NL8502030A

NL8502030A - Grendelmechanisme voor de treklijst van een rolhor.

Info

Publication number: NL8502030A
Application number: NL8502030A
Authority: NL
Original assignee: Bruynzeel Plastics Bv
Priority date: 1985-07-15
Filing date: 1985-07-15
Publication date: 1987-02-02
Also published as: FR2585063A3; BE905089A; FR2585063B3; DE8618324U1

Description

VO 7236 -1-

Grendelmechanisme voor de treklijst van een rolhor.

De uitvinding heeft betrekking op een grendelmechanis-me voor een rolhor, welke rolhor horregaas omvat dat aan de onderzijde bevestigd is aan een treklijst, waarbij voorzien is in middelen om de treklijst in een onderste stand te vergrendelen en in middelen om de zijkanten van 5 het horregaas te geleiden.

Dergelijke rolhorren zijn algemeen bekend en vinden op grote schaal toepassing om b.v. ramen of deuren af te sluiten voor insecten. Meestal is het horregaas aan de bovenzijde bevestigd aan een stok, die is voorzien 10 van een veermechanisme dat zorgt voor het automatisch oprollen van het horregaas; er bestaan echter ook rolhorren die met de hand moeten worden opgerold. Om te voorkomen dat insecten langs de zijkanten van het horregaas toch een met de rolhor afgesloten ruimte kunnen binnentreden, 15 is voorzien in b.v. U-vormige zijgeleiders om de zijkanten van het horregaas te geleiden en op te nemen. Tenslotte is meestal voorzien in middelen in de vorm van klemmen of iets dergelijks om de treklijst in de onderste stand van de hor te vergrendelen om ook aan de onderzijde een 20 goede afsluiting te waarborgen.

Een bezwaar van de bekende rolhorren is dat de zijkanten van het horregaas niet voldoende strak in de zijgeleiders verlopen. Hierdoor bestaat een grote kans dat deze zijkanten onder invloed van tocht of wind uit 25 de zijgeleiders loskomen, waardoor de hor een deel van zijn functie verliest, doordat nabij de zijkanten onafgesloten openingen ontstaan.

De uitvinding beoogt te voorzien in een oplossing voor voornoemd probleem en voorziet daartoe in een rolhor 30 van voornoemde soort waarbij de uiteinden van de treklijst in de geleidingsmiddelen voor de zijkanten van het horregaas zijn opgenomen en waarbij de middelen voor het vergrendelen van de treklijst veerkrachtige organen omvatten die aangrij-r ' A ** A

j' *v -2- pen op de resp. uiteinden van de treklijst en losmaakbaar kunnen samenwerken met een in de resp. zijgeleiders aangebracht borgorgaan.

De uitvinding berust op het inzicht dat het horregaas 5 optimaal in de zijgeleider gespannen is wanneer de middelen voor het vergrendelen van de treklijst aangrijpen op de uiteinden van deze treklijst die in de zijgeleiders lopen, zodat op die uiteinden de maximale kracht wordt uitgeoefend. Bij de bekende rolhorren zijn de middelen voor het vergren-10 delen altijd meer naar het midden van de treklijst aangebracht, om het losnemen ervan bij het oprollen van de hor te vergemakkelijken. Hierdoor ontstaat de maximale trekkracht op het horregaas echter in langsbanen die op enige afstand van de zijgeleiders gelegen zijn, waardoor 15 de zijkanten van het gaas relatief los in de zijgeleiders liggen en daar onder invloed van tocht en wind gemakkeli jk uit los kunnen komen.

De uitvinding zal in het hierna volgende nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld 20 onder verwijzing naar de tekening, hierin toont: fig. 1 in perspectief een gedeelte van de onderzijde van een rolhor met het grendelmechanisme volgens de uitvinding; en fig. 2 een ander aanzicht in perspectief van het 25 grendelmechanisme volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont het horregaas 1, van een slechts gedeeltelijk getoonde, op zich bekende rolhor, welke horregaas aan de onderzijde gewikkeld is rond een trapeziumvormige buis 2, welke buis bevestigd is in een treklijst 3. De 30 vorm van de buis 2 en de bevestigingswijze er van in of aan de treklijst zijn niet essentieel voor de uitvinding en iedere andere vorm van bevestiging van het horregaas aan de treklijst is ook toepasbaar. De uiteinden van de treklijst zijn geleid in U-vormige zijgeleiders 4, waarvan 35 er in de figuur slechts één getoond is.

Het grendelmechanisme volgens de uitvinding is Λ ^

--1 ^ ÜM 1#»’ \~J

-3- in fig. 1 in het algemeen aangegeven met het verwijzingscij-fer 5 en is in fig. 2 meer gedetailleerd, gezien vanaf een andere zijde getoond.

Het grendelmechanisme omvat een lichaam 6, dat 5 verschuifbaar is aangebracht op een horizontaal binnenwaarts uitstekend been 3' van de treklijst 3, waarbij het vanaf de treklijst 3 gekeerde einde van dat been 3' verdikt is uitgevoerd. Het been 3' is bestemd om vastgegrepen te worden door een gebruiker om het horregaas naar beneden 10 te trekken en de opening, b.v. een raam, waarin de rolhor is aangebracht, af te sluiten.

Het lichaam 6 is voorzien van een langssleuf 7 voor het opnemen van het been 3', welke langssleuf aan het naar het lichaam 6 gekeerde einde voorzien is van 15 een verruimd gedeelte 7' d£: het verdikte uiteinde van het been 3' op kan nemen, zodat het lichaam 6 niet van het been af kan schuiven in een richting loodrecht op de langsas daarvan en slechts evenwijdig aan deze langsas kan verschuiven .

20 Bij voorkeur is het lichaam 6 aan de bovenzijde ervan voorzien van een aantal, b.v. twee, verhoogde gedeelten 8, 8* die het met de hand verschuiven van het lichaam 6 vergemakkelijken, doordat de vingers van een gebruiker aan kunnen grijpen op deze verhoogde gedeelten. In het 25 lichaam 6 is verder voorzien in een dwars ten opzichte van de sleuf 7 verlopende sleuf 9 voor het opnemen van een in het algemeen met verwijzingscijfer 10 aangegeven veerkrachtig orgaan.

Het veerkrachtige orgaan 10 omvat een eerste been 30 11, een tweede been 12 en een derde been 13, dat het eerste en tweede been verbindt, waarbij het veerkrachtige orgaan in wezen een U-vorm bezit.

Het vrije uiteinde van het eerste been 11 is naar het lichaam 6 gekeerd en is aan het uiteinde ervan omgezet 35 om een haakvormig deel te vormen dat kan worden opgenomen in de sleuf 9 in het lichaam 6 om het veerkrachtige orgaan ,* λ .* Λ i j '* L· C' -> -4- 10 met dat lichaam te verbinden. Het andere uiteinde 1 van het been 11 bezit een, gezien in fig. 2, achterwaarts gebogen gedeelte 14, dat een aanslag vormt om het veerkrachtige orgaan 10 en daardoor de treklijst in de zijgeleider 5 4 te vergrendelen. Het been 13 is in het door de benen 11 en 12 bepaalde vlak zodanig gebogen dat de bolle zijde van de kromming naar het lichaam 6 is gekeerd, terwijl het been 13 ook gekromd is in een richting loodrecht op het voornoemde vlak. Beide krommingen zijn in fig. 2 met 10 resp. en R2 aangegeven en dienen om het veerkrachtige orgaan 10 resp. naar de bodem en een van de zijkanten van de zijgeleider 4 voor te spannen.

1 s

Het vrije einde van het been 12/binnenwaarts omgebogen om te voorkomen dat een gebruiker zich aan dit uiteinde 15 verwondt.

Wanneer het veerkrachtige orgaan 10 met het omgezette uiteinde van het been 11 opgenomen is in het lichaam 6 en dit lichaam op de treklijst 3 is geschoven, is het veerkrachtige orgaan niet meer verplaatsbaar ten opzichte 20 van het lichaam 6. Het been 11 ligt over de gehele lengte er van aan tegen het bovenvlak van het been 31 aan het uiteinde van de treklijst 3, terwijl het been 13 zich in neerwaartse richting uitstrekt in de ruimte tussen de bodem van de zijgeleider 4 en het uiteinde van de trek-25 lijst 3. Vanzelfsprekend zijn aan weerszijden van de treklijst, nabij de uiteinden daarvan, lichamen 6 met veerkrachtige organen 10 aangebracht, om de treklijst aan beide zijden ten opzichte van de zijgeleider te kunnen vergrendelen .

30 In elk van de zijgeleiders 4 is op een door de onderste stand van de rolhor bepaalde positie voorzien in een nokvormig orgaan 15, dat kan samenwerken met het veerkrachtige orgaan 10, doordat het gedeelte 14 van het been 11 achter het nokvormige orgaan 15 valt, waarbij 35 het been 11 de treklijst naar beneden drukt. Op deze wijze wordt de neerwaartse kracht op het horregaas uitgeoefend 3 Γ; } 2 0 5 ö -5- in langsbanen direkt aangrenzend aan de zijkanten van het horregaas, waardoor de kans op het loslaten van die zijkanten uit de zijgeleiders minimaal is. Voor het ontgrendelen van het veerkrachtige orgaan 10 kan het lichaam 5 6, gezien in fig. 1, naar rechts worden verschoven, waardoor het veerkrachtige orgaan 10 loskomt van de nok 15 en de rolhor, hetzij met de hand, hetzij door een ingebouwd veermechanisme, omhoog kan worden bewogen.

Het zal duidelijk zijn dat binnen het kader van 10 de uitvinding een groot aantal wijzigingen mogelijk zijn, in het bijzonder in de vorm van het veerkrachtige orgaan 10 of van het lichaam 6. Essentieel is slechts dat het grendelmechanisme aangrijpt op de binnen de zijgeleiders gelegen uiteinden van de treklijst, om er voor te zorgen 15 dat de maximale trekkracht door de treklijst wordt uitgeoefend op langsbanen van het horregaas, die direkt grenzen aan de zijkanten daarvan, om deze zijkanten goed strak in de zijgeleiders te spannen.

** ' ' ' .·> V Λ .··j ^ ^ ! v

Claims

1. Grendelmechanisme voor een rolhor, welke rolhor horregaas omvat dat aan de onderzijde bevestigd is aan een treklijst, waarbij voorzien is in middelen om de trek-lijst in een onderste stand te vergrendelen en in middelen 5 om de zijkanten van het horregaas te geleiden, met het kenmerk, dat de uiteinden van de treklijst in de geleidings-middelen voor de zijkanten van het horregaas zijn opgenomen en dat de middelen voor het vergrendelen van de treklijst veerkrachtige organen omvatten die aangrijpen op de resp. 10 uiteinden van de treklijst en losmaakbaar kunnen samenwerken met een in de resp. zijgeleiders aangebracht borgorgaan.

2. Grendelmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het vergrendelen van de treklijst aan weerszijden daarvan een ten opzichte van 15 de langsas van de treklijst verschuifbaar lichaam omvatten, waarbij aan elk lichaam een veerkrachtig orgaan bevestigd is.

3. Grendelmechanisme volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het lichaam verschuifbaar is langs een in 20 wezen loodrecht ten opzichte van het vlak van het horregaas aan de treklijst gevormd been.

4. Grendelmechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het been aan het uiteinde een verdikt gedeelte bezit, dat samen kan werken met een verruimd eindgedeelte 25 van een voor het opnemen van het been in het lichaam gevormde langssleuf.

5. Grendelmechanisme volgens tenminste één der conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat het veerkrachtige orgaan een in wezen U-vorm heeft, waarbij het uiteinde van één 30 vrij been van het veerkrachtige orgaan bevestigd is in het lichaam en het de vrije benen verbindende been zich uitstrekt in de ruimte tussen het uiteinde van de treklijst en de geleidingsmiddelen voor de zijkant.

6. Grendelinrichting volgens conclusie 5, met het 3502030 . 7 ι kenmerk, dat de zijgeleiders U-vormig zijn en dat het de vrije benen van het veerkrachtige orgaan verbindende been gebogen is zowel in het vlak van de beide vrije benen als in een vlak loodrecht op het voornoemde vlak, een 5 en ander zodanig dat het veerkrachtige orgaan voorgespannen is naar de bodem en één van de opstaande kanten van de U-vormige zijgeleider.

7. Grendelmechanisme volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het borgorgaan een op de bodem van de 10 zijgeleider aangebrachte nok is, die samen kan werken met het gedeelte van het veerkrachtige orgaan dat het ene vrije been verbindt met het de vrije benen verbindende been. 1 Z O ^ 7 Γ.