NL8500760A - Trekker, in het bijzonder een landbouwtrekker. - Google Patents

Description

i - \

Texas Industries Ine., Willemstad , Curasao.

"Trekker, in het bijzonder een landbouwtrekker"

De uitvinding heeft betrekking op een trekker, in het bijzonder een landbouwtrekker met een gestel, voor-en achterwielen, ten minste één brandstofmotor, een bestuur-derscabine en ten minste één hefinrichting waarmee een werk-5 tuig aan de trekker koppelbaar is.

Een nadeel van dergelijke bekende trekkers, die geschikt moeten zijn voor zowel het uitvoeren van bijvoorbeeld ploegwerkzaamheden als voor zaaibedbereiding, is het relatief zeer hoge gewicht dat in belangrijke mate voort-10 vloeit uit de aandrijfmotor, die voor ploegwerkzaamheden een relatief hoog vermogen moet bezitten en uit de aan de motor gekoppelde aandrijforganen,zoals versnellingsbak differentieel en aandrijfassen. Tengevolge van het betrekkelijk grote gewicht van de bekende trekkers worden gronddelen 15 die zich in de wielsporen van de trekker bevinden met grote kracht aangedrukt, waardoor een ongewenst bederf van de bodemstructuur ontstaat, die de latere plantengroei in ernstige mate kan belemmeren.

Volgens de uitvinding kan aan deze bezwaren worden 20 tegemoetgekomen doordat een eerste brandstofmotor onder de cabine en een tweede brandstofmotor, gezien in bovenaanzicht, althans gedeeltelijk tussen de voorwielen is aangebracht. Op deze wijze kan worden bereikt dat de gewichtsverdeling over de voor- en achterwielen ongeveer gelijk 25 is, zodat bijvoorbeeld de achterwielen geen relatief grote, de grondstructuur beïnvloedende gronddruk uitoefenen, maar de laagst mogelijke gronddruk zal optreden. Indien het maximaal benodigde motorvermogen over twee afzonderlijke motoren wordt verdeeld (welke gewichtsverdeling ten gunste van de 30 gronddrukverdeling over voor- en achterwielen wordt benut) kan tevens worden bereikt dat het totale trekkergewicht geringer wordt doordat, indien elk der motoren een vermogen kan uitoefenen dat ongeveer de helft bedraagt van het bij bekende trekkers beschikbare totaal-vermogen van een enkele 35 motor, de aandrijfmiddelen zoals versnellingsbak,'differentieel, van één der motoren aanzienlijk lichter kan worden 8500760 - 2 - uitgevoerd dan indien deze aandrijfmiddelen aan een motor met het dubbele vermogen zijn toegevoegd. Daar het maximale draaimoment van een motor met een relatief laag vermogen dat trekkerwielen aandrijft, kleiner is dan dat van een 5 motor met het dubbele vermogen, kan ook de diameter van het aangedreven trekkerwiel bij gelijkblijvende maximale voortstuwingskracht van het wiel kleiner worden gekozen, zodat het gewicht van het trekkerwiel aanzienlijk vermindert. Het gewicht van trekkerwielen geeft nl. een aanzien-10 lijke bijdrage aan het totaalgewicht van een trekker.

De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren.

Figuur 1 is een zijaanzicht van de trekker volgens de uitvinding.

15 Figuur 2 is een bovenaanzicht van de trekker vol gens fig. 1.

De trekker omvat een gestel 1 dat wordt ondersteund door achterwielen 2 en voorwielen 3. De achterwielen hebben een diameter van ongeveer 160 cm. en een breedte 20 van ongeveer 60 cm., de voorwielen bezitten een diameter van ongeveer 125 cm. en een breedte van ongeveer 50 cm.

Zowel de achterwielen 2 als de voorwielen 3 kunnen echter ook eenzelfde relatief geringe diameter van ongeveer 120 cm. bij een breedte van de trekkerbanden van ongeveer 60 cm. 25 bezitten.

Het, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, achterste deel van het gestel 1, wordt gevormd door het huis van een eerste aandrijfmotor 4 en tevens een aan het huis van de eerste aandrijfmotor gekoppeld huis van een 30 versnellingsbak en dat van een daarop aansluitend differentieel. Op dit deel van het gestel 1 rust een van een be-stuurderszitplaats en van besturings- en bedieningsorganen voorziene cabine 6 die - gezien in zijaanzicht - zich boven de voorste helft van de achterwielen 2 en althans ten dele 35 boven de eerste aandrijfmotor 4 uitstrekt. Aan de achterzijde van het huis 5 van de versnellingsbak en differentieel is op bekende wijze een driepuntshefinrichting 7 aangebracht. De trekkerdelen 2-7 behoren tot het achterste deel van een in grote series vervaardigde middelgrote trekker en 8500760 ί 4 - 3 - is daardoor relatief goedkoop verkrijgbaar. Het maximaal beschikbare vermogen van de motor 4 bedraagt ongeveer 60 - 70 kW.

Het, gerekend ten opzichte van de rijrichting 5 A, voorste deel van het gestel 1, omvat een horizontaal opgestelde, zich in de rijrichting A uitstrekkende drager 8, die aan zijn achtereinde op starre wijze verbonden is met de voorzijde van het huis van de aandrijfmotor 4. De beide voorwielen 3 zijn op bekende, bestuurbare wijze beves-10 tigd aan de uiteinden van een ongeveer horizontale, zich dwars op de rijrichting A uitstrekkende wieldrager 9, die op afstand onder de onderzijde van de drager 8 is opgesteld.

De wieldrager 9 is ten opzichte van het gestel 1 vrij ver-zwenkbaar om een horizontale, in de rijrichting A gerichte 15 zwenkas 10, waarvan de hartlijn in het verticale langs-symmetrievlak 11 van de trekker is gelegen. De wieldrager 9 is voorzien van een differentieel 12, dat nabij de zwenkas 10 op symmetrische wijze is opgesteld ten opzichte van het symmetrievlak 11. Het differentieel 11 omvat aan zijn 20 achterzijde een ingaande as 13 die kan samenvallen met de zwenkas 10. De zwenkas 10 en de ingaande as 13 worden door middel van steunen 14 afgesteund op de onderzijde van de drager 8 van het gestel. De voorwielen 3 zijn vanaf het differentieel 12 opop zichzelf bekende wijze aandrijfbaar 25 door middel van in de hol uitgevoerde wieldrager 9 gelegen, niet-getekende aandrijfassen.

Op de bovenzijde van de drager 8 is een, gezien in bovenaanzicht, althans gedeeltelijk tussen de voorwielen 3 en boven de wieldrager 9 gelegen tweede aandrijfmotor 30 15 bevestigd, waarvan de achterzijde, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, op afstand vóór de voorzijde van de cabine 6 en tevens op afstand vóór de voorzijde van de eerste aandrijfmotor 4 is opgesteld.

De tweede aandrijfmotor 15 is, evenals de eerste 35 aandrijfmotor 4, bij benadering liggend opgesteld, waarbij de hartlijnen van de cylinders van deze motoren zich dwars op de rijrichting A uitstrekken en een geringe scherpe hoek met het horizontale vlak insluiten. Op deze wijze wordt niet alleen een lagere zwaartepunt-ligging van de trekker 8500760

* V

- 4 - bewerkstelligd, maar tevens de mogelijkheid geopend om een gunstige opstelling van de nog te beschrijven aandrijving van aftakassen te bewerkstelligen. De cylinderkoppen van de tweede aandrijfmotor 15 zijn, gezien in fig. 2 en met 5 betrekking tot de rijrichting A, naar de linkerzijde van de trekker gekeerd, terwijl de cylinderkoppen van de eerste aandrijfmotor 4 naar de rechterzijde van de trekker zijn gekeerd. Hierdoor zijn uitgaande assen 16 resp. 17 van de aandrijfmotor 4 resp. 15, gerekend in een richting dwars 10 op het symmetrievlak 11, op afstand van elkaar en, in bovenaanzicht, aan weerszijden van de gesteldrager 8 gelegen.

(fig. 2). De voorzijde van de tweede motor 15 is direct nabij het voorste einde van het gestel 1 resp. 8 geplaatst.

De aan de achterzijde van de motor 15 uittredende 15 as 17 vormt de ingaande as van een vanuit de bestuurdersca-bine 6 bedienbare koppeling 18, waarvan de horizontale, evenwijdig aan het symmetrievlak 11 achterwaarts uitstekende uitgaande as de ingaande as vormt van een vertragingsmecha-nisme 19 dat omgeven wordt door een huis 20 dat zich in 20 een richting (die dwars gericht is op het symmetrievlak 11) vanaf de uitgaande as 17 in een richting vanaf het symmetrievlak 11 schuin zijwaarts en neerwaarts uitstrekt tot op een hoogte die ongeveer overeenkomt met de onderzijde van de eerste aandrijfmotor 4. Hierdoor kan de voorzijde 25 van de tweede motor nabij het voorste einde van het gestel-deel 8 worden opgesteld (indien de uitgaande as aan de voorzijde van de motor 15 zou zijn geplaatst, zou de motor 15 in verband met de aandrijving van lager opgestelde werktuigen aan de voorzijde van de trekker, meer achterwaarts moeten 30 worden geplaatst). Gezien in zijaanzicht volgens fig. 1 is het huis 20 van het mechanisme 19 tussen de voorzijde van de motor 4 en de achterzijde van de koppeling 18 gelegen. De motor 4 ligt grotendeels op geringere afstand van de grond dan de onderzijde van de motor 15, welke onderzijde 35 bij benadering ter hoogte van de bovenzijde van de motor 4 is opgesteld.

In het huis 20 is een rij om horizontale, in de rijrichting A gelegen assen draaibare, met elkaar in aan- 8500760 * 1 - 5 - grijping zijnde tandwielen opgesteld, waarvan de draaiings-assen bij voorkeur in één schuin neerwaarts gericht vlak zijn gelegen.

De draaiingsas van één van der tandwielen dat van 5 het mechanisme 19 deel uitmaakt, en welke draaiingsas op een hoogte tussen de onderzijde van de drager 8 en de bovenzijde van het differentieel 12 is gelegen, is in voorwaartse richting als uitgaande as 21 uitgevoerd. De tandwieloverbrenging tussen de ingaande as van het mechanisme 19 10 aan de bovenzijde van zijn huis 20 en de uitgaande as 21 is zodanig dat het uitgaande toerental van de tweede aandrijfmotor 15 van ongeveer 2000 omw/min wordt teruggebracht tot ongeveer 1000 omw/min. Het mechanisme 19 omvat nabij het onderste uiteinde van zijn huis 20 een 15 tweede uitgaande as 22, die evenals de uitgaande as 21 in horizontale richting uittreédt, echter in dit geval naar de achterzijde. De tandwieloverbrenging binnen het mechanisme.

19, die tussen de naar voren uitstekende uitgaande as 21 en de naar achteren uitstekende uitgaande as 22 is gelegen, 20 bewerkstelligt geen verdere vertraging van het ingaande toerental, echter wel een uitgang die op een kleinere afstand boven de grond is gelegen dan de uitgang die door de as 21 wordt bewerkstelligd. De uitgaande as 22 is ongeveer ter hoogte van de wielas van de achterwielen 2 gelegen.

25 De uitgaande as 21 is door middel van een van universele koppelingen voorziene telescopisch schuifbare aandrijfas 23 gekoppeld met een voorste aftakas 24, die is gelegerd in de steunen 14 alsmede in een nabij de voorzijde van de drager 8 opgestelde steun 25. Aan weerszijden van 30 de aftakas 24 zijn dragers 26 aangebracht, die zich vanaf de drager in neerwaartse richting uitstrekken en die de achtereinden van onderste hefarmen 27 van een voorste drie-puntshefinrichting 28 zwenkbaar legeren. Een bovenste hefarm 29 van de hefinrichting 28 is verzwenkbaar gelegerd aan 35 de voorzijde van de drager 8. De armen van de hefinrichting 28 zijn met behulp van niet getekende, bij voorkeur dubbel-werkende, vanuit de cabine 6 bedienbare hydraulische cylinders met kracht zowel opwaarts als neerwaarts beweegbaar.

De aftakas 24 is tussen de bovenzijde van het ✓ 85 00 760 « w - 6 - differentieel 12 en de onderzijde van de drager 8 gelegen.

De zwenkbare bevestiging van de onderste hefarmen 27 aan de steunplaten 26 ligt lager dan de onderzijde van de wiel-drager 9.

5 De uitgaande as 21 van het mechanisme 19 verzorgt derhalve de aandrijving van de voorste aftakas van de trekker met een omwentelingssnelheid van ongeveer 1000 omw/min.

De achterwaarts gerichte uitgaande as 22 van het mechanisme 19 is door middel van een van universele koppe-10 lingen voorziene, in bovenaanzicht naast de motor 4-gelegen aandrijfas 30 in aandrijvende verbinding met een ingaande as van een aandrijfmechanisme 31, dat zich, gezien in bovenaanzicht vanaf een zijkant,van de cabine tot nabij het symmetrie-vlak 11 uitstrekt op een plaats die achter de aandrijving 15 van de achterwielen is gelegen. De ingaande as van het mechanisme 31 waarop de as 30 is aangesloten, heeft een afstand tot het symmetrievlak 11 die gelijk is aan de afstand tussen de uitgaande as 22 tot het vlak 11. De aandrijfas 30 is in bovenaanzicht dan ook evenwijdig aan het vlak 11 opgesteld 20 en bevindt zich op een afstand van het vlak 11 die ongeveer gelijk is aan de helft van de breedte van de cabine 8. Vanaf zijn ingaande as strekt het huis van het aandrijfmechanisme 31 zich in de richting van het symmetrievlak 11 uit en bezit een uitgaande as 32, die horizontaal is gericht en waarvan 25 de hartlijn in het symmetrievlak 11 is gelegen. Deze uitgaande as 32 bewerkstelligt een achterste aftakas van de trekker die eveneens met 1000 omw/min aandrijfbaar is.

Gezien in bovenaanzicht is het aandrijfmechanisme 31 nabij de achterzijde van de cabine 8 en achter de wielas 30 van de achterwielen 2 gelegen. De aftakas 32 is aan een achterste driepuntshefinrichting 33 van een trekker toegevoegd en kan door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 34 worden gebruikt voor het aandrijven van aan de hefinrichting 33 bevestigde werktuigen, zoals 35 in het geval volgens fig. 1, een roterende eg 35 met om opwaartse assen aandrijfbare tandenparen.

Op analoge wijze is de voorste aftakas 24 door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 38 koppelbaar met een aan de voorste hefinrichting 28 be- 8*Ή)7δ0 - 7 - vestigd werktuig 36, in dit geval eveneens een roterende eg met om verticale assen aandrijfbare tandenparen. De voorste hefinrichting 28 is in het bijzonder geschikt voor het aankoppelen van een via de tussenas 36 bijvoorbeeld op hydrau-5 lische wijze aangedreven rol, die zich over de gehele trekker-breedte uitstrekt. De rol, die door middel van aan zijn omtrek aangebrachte grijporganen in de grond grijpt wordt . bij voorkeur aangedreven met een omtrekssnelheid die gelijk aan of iets groter is dan die van de wielen 2,3 zodat de tweede 10 motor 15 eveneens voor de voortstuwing van de trekker kan worden benut. Deze voortstuwing is vrijwel onafhankelijk van slipverschijnselen, zoals bij wielen.

De ten opzichte van de uitgaande as 17 van de motor 15 aan de andere zijde van het symmetrievlak 11 gelegen, 15 aan de voorzijde van de motor 4 in voorwaartse richting uitstekende uitgaande as 16 van deze aandrijfmotor, die gekoppeld is aan de uitgaande as van de versnellingsbak 5, is door middel van een van universele koppelingen voorziene, telescopisch uitschuifbare tussenas 37 gekoppeld 20 met de ingaande as 13 van het differentieel 12, dat de beide voorwielen 3 aandrijft. Gezien in zijaanzicht is de horizontaal opgestelde tussenas 37 op afstand onder de in dat aanzicht eveneens horizontale aandrijfas 23 gelegen. Gezien in bovenaanzicht (fig. 2), sluiten de aandrijfassen 23 25 en 37 onderling een scherpe hoek van ongeveer 45° met elkaar in.

Tijdens bedrijf worden de achterwielen 2 van de trekker via een achterste uitgaande as van de motor 4, de versnellingsbak 5 en het bijbehorende differentieel door 30 de aandrijfmotor 4 aangedreven.

De tweede aandrijfmotor 15 drijft uitsluitend aftakassen (de voorste aftakas 24 en de achterste aftakas 32) aan. De uitgaande as 17 van de motor 15 bewerkstelligt via de' koppeling 18 aandrijving van de tot het vertragings-35 mechanisme 19 behorende tandwielen, die via de uitgaande as 21, de tussenas 23 de voorste aftakas 24 aandrijven.

De onderste uitgaande as 22 van het vertragingsmechanisme 19 drijft via de aandrijfas 30 en het aandrijfmechanisme 31 de achterste aftakas 32 aan.

85 00 7 60 * y - 8 -

De dimensionering van de trekker volgens de uitvinding is erop gericht een gronddruk van de voorwielen 3 en een gronddruk van de achterwielen 2 van ongeveer dezelfde grootte te verkrijgen. Daartoe is de eerste aandrijfmotor 5 4, gezien in zijaanzicht, ongeveer midden tussen de assen van de voor- en achterwielen aangebracht, zodat zijn gewicht de achterwielen 2 en de voorwielen 3 ongeveer gelijkmatig belast. De tweede aandrijfmotor 15 belast met zijn gewicht vrijwel uitsluitend de voorwielen 3. De versnellingsbak 10 5 en het bijbehorende differentieel belasten vrijwel uitsluitend de achterwielen 2, terwijl het gewicht van de cabine 6 nog ten dele op de voorwielen 3 rust. Hierdoor wordt bereikt dat gronddelen in één der wielsporen door de voorwielen en de achterwielen door dezelfde druk worden belast 15 en wordt voorkomen dat, zoals bij een grotere gronddruk van bijvoorbeeld achterwielen dan die van de voorwielen zou optreden, de gronddelen in het wielspoor hoger worden belast dan noodzakelijk is. Hierdoor wordt het structuurbe-derf van de grond die plantengroei belemmert, aanzienlijk 20 verminderd ten opzichte van de door bekende trekkers uitgeoefende gronddruk.

Het gewicht van de trekker is relatief laag, omdat twee motoren tezamen met hun aandrijvingsmechanismen lichter zijn dan één motor met het dubbele vermogen, daar de bijbe-25 harende versnellingsbak, differentieel en aandrijfassen van de laatstbedoelde motor .naar.verhouding aanzienlijk zwaarder moeten worden uitgevoerd dan die van een motor met de helft van het vermogen, waarbij de tweede motor met een aandrijving is gekoppeld, waarbij een relatief hoog laagste 30 toerental (1000 omw/min) en derhalve een relatief laag koppel optreedt. In het uitvoeringsvoorbeeld worden bovendien motoren met luchtkoeling toegepast, die eveneens een lager gewicht hebben dan watergekoelde motoren. De om de zwenkas 10 vrij verzwenkbare wieldrager 9 bewerkstelligt dat alle 35 wielen van de trekker ongeacht de bodemoneffenheden steeds met de bijbehorende gronddruk op de grond rusten; indien dit niet het geval zou zijn, zou de gronddruk van de wel met de grond in aanraking zijnde wielen tijdelijk aanmerkelijk hoger zijn en tot structuurbederf van de grond leiden.

85 0 o 7 *50 - 9 -

Deze overwegingen zijn vooral van belang bij zaaibedbereiding.

In het getekende uitvoeringsvoorbeeld verzorgt de voorste rotoreg 36 een voorverkruimeling van de grond die de gronddelen losmaakt voordat de wielen over in het 5 wielspoor liggende gronddelen rijden (hetgeen eveneens struc-tuurbederf tegengaat) terwijl de achterste rotoreg 35 de grondverkruimeling, ook in de wielsporen, op meer verfijnde wijze teneinde voert.

Ook de kostprijs van twee motoren met een vermogen 10 van elk bijvoorbeeld 60 - 70 kW is aanzienlijk lager dan de kostprijs van één motor met een vermogen van 120 - 140 kW, aangezien de eerstgenoemde middelgrote motoren in aanzienlijk grotere series worden vervaardigd dan de laatstgenoemde motoren met een groot vermogen.

15 Verder treedt het voordeel op dat te allen tijde het vermogen van de tweede aandrijfmotor 15 geheel ter beschikking blijft voor de aandrijving van aangekoppelde werktuigen.

Bij trekkers met één aandrijfmotor die over het 20 dubbele vermogen beschikt, wordt, indien grotere trekkrachten moeten worden uitgeoefend, een in wezen onbeperkt deel van het vermogen gebruikt voor de voortstuwing van de trekker, slechts beperkt door het bereiken van het draaimoment van de aangedreven wielen waarbij wielslip optreedt; in dit 25 geval is onvoldoende vermogen ter beschikking voor het aandrijven van werktuigen (bijvoorbeeld tijdens het trekken of duwen van een diepcultivator en gelijktijdig aandrijven van de cirkeleg). Bij de trekker volgens de uitvinding kunnen de beide energiebronnen voor aandrijven en trekken geheel 30 gescheiden en onafhankelijk van elkaar worden gebruikt.

- conclusies - 8500760

Claims (37)

1. Trekker, in het bijzonder een landbouwtrekker, met een gestel, voor- en achterwielen, ten minste één brandstofmotor, een bestuurderscabine en ten minste één hefinrichting waarmee een. werktuig aan de trekker koppelbaar 5 is, met het kenmerk, dat een eerste brandstofmotor onder de cabine en een tweede brandstofmotor, gezien in bovenaanzicht, althans gedeeltelijk tussen de voorwielen is aangebracht .

2. Trekker volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10 dat de tweede motor, gerekend in de voorwaartse rijrichting, op afstand vóór een de bestuurderszitplaats omsluitende cabine is opgesteld.

3. Trekker volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de tweede motor, gezien in bovenaanzicht, vóór de eerste 15 motor is opgesteld.

4. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste motor in zijaanzicht tussen de wielassen van de voor- en achterwielen is gelegen.

5. Trekker volgens conclusie 4, met het kenmerk, 20 dat de eerste motor ongeveer midden tussen de wielassen is gelegen.

6. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede motor in bovenaanzicht boven de wielas van de voorwielen is opgesteld.

7. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de krukas van ten minste één der motoren, in bovenaanzicht, zijdelings naast het nabij de hartlijn van de trekker aangebrachte gestel is aangebracht.

8. Trekker met een gestel, ten minste één brandstof- 30 motor en ten minste één hefinrichting waarmee een werktuig aan de trekker koppelbaar is, met het kenmerk, dat de krukas van ten minste één der motoren, in bovenaanzicht, zijdelings naast hé: nabij de hartlijn van de trekker aangebrachte gestel is aangebracht.

9. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste motor aan zijn voorzijde een naar voren gerichte uitgaande as en aan zijn achterzijde een naar achteren gerichte uitgaande aandrijfas bezit. 8500760 v - ./* c*. .· - 11 -

10. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede motor een aan zijn achterzijde aangebrachte uitgaande as bezit ter aandrijving van ten minste één aftakas.

11. Trekker met een gestel,ten minste één brandstof motor en ten minste één hefinrichting waarmee een werktuig aan de trekker koppelbaar is, met het kenmerk, dat de trekker een tweede brandstofmotor bezit met een aan zijn achterzijde aangebrachte uitgaande as ter aandrijving van ten minste 10 één aftakas.

12. Trekker volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de tweede motor zowel een voorste aftakas als een achterste aftakas aandrijft.

13. Trekker volgens conclusie 12, met het kenmerk, 13 dat beide aftakassen zich in het symmetrievlak van de trekker bevinden.

14. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede motor uitsluitend aftakassen aandrijft.

15. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste motor uitsluitend trekkerwie-len aandrijft.

16. Trekker volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de eerste motor zowel voorwielen als achterwielen van 25 de trekker op mechanische wijze aandrijft.

17. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een achterste deel van de trekker dat de eerste motor, versnellingsbak, differentieel, aandrijfassen voor de achterwielen en de cabine omvat, tot een in 30 de handel verkrijgbare trekker behoort.

18. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede motor een aftakas aandrijft, die onder de motor is gelegen.

19. Trekker met een gestel, ten minste één brandstof-35 motor en ten minste één hefinrichting waarmee een werktuig aan de trekker koppelbaar is, met het kenmerk, dat de trekker een tweede motor omvat, die een aftakas aandrijf, die onder de motor is gelegen. 8500760 - 12 -

20. Trekker volgens een der conclusies 12 - 19, met het kenmerk, dat de uitgaande as van de tweede motor door middel van eenzelfde vertragingsmechanisme de beide aftak-assen aandrijft.

21. Trekker volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het vertragingsmechanisme, gezien in zijaanzicht, tussen de eerste en tweede motor is opgesteld.

22. Trekker volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat het vertragingsmechanisme uitgaande assen omvat 10 die ter hoogte van de wielas van de achterwielen zijn gelegen.

23. Trekker volgens een der conclusies 20 - 22, met het kenmerk, dat het vertragingsmechanisme ten minste één uitgaande as bezit, die gerekend in verticale richting, 15 tussen de onderzijde van de tweede motor en de bovenzijde van een wieldrager van de voorwielen is gelegen.

24. Trekker volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de hartlijn van de voorste aftakas tussen de onderzijde van de tweede motor en de bovenzijde van de wieldrager is 20 gelegen.

25. Trekker volgens een der conclusies 20 - 24, met het kenmerk, dat een uitgaande as van het vertragingsmechanisme, gezien in bovenaanzicht zijdelings naast de eerste motor is opgesteld.

26. Trekker volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de uitgaande as door middel van een tussenas met een dwars op de rijrichting gelegen aandrijfmechanisme is gekoppeld dat de achterste aftakas aandrijft.

27. Trekker volgens conclusie 26, met het kenmerk, 30 dat het aandrijfmechanisme, gezien in bovenaanzicht, achter de aandrijving van de achterwielen is opgesteld.

28. Trekker volgens een der conclusies 9-27, met het kenmerk, dat de naar voren gerichte uitgaande as van de eerste motor met een differentieel is gekoppeld dat de 35 ..voorwielen aandrijft.

29. Trekker volgens een der conclusies 9-28, met het kenmerk, dat de naar achteren gerichte uitgaande as van de eerste motor door middel van een versnellingsbak en differgitieel de achterwielen aandrijft. 8500760 o- * - 13 -

30. Trekker volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de naar voren gerichte uitgaande as van de eerste motor ' vanuit de versnellingsbak aandrijfbaar is.

31. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat beide motoren in ongeveer horizontale richting beweegbare zuigers bezitten.

32. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat beide motoren een maximaal vermogen van ongeveer 60 kW hebben.

33. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat beide motoren luchtgekoeld zijn.

34. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorwielen een diameter van ongeveer 125 cm. en een breedte van ongeveer 50 cm. bezitten.

35. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de achterwielen een diameter van ongeveer 160 cm. en een breedte van ongeveer 60 cm. bezitten.

36. Trekker volgens een der conclusies 1-33, met het kenmerk, dat de diameters van zowel de voorwielen als 20 de achterwielen ongeveer 120 cm. bedragen en de breedten van alle wielen ongeveer 60 cm. bedragen.

37. Combinatie van een van een tweede aandrijfmotor voorziene trekker volgens een der voorgaande conclusies en ten minste één grondbewerkingsmachine. 25 -o-o-o-o-o- 8500760