NL8501411A

NL8501411A - Afdichting voor een aslager.

Info

Publication number: NL8501411A
Application number: NL8501411A
Authority: NL
Original assignee: Skf Ind Trading & Dev
Priority date: 1985-05-15
Filing date: 1985-05-15
Publication date: 1986-12-01
Also published as: EP0202702B1; JPS61262228A; EP0202702A1; US4848937A; DE3670352D1

Description

-,- j; : N.0. 3304-3

Afdichting voor een aslager.

De uitvinding betreft een afdichting voor een roet olie gesmeerd aslager, omvattende een op de as vastgezette, radiaal naar buiten uitstékende slingerring die samenwerkt met een, met het lagerhuis verbonden, radiaal naar binnen uitstekende sluitring. Een 5 dergelijke afdichting is algemeen békend.

De bekende afdichtingen van dit type kunnen veelal niet volkanen beletten dat het smeermiddel weglekt, in het bijzonder bij lagers voor assen met een betrekkelijk grote diameter en die met een betrékkelijk grote snelheid moeten roteren.

10 Het doel van de uitvinding is een verbeterde aslager-afdichting van het genoemde type te verschaffen, in het bijzonder voor assen met een betrekkelijk grote diameter die met een betrékkelijk grote snelheid moeten roteren.

Dit doel wordt bereikt doordat bij de afdichting volgens de 15 uitvinding tussen de sluitring en de slingerring een eveneens met het lagerhuis verbonden, radiaal naar binnen uitstekende scheidingsring is gelegen, en een aantal vlakken aan de binnenkanten van de sluit- en ~ scheidingsring samen met overeenkomstige vlakken aan de buitenkant van de slingerring, ringvormige spleten insluiten waarbij meerdere van deze 20 vlakken, ten opzichte van de hartlijn van de as, conisch schuin van binnen naar buiten lopen.

Bij een op deze wijze uitgevoerde afdichting, werkt, wanneer de as roteert, de slingerring, als gevolg van de daardoor opgewekte centr ifugaalkrachten, samen met de scheidingsring als een 25 afsluiting, doordat bij het roteren van de as, aider de invloed van de centrifugaalkrachten olie binnen de afdichting wordt gedwongen naar het lager te stromen.

Op voordelige wijze heeft de slingerring een axiaal naar buiten uitstékende, om de as gelegen naaf, en de scheidingsring een 30 axiaal naar binnen uitstekende, met het huis verbonden naaf, waarbij het ten opzichte van het aslager binnencppervlak van de scheidingsring en het buitenoppervlak van de slingerring een radiaal spieetvormig kanaal insluiten dat in verbinding staat met de binnenkant van het aslager via een, tussen het buitencmtreksvlak van de . s ^ λ ï -r "} ·.-{ Λ. ; iSL .1 j J) *9 O' - » ' ____^ -2- slingerring en het binnenomtreksvlak van de naaf van de scheidingsring gevormde ringvormige spleet en dat via een tussen het buitencmtreksvlak van de scheidingsring en het buitenamtreksvlak van de naaf van de slingerring gevormde ringvormige spleet in verbinding staat met een in 5 het algemeen ringvormige binnenkamer die wordt gevormd door een in het naar het aslager gerichte binnenoppervlak van de sluitring aangebracht, ringvormig verdiept deel, waarbij tussen het in het algemeen ringvormige binnenoppervlak van het binnendeel van de sluitring en een buitenoppervlak van de naaf van de slingerring, en tussen het 10 binnenomtreksvlak van de sluitring en het buitencmtreksvlak van de naaf van de slingerring, ringvormige spleten zijn gevormd. Daarbij zijn bij voorkeur door het onderste deel van de scheidingsring heen één of meer cpeningen aangebracht, via welke het buitenste deel van de binnenkamer in verbinding staat met het buitenste deel van het radiale 15 spieetvormige kanaal, zodat enige in de binnenkamer ontsnapte olie weer in het lager wordt teruggevoerd.

Op voordelige wijze kan in het buitencmtreksvlak van de sluitring en/of in het daar tegenover liggende deel van het buitencmtreksvlak van de naaf van de slingerring een rondlopende groef 20 zijn aangebracht, die alleen of samen, een radiaal verbreed, tussen de einden van het spieetvormige omtrekskanaal tussen het buitencmtreksvlak van de sluitring en het buitencmtreksvlak van de naaf van de slingerring, gelegen deel van dit kanaal vormen. Bij voorkeur is daarbij door het binnendeel van de sluitring bij de onderkant daarvan 25 tenminste een opening aangebracht die uitmondt in de groef.

Deze groef of groeven kunnen enige ontsnapte oliedruppels qpvangen, die daarna in de binnenkamer kunnen worden gevoerd.

Op voordelige wijze steekt bij de buitenkant van de ringvormige spleet tussen het binnenantreksvlak van de sluitring en het 30 buitenomtreksvlak van de naaf van de slingerring, het buitenoppervlak van de sluitring ten opzichte van het kopvlak van de genoemde naaf naar buiten uit, zodat een cm de spleet lopende rand wordt gevormd, waardoor oliedruppels die naar buiten zouden willen ontsnappen, weer naar binnen worden gedreven.

35 Opgemerkt wordt dat ook zogenaamde labyrintafdichtingen bekend zijn, bijvoorbeeld uit het Britse octrooischrift 141111. Dit type afdichting dient echter hoofdzakelijk om te beletten dat vuil van buiten in het lager komt, doordat in het labyrint een naar buiten 35 ϋ 1 4 11 -3- , ......... = gerichte stroming wordt opgewekt. De afdichting tegen het naar buiten lekken van het smeermiddel wordt daarbij gevormd door een in het lagerhuis aangebrachte, tegen de as aanliggende afdichtring van een veerkrachtig materiaal, zodat bij hoge rotatiesnelheden van de as, 5 betrékkelijk veel wrijvingswarmte wordt opgewekt. Bovendien moet zo'n labyrintafdichting in één geheel worden gemonteerd, wat lastig is.

De uitvinding wordt nader beschreven aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de afdichting volgens de uitvinding in axiale doorsnede is getoond.

10 Zoals getoond in de tekening omvat de afdichting een cm de as 1 bevestigde slingerring 2 die een axiaal naar buiten uitstekende, cm de as 1 gelegen naaf 2' heeft. In het lagerhuis 3 is een scheidingsring 4 aangebracht, die een axiaal naar binnen uitstekende, met het lagerhuis 3 verbonden naaf 4' heeft. Het binnencppervlak van de 15 scheidingsring 4 en het buitenoppervlak van de slingerring 2 sluiten een spieetvormig kanaal 5 in, dat, ten opzichte van de hartlijn van de as 1, conisch schuin van binnen naar buiten lopende delen 5' en 5'1 heeft. Het kanaal 5 staat in verbinding met de binnenkant 6 van het aslager via de ringvormige spleet 7, terwijl dit kanaal 5, 5', 5" via 20 de ringvormige spleet 8, die uit twee, ten opzichte van de hartlijn van de as 1 conisch schuin van binnen naar buiten lopende delen bestaat, in verbinding staat met de binnenkamer 9, die wordt gevormd door een uitsparing in het naar het lager gerichte binnencppervlak van de, met het huis 3 in verbinding staande, radiaal naar binnen uitstekende _ __________ —sluitring 10.

25 Tussen het binnencmtreksvlak van de sluitring 10 en het buitenomtreksvlak van de naaf 2'' van de slingerring 2 is een ringvormige doorgangsspleet 11 aanwezig met een ten opzichte van de hartlijn van de as 1 conisch schuin van binnen naar buiten lcpend deel 11' tussen het ringvormige binnenvlak van het binnendeel 10' van de 30 sluitring 10 en een naar buiten gerichte vlak van de naaf 11, waarbij door de rondlopende groeven 12 en 12' een ringvormig kanaal wordt gevormd.

Door de scheidingsring 4 heen in het onderste deel daarvan is een opening 13 aangebracht, via welke het buitenste deel van de 35 binnenkamer 9 in verbinding staat met het buitenste deel van het spieetvormige kanaal 5.

Door het binnendeel 10' van de sluitring 10 bij de 8501411 ___^ ' ‘ -4- * onderkant daarvan is een opening 15 aangebracht waardoor de groef 12 in verbinding staat met de binnenkamer 9.

Bij de buitenkant van de ringvormige spleet 11 steekt het buitenoppervlak van de sluitring 10 ten opzichte van het kopvlak van de 5 naaf 21 naar buiten uit, zodat een om de spleet 11 lopende rand 16 wordt gevormd. Verder is een olie-afvoer 17 getoond.

De afdichting volgens de uitvinding bestaat dus in wezen uit drie delen, namelijk de slingerring 2, de scheidingsring 4 en de sluitring 10, welke delen op eenvoudige wijze elk afzonderlijk kunnen 10 worden gemonteerd.

850 1 4 i 1

Claims

1. Afdichting voor een met olie gesmeerd aslager, omvattende een op de as vastgezette, radiaal naar buiten uitstekende slingerring die samenwerkt met een met het lagerhuis verbonden radiaal naar binnen uitstekende sluitring, met het kenmerk, dat tussen de 5 sluitring (10) en de slingerring (2) een eveneens met het lagerhuis (3) verbonden, radiaal naar binnen uitstekende scheidingsring (4) is gelegen, en een aantal vlakken aan de binnenkanten van de sluit- en scheidingsring samen met overeenkomstige vlakken aan de buitenkant van de slingerring, ringvormige spleten (5, 7, 8, 11, 11’) insluiten 10 waarbij meerdere van deze vlakken, ten opzichte van de hartlijn van de as, conisch schuin van binnen naar buiten lopen.

2. Afdichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de slingerring (2) een axiaal naar buiten uitstekende, cm de as gelegen naaf (2') , en de scheidingsring (4) een axiaal naar binnen 15 uitstekende, met het huis (3) verbonden naaf (4'), heeft waarbij het ten opzichte van het aslager binnenoppervlak van de scheidingsring (4) en het buitenoppervlak van de slingerring (2) een radiaal spieetvormig kanaal (5) insluiten dat in verbinding staat met de binnenkant van het aslager via een, tussen het buitenomtréksvlak van de slingerring (2) en 20 het binnenantreksvlak van de naaf (4’) van de scheidingsring (4) gevormde ringvormige spleet (7) en dat via een tussen het buitenomtréksvlak van de scheidingsring (4) en het buitenomtréksvlak van de naaf (2’) van de slingerring gevormde ringvormige spleet (8) in verbinding staat met een in het algemeen ringvormige binnenkamer (9) 25 die wordt gevormd door een in het naar het aslager gerichte binnenoppervlak van de sluitring (10) aangebracht, ringvormig verdiept deel, waarbij tussen het in het algemeen ringvormige binnenoppervlak van het binnendeel (10’) van de sluitring (10) en een buitenoppervlak van de naaf van de slingerring (2), en tussen het binnencmtréksvlak van 30 de sluitring (10) en het buitenomtréksvlak van de naaf (2') van de slingerring (2), ringvormige spleten (11’ respectievelijk 11) zijn gevormd.

3. Afdichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het binnenste gedeelte (5', 5”) van het radiale spieetvormige kanaal (5) tussen de slingerring (2) en de scheidingsring (4) ten cpzichte van de 85 0 1 4 ί i -6- hartlijn van de as (1) uit twee conisch schuin van binnen naar buiten lopende delen bestaat.

4. Afdichting volgens conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat de binnenkamer (9) zich naar binnen toe conisch verwijdt.

5. Afdichting volgens conclusies 2-4, met het kenmerk, dat door het onderste deel van de scheidingsring (4) heen één of meer cpeningen (13) zijn aangebracht, via welke het buitenste deel van de binnenkamer (9) in verbinding staat met het buitenste deel van het radiale spleetvormige kanaal (5).

6. Afdichting volgens conclusies 2-5, roet het kenmerk, dat in het buitenomtréksvlak van de sluitring (10) en/of in het daar tegenover liggende deel van het buitenomtréksvlak van de naaf (21) van de slingerring (2) een rondlopende groef (12, 12') is aangebracht, die alleen of samen een radiaal verbreed, tussen de einden van het 15 spleetvormige omtrekskanaal (11) gelegen deel van dit kanaal vormen.

7. Afdichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat door het binnendeel (10') van de sluitring (10) bij de onderkant daarvan ten minste een opening (15) is aangebracht die uitmondt in de groef (12, 12').

8. Afdichting volgens conclusies 2-7, met het kenmerk, dat bij de buitenkant van de ringvormige spleet (11) het buitenoppervlak van de sluitring (10) ten opzichte van het kopvlak van de naaf (2’) naar buiten uitsteekt. 8501411