 Springballen worden gebruikt als speelgoed of sportartikel. Tijdens het gebruik van de springbal kunnen zeer grote belastingen optreden, die door de las- of wrijvingsverbinding tussen plaat en ballichaam moeten worden opgenomen. Daalt de druk in het ballichaam, hetgeen na enige tijd altijd het geval zal zijn, dan bestaat het gevaar, dat de ringvormige 40 plaat plotseling van het ballichaam afschiet, waardoor niet alleen 5 £ f. 0 & « λ vw v 4 0 ü

* iC

2 de plaat en de daarop staande gebruiker, naar beneden vallen, maar ook het ballichaam, dat toch nog steeds onder spanning staat, met grote kracht uit de ringvormige plaat schiet, hetgeen aanleiding kan zijn tot verdere ongelukken. Deze hebben dan ook inderdaad plaats gehad, in het 5 bijzonder wanneer het ballichaam het gebruikt als sportartikel.

Doel van de uitvinding is nu een springbal te verschaffen waarbij de verbinding tussen het ballichaam en de ringvormige plaat zodanig is, dat zonder lasverbinding toch een zodanig hechte verbinding tot stand wordt gebracht, dat losschieten uitgesloten is. De uitvinding beoogt 10 verder dit te bereiken ongeacht de vorm van het ballichaam, dus ook bij een ballichaam, dat niet een door het oppompen verkregen insnoering vertoont.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat in de opgepompte toestand van het ballichaam dit ballichaam met de ringvormige 15 plaat is gekoppeld door middel van in elkaar grijpende en elkaar in de axiale richting van de bal opsluitende in omtreksrichting doorgaand verlopende manlijke en vrouwelijke profieldelen van het ballichaam resp. de plaat van welke profieldelen het profieldeel, dat zich aan het ballichaam bevindt, één geheel vormt met het ballichaam en uit hetzelfde 20 materiaal bestaat.

De in elkaar grijpende profieldelen zorgen nu voor een absolute onder alle omstandigheden, dus ook bij drukverlaging, voldoende opsluiting van het ballichaam in de ring.

In principe zijn daarbij twee oplossingen denkbaar.

25 Zo is het volgens de uitvinding mogelijk, dat het vrouwelijke profiel zich in het ballichaam bevindt en bestaat uit een rondgaande groef waarvan debodem binnenwaarts vande monding van de groef ligt, in welke groef het mannelijke profiel van de plaat past.

Omgekeerd is het echter ook mogelijk, dat het vrouwelijke profiel 30 bestaat uit een groef in de binnenrand van de plaat en het mannelijke profiel bestaat uit een aangegoten radiaal uitstekende flens.

Daarbij zijn velerlei vormen van de in elkaar grijpende profieldelen denkbaar. Zo kan de groef in doorsnede U-vormig zijn, zwaluwstaartvormig zijn of een groeibodem hebben, die staat onder een hoek met de 35 verticale hartlijn van het ballichaam. De in de groef passende binnenrand van de plaat heeft uiteraard een daarmee overeenkomende vorm, zodat hij goed in de groef past.

Wordt een flens aan het ballichaam toegepast dan kan deze eveneens in doorsnede rechthoekig, zwaluwstaartvormig of afgeschuind zijn, en 40 met deze vorm passen in een complementair gevormde groef in de binnenst §; 9 3 0 3 rand van de plaat.

Bij toepassing van een groef in het ballichaam is het verder van nut dat, gezien in doorsnede, de benen van de groef ter plaatse van hun naar buiten gekeerde einden een wandverdikking hebben. Dit verbetert 5 niet alleen de inklemming van de rand van de plaat, maar verhoogt ook het weerstandsmoment van het groefprofiel tegen vervorming.

Bij toepassing van een radiale flens aan het ballichaam zal deze flens, daar waar hij in het ballichaam overgaat, als het ware een in omtreksrichting verlopend in doorsnede T-vormig profiel vormen, welke 10 profielvorm eveneens een grote weerstand heeft tegen verbuiging.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont in doorsnede een eerste uitvoeringsvorm van de spring-bal volgens de uitvinding.

15 Fig. 2 toont in doorsnede een andere uitvoeringsvorm van de spring- bal volgens de uitvinding.

Fig. 3 toont in doorsnede een derde uitvoeringsvorm van de spring-bal volgens de uitvinding.

Fig. 4 toont in doorsnede een verdere uitvoeringsvorm van het bal-20 lichaam in niet-opgepompte toestand met getrokken lijnen en geeft met onderbroken lijnen de opgepompte toestand weer.

Fig. 5 toont een deel van een vorm voor het maken van de springbal volgens fig. 4.

Fig. 6 en 7 tonen schematisch in doorsnede varianten op de flens-25 verbinding van de uitvoeringsvorm van fig. 3.

Fig. 1 toont een springbal 1 in opgepompte toestand waarop is bevestigd de ringvormige plaat 2. Deze springbal, evenals die van de andere uitvoeringsvormen, is vervaardigd in een rotatiegietvorm. Deze vorm is voorzien van een inwendige profilering, zoals nader zal worden 30 toegelicht aan fig. 5, waardoor in de wand van het ballichaam een in doorsnede U-vormige groef 3 is gevormd. Deze groef heeft radiaal naar buiten verlopende benen 4 en een basis 5. De benen hebben aan hun uiteinden verdikkingen 6 waarvan het buitenvlak vrijwel loodrecht staat op de plaat 2.

35 Bij 7 bevindt zich een ventiel voor het oppompen van de bal.

In de in fig. 1 getoonde opgepompte toestand is het gedeelte met de U-vormige groef radiaal geëxpandeerd zodanig, dat het de binnenrand van de plaat 2 volledig opsluit. Deze opsluiting is niet alleen in radiale richting, maar ook volledig in axiale richting,. d.w.z. in de richting 40 van de verticale aardlijn 8 van het ballichaam. De belasting vindt SS 0 2 8 9 0 4 plaats in richtingen, die in hoofdzaak corresponderen en met die van de hartlijn 8 of bij ongelijke belasting van de twee zijden van de plaat daarmee geringe hoeken vormen.

Uit de tekening blijkt duidelijk, dat zelfs bij enige drukverlaging 5 een zeer goede opsluiting is verkregen.

Door het oppompen heeft de bal in doorsnede een vort gekregen, die men wel als achtvorm aanduidt en die bestaat uit min of meer bolvormige uitpuilingen onder respectievelijk boven de plaat 2.

Het zal verder duidelijk zijn, dat in de niet-opgepompte toestand 10 het ballichaam gemakkelijk in de opening van de plaat 2 kan worden gebracht.

Fig. 2 toont een uitvoeringsvorm waarbij het ballichaam 10 in opgepompte toestand bolvormig is. Ook dit ballichaam is in een rotatiegiet-vorm vervaardigd zodanig, dat een in omtreksrichting verlopende groef 11 15 is gevormd, die echter in doorsnede zwaluwstaartvormig is. Ook hierbij zijn, voortvloeiend uit het vervaardigingsproces, ter plaatse van de uiteinden van de benen van de groef verdikkingen 12 gevormd. De plaat 13 heeft aan zijn binnenrand een profiel, dat in de zwaluwstaartvormige groef past.

20 Bij de uitvoeringsvorm van fig. 3 gaat het om êen ballichaam, dat weer in opgepompte toestand is weergegeven doch dat aan zijn omtrek is voorzien van een in doorsnede rechthoekige flens 14, die past in een groef 15 van de ringvormige plaat 16. Deze plaat 16 heeft een vlak bovenvlak en is aan de onderzijde, ter besparing van gewicht, op bekende 25 uitgevoerd met uitsparingen 17 en versterkingsribben 18.

Fig. 6 laat zien dat de flens in de daarbij behorende groef een zwaluwstaartvormig profiel 19 kan hebben.

Fig. 7 laat zien, dat de flens een bij 20 af geschuind profiel kan hebben.

30 Fig. 4 toont een ballichaam 21 in niet-opgepompte toestand zo als het door de vorm wordt geleverd. Dit ballichaam is voorzien van een rondgaande groef 22, die bij deze uitvoeringsvorm een bodem 23 heeft, die bij deze uitvoeringsvorm een bodem 23 heeft, die een hoek maakt met de verticale hartlijn 8', welke groef samenwerkt met een afgeschuinde 35 binnenrand 24 van een ringvormige plat 25.

De opgepompte toetand waarbij dus de binnenrand van de plaat 25 en de groef 22 in elkaar grijpen, is aangegeven met onderbroken lijnen 21*.

Fig. 5 toont de onderhelft van een rotatiegietvorm 26 voor het 40 vervaardigen voor het in fig. 4 getoonde ballichaam 21. De bovenhelft 85 0 2 69 0 5 van deze vorm is niet getoond. Zij heeft een rand, die aansluit op de rand 27 van de vorm 26 en een inwendige bolvorm, die de voortzetting vormt van de inwendige bolvorm van de onderhelft 26. In deze vormhelft 26 is een ring 28 geplaatst. Deze bepaalt nu de vorm van de groef 22, de 5 uitvoeringsvorm getoond in fig. 4. Vergelijkt men nu de uitvoeringsvorm van fig. 4 en vervolgt men het profiel van de wand ter weerszijden van de groef dan ziet men dat door de vorm van de ring 28 tijdens het rotatieproces automatisch de verdikkingen 29 en 30 worden gevormd.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 4 en derhalve ook bij de vorm, 10 getoond in fig. 5, bevindt de groef zich in een vlak dwars op de verticale hartlijn gelegen onder het horizontale vlak door het centrum van het ballichaam.

Wanneer het gaat om de vervaardiging van een ballichaam, zoals getoond in bijvoorbeeld fig. 1 of fig. 2, dan zal ter hoogte van het 15 middendeelvlak van de vorm in de vorm ook een ring aanwezig zijn, die het profiel van de groef bepaalt en daarmede ook van de verdikkingen 6 resp. 12.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 3, 6 of 7 is de vormwand, daar waar de flens moet worden gevormd, voorzien van een rondgaande uitsparing, 20 die tijdens het rotatieproces vanzelf wordt gevuld.

Volledigheidshalve zij nog opgemerkt, dat het vervaardigen van een springbal door middel van het rotatieproces met ëên geheel daarmee vormende en dus aangegoten voetsteunen op zichzelf bekend is uit het Britse octrooischrift 1.297.8337. Een geheel met het ballichaam vormende 25 voetsteunen hebben echter het bezwaar, dat de gietvorm, in verband met de grote radiale afmetingen van de voetsteunen, zeer duur wordt en de voetsteunen zelf moeten worden gemaakt uit hetzelfde materiaal als het ballichaam en dus betrekkelijk slap zijn.

3502630

Claims (11)

1. Springbal bestaande uit een oppompbaar ballichaam van elastisch materiaal en een stijve ringvormige plaat, die in de opgepompte toestand van het ballichaam klem zit in de ringvormige plaat, van welke springbal, althans het ballichaam is vervaardigd in een vorm, zoals een rota- 5 tiegietvorm, met het kenmerk, dat in de opgepompte toestand van het ballichaam dit ballichaam met de ringvormige plaat is gekoppeld door middel van in elkaar grijpende en elkaar in de axiale richting van de bal opsluitende in omtreksrichting doorgaand verlopende mandelijke en vrouwelijke profieldelen van het ballichaam resp. de plaat van welke 10 profieldelen het profieldeel, dat zich aan het ballichaam bevindt, één geheel vormt met het ballichaam en uit hetzelfde materiaal bestaat.

2. Springbal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrouwelijke profiel zich in het ballichaam bevindt en bestaat uit een 15 rondgaande groef waarvan de bodem binnenwaarts van de monding van de groef ligt, in welke groef het mannelijke profiel van de plaat past.

3. Springbal volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de groef in doorsnede U-vormig is. 20

4. Springbal volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de groef in doorsnede zwaluwstaartvormig is.

5. Springbal volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de groef 25 in doorsnede gezien een bodem heeft, die staat onder een hoek met de verticale hartlijn van het ballichaam.

6. Springbal volgens een of meer der voorgaande conclusies 2 t/m 5, met het kenmerk, dat gezien in doorsnede de benen van de groef ter 30 plaatse van hun naar buiten gekeerde einde een wandverdikking hebben.

7. Springbal volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de wandverdikking een buitenvlak heeft, dat vrijwel loodrecht staat op het vlak van de plaat. 35

8. Springbal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrouwelijk profiel bestaat uit een groef in de binnenrand van de plaat en het mannelijk profiel bestaat uit een aangegoten radiaal uitstekende flens. 8 55 0 9 fi ï! fï 7 '

9. Springbal volgens conclusie 8, met het kenaerk, dat de flens in doorsnede rechthoekig is.

10. Springbal volgens conclusie 8, net het kenaerk, dat de flens in doorsnede zwaluwstaartvormig is.

11. Springbal volgens conclusie 8, act het kenaerk, dat de buitenrand van de flens is afgeschuind. 35 0 2 6 9 0