NL8501087A

NL8501087A - Werkwijze en inrichting voor het bewerken van dwarselementen van een metalen drijfriem.

Info

Publication number: NL8501087A
Application number: NL8501087A
Authority: NL
Original assignee: Doornes Transmissie Bv
Priority date: 1985-04-12
Filing date: 1985-04-12
Publication date: 1986-11-03
Also published as: JPH0440155B2; US4794741A; DE3661767D1; JPS61236473A; EP0200246A1; EP0200246B1

Description

' * N384

Van Doorne's Transmissie B.V.

Tilburg 5 Werkwijze en inrichting voor het bewerken van dwarselementen van een metalen drijfriem.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bewerken van de dwarselementen van een 10 samengestelde drijfriem met een in hoofdzaak trapeziumvormige dwarsdoorsnede voor toepassing op V-vormige poelies, bestaande uit een eindloze drager in de vorm van tenminste een metalen band en uit een aantal met de evenwijdige delen van de hoofdzijden tegen elkaar 15 aanliggende, verschuifbaar op de drager aangebrachte dwarselementen.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Een samengestelde drijfriem als bovenbedoeld 20 wordt beschreven in EP-80200035.6. De daarin beschreven samengestelde drijfriem heeft dwarselementen welke tenminste aan een van de hoofdzijden radiaal naar binnen onder de neutrale lijn van de drijfriem zijn afgeschuind om het buigen van de drijfriem mogelijk te maken, waarbij de 25 dwarselementen elkaar raken op de kantellijn waar de afschuining overgaat in het evenwijdige deel van de hoofdzijde, waarbij de dwarselementen zijn voorzien van koppelingsmiddelen in de vorm van tenminste een uitstulping aan een hoofdzijde en een in hoofdzaak overeenkomstige 30 uitsparing aan de andere hoofdzijde

Voor een goed gebruik van een dergelijke metalen drijfriem die twee (verstelbare) V-vormige metalen poelies verbindt, is vereist dat er tussen de elementen van de drijfriem en de wanden van de poelies een oliefilm is. Dit 35 heeft verschillende redenen, zoals een gecontroleerde wrijvingscoefficient tussen de elementen en de poelies, het verhogen van de slijtvastheid en dus de levensduur, geen -5301087 -2- I ^ w metaal-metaal contact en dus geen "vreten" bij overbelasting e.d..

Volgens de uitvinding is gebleken, dat om een goede en doelmatige oliefilm te waarborgen, die zijvlakken 5 van de elementen die de poelies zullen raken, op bepaalde wijze geruwd dienen te zijn. De oliefilm komt dan kennelijk beter tot zijn recht. Dit is niet voor de hand liggend; meestal past men bij oliesmering juist gepolijste raakvlakken toe.

10 Het ruwen kan op verschillende manieren gebeuren.

De meest eenvoudige is de nog te monteren elementen naast elkaar in een houder te plaatsen, zodat er nagenoeg geen ruimte blijft tussen de afzonderlijke elementen. Hierna worden de betreffende schuine zijvlakken die in aanraking 15 zullen komen met de poelies, bewerkt. Dit kan mechanisch gebeuren door slijpen of freesen, maar het meest eenvoudig is de vlakken te stralen met straalmiddel bijvoorbeeld zand. Het zal duidelijk zijn dat deze methode nogal arbeidsintensief is en daardoor vrij duur.

20 De uitvinding beoogt dan ook te voorzien in een inrichting om de bovenvermelde bewerking geheel mechanisch uit te voeren.

De inrichting volgens de uitvinding bestaat in hoofdzaak uit: 25 a. een schijf van een t.o.v. de afmetingen van de elementen grote diameter, aan de omtrek voorzien van een groef of insparing die de niet te bewerken delen van de elementen tevens kan steunen; b. middelen voor een tangentiele toevoer voor het in vooraf 30 bepaalde stand aanvoeren van te behandelen elementen tot in de uitsparing of groef van de schijf; c. een band die aangevoerde, in de groef van de schijf opgesloten elementen afdekt en over een deel van de omtrek van de schijf radiaal vasthoudt, maar de te bewerken 35 vlakken van de elementen vrijlaat; d. een bewerkingsstation op enige plaats waar de elementen a3Dl 0S 7 -3- zich onder de band en in de groef van de schijf bevinden; e. middelen om bewerkte elementen, buiten het bereik van de band uit de groef van de schijf te lossen en af te voeren.

Het zal duidelijk zijn dat de diameter van de 5 schijf groot dient te zijn t.o.v. de afmetingen van de hoogtemaat van de elementen om een uiterst kleine spleet tussen de afzonderlijke elementen te hebben. Een verhouding groter dan 1:25 tussen hoogte van de elementen en radius van de schijf is nodig; in concreto bijvoorbeeld een schijf 10 met een diameter van 1 meter.

De band zal eindloos zijn, een gedeelte van de schijf omspannen en via een andere schijf worden teruggevoerd. Een van de schijven kan voorzien zijn van middelen om het geheel in eenparige beweging (rotatie) te 15 houden, maar een andere uitvoering van aandrijving is ook mogelijk.

De elementen worden mechanisch in de juiste stand toegevoerd, bijvoorbeeld door middel van een trilgoot. De eigenlijke dosering tot in de groef van de schijf kan 20 stootsgewijze via een toevoergoot tot in de groef van de schijf gebeuren voor ze door de band worden omgrepen. Het stootmechanisme kan een pulsator zijn, bijvoorbeeld de zuiger van een cilindermechanisme. Er is een continu of nagenoeg continu transport, waarbij de dwarselementen tegen elkaar 25 aanliggen en afgeschermd worden zonder dat de afscherming en/of opname ten opzichte van de dwarselementen beweegt.

De stootsgewijze aangevoerde elementen bepalen de snelheid van rotatie van de schijf, zodat men absoluut verzekerd is van een goede aaneensluiting van de elementen.

30 Het bewerken van de elementen gebeurt als reeds beschreven. De overige niet noodzakelijkerwijze te bewerken zijvlakken van de elementen worden beschermd door de groef in het wiel en door de band. Als gesrit wordt tijdens de bewerking, is de buitenzijde van de schijf bij voorkeur 35 -met een laag 15, bijvoorbeeld van rubber, beschermd.

850 1 QB / -4-

De tekening geeft schematisch aan hoe zich de elementen in de groef bevinden. De fixering kan nog door speciale vormgeving van deze groef of met hulpmiddelen worden verbeterd.

5 De uitvinding wordt met een niet beperkend voorbeeld van de toe te passen inrichting toegelicht. Deze toont met: fig. 1 een aanzicht van een dwarselement; fig. 2 een zijaanzicht van dit element; 10 fig. 3 een schematisch bovenaanzicht van de inrichting en fig. 4 een doorsnede over de schijf van de inrichting met de straalmiddelen.

Fig. 1 toont een aanzicht van een te bewerken element. De uitvoeringsvorm kan van dit voorbeeld afwijken, 15 maar essentieel zijn de zijden 1 en 1a, die de schuine zijden vormen van de in hoofdzaak trapeziumvormige dwarsdoorsnede (aanzicht). De sleuven 2 en 2a zijn in deze uitvoering bestemd voor het opnemen van de eindloze (metalen) banden of -pakketten. Deze zijden 1 en 1a dienen 20 nu op bepaalde wijze geruwd te worden.

Fig. 3 geeft een bovenaanzicht van de besproken inrichting. Om de schijf 3, met in dit geval een diameter van 1 meter, loopt een eindloze band 4, die keert om schijf 5. De grote schijf 3 is voorzien van een groef 6 waarin de 25 dwarselementen 1, 1a, 2, 2a kunnen worden opgenomen, zodanig'dat de zijden 1 en 1a buiten het profiel van de groef 6 vallen. De dwarselementen 1-2a worden omvat door de band 4.

Hulpmiddelen 7, 7a voeren de dwarselementen 30 (1—2a) in de juiste stand aan tot een t.o.v. de schijf 3 nagenoeg tangentiele toevoergoot 8 bij punt 9, van welk punt ze met behulp van een als pijl aangegeven pulsator 10 tot in de groef 6 van de schijf 3 aaneengeloten worden gestoten, om daarna door de band 4 te worden omvat. De 35 pulserende aanvoer kan tevens de rotatie van schijf 3 bewerkstelligen.

85 0 1 0 8 -5-

Volgens fig. 4 passeren de opschuivende en aaneengesloten elementen (1-2a) een straalkabine 11, waarin de vlakken 1 en 1 a met behulp van de straalinrichtingen 12 en 12a worden gestraald gedurende een tijd en een 5 intensiteit, die nodig is om de vereiste ruwheid te verkrijgen.

Bij punt 13 worden de elementen (1-2a) met een schraper 14 uit de groef 6 gelicht en afgevoerd.

De tekening geeft het principe van de uitvinding 10 schematisch weer. In detail kunnen er verschillende uitvoeringsvormen zijn, zonder het eigenlijke principe aan te tasten. Zo kan op de beschermende laag 15 nog een ondersteunende laag 15a zijn aangebracht.

* ", f! 1 Λ » 7

Claims

1. Werkwijze voor het bewerken van dwarselementen van een samengestelde drijfriem met een in hoofdzaak 5 trapeziumvormige dwarsdoorsnede voor toepassing op V-vormige poelies, bestaande uit een eindloze drager in de vorm van tenminste een metalen band en een aantal met de evenwijdige delen van de hoofdzijden tegen elkaar aanliggende, verschuifbaar op de drager aangebrachte 10 dwarselementen, met .het kenmerk dat de zijvlakken (1, 1a) van de elementen (1-2a) die de poelies zullen raken, geruwd worden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijvlakken (1, 1a), mechanisch door slijpen 15 of freesen worden geruwd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijvlakken (1, 1a), door stralen met straal-materiaal als bijvoorbeeld zand, dan wel andere verbindingen worden geruwd.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze van conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de inrichting in hoofdzaak bestaat uit: a. een schijf (3) van een t.o.v. de afmetingen van de elementen (1-2a) grote diameter, aan de omtrek voorzien van 25 een insparing ( 6), die de niet te bewerken delen van de elementen (1-2a) op kan nemen en de elementen tevens kan steunen; b. een nagenoeg tangentiele toevoer (8) voor het in een vooraf bepaalde stand aanvoeren van te behandelen elementen 30 tot in de groef (6) van de schijf (3); c. een band (4) die aangevoerde elementen, in de groef ( 5) van aaneengesloten elementen over een deel van de omtrek van de schijf (3) radiaal vasthoudt, maar de te bewerken zijden (1, 1a) van de elementen (1-2a) vrijlaat; 35 d. een bewerkingsstation (11, 12, 12a) op enige plaats waar 8501087 -7- de elementen zich onder de band (4) in de groef (6) van de schij f (3) bevinden; e. middelen (13, 14) om bewerkte elementen (1-2a) buiten het bereik van de band (4) uit de groef van de schijf (3) 5 te lossen en af te voeren.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de hoogte van de dwarselementen (1-2a) tot de radius van de schijf (3) ligt tussen 1:25 en 1:150.

6. Inrichting volgens conclusies 4-5, met het kenmerk, dat de band (4) eindloos is en over een tweede schijf (5) gekeerd wordt.

7. Inrichting volgens conclusies 4-6, met het kenmerk, dat een van de schijven (3, 5) voorzien is van 15 middelen om deze in rotatie te brengen.

8. Inrichting volgens conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de dwarselementen (1-2a) na in gerichte stand te zijn aangevoerd, via een toevoergoot (9) pulserend en aaneengesloten in de groef (6) van het wiel (3) zijn te 20 stellen, voor het punt (8a) waar ze door de band (4) zullen worden omvat.

9. Inrichting volgens conclusie 5-8, met het kenmerk, dat de inrichting (11, 12) om de zijkanten (1, 1a) van de dwarselementen (1-2a) te bewerken zich bevindt 25 binnen het omtreksdeel van de schijf (3) waaromheen zich de band (4) bevindt.

10. Inrichting volgens conclusie 4-9, met het kenmerk, dat de inrichting (11, 12, 12a) om de zijkanten (1, 1a) van de elementen (1-2a) te bewerken een 30 straalinrichting is.

11. Inrichting volgens conclusie 4-9, met het kenmerk, dat de groef (6) in de schijf (3) en de breedte van de band (4) zodanig zijn dat nagenoeg alleen de te bewerken vlakken (1/ 1a) van de elementen (1-2a) toegankelijk 35 zijn. 850 l 037 -8- (' Λ •w \

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de omtrek van de schijf (3) van een de elementen af dichtende, beschermende laag (15) is voorzien.

13. Werkwijze en inrichting zoals beschreven en 5 met een tekening toegelicht. Eindhoven, 5 februari 1985 8501087