NL8501750A

NL8501750A - Sigarettenfilter.

Info

Publication number: NL8501750A
Application number: NL8501750A
Authority: NL
Original assignee: Brown & Williamson Tobacco
Priority date: 1984-06-25
Filing date: 1985-06-18
Publication date: 1986-01-16
Also published as: FI75480B; FI75480C; IL75529A0; BE902738A; GB2160756B; NO852522L; CA1231021A; DE3522562C2; GB2160756A; LU85965A1; ATA186885A; BR8503016A; SE459387B; FR2566239B1; SE8502948D0; AT392571B; NL190802B; HK31188A; MY102514A; DK284285D0

Description

NO 33272 1

Sigarettenfilter

De uitvinding heeft betrekking op filters voor sigaretten. Volgens een aspect heeft de uitvinding betrekkiing op een filter met een fil-terstang en een coaxiaal mondstuk met ventilatiemiddelen in de filter-stang. Volgens een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een 5 filter met een filterstang en een coaxiaal mondstuk voor een sigaret met daarin rook richtende middelen in combinatie met middelen voor het ventileren van lucht.

Het is algemeen bekend aan sigaretten filters toe te voegen, welke voorzien zijn van ventilerende middelen om omgevende lucht in het fil-10 ter te brengen teneinde de rookstroom te verdunnen. De verdunning van de rookstroom vermindert de hoeveelheid rookdeeltjes evenals de componenten in gasfase, welke worden afgeleverd aan de mond van de roker.

Een aantal middelen is voorgesteld en worden gebruikt om ventilerende lucht in de sigaret te voeren. Het omhulsel voor de tabak in een siga-15 ret kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit een poreus materiaal, dat toelaat dat lucht wordt ingevoerd langs de gehele lengte van de sigaret, waar de lucht wordt gemengd met de rookstroom die daardoor passeert, waardoor de rook in de stroom wordt verdund. Ook kan het omhulsel van de sigaret geperforeerd zijn op bepaalde plaatsen langs de 20 lengte van de sigaret, waardoor poorten worden verschaft voor de sigaret waardoor ventilerende lucht binnentreedt. Het is zelfs bekend het omhulsel van de sigaret te perforeren voor het verdunnen van de rookstroom. Er is ook een aantal suggesties geweest voor.het aanbrengen van groeven in de filterplug voor de sigaret teneinde de toevoeging van 25 ventilerende lucht in de rookstroom te vergemakkelijken.

Het Amerikaanse octrooischrift. 3.596.663 heeft bijvoorbeeld betrekking op een filter voor tabaksrook, die is voorzien van een gegolfd poreus lucht-omhulsel die een filterelement omgeeft, dat is omgeven door een papieren mondstuk met stroming doorlatende perforaties, waar-30 door ventilerende lucht direct het filterelement binnentreedt of zich voortbeweegt langs de groeven naar de mond van de roker. Andere octrooien hebben betrekking op sigarettenfilters met groeven die het filterelement omgeven voor het invoeren van ventilerende lucht in het filtereinde van de filtersigaret. Dit zijn de Amerikaanse octrooi-35 schriften 3.577.995, 3.572.347, 3.490.461, 1.718.122, 3.788.330, 3.773.053, 3.752.165, 3.638.661, en 3.608.561, Duits octrooischrift 2.302.677, Britse octrooischriften 1.414.745 1.360.612 en 1.360.611, en het Amerikaanse octrooischrift 3.910.288.

». .*> / si 7 »T Λ '0 v i i U

2

De hierboven genoemde Britse octrooischriften hebben betrekking op niet omwikkelde acetaatfilters. Verder is er een aantal octrooischrif-ten dat betrekking heeft op het aanbrengen van centraal opgestelde buizen in een sigarettenfilter. Deze omvatten bijvoorbeeld de Amerikaanse 5 octrooischriften 3.860.011, 4.037.524, 4.086.846, 4.022.221, 3.045.680, 3.621.851, 3.674.036, 4.109.666 en 4.256.122. Verder heeft het Amerikaanse octrooischrift 4.380.241 betrekking op een niet-filtrerend mondstuk voor een sigaret omvattende een centraal opgestelde stromingsbuis voor de rook.

10 De onderhavige uitvinding verschaft bij voorkeur een recht naar voren gerichte opstelling van een filter voor een sigaret, die in een uitvoeringsvorm een normale drukdaling over de sigaret bereikt bij filters met laag tot hoog rendement. De onderhavige uitvinding verschaft verder een sigarettenfilter voor het verlagen van het teergehalte door 15 ventilatie en door filtratie. De onderhavige uitvinding verschaft verder een filterventilatiesysteem voor een sigaret, dat gebruik maakt van groeven in de filterplug, die zich uitstrekken vanaf de mondstukperfo-raties in het mondstukpapier naar het mondeinde van het filter. De onderhavige uitvinding verschaft ook een gegroefd filter met een niet-po-20 reus plugomhulsel.

De onderhavige uitvinding verschaft ook middelen voor het richten van een niet-gefiltreerde, onverdunde rookstroom door een filter naar het midden daarvan en verschaft tegelijkertijd middelen voor het richten van ventilerende lucht langs het buitenoppervlak daarvan.

25 Verschillende andere kenmerken van de uitvinding zullen duidelijk zijn voor de vakman na het lezen van de hierna volgende beschrijving.

Meer in het bijzonder verschaft de onderhavige uitvinding een filter voor een sigaret, omvattende een poreuze filterstang van cilindrische gedaante, middelen voor het begrenzen van een capillaire doorgang 30 voor de rookstroom gevormd concentrisch met de langsas van de filterstang en zich in langsrichting daardoor uitstrekkend, een omhulsel dat de filterstang omgeeft die tegenoverliggende einden van de filterstang vrij laat voor doorgaande stroming, welk omhulsel voorzien is van een aantal in langsrichting verlopende groeven die zijn ingebed in de fil-35 terstang, waarbij tenminste dat deel van het omhulsel dat iedere groef begrenst ondoorlaatbaar is, waarbij de groeven een open einde hebben aan het mondeinde van de filterstang en zich uitstrekken vanaf het mondeinde over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstang, een hol, in het algemeen cilindrisch mondstuk, dat coaxiaal is 40 opgesteld met de filterstang aan het mondeinde van de filterstang, A £ ’w? *χ.

83V i y ·' -4 3 waarbij het holle inwendige van het mondstuk open is aan beide einden van het mondstuk, waarbij de omtrekswand van het mondstuk gevormd is met een aantal luchtstroomkanalen die zich in het algemeen in langs-richting van het mondstuk uitstrekken vanaf een einde naar het andere 5 einde van het mondstuk, welke luchtstroomkanalen in stromende verbinding staan met de open einden van de groeven aan het mondeinde van de filterstang, waarbij de omtrekswand van het mondstuk gevormd is met een aantal stroomkanalen voor gefiltreerde rook die zich in het algemeen in langsrichting van het mondstuk uitstrekken vanaf een einde naar het an-10 dere einde van het mondstuk, welke stroomkanalen voor gefiltreerde rook in stromende verbinding staan met dat gebied van het mondeinde van de filterstang tussen aangrenzende groeven van de filterstang en het holle inwendige van het mondstuk in stromende verbinding staat met de capillaire doorgang voor de rookstroom, en waarbij mondstukmateriaal zich 15 uitstrekt in langsrichting van en rondom de filterstang en het mondstuk, welk mondstukmateriaal middelen omvat voor het invoeren van ventilerende lucht in de groeven van de filterstang, welke ventilerende lucht het enige medium is dat stroomt door de groeven en door de luchtstroomkanalen in het mondstuk wanneer een sigaret voorzien van het fil-20 ter wordt gerookt.

Het zal duidelijk zijn dat de beschrijving van de voorbeelden van de onderhavige uitvinding geen beperking vormt van de uitvinding en dat diverse wijzigingen mogelijk zijn binnen het kader van de uitvinding.

De uitvinding zal nu aan de hand van de tekening nader worden toe-25 gelicht, waarin: fig. 1 is een uiteengenomen perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een filter volgens de uitvinding; fig. 2 is een langsdoorsnede van het filter volgens fig. 1 gezien in de richting van de pijlen 2-2 van de doorsnedelijn in fig. 1; 30 fig. 3 is een eindaanzicht van het filter van fig. 1 en 2 gezien in de richting van de pijlen 3-3 in fig. 1; fig. 4 is een uiteengenomen perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van het filter volgens de uitvinding; fig. 5 is een langsdoorsnede van het filter van fig. 4 gezien in 35 de richting van de pijlen 5-5 van de doorsnedelijn in fig. 4; fig. 6 is een eindaanzicht van het filter van fig. 4 en 5 gezien in de richting van de pijlen 6-6 in fig. 5; en fig. 7 is een langsdoorsnede van het filter van fig. 1 tot 6 bevestigd aan een sigaret.

40 In de fig. 1 en 2 is een filter 10 volgens de uitvinding getoond.

y ; 1 -3 Q

J "· 4

Dit filter 20 omvat een filterstang 12 uit cellulose-acetaat vervaardigd van vezelvormige of geschuimde materialen voor tabaksrook, welke bekend zijn in de praktijk en welke omgeven kunnen zijn door een niet-poreus omhulsel 14. Het zal duidelijk zijn dat het gebruik van de uit-5 drukking "niet-poreus omhulsel", omvat niet-poreuze buitenoppervlakken van geschuimd materiaal welke een geheel vormt met het filterelement evenals niet-poreus omhulselmateriaal, dat niet een geheel vormt met het filterelement. Een capillaire doorgang 16 voor de rookstroom is concentrisch gevormd met de langsas van de filterstang 12 die zich in 10 langsrichting uitstrekt vanaf een einde (tabakseinde) naar het andere einde (mondeinde) van de filterstang 12. De capillaire doorgang 16 kan bijvoorbeeld door extrusie zijn gevormd. De wand van de capillaire doorgang 16 kan hetzij doorlaatbaar of ondoorlaatbaar zijn. Verder is de filterstang 12 voorzien van een aantal groeven 18 die zich daarin in 15 langsrichting uitstrekken vanaf het mondeinde van de filterstang 12 over een voorafbepaalde afstand die kleiner is dan de gehele lengte van de filterstang 12. De filterstangen 12 zijn in het algemeen vervaardigd door een standaard filterstang van cellulose-acetaat of dergelijke te nemen, de stang te omwikkelen met een niet-poreus omhulselmateriaal, 20 dan de omwikkelde filterstang te onderwerpen aan een vorm- of ander be-handelingsmiddel dat bestemd is om daarin de geschikte groeven aan te brengen. Een dergelijke methode staat bekend als een warm-vormtechniek welke algemeen bekend is.

Onder verdere verwijzing naar de fig. 1 en 2 en naar fig. 3, omvat 25 het filter 10 ook een in het algemeen cilindrisch hol mondstuk 20 dat coaxiaal is geplaatst met de filterstang 12 aan het mondeinde van de filterstang. Het mondstuk 20 is gevormd door een omtrekswand 22 die het in het algemeen holle inwendige 24 begrenst. Het holle inwendige 24 is open asm beide einden van het mondstuk 20 en heeft een kleinere straal 30 dan de radiale afstand vanaf de capillaire doorgang 16 voor de rook-stroom naar de groeven 18 aan het mondeinde van de filterstang. De omtrekswand 22 van het mondstuk is bij voorkeur vervaardigd van een ondoorlaatbaar materiaal zoals bijvoorbeeld een kunststof en kan door extrusie zijn vervaardigd. De can treks wand 22 is voorzien van een aantal 35 in omtreksrichting op afstand van elkaar gelegen lucht stroomkanalen 26 die zich in het algemeen in langsrichting van het mondstuk uitstrekken en aan beide einden van het mondstuk open zijn. Zoals getoond zijn de luchtstroomkanalen 26 gevormd door het lichaam van de omtrekswand 22.

De luchtstroomkanalen 26 zijn in luchtstromende verbinding geplaatst 40 met de groeven 18 van de filterstang 12. Zoals getoond is het aantal 81) U t i o v' 5

r C

luchtstroomkanalen. 26 gelijk aan het aantal groeven 18 waarbij ieder luchtstroomkanaal 26 in stromende verbinding staat met een van de groeven 18. Het is echter mogelijk dat het aantal luchtstroomkanalen 26 groter is dan het aantal groeven 18 en dat meer dan een luchtstroomka-5 naai 26 daarom intromende verbinding zal staan met ieder van de groeven 18. Bovendien is de in omtreksrichting verlopende wand 22 van het mondstuk voorzien van een aantal in omtreksrichting op afstand van elkaar gelegen stroomkanalen 28 voor gefiltreerde rook, die zich in hoofdzaak in langsrichting van het mondstuk 20 uitstrekken en open zijn aan beide 10 einden van het mondstuk. De stroomkanalen 28 voor gefiltreerde rook kunnen gevormd zijn door het lichaam van de omtrekswand 22. De stroomkanalen 28 voor gefiltreerde rook zijn geplaatst in stromende verbinding voor de rook met dat gebied van het mondeinde van de filterstang tussen aangrenzende groeven 18 van de filterstang 12. Zoals getoond 15 heeft elk van de luchtstroomkanalen 26 in hoofdzaak dezelfde stromings-dwarsdoorsnede als elk van de rookstroomkanalen 28. Verder liggen de luchtstroomkanalen 26 en de rookstroomkanalen 28 op in hoofdzaak dezelfde radiale afstand van de langsas van het filter 10. Het holle inwendige 24 van het mondstuk 20 staat in stromende verbinding met de ca-20 pillaire doorgang 16 voor de rooks troom en met dat deel van het filter 12 dat radiaal naar binnen ligt ten opzichte van het deel van de filterstang 12 dat in stromende verbinding staat met de rookstroomkanalen 28 bij het mondeinde van de filterstang. In de richting van dit einde is de omtreksrand 22 van het mondstuk dikker dan de diepte van het uit-25 laateinde van de groeven 18 aan het mondeinde van de filterstang.

In de fig. 4 tot 6 is een andere gunstige uitvoeringsvorm getoond van het holle in het algemeen cilindrische mondstuk van de onderhavige uitvinding, in het algemeen aangeduid met 120. Het mondstuk 120 wordt gevormd door een omtrekswand 122 die het in het algemeen cilindrische 30 holle inwendige 124 begrenst. Het holle inwendige 124 is open aan beide einden van het mondstuk 120. De omtrekswand 122 is voorzien van een aantal in omtreksrichting op afstand van elkaar liggende luchtstroomkanalen 126 die zich in langsrichting van het mondstuk uitstrekken en die open zijn aan beide einden van het mondstuk. Zoals getoond in de fig. 4 35 tot 6 worden de luchtstroomkanalen 126 begrensd door Insnijdingen gevormd in het buitenomtreksvlak van de omtrekswand 122. De omtrekswand 122 van het mondstuk is ook voorzien van een aantal in omtreksrichting op afstand van elkaar liggende kanalen 128 voor de stroming van gefiltreerde rook, die zich In het algemeen in langsrichting van het mond-40 stuk 120 uitstrekken en die open zijn aan beide einden van het mond- «i Λ Ί Ά 0 ij XJ 'ij 2 / w *£ 6 stuk. Zoals getoond zijn de stroomkanalen 128 voor de gefiltreerde rook begrensd door insnijdingen gevormd in het buitenomtreksvlak van de om-trekswand 122. De luchtstroomkanalen 126 staan in stromende verbinding met de filterstangroeven 18, ook de stroomkanalen 128 voor de gefil-5 treerde rook zijn zodanig geplaatst dat zij in stromende verbinding staan met dat gebied van het mondeinde van de filterstang tussen aangrenzende groeven 18 van de filterstang 12. De fig. 4 tot 6 tonen de insnijdingen die de luchtstroomkanalen 126 begrenzen en de insnijdingen die ook de stroomkanalen 128 begrenzen, die in hoofdzaak identiek zijn 10 in grootte en vorm en gelijkmatig in omtreksrichting zijn verdeeld om de wand van het mondstuk. D.w.z. het buitenomtreksvlak van de omtreks-wand 122 van het mondstuk is voorzien van uniforme insnijdingen rondom en zich in langsrichting daarvan uitstrekkend. Evenals bij het mondstuk 20 van fig. 1 tot 3 staat het holle inwendige 124 van het mondstuk 15 120 in stromende verbinding met de capillaire doorgang 16 voor de rook- stroom en met dat deel van het mondeinde van de filterstang dat radiaal binnen het deel van de filterstang ligt dat in stromende verbinding staat met de rookstroomkanalen 128 aan het mondeinde van de filter- t stang. Dit wordt bereikt door de omtrekswand 122 van het mondstuk dik- 20 ker te maken dan de diepte van de groeven 18 aan het mondeinde van de filterstang.

Het mondstuk 20, 120 wordt bevestigd aan de filterstang 12 door middel van het niet-poreuze omhulsel 14. Zoals blijkt uit fig. 7 strekt het omhulsel 14 zich in de richting van dit einde uit voorbij het mond-25 einde van de filterstang 12 en in overlappende relatie in omtreksrichting met het mondstuk.

Fig. 7 toont het filter 10 bevestigd aan een tabakskolom of sigaret 30 en omwikkeld door mondstukpapier 32. Het mondstukpapier 32 strekt zich in langsrichting van het filter 10 uit en omgeeft het om-30 hulsel 14 dat het mondstuk 20, 120 vasthoudt aan de filterstang 12 en overlapt in omtreksrichting een deel van het einde van de tabakskolom 30, waardoor het filter 10 wordt bevestigd aan de tabakskolom. Het mondstukpapier 32 is voorzien van een aantal perforaties 34 daarin, die de filterstang 12 van het filter 10 in omtreksrichting omgeven en in 35 een lijn zijn opgesteld met de groeven 18, zodat de ventilerende lucht de groeven 18 radiaal binnentreedt via de perforaties 34. Het gebruik van de uitdrukking "mondstukpapier" kan ook in de handel verkrijgbaar mondstukpapier omvatten in combinatie met een voor lucht doorlaatbaar omhulsel dat gebruikt wordt bij de samenvoeging van het filter voordat 40 dit bevestigd wordt aan een tabakskolom. Zoals getoond in fig. 7 treedt 8501730 7 ventilerende lucht via de mondstukperforaties 34 binnen beweegt omlaag langs de groeven 18 en naar de mond van de roker via de luchtstroomkanalen 26, 126 van het mondstuk 20, 120 resp. De capillaire doorgang 16 voor de rookstroom is zodanig opgesteld dat de rook wordt geconcen-5 treerd in het centrale deel van de filterstang 12 om een stroom van ongefiltreerde, onverdunde rook naar het holle inwendige 24, 124 van het mondstuk 20, 120 resp. te richten in de richting van de mond van de roker. Op dezelfde wijze stroomt een deel van de gefiltreerde rook vanaf het gebied van de filterstang 12 tussen aangrenzende groeven 18 en naar 10 de kanalen 22, 122 voor gefiltreerde rook van het mondstuk 20, 120 resp. in de richting van de mond van de rook, terwijl een ander deel van de rook stroomt vanaf dat gebied van het mondeinde van de filter-stang 12 dat de capillaire doorgang 16 omgeeft naar het holle inwendige 24, 124 van het mondstuk, dat de stroom van ongefiltreerde lucht om-15 geeft, die afkomstig is van de capillaire doorgang 16 gericht naar de mond van de roker. De gefiltreerde rook die de rookstroorakanalen 28, 128 vanaf de filterstang 12 binnentreedt wordt versneld en treedt de mond van de roker binnen in stromen naast de luchtstromen die de mond van de roker binnentreden vanaf de luchtstroomkanalen 26, 126. De ge-20 filtreerde rook die het holle inwendige 24, 124 van het mondstuk vanaf de filterstang 12 binnentreedt is in het algemeen gelijkmatig verdeeld om de ongefiltreerde rookstroom die het holle inwendige 24, 124 binnentreedt vanaf de capillaire doorgang 16 voor de rookstroom die met een lagere snelheid beweegt dan de stroom van ongefiltreerde rook vanaf de 25 capillaire doorgang 16.

De hierboven in detail weergegeven beschrijving wordt in de eerste plaats gegeven voor de duidelijkheid van de uitvinding en vormt geen beperking. Het zal duidelijk zijn dat diverse wijzigingen voor de vakman mogelijk zullen zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te 30 treden.

5^01750

Claims

1. Filter voor een sigaret, omvattende een poreuze filterstang van cilindrische gedaante, middelen die een capillaire doorgang voor stroming van rook begrenzen welke doorgang concentrisch is gevormd met de langsas van de filterstang en zich in langsrichting daardoor uitstrekt, 5 een omhulsel dat de filterstang omgeeft en dat tegenover elkaar liggende einden van de filterstang vrijlaat voor doorstroming, welk omhulsel een aantal in langsrichting verlopende groeven bevat die zijn ingebed in de filterstang, waarbij tenminste dat deel van het omhulsel dat iedere groef begrenst ondoorlaatbaar is, waarbij de groeven een open ein-10 de hebben aan het mondeinde van de filterstang en zich uitstrekken vanaf het mondeinde over een afstand die kleiner is dan de lengte van de filterstang, een hol in het algemeen cilindrisch mondstuk dat coaxiaal is geplaatst met de filterstang aan het mondeinde van de filterstang, waarbij het holle inwendige van het mondstuk aan beide einden van het 15 mondstuk open is, waarbij de omtrekswand van het mondstuk voorzien is van een aantal luchtstroomkanalen die zich in hoofdzaak in langsrichting van het mondstuk uitstrekken vanaf een einde naar het andere einde van het mondstuk, welke luchtstroomkanalen in stromende verbinding staan met de open einden van de groeven aan het mondeinde van de fil-20 terstang, waarbij de omtrekswand van het mondstuk voorzien is van een aantal stromingskanalen voor gefiltreerde rook, die zich in het algemeen in langsrichting van het mondstuk uitstrekken vanaf het ene einde naar het andere einde van het mondstuk, waarbij de stroomkanalen voor de gefiltreerde rook in stromende verbinding staan met dat gebied van 25 het mondeinde van de filterstang tussen aangrenzende groeven van de filterstang en het holle inwendige van het mondstuk in stromende verbinding staat met de capillaire doorgang voor de rookstroming, en waarbij mondstukmateriaal zich in langsrichting van de filterstang en het mondstuk uitstrekt en deze omgeeft, welk mondstukmateriaal middelen be-30 vat voor het invoeren van ventilerende lucht naar de groeven van de filterstang, welke ventilerende lucht het enige medium is dat door de groeven stroomt en door de luchtstroomkanalen in het mondstuk wanneer een sigaret voorzien van het filter wordt gerookt.

2. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het holle in-35 wendige van het mondstuk in stromende verbinding staat met dat deel van de filterstang dat radiaal binnenwaarts ligt van het deel van de filterstang dat in stromende verbinding staat met de rookstroomdoorgangen aan het mondeinde van de filterstang. as 0 1 7 5 0

3. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de luchtstroomkanalen in omtreksrichting op afstand van elkaar liggen om de om-trekswand van het mondstuk.

4. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stroomkana-5 len voor gefiltreerde rook in omtreksrichting op afstand van elkaar liggen om de omtrekswand van het mondstuk.

5. Filter volgens conclusie , met het kenmerk, dat de luchtstroom- kanalen in omtreksrichting op afstand van elkaar liggen om de omtreks- 0 wand, dat de rookstroomkanalen in omtreksrichting op afstand van elkaar 10 liggen om de omtrekswand en dat de rookstroomkanalen gelegen zijn in de ruimten tussen aangrenzende luchtstroomkanalen.

6. Filter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de luchtstroomkanalen zijn gevormd door de omtrekswand van het mondstuk.

7. Filter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de rookstroom-15 kanalen zijn gevormd door de omtrekswand van het mondstuk.

8. Filter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de luchtstroomkanalen zijn gevormd in het buitenomtreksoppervlak van de omtrekswand van het mondstuk.

9. Filter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de rookstroom-20 kanalen zijn gevormd in het buitenomtreksoppervlak van de omtrekswand van het mondstuk.

10. Filter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de luchtstroomkanalen en de rookstroomkanalen onderling op dezelfde afstand van elkaar in omtreksrichting van de mondstukwand zijn opgesteld.

11. Filter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de lucht stroomkanalen en de rookstroomkanalen in hoofzaak identiek zijn wat grootte en vorm betreft.

12. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de omtreks-wand van het mondstuk dikker is dan de diepte van de groeven aan het 30 mondeinde van de filterstang.

13. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het omhulsel zich uitstrekt voorbij het mondeinde van de filterstang en in omtreksrichting het cilindrische mondstuk overlapt.

14. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mondstuk 35 is vervaardigd uit een ondoorlaatbaar materiaal. --oooOooo--- 35 0 17 5 Ö